direct naar inhoud van Regels
Plan: Grote Spellestraat 3 Kruisland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0851.bgBPgrotespelle3-v001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan “Grote Spellestraat 3 Kruisland” met identificatienummer NL.IMRO.0851.bgBPgrotespelle3-v001 van de gemeente Steenbergen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 verbeelding

de verbeelding, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen zijn aangegeven;

1.4 AAB

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 abiotische waarde

het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen);

1.8 afhankelijke woonruimte

een gebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.9 agrarisch bedrijf

bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf, een overig agrarisch bedrijf;

1.10 agrarisch bedrijf, grondgebonden

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

1.11 agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt;

1.12 agrarisch bedrijf, glastuinbouw

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;

1.13 agrarisch bedrijfsgebouw

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

1.14 agrarisch technisch hulpbedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestverwerking, mesthandel, mestbewerking en/of biomassavergisting. Mestopslag is enkel ondersteunend aan de toegestane bedrijfsmatige activiteiten toegestaan;

1.15 agrarisch verwant bedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestverwerking, mesthandel, mestbewerking en/of biomassavergisting. Mestopslag is enkel ondersteunend aan de toegestane bedrijfsmatige activiteiten toegestaan;

1.16 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;

1.17 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.18 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het (deel van een) bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd;

1.19 bed & breakfast

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, recreatieve verblijfsvoorziening gericht op het aanbieden van logies en ontbijt. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.20 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.21 bedrijf aan huis

het aan huis geheel of overwegend door middel van handwerk uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit, geen detailhandel zijnde;

1.22 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.23 bedrijfswoning

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.24 beroep aan huis

het door de bewoner van de woning beroepsmatig uitoefenen van of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied (met uitzondering van een kappersbedrijf), dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.25 bestaand

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.26 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.27 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.28 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw op een bouwperceel, dat door vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.29 biomassavergisting

het omzetten van de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (inclusief plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval in biogas (methaan en koolstofdioxide) in een anaërobe (zuurstofloze) omgeving;

1.30 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.32 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.33 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.34 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.35 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.36 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.37 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.38 dagrecreatie

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.39 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw, met dien verstande dat in onderhavige regels lessenaarsdaken niet zijn toegestaan;

1.40 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.41 dierenverblijf

gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen;

1.42 ecologische waarde

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde of bestaande natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;

1.43 educatief medegebruik

een educatief gebruik van gronden en bouwwerken dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan;

1.44 erf

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienst van het gebruik van dat gebouw en voor zover dit plan een dergelijke inrichting niet verbiedt;

1.45 extensieve recreatie

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals onder andere wandelen, fietsen, kanoën en varen;

1.46 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.47 gemengde plattelandseconomie

een economie waar naast ruimte voor de land- en tuinbouw ook ruimte voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies, zoals toerisme, recreatie, kleinschalige bedrijvigheid, zorgfuncties, etc is. Dit kan door verbreding van agrarische activiteiten, maar ook als zelfstandige functie, met name op vrijkomende locaties;

1.48 geluidzoneringsplichtige inrichting

bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in onderdeel D van bijlage 1 van het Bor;

1.49 glastuinbouwbedrijf

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;

1.50 hoofdgebouw

een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.51 horeca

bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar;

1.52 intensieve veehouderij

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij;

1.53 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijke recreatief nachtverblijf;

1.54 kamperen

het genieten van recreatief verblijf, indien dit omvat overnachting anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of woning, danwel een vaartuig;

1.55 kant van de weg

de kant van de weg is de dichtstbijzijnde bestemmingsgrens van de bestemming 'Verkeer – 1';

1.56 kas

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;

1.57 kleinschalige dagrecreatieve voorziening

voorzieningen ten behoeve van aan het buitengebied gebonden dagrecreatie, zoals speeltuinen, verhuur van fietsen / huifkarren, een kinderboerderij, een ambachtelijke kaasmaker, boerengolf, het organiseren van rondleidingen in het buitengebied, agrarische educatie en andere naar aard daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.58 kleinschalige horeca

kleinschalige horeca die gericht is op het verstrekken van maaltijden en dranken voor gebruik ter plaatse en die gerelateerd zijn aan de recreatieve functie van het buitengebied. Voorbeelden van kleinschalige horecabedrijven zijn een thee- en koffieschenkerij, ijs- / snackverkooppunt en rustpunt voor passanten (fietsers, wandelaars, etc.);

