Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bedrijf Schepersweg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0957.BP00000257-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1. plan:
het bestemmingsplan "Bedrijf Schepersweg" van de gemeente Roermond.
 
2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0957.BP00000257-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.  
 
3. aan- en/of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw vast gebouwd bouwwerk, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze regels wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld met een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.
 
4. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
5. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
6. archeologische waarde:
waarde die bestaat uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang is en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.
 
7. bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
8. bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
 
9. bedrijfsactiviteit:
het beroepsmatig uitoefenen van bedrijvigheid met gebruikmaking van machines dan wel door middel van handwerk en geen kantoor zijnde.
 
10. bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
 
11. bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
 
12. begane grond:
bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een souterrain.
 
13. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
14. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
15. bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
 
16. bijgebouw:
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
 
17. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk.
 
18. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
19. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
20. bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
21. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
22. bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is.
 
23. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
24. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
25. geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
 
26. hoofdgebouw:
een gebouw dat door zijn constructie, afmetingen of situering, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.
 
27. horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, één en ander al dan niet in combinatie met ondersteunende activiteiten of met een vermaaksfunctie, met uitzondering van seksinrichtingen.
 
28. nutsvoorzieningen:
op het openbare net aangesloten werken en/of bouwwerken ten behoeve van het openbare net, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
 
29. peil:
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
 
30. prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
31. sexinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of gelegenheid wordt geboden seksuele handelingen te verrichten dan wel vertoningen en/of voorstellingen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan:
  • een prostitutiebedrijf;
  • een raamprostitutiebedrijf;
  • een erotische massagesalon;
  • een seksbioscoop;
  • een sekstheater;
  • een parenclub;
  • geheel of gedeeltelijke bedrijfsvoering in overwegend seksueel geaarde dienstverlening;
al dan niet in combinatie met elkaar.
 
32. verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan "Bedrijf Schepersweg" van de gemeente Roermond, bestaande uit de digitale en analoge verbeelding met nummer nr. NL.IMRO. 0957.BP00000257-VG01.
 
33. voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is/zijn of word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.
 
34. waterhuishouding:
het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1. de afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
 
2.2. de bedrijfsvloeroppervlakte
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
 
2.3. de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.4. breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
 
2.5. breedte van een zone langs een watergang
vanaf de insteek van de betreffende zijde van de watergang.
 
2.6. de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.7. de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.8. de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.9. de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.10. aanvullende bepalingen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Bedrijf
 
3.1. Bestemmingsomschrijving
 
De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een bedrijf voor opslag van materiaal en machines ten behoeve van bestratingen en groenservice;
  2. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. water- en huishoudkundige voorzieningen.
3.2. Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op de als "Bedrijf" bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 3.1. genoemde functies worden gebouwd;
  2. gebouwen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ bedraagt de bouwhoogte ten hoogste de op de verbeelding weergegeven maat.
3.2.2. Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 meter;
  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen bedraagt ten hoogste 5 meter.
3.3. Specifieke gebruiksregels
 
Tot een strijdig gebruik van de gronden en opstallen worden in elk geval gerekend:
  1. het gebruik als staanplaats of ligplaats voor onderkomens;
  2. het gebruik voor wonen;
  3. het gebruik voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, detailhandel en horeca.
3.4. Afwijken van de gebruiksregels
 
3.4.1. Afwijking gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.1, ten behoeve van:
  1. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als omschreven in 3.1;
  2. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving hoger zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder 3.1.
3.4.2. Voorwaarden
Bij het verlenen van de in 3.4.1. bedoelde omgevingsvergunning dient het onderstaande in acht te worden genomen:
  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling betrokken te worden: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continu karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
  3. er dient voldaan te worden aan de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 1 Parkeernormen van deze regels, waarbij parkeren op eigen terrein uitgangspunt is. Voor de toepassing dienen de normen uit de kolom "rest bibeko & bubeko" gebruikt te worden.
Artikel 4 Waarde - Archeologie historische kern
 
4.1. Bestemmingsomschrijving
  1. De voor ‘Waarde-Archeologie historische kern’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
  2. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
4.2. Bouwregels
 
Op de voor ‘Waarde-Archeologie historische kern’ aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:
  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering of;
  2. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken, of;
  3. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100 m2.
4.3. Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:
  1. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of:
  2. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichte van archeologisch vervolgonderzoek.
4.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.4.1. Aanlegverbod
Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie historische kern' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen op een grotere diepte dan 40 centimeter, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke archeologische vindplaatsen worden uitgevoerd;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  3. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze voorwerpen in de grond drijven.
4.4.2. Uitzondering
Het in 4.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
4.4.3. Voorwaarden voor verlening
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. de werken of werkzaamheden plaatsvinden in een evident eerder verstoorde bodem, of;
  2. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvind van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
4.5. Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
 
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1. Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
 
6.1.1. Overschrijding voorgeschreven maten
Indien afstanden tot bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
6.1.2. Minimaal toelaatbare maten
In die gevallen dat afstanden tot bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
6.1.3. Heroprichting van gebouwen
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 6.1.1 en 6.1.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
 
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
7.1. Strijdig gebruik
 
Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik voor een seksinrichting;
  2. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  3. het gebruik van niet-bebouwde staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  4. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  5. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  6. het gebruik van gronden, bouwwerken en/of gebouwen voor het opslaan van consumentenvuurwerk binnen de veiligheidsafstand, die ten opzichte van (beperkt) kwetsbare objecten en geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten moet worden aangehouden, zoals verwoord in het Vuurwerkbesluit.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
 
8.1. Geluidzone - industrie
 
8.1.1. Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
 
8.1.2. Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals omschreven in de Wet geluidhinder, worden gebouwd.
 
8.1.3. Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege de inrichting op de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
 
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1. Afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
  1. de maatvoering (inclusief percentages) met ten hoogste 15%;
  2. geringe afwijkingen, van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking niet meer dan 2,00m bedraagt.
9.2. Voorwaarden
 
9.2.1. Voorwaarden ten aanzien van de situering
Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de in 9.1. bedoelde bouwwerken, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van deze bouwwerken ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
 
9.2.2. Geen onevenredige afbreuk aan gebruiksmogelijkheden
De in artikel 9.1. genoemde vergunning mag slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
 
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
10.1. Algemene wijziging
 
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:
  1. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 25%;
  2. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht;
  3. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  4. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
 
Artikel 11 Algemene procedureregels
 
Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:
  1. het ontwerpbesluit ligt gedurende tenminste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  2. burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging van het ontwerpbesluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  3. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
  4. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 12 Overige regels
 
12.1. Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
12.2. Parkeren
 
12.2.1. Bepaling met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein
Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om het parkeren op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor bezoekers, conform de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 2 Parkeernormen. Voor de toepassing dienen de norm uit de kolom "rest bibeko & bubeko" gebruikt te worden.
 
12.2.2. Afwijken van het benodigd aantal parkeerplaatsen
Het bevoegd gezag kan afwijken van het in artikel 12.2.1 bepaalde indien anderszins in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
 
12.3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
  1. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde);
  2. de inrichting van terreinen;
  3. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
  4. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1. Overgangsrecht bouwwerken
 
13.1.1. Algemeen overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gedaan.
13.1.2. Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde in 13.1.1 met maximaal 10 %.
 
13.1.3. Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het bepaalde in 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
13.2. Overgangsrecht gebruik
 
13.2.1. Algemeen overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
13.2.2. Wijzigen strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
13.2.3. Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 13.2.2, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
13.2.4. Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 14 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald onder de naam ‘Regels van het bestemmingsplan Bedrijf Schepersweg’.