direct naar inhoud van Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0986.BPbuitengebied2013-VG02

Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen/-appartementen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', met dien verstande dat het aantal recreatiewoningen/-appartementen niet meer mag bedragen dan aangeduid door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. een mini-camping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping', met dien verstande dat aantal kampeer plaatsen niet meer mag bedragen dan aangeduid door middel van de aanduiding 'maximum aantal kampeerplaatsen';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin;
    • 2. horeca, ondergeschikt en inherent aan de verblijfsrecreatieve functie;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 5. landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie;
    • 6. wonen in een bedrijfswoning.
17.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 41.2.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Voor de voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 17.1 genoemde bestemming, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak;
  • b. één bedrijfswoning per aaneengesloten bestemmingsvlak;
  • c. de daar bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
17.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. de goothoogte mag maximaal 5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag maximaal 10 m bedragen;
  • f. gebouwen dienen te worden afgedekt met een kap, met een dakhelling van minimaal 25° en maximaal 45° dan wel dezelfde dakhelling als de kap van de bestaande bebouwing als die wordt verbouwd of daarop wordt aangesloten;
  • g. de inhoud van de bedrijfswoning mag minimaal 250 m³ en maximaal 750 m³ bedragen.
  • h. het vloeroppervlak van gebouwen in gebruik voor aan de verblijfsrecreatie ondergeschikte en inherente horeca mag maximaal 25 m² bedragen.
17.2.3 Overige regels

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken mag maximaal 10 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1 m en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2 m mag bedragen.
17.3 Nadere eisen
17.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
17.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 17.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. de stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 17.2.2 onder a voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van gebouwen, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

met dien verstande dat:

    • 1. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de perceelsgrens minimaal 5 m zal bedragen.
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. woondoeleinden, anders dan in een bedrijfswoning en de daar bijbehorende bouwwerken;
  • b. permanente bewoning van een recreatiewoning/-appartement;
  • c. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • d. detailhandel, anders dan ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • e. groothandel;
  • f. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • h. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
17.5.2 Huisvesting ten behoeve van mantelzorg

In de bedrijfswoning en eventuele aanbouwen is huisvesting ten behoeve van mantelzorg toegestaan, mits

  • a. dit niet leidt tot het ontstaan van een nieuwe zelfstandige woning;
  • b. er een inpandige verbinding is tussen de hoofdwoning en het gedeelte dat voor mantelzorg wordt benut;
  • c. zodra de noodzaak is komen te vervallen, de mantelzorg wordt beëindigd.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

17.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing.

17.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

17.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.