1.59 kleinschalige vorm van recreatie en toerisme

het bieden van gelegenheid voor verpozing en/of verblijf op een wijze waarbij landschapsbeleving en rust voorop staat, hierbij moet met name worden gedacht aan een Bed & Breakfast, een minicamping, kleinschalige horeca en kleinschalige aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorzieningen (zoals een speeltuin, verhuur van fietsen / huifkarren, een kinderboerderij, een ambachtelijke kaasmakerij, boerengolf, het organiseren van rondleidingen in het buitengebied, agrarische educatie en andere naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen activiteiten);

1.60 kwaliteitsverbetering landschap

een uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft of van het gebied waarvan de gemeente de voorgenomen ontwikkeling in de hoofdlijnen heeft beschreven. De verbetering kan mede betreffen:

  • a. de landschappelijke inpassing van bebouwing;
  • b. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
  • c. activiteiten, gericht op behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
  • d. het wegnemen van verharding;
  • e. het slopen van bebouwing;
  • f. een fysieke bijdrage aan de realisering van het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszones;

1.61 lage tunnels

bouwwerken of andere werken, met een hoogte van maximaal 1,5 meter, overwegend voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend of ander beschermend materiaal die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

1.62 landschapselementen

ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha, onder een agrarische productiefunctie;

1.63 landschappelijke waarde

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.64 maatschappelijk

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten behoeve van deze voorzieningen;

1.65 manege

een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het verzorgen en dresseren en trainen van paarden voor de ruitersport alsmede het geven van paardrijlessen;

1.66 mestbewerking

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest;

1.67 milieucategorie

milieucategorie zoals beschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering Den Haag, 2009;

1.68 milieuhygiënische uitvoerbaarheid

overkoepelend begrip voor milieuaspecten, zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;

1.69 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;

1.70 nevenactiviteit

een bedrijfs-, of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomensverwervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;

1.71 niet-agrarisch bedrijf

niet aan het buitengebied gebonden bedrijf, waaronder begrepen een agrarisch technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf;

1.72 normaal onderhoud en beheer

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden die tot de betreffende bestemming behoren;

1.73 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.74 omschakeling

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm danwel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm;

1.75 ondergeschikte detailhandel

beperkte, op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen die functioneel rechtstreeks verband houden met bedrijfsactiviteiten die als hoofdfunctie worden uitgeoefend;

1.76 overig agrarisch bedrijf

agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt;

1.77 overige teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die niet in de categorie van permanente of tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen geplaatst kunnen worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor stellages voor regenkappen (bij de grondgebonden teelt van zachtfruit), anti-onkruiddoek en boomteelthekken. De stellages onder de regenkappen mogen jaarrond blijven staan;

1.78 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal 1 wand en voorzien van een dak, waaronder begrepen een carport;

1.79 paalkamperen

vorm van kamperen, die alleen is toegestaan binnen een straal van 10 meter rondom een speciaal hiervoor door Staatsbosbeheer geplaatste pomp, waarbij een tent niet langer dan 72 uur aanwezig mag zijn en waarbij een maximum geldt van 3 trekkerstentjes per paalkampeerplaats;

1.80 paardenhouderij
  • productiegerichte paardenhouderij (diergerichte paardenhouderij):

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;

  • gebruiksgerichte paardenhouderij (mensgerichte paardenhouderij):

een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone (inclusief het in pension houden van paarden van derden);

1.81 peil
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.82 permanente teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnde een kas, zoals containervelden, stellingen en dergelijke;

1.83 plattelandswoning

een bestaande bedrijfswoning, voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die op grond van dit bestemmingsplan door een derde bewoond mag worden, maar die nog altijd wel wordt beschouwd als een onderdeel van de oorspronkelijke inrichting en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het oorspronkelijk bijbehorende bedrijf. Het gebruik als plattelandswoning is toegestaan zolang het bijbehorend agrarisch bouwvlak wordt benut door een agrarisch bedrijf;

