direct naar inhoud van 8.3 Externe veiligheid
Plan: Buitengebied De Voorste Stroom
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008029-e001

8.3 Externe veiligheid

Algemeen

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen). Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten, regelingen en andere documenten. De belangrijkste zijn:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen van 2004;
  • Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van 2004;
  • Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen van 1984;
  • Circulaire "Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zondering langs transportleidingen voor brandgare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie" 1991;
  • Brief "Externe Veiligheid en transportleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3 in de interimperiode" d.d. 5 augustus 2008 (Ministerie van VROM);
  • Document "Risicoafstanden buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3" d.d. augustus 2008 (RIVM).

De normen in de besluiten zijn vastgelegd in de vorm van grenswaarden en richtwaarden. De grenswaarden geven de milieukwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste in stand moet worden gehouden. De richtwaarden geven de kwaliteit aan die op een bepaald tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt en die, waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan bovengenoemde normen. De ontwikkelingen zijn niet toegestaan als deze leiden tot een overschrijding van de grenswaarden, terwijl van de richtwaarden kan worden afgeweken. Het externe risico wordt uitgedrukt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het beleid is er op gericht om geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat er afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:

  • 1. de kans op een ongeval;
  • 2. het effect van het ongeval;
  • 3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
  • 4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.

Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de calamiteit.

Het groepsrisico laat zich niet in de vorm van een risicocontour op een kaart weergeven, maar kan wel worden vertaald in een dichtheid van personen per hectare. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied van een hier bedoeld ongeval aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is. Het ijkpunt, waarbinnen gezocht moet worden naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen, voor het groepsrisico is vastgelegd in een oriëntatiewaarde. Langs transportverbindingen zijn de oriëntatiewaarden 10-4 per jaar voor 10 slachtoffers, 10-6 per jaar voor 100 slachtoffers, 10-8per jaar voor 1000 slachtoffers etc.

Op grond van artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is het vereist invulling te geven aan de Verantwoordingsplicht bij het opstellen van een bestemmingsplan als het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron. Voor het groepsrisico ten gevolge van transportbronnen is de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen gepubliceerd. Ook deze circulaire kent het principe van de verantwoordingsplicht.

Beschrijving en ligging plan

De Voorste stroom omvat een gebied wat betiteld kan worden als agrarische omgeving gelegen aan de Noordoostelijke zijde van Tilburg. In dit plangebied vinden ten opzichte van de bestaande situatie wijzigingen plaats, deze wijzigingen liggen aan de noordelijke zijde tegen het spoor. Hier vindt een uitbreiding plaats met sportvelden. Ook worden in het plan evenementen en recreatie mogelijk gemaakt bij de waterzuivering, is er een plek gezocht voor biologische stadsboerderij 't Rooie Bietje, wordt aan de Broekstraat een Bed& Breakfast mogelijk gemaakt en kan de manege uitbreiden.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In het plan zijn transportroutes aanwezig waarover of waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Dit zijn:

  • De A58, A65, het knooppunt de Baars en de Burgemeester Bechtweg (N261) vormen een onderdeel van de routering gevaarlijke stoffen;
  • Over de Brabantroute (het spoor van Roosendaal naar Venlo) worden eveneens relevante hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd.
  • Sabic-leiding waardoorheen k1-k2-k3 vloeistoffen worden getransporteerd
  • Hogedruk (regionale) aardgasleidingen
  • Het Wilhelminakanaal

Rapport

Er is een veiligheidsrapport gemaakt door Grontmij in opdracht van de gemeente Tilburg. Hierin is met RBM II doorgerekend wat de uitbreiding van het Longa terrein betekent in veiligheidstermen. De berekening heeft plaatsgevonden met de vervoergegevens uit de prognosecijfers van 2020 uit 2007. Aangezien in de prognosecijfers bestaan uit een minimum en een maximum aantal verwachte vervoersgegevens zijn beide aantallen in de berekeningen meegenomen.

Daarnaast is de gasunie gevraagd een berekening te maken voor de hogedruk aardagasleidingen nabij het Longaterrein en het rioolgemaal.

Plaatsgebonden Risico

Uit de berekeningen blijkt dat er m.b.t. het Longaterrein geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour (10-6).

Verantwoording Groepsrisico

Zowel bij het minimale als bij het maximale aantal vervoersgegevens blijkt dat er een toename plaatsvindt van het groepsrisico. Dit heeft te maken met het groter aantal personen dat zich op de sportvelden zal bevinden. De oriëntatiewaarde wordt met de toename van het groepsrisico niet overschreden.

Er wordt invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht.

Advies brandweer

Er zijn voor dit plan twee adviezen van de brandweer binnen gekomen.

