direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen
Plan: Bedrijventerrein Kraaiven 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008016-e001

Artikel 3 Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Functie

De voor 'Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een verkooppunt motorbrandstoffen, zonder LPG;
  • b. bouwwerken van algemeen nut.
3.1.2 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. detailhandel in de vorm van een kiosk/serviceshop, met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m2 per bouwperceel;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • c. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. objecten voor beeldende kunst;
  • g. bouwwerken, geen gebouw zijnde,

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 3.1.1 genoemde functies.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;
  • d. de bouw- en/of goothoogte mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;
  • e. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan.
3.2.3 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak niet meer dan 15 m en op het onbebouwd erf niet meer dan 2 m bedragen.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Ontheffingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 23.1 en de ontheffingsvoorwaarden in 3.3.2 ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in 3.2.2 onder a voor bouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van entrees, overstekende daken, draagconstructies van de gebouwen, luifels, (draagconstructies van) reclame en hieraan gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. het bepaalde in 3.2.4 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen in het onbebouwd erf tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • c. het bepaalde in 3.2.4 onder b voor de hoogte en situering van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 30 m binnen het bouwvlak en tot een hoogte van maximaal 10 m in het onbebouwd erf voor bouwwerken, geen gebouw zijnde die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn.
3.3.2 Ontheffingsvoorwaarden

De in 3.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de bedrijfspresentatie, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;
  • b. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.
3.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in artikel 23.1 nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan genoemd in 3.1;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in 3.1.2 sub a;
  • d. voor de uitoefening van enige tak van handel inclusief detailhandel, anders dan volgens het bepaalde in 3.1.1;
  • e. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • f. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • g. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, tenzij deze ter handhaving van de bestemming dient;
  • h. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
3.5.2 Ontheffing opslag/verkoop LPG

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 23.1 ontheffing te verlenen voor de opslag en verkoop van LPG, mits dit aanvaardbaar is vanuit externe veiligheid en vanuit andere milieuaspecten.