1.84 productiegebonden detailhandel

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of voortgebracht;

1.85 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.86 recreatiebedrijf

een bedrijf dat het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfs- of dagrecreatie tot doel heeft;

1.87 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte, zoals bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte;

1.88 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.89 Staat van bedrijfsactiviteiten

de Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.90 standplaats

de aaneengesloten grond, waarop één kampeermiddel gesitueerd is of gesitueerd kan worden;

1.91 statische goederen

goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals (antieke) auto's, boten, caravans en dergelijke. De goederen zijn niet bestemd voor handel en/of worden niet opgeslagen voor een elders gevestigd bedrijf;

1.92 teeltondersteunende voorzieningen

ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de bedrijfsvoering van een (vollegronds)teeltbedrijf;

1.93 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

het tijdelijk, gedurende maximaal 6 maanden per jaar (afhankelijk van de teelt), bouwen en/of aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen. Hieronder worden verstaan folies (afdekfolies en acryldoek, vlakveldfolie), insectengaas, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten (waarbij de palen jaarrond mogen blijven staan), vraatnetten, lage tunnels, schaduwnetten en dergelijke, in de vorm van:

  • hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een minimale hoogte van 0,5 meter en een maximale hoogte van 5 meter;
  • lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een maximale hoogte van 0,5 meter;

1.94 tijdelijke huisvesting tijdelijke medewerkers

het huisvesten van werknemers, die in een situatie van een grote arbeidsbehoefte op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;

1.95 uitbreiding

vergroting van een bestaand bouwperceel of bestaand bestemmingsvlak;

1.96 veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;

1.97 (vollegronds)teeltbedrijf

agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

1.98 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;

1.99 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.100 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, inlaten etc.

1.101 wet/wettelijke regelingen

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald;

1.102 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat bestaat uit een complex van ruimten, qua inrichting en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van personen in de vorm van één huishouden, waaronder;

  • a. vrijstaande woning: een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende bijgebouwen, geen gemeenschappelijke wand heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daarbij behorende bijbehorende bijgebouwen;
  • b. twee-aaneen gebouwde woning:
    • 1. een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;
    • 2. een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende bijgebouwen één of meer gemeenschappelijke wanden heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende bijgebouwen.
  • c. aaneen gebouwde woning: een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee als woning aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;

1.103 wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw dat bestaat uit een complex van ruimten, qua inrichting en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van personen in de vorm van één huishouden;

1.104 wonen

het gebruik van een complex van ruimten voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.105 zorgboerderij

de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwvlak, waarbij het meewerken op het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van realisatie of therapie;

1.106 zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; bij de goothoogte wordt gemeten daar waar de goot het hoogst ligt. Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot- en de bouwhoogte van de dakkappel(len) als goothoogte aangemerkt;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 afstand tot de bouwgrens

tussen de grens van het bouwvlak en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal één grondgebonden agrarisch bedrijf per bouwvlak;
  • b. ter plaatse van een agrarisch bedrijf is productiegebonden detailhandel toegestaan tot maximaal 100 m2;
  • c. per agrarisch bedrijf is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in de bedrijfswoning en/of bijgebouwen;
  • d. kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • e. educatief medegebruik;

met daarbij behorende:

  • f. bijbehorende bijgebouwen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. landschapselementen;
  • i. teeltondersteunende voorzieningen;
  • j. tuin, erf, verharding en ander bij de bestemming passende voorzieningen;
  • k. voorzieningen van algemeen nut;
  • l. water, waterkering en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. wegen, paden en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. voor het bouwen geldt dat uitsluitend gebouwen, bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming;
  • b. bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • c. de dierenverblijven, ten dienste van grondgebonden veehouderijen, hebben ten hoogste de omvang van:
    • 1. de gebouwen die op 21 september 2013 legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn, met dien verstande dat een peildatum van 17 maart 2017 geldt voor de bestaande oppervlakte van een dierenverblijf;
    • 2. de gebouwen die gebouwd mogen worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning, met dien verstande dat een peildatum van 17 maart 2017 geldt voor de bestaande oppervlakte van een dierenverblijf.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 11,5 meter;
  • c. de bedrijfsgebouwen dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • d. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter;
  • e. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • f. binnen het bouwvlak, met uitzondering ter plaatse van de groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding, mogen teeltondersteunende kassen worden gebouwd ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering, tot een maximum van 1.000 m² per bouwvlak, waarbij de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 meter;
  • g. in bedrijfsgebouwen ten behoeve grondgebonden veehouderijactiviteiten mag binnen de gebouwen maximaal 1 bouwlaag worden gebruikt voor het houden van dieren.

3.2.3 Bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9,5 meter;
  • d. de bedrijfswoning dient te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • e. de afstand van de bedrijfswoning tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,3 meter en 5,5 meter;
  • g. bijbehorende bijgebouwen als onderdeel van de bedrijfswoning mogen met een plat dak worden afgewerkt, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,3 meter mag bedragen. Wordt een bijbehorend bijgebouw niet afgewerkt met een plat dak, dan bedraagt de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50°;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bijgebouwen mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
  • i. de afstand van een bijbehorend bijgebouw tot de bouwperceelgrens, dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • j. een bijbehorend bijgebouw dient op een minimale afstand van 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning te worden opgericht;
  • k. qua situering dient er een directe samenhang te zijn tussen de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen;
  • l. de afstand van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van agrarische erfafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 12 meter bedragen;
  • c. bouwwerken voorzien van een dak dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • d. de afstand tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht;
  • e. de afstand van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht.

3.2.5 Voorwaardelijke bepaling bouwen dierenverblijven ten behoeve van vee

In afwijking van het bepaalde onder artikel 3.2.1, onder c, mogen binnen het agrarisch bouwvlak nieuwe dierenverblijven ten behoeve van het houden van vee worden opgericht, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er moet geborgd worden dat sprake is van een ontwikkeling naar en instandhouding van een zorgvuldige veehouderij;
  • b. de ontwikkeling moet, vanuit een goede leefomgeving (zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit), inpasbaar zijn in de omgeving;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygienische aard;
  • e. er moet een zorgvuldige dialoog worden gevoerd, gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling;
  • f. er moet geborgd worden dat binnen gebouwen dieren, al dan niet in hokken, alleen op de grond gehouden mogen worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van voliere- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  • g. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de grondgebonden veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • h. er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage voor het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • i. er aantoonbaar geen sprake is van een onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygienische waarden.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter verbetering van de landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afstand bouwperceelgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een bouwperceelgrens, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
  • b. er geen onevenredige aantasting is van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.

3.4.2 Afstand weg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven afstand tot de kant van de weg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
  • b. uit onderzoek naar geluidhinder blijkt dat er geen strijdigheid is met de Wet geluidhinder of andere relevante wetgeving;
  • c. er geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang is. Hiertoe kan advies worden ingewonnen bij de wegbeheerder;
  • d. er is geen onevenredige aantasting van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.

3.4.3 Hogere bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven goot- en bouwhoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijkende hoogte is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Daarover kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • b. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • c. de maximale afwijking ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte bedraagt 2 meter en ten aanzien van de maximale bouwhoogte 2 meter.

3.4.4 Teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en de omvang van teeltondersteunende kassen uitbreiden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats ter ondersteuning van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de afwijkende omvang van teeltondersteunende kassen is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de vergroting van de oppervlakte teeltondersteunende kassen mag er niet toe leiden dat sprake is van een glastuinbouwbedrijf;
  • d. omtrent het bepaalde in sub a., b. en c. kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • e. de oppervlakte aan netto teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
  • f. de goothoogte en bouwhoogte van de teeltondersteunende kassen mag respectievelijk niet meer bedragen dan 6 meter en 7 meter;
  • g. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding;
  • h. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. (ondergeschikte) detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. niet-grondgebonden agrarische bedrijven;
  • g. (co)vergisting en biomassavergisting;
  • h. mestbewerking, anders dan (co)vergisting en biomassavergisting, met dien verstande dat mestbewerking van ter plaatse geproduceerde mest wel is toegestaan;
  • i. geheel of gedeeltelijk omschakelen naar een grondgebonden veehouderij, tenzij wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.2.5 en 3.5.2;
  • j. de vestiging van, de uitbreiding van, de omschakeling naar en een toename van de oppervlakte van dierenverblijven van een geitenhouderij;
  • k. gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente en/of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen, zoals een gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • l. (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • m. het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf;
  • n. een inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), tenzij dit op de verbeelding of in de regels expliciet is toegestaan.