Hieronder een opsomming:

  • Door de aanwezigheid van het Wilhelmina kanaal zijn de vluchtroutes beperkt. Het vluchten kan uitsluitend langs de Hoevende Kanaaldijk en de Meijerijstraat.
  • Een evacuatie vanaf het evenemententerrein zal naar alle waarschijnlijkheid niet erg snel kunnen verlopen.
  • Het spoor (risicobron) en het sportterrein zijn slecht bereikbaar. Deze is uitsluitend via de Hoevense kanaaldijk te benaderen, wat tevens als vluchtroute dient. Er wordt geadviseerd om een nieuwe toegangsweg te creëren voor het spoor.
  • De gebouwen op het sportterrein zo ver mogelijk van het spoor positioneren (minimaal 200m)
  • Bij gebruik van mechanische ventilatie: een afsluitbare mechanische ventilatie aanbrengen. Dit om bij vrijkomende toxische stoffen deze uit te kunnen zetten en op deze wijze personen enige tijd te kunnen beschermen tegen toxische stoffen.
  • Het gebouw zodanig ontwerpen dat er geen grote glasoppervlakten of openslaande ramen aan de zijde van het spoor.
  • Goed communicatieplan op te stellen en uit te voeren zodat actief gecommuniceerd wordt over de risico's en de werknemers en bewoners op de hoogte zijn en weten wat ze moeten doen bij een ongeval.
  • Ontruimingsplan, nooduitgangen en vluchtplannen. Aandacht moet worden besteed aan goede noodplannen, hoorbaarheid van sirenes, noodplannen en vluchtplannen.
  • Bij de vergunning voor de evenementen met rekening gehouden worden met een snelle ontruiming van het terrein als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen. Hierbij rekening houden met een goede communicatie en duidelijke vluchtroutes.
  • Om het Wilhelminakanaal te kunnen gebruiken als bluswatervoorziening moet er een opstelplaats gecreëerd worden naast het kanaal.
  • Het secundaire bluswater ter plaatse van strategische plaatsen te verbeteren door het aanbrengen van geboorde putten en bluswaterwinplaatsen.
  • De gemeente Tilburg en de veiligheidsregio Midden en west Brabant zijn ingericht om tijdig een adequate hulpverleningscapaciteit te leveren.

Mogelijke alternatieven

Er zijn geen alternatieven beschouwd voor de uitbreiding van het Longaterrein. Ook is er voor het evenemententerrein niet gekeken naar alternatieven.

Wel zal er bij eventuele nieuwbouw op de sportvelden van het Longaterrein gekozen worden de kantine, omkleedruimten en dergelijke op meer dan 200m uit het spoor te leggen. Dit om zoveel mogelijk de voorzieningen waar groepen mensen zich kunnen bevinden op afstand van het spoor te hebben.

De A58/A65

Binnen 200m van de wegen vinden geen ontwikkelingen plaats waardoor er sprake is van een toename van het groepsrisico. Er wordt dan ook ten aanzien van de wegen geen invulling gegeven van de verantwoordingsplicht.

Het spoor

Aan de zuidelijke zijde van het spoor vindt een uitbreiding plaats van de sportvelden. Hiermee neemt het groepsrisico toe. Wel blijft het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde.

De scenario's die hier kunnen plaatsvinden zijn brand, explosie en toxische wolk.

Bij brand en een explosie is het van belang dat personen snel het gebied kunnen verlaten. Voor brand bedraagt dit ongeveer 60m. Bij een explosie zullen de aanwezige personen zo snel mogelijk op ongeveer 200m uit het spoor moeten bevinden. Bij het scenario toxisch moet men binnen kunnen schuilen waarbij de lucht zoveel mogelijk wordt uitgesloten.

Alarmering is van belang om tijdig op een incident te kunnen reageren. De waspalen bedekken het gebied waar de uitbreiding van de velden plaatsvindt. Eventuele nieuwbouw van de gebouwen op het Longaterrein of uitbreiding hiervan vindt uitsluitend plaats buiten 200m uit het spoor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2008029-e001_0029.jpg"

Sabic-leiding

Door het plangebied loopt een 8" leiding voor transport van vloeibare koolwaterstoffen (PRB-leiding) welke in eigendom en beheer is van SABIC Pipelines BV. De relevante kenmerken van de PRB-leiding zijn:

a. Eigenaar /beheerder van de buisleiding: SABIC Pipelines BV.

b. Diameter: 8 inch.

c. Ontwerpdruk: 80 bar.

d. Getransporteerde stof: naftaleen - K1 vloeistof.

Voor de K1-K2-K3 buisleidingen geldt dat het beleid voor externe veiligheid momenteel sterk in ontwikkeling is. Het Ministerie van VROM geeft in de brief met titel "Externe Veiligheid en transportleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3 in de interimperiode" d.d. 5 augustus 2008, alsmede met het document "Risicoafstanden buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3" d.d. augustus 2008 van het RIVM aan hoe met buisleidingen in bestemmingsplannen zou moeten worden omgegaan in deze interim-periode. Inmiddels is ook het concept Besluit externe veiligheid buisleidingen gepubliceerd, maar nog niet goedgekeurd. De genoemde documenten zijn alle terug te vinden op www.rivm.nl. Het voorgenomen beleid regelt op vergelijkbare wijze als het Bevi de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Er worden normen en richtwaarden gesteld voor het plaatsgebonden risico en er geldt een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.Momenteel worden door VROM de volgende afstanden gehanteerd voor de PRB-leiding (80 bar, 8 inch):

a. 10-6 plaatsgebonden risico: 12 meter aan weerszijden van de leiding.

b. Invloedsgebied groepsrisico (1 % letaliteit): 31 meter aan weerszijden van de leiding.

Leiding   Werkdruk   Diameter   PR-contour (10-6-plaatsgebonden risico-contour)  
Naftaleen   80 bar   8"   12 m aan weerszijden  

De leiding is op de verbeelding van het bestemmingsplan aangegeven met de dubbelbestemming "Leiding-Brandstof". In artikel 25 van de regels is e.e.a. uitgewerkt. De belemmeringenstrook bedraagt 5 m aan weerszijden.

De PR-contour is op de verbeelding van het bestemmingsplan aangegeven met de gebiedsaanduiding "Veiligheidszone-bevi". In artikel 37 van de regels is e.e.a. uitgewerkt.

Binnen het invloedsgebied van de naftaleiding vinden geen ontwikkelingen plaats. Er is dan ook geen verdere invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico m.b.t. de leiding.

Gasontvangststation

Ter hoogte van de Eindhovenseweg (plankaart 4) bevindt zich een gasontvangststation (G.O.S.). Voor wat betreft de aan te houden veiligheidsafstanden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bestaande gasontvangstations is de Wet Milieubeheer en de NEN 1059 "Eisen voor gasdrukregel- en meetstations met een inlaatdruk lager dan 100 bar" van toepassing. Het onderhavige GOS valt onder een type B, categorie C inrichting. Volgens tabel 2 van hoofdstuk 4, dient de minimale bebouwingsafstand voor "Woningen" en "objecten categorie I" 15/25 meter en voor "objecten categorie I I " 4 meter te bedragen bij stations tot en met/boven 40.000 mVhr.

(Regionale) aardgastransportleidingen

In het gebied liggen een drietal hogedruk aardgasleidingen. Dit zijn:

Leidingnr.   Diameter   Ontwerpdruk   Belemmeringen strook  
Z-522-01   12"   40 bar   4 meter weerszijden  
Z-522-02   4"   40 bar   4 meter weerszijden  
Z-520-01   12"   40 bar   4 meter weerszijden  

De ligging van de leidingen is zodanig dat deze tegen de sportvelden en langs het rioolgemaal liggen. Hiermee zal naar alle waarschijnlijkheid het groepsrisico toenemen. Aan de gasunie is gevraagd om een berekening voor de gasleidingen uit te voeren. Bij gasleidingen kan door een lek in de leiding het gas ontbranden. Ontruiming vindt plaats in een straal van ongeveer 1300m. Dit om ontsteking van de gaswolk en gewonden te voorkomen. Men moet dus nabij een gasleiding het gebied snel kunnen ontruimen.

Voor een regionale aardgastransportleiding geldt een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de as van de leiding. De leiding met nummer Z-522-01 (diameter 12" en druk 40 bar) kent een toetsingsafstand van 30 meter, de leiding met nummer Z-522-02 (diameter 4" en druk 40 bar) kent een toetsingsafstand van 20 meter en de leiding met nummer Z-520-01 (diameter 12" en druk 40 bar) kent een toetsingsafstand van 30 meter.

Evenementen

Op het terrein van het rioolgemaal worden evenementen georganiseerd. De omvang van deze evenementen is redelijk beperkt, echter zou bij het inrichten van een evenemententerrein rekening gehouden moeten worden met vluchtroutes door calamiteiten met hogedruk aardgasleidingen.

Bij het afgeven van een evenementenvergunning wordt niet gekeken naar mogelijke risicobronnen die van invloed zouden kunnen zijn, hier wordt niet op geanticipeerd.

Over het algemeen is er wel sprake van zelfredzame personen.

Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen

Door het ministerie van VROM wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe zoneringsregeling, ter vervanging van de thans vigerende circulaire "Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen" uit 1984. De in de circulaire opgenomen deterministische afstanden worden in de nieuwe regeling vervangen door een risicobeleid. Dit beleid zal naar verwachting eind 2009 in werking treden middels de AMvB Buisleidingen. Hierin zal met name het (PR) plaatsgebonden- en (GR) groepsrisico een prominente rol gaan spelen.

Plaatsgebonden risicocontour:

De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 is een grenswaarde. Binnen deze contour mogen zich geen kwetsbare bestemmingen bevinden. Voor beperkt kwetsbare bestemmingen geldt een genuanceerder beleid. Hiervoor is deze contour een richtwaarde. Tussen de 10-5 en 10-6 -contour mogen zich gemotiveerd beperkt kwetsbare bestemmingen bevinden.

Groepsrisico:

In tegenstelling tot een berekening van het plaatsgebonden risico, dat enkel een eigenschap is van de leiding, is het groepsrisico juist een eigenschap van de leiding én de omgeving van die leiding. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo'n ongeval kleiner zijn. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Wanneer we uitgaan van het nieuwe externe veiligheidsbeleid komen we tot de volgende veiligheidsafstanden:

Leidingnr. Z-522-01 => 1% letaliteitsgrens = 140 m, 100% letaliteitsgrens = 70 m.

Leidingnr. Z-522-02 => 1% letaliteitsgrens = 45 m, 100% letaliteitsgrens = 30 m.

Leidingnr. Z-520-01 => 1% letaliteitsgrens = 140 m, 100% letaliteitsgrens = 70 m.

Toelichting 1% letaliteitsqrens (9,8 kW/m2-contour'):

De 1% is de uiterste grens waarbinnen beïnvloeding van het GR mogelijk is. Dit kan door een toename van bebouwing inclusief bewoning, maar ook door bijvoorbeeld een wijziging van een bestaande bestemming in een nieuwe waardoor meer bemensing mogelijk is. Bijv. een oud pakhuis wordt omgebouwd tot een appartementencomplex, dus toename bewoning.

Toelichting 100% letaliteitqrens (35 kW/m2-contour):

Binnen de 100% afstand is de invloed van de leiding zodanig groot dat binnen deze afstand geen overleving mogelijk is. Toename van bebouwing en bewoning binnen deze afstand draagt sterk bij aan een verhoging van het GR.

Wilhelminakanaal

Over het Wilhelminakanaal vinden transporten plaats met gevaarlijke stoffen. De PR contour ligt binnen de randen van de oever. Er is geen sprake van een invloedsgebied buiten de oevers. Dit aspect is voor de verantwoording dan ook verder buiten beschouwing gelaten.

Zelfredzaamheid

Zoals hierboven omschreven is over het algemeen sprake van zelfredzame personen. De initiatieven voor 't Rooie Bietje en de uitbreidingsmogelijkheden voor manege Hooijen liggen buiten de invloedsgebieden van vervoersstromen voor gevaarlijke stoffen, en zijn verder dan ook niet meer beschouwd.

Beheersbaarheid/bestrijdbaarheid

Beschouwen van mogelijkheden om te blussen is noodzakelijk. Dit aspect geldt niet voor de uitbreidingsgebieden, maar mogelijk wel voor het overige buitengebied. Dit aspect moeten worden meegnomen in de structuurvisie veiligheid.

Communicatie

In Tilburg vindt geen actieve risicocommunicatie plaats.

Restrisico's

Door vervoer van gevaarlijke stoffen in buisleidingen (hogedruk aardgasleidingen) nabij het Longterrein en het rioolgemaal, waar meer personen vanwege een uitbreiding van de sportvelden (Longaterrein) en vanwege de activiteiten bij het rioolgemaal (recreatie, evenementen) neemt de hoeveelheid slachtoffers bij een calamiteit toe.

Conclusie

  • Er vindt een toename plaats van de risico's doordat het aantal personen toeneemt en/of er sprake is van een kortere afstand tot de bron.
  • Bij een evacuatie bij evenementen wordt geen rekening gehouden met bronnen die externe veiligheidsaspecten met zich mee brengen.
  • Tilburg heeft geen actieve risicocommunicatie, zodoende wordt de zelfredzaamheid als gevolg van een goed gecommuniceerde handelingsperspectief bij calamiteiten niet benut.
  • Het is niet duidelijk of er bij nieuwbouw op het Longaterrein rekening gehouden zal worden met de mogelijkheid ventilatie af te sluiten, waardoor schuilen in de gebouwen bij een toxische wolk mogelijk is.
  • Het Longaterrein en het rioolgemaal liggen binnen het bereik van de WAS-palen, zodat tijdig waarschuwen mogelijk is.
  • Er is voldoende capaciteit in de veiligheidregio om adequaat op een calamiteit te kunnen reageren.