3.5.2 Voorwaardelijke bepaling gebruiken dierenverblijven ten behoeve van vee

In afwijking van het bepaalde onder artikel 3.5.1 onder i mag binnen het agrarisch bouwvlak bestaande bebouwing alsmede nieuwe bebouwing ten behoeve van de uitoefening van een grondgebonden veehouderij worden gebruikt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er moet geborgd worden dat sprake is van een ontwikkeling naar en instandhouding van een zorgvuldige veehouderij;
  • b. de ontwikkeling moet, vanuit een goede leefomgeving (zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit), inpasbaar zijn in de omgeving;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygienische aard;
  • e. er moet een zorgvuldige dialoog worden gevoerd, gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling;
  • f. er moet geborgd worden dat binnen gebouwen dieren, al dan niet in hokken, alleen op de grond gehouden mogen worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van voliere- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  • g. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentagesmaatregelen worden getroffen door de grondgebonden veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • h. er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage voor het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • i. er aantoonbaar geen sprake is van een onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygienische waarden.

3.5.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van het bouwvlak, overeenkomstig de in 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 2 en Bijlage 3 behorende bij deze regels, met dien verstande dat:

  • a. een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wabo, voor het bouwen van een bedrijfswoning wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat de landschapsmaatregelen, zoals opgenomen in Bijlage 2 behorende bij deze regels, uiterlijk in het eerste plantseizoen na de bouw van de bedrijfswoning worden aangelegd en vervolgens aldus in stand worden gehouden;
  • b. een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wabo, voor het bouwen van één of meerdere bedrijfsgebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat de landschapsmaatregelen, zoals opgenomen in Bijlage 3 behorende bij deze regels, uiterlijk in het eerste plantseizoen na de bouw van een bedrijfsgebouw worden aangelegd en vervolgens aldus in stand worden gehouden.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Niet-agrarisch bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van een niet-agrarisch bedrijf die een bijdrage levert aan een gemengde plattelandseconomie toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a en b kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. (detail)handelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van de handelsactiviteiten in landbouwproducten, anders dan mest. Het bepaalde in sub d. blijft eveneens van toepassing;
  • f. de vloeroppervlakte voor deze activiteit mag niet meer bedragen dan 500 m²;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. zelfstandige kantoorvoorzieningen zijn niet toegestaan;
  • i. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • k. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • l. buitenopslag is niet toegestaan;
  • m. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • o. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.2 Opslag statische goederen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van opslag van statische goederen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a en b kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. de vloeroppervlakte voor deze activiteit mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
  • f. opslag ten dienste van een elders gevestigd bedrijf is niet toegestaan;
  • g. (detail)handelsactiviteiten zijn niet toegestaan;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • k. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • l. buitenopslag is niet toegestaan;
  • m. het betreft opslag van statische goederen voor niet-agrarische bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de bedrijfsmatige activiteit van de opslag niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • n. opslag van goederen is niet toegestaan in (teeltondersteunende) kassen;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • p. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.3 Bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van agrarische producten van andere agrarische bedrijven

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van agrarische producten van andere agrarische bedrijven toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit bij een (vollegronds)teeltbedrijf en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • d. de extra vloeroppervlakte voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van de agrarische producten van andere agrarische bedrijven mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
  • e. de oppervlakte moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • f. er moet sprake zijn van zuinig ruimtegebruik;
  • g. voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van producten van andere agrarische bedrijven dient gebruik te worden gemaakt van dezelfde machines als voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van de eigen agrarische producten;
  • h. de producten van andere (vollegronds)teeltbedrijven moeten dezelfde teelt betreffen als de eigen agrarische producten geteeld in de directe omgeving van het bedrijf;
  • i. de producten van andere (vollegronds)teeltbedrijven moeten geteeld worden in de directe omgeving van het eigen agrarische bedrijf;
  • j. de producten van andere (vollegronds)teeltbedrijven betreffen maximaal 25 % van de hoeveelheid eigen producten, geteeld in de directe omgeving van het (vollegronds)teeltbedrijf dat de nevenactiviteit wenst;
  • k. de andere agrarische bedrijven moeten gelegen zijn binnen een straal van 20 kilometer rondom het agrarische bedrijf;
  • l. omtrent het bepaalde in sub a. tot en met sub k kan nader advies worden ingewonnen bij de AAB;
  • m. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • n. detailhandel is niet toegestaan;
  • o. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • p. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • q. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • r. buitenopslag is niet toegestaan;
  • s. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 of 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • t. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • u. zodra de agrarische hoofdfunctie ter plaatse wordt gestaakt, dient ook het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten te worden beëindigd;
  • v. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.4 Verblijfsrecreatie in de vorm van een minicamping

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van een minicamping met de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a en b kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 25 standplaatsen toegestaan;
  • e. er zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan met een toeristisch karakter (tenten, toercaravans, e.d.). Kampeermiddelen die als bouwwerk zijn aan te merken, zijn niet toegestaan;
  • f. de kampeermiddelen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak binnen de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden';
  • g. de totale maximale oppervlakte van de standplaatsen bedraagt 1,5 hectare. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij het aantal standplaatsen. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • h. de oppervlakte van sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 150 m² en dienen binnen het bouwvlak en waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen te worden gerealiseerd;
  • i. kamperen is uitsluitend toegestaan van 1 maart tot 1 november (kampeerseizoen);
  • j. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per kampeerseizoen;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. detailhandel is niet toegestaan;
  • m. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • n. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • p. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • q. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • r. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • s. het afwijken voor de gronden buiten het agrarisch bouwvlak gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • t. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.5 Verblijfsrecreatie in de vorm van een bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van een bed & breakfast met de daarbij behorende voorzieningen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a en b kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 5 kamers met in totaal maximaal 10 slaapplaatsen toegestaan;
  • e. de bed & breakfast is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Maximaal 40% van de bestaande bebouwing met een maximum van 250 m² vloeroppervlakte mag voor deze functie worden benut;
  • f. in afwijking onder e. mag binnen het bouwvlak nieuwbouw van een gebouw ten behoeve van de bed & breakfast plaatsvinden met een maximum van 250 m²;
  • g. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per jaar;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. detailhandel is niet toegestaan;
  • j. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • k. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • m. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • o. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • p. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.6 Verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccomodatie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie in de bestaande bebouwing toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a en b kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats; hiervoor geldt een uitzondering voor de nieuwbouw van een gebouw met een vloeroppervlakte van maximaal 150 m² binnen het bouwvlak;
  • e. de vloeroppervlakte voor deze activiteit mag niet meer bedragen dan 500 m²;
  • f. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 70;
  • g. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per jaar;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. detailhandel is niet toegestaan;
  • j. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • k. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • m. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • o. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • p. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.7 Verblijfsrecreatie in de vorm van een permanente verblijfsrecreatieve voorziening

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van permanente verblijfsrecreatieve voorzieningen (chalet, trekkershut en soortgelijke voorzieningen) met de daarbij behorende noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a en b kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 5 verblijfsrecreatieve voorzieningen toegestaan;
  • e. de oppervlakte van een verblijfsrecreatieve voorziening mag niet meer bedragen dan 70 m²;
  • f. de oppervlakte van eventuele sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • g. de verblijfsrecreatieve voorzieningen met de daarbij behorende noodzakelijke voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Noodzakelijke voorzieningen worden waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen gerealiseerd;
  • h. er moet sprake zijn van zuinig ruimtegebruik;
  • i. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
  • j. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per jaar;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. detailhandel is niet toegestaan;
  • m. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • n. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • p. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • q. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • r. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • s. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.8 Verblijfsrecreatie in de vorm van een gebouw voor verblijfsrecreatie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van een gebouw voor verblijfsrecreatie (met of zonder ontbijt) met de daarbij behorende voorzieningen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a en b kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 5 verblijfsrecreatieve kamers (waaronder gastenkamers, toeristische appartementen en soortgelijke voorzieningen) met in totaal maximaal 10 slaapplaatsen toegestaan;
  • e. de verblijfsrecreatie is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • f. maximaal 40% van de bestaande bebouwing met een maximum van 250 m² vloeroppervlakte mag voor deze functie worden benut;
  • g. in afwijking onder f. mag binnen het bouwvlak nieuwbouw van een gebouw ten behoeve van de verblijfsrecreatie plaatsvinden met een maximum van 250 m²;
  • h. er moet sprake zijn van zuinig ruimtegebruik;
  • i. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
  • j. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per jaar;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. detailhandel is niet toegestaan;
  • m. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • n. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • p. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • q. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • r. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • s. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.9 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van kleinschalige aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorzieningen toestaan, zoals een speeltuin, verhuur van fietsen/huifkarren, een kinderboerderij, een ambachtelijke kaasmakerij, boerengolf, het organiseren van rondleidingen in het buitengebied, agrarische educatie en andere naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen kleinschalige aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve activiteiten, met de daarbij behorende ondersteunende activiteiten, eventueel in combinatie met ondersteunende kleinschalige horeca, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a en b kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. ondersteunend aan de kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen zijn de volgende activiteiten toegestaan: vergaderen, workshops, kinderfeestjes, exposities en soortgelijke functies. Activiteiten in de vorm van feesten en partijen zijn uitgesloten;
  • e. indien de activiteit plaatsvindt in gebouwen dient dit binnen het bestaande bouwvolume te gebeuren. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats. Hierop geldt een uitzondering voor de nieuwbouw van een gebouw binnen het bouwvlak met een vloeroppervlakte van maximaal 500 m²;
  • f. de vloeroppervlakte voor deze binnenactiviteit mag niet meer bedragen dan 500 m². De te gebruiken vloeroppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • g. de buitenactiviteiten zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak binnen de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden';
  • h. de oppervlakte voor de buitenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1 hectare, met uitzondering van boerengolf waarvoor een maximale oppervlakte van 15 hectare geldt. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • i. het bedrijfsmatig houden van dieren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. detailhandel is niet toegestaan;
  • l. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • m. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • n. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • o. buitenopslag is niet toegestaan;
  • p. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • q. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • r. het afwijken voor de gronden buiten het agrarisch bouwvlak gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • s. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.10 Kleinschalige horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en nevenactiviteit voor kleinschalige horeca, zoals een thee- en koffieschenkerij, een ijs-/snackverkooppunt, rustpunt voor passanten (fietser, wandelaars,etc.) toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de activiteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • e. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats. Hierop geldt een uitzondering voor de nieuwbouw van een gebouw binnen het bouwvlak met een vloeroppervlakte van maximaal 250 m²;
  • f. de vloeroppervlakte voor de binnenactiviteit mag niet meer bedragen dan 250 m². De te gebruiken vloeroppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • g. binnen het bouwvlak is een terras toegestaan;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. detailhandel is niet toegestaan;
  • j. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • k. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • l. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • m. buitenopslag is niet toegestaan;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • p. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.11 Zorgverlening

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak toestaan (waaronder een zorgboerderij), mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats. Hierop geldt een uitzondering voor de nieuwbouw van een gebouw binnen het bouwvlak met een vloeroppervlakte van maximaal 250 m²;
  • e. de vloeroppervlakte voor de activiteit mag niet meer bedragen dan 500 m²;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. zelfstandige kantoorvoorzieningen en detailhandel zijn niet toegestaan;
  • h. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • i. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • j. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • k. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • l. zorgwonen is niet toegestaan;
  • m. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.12 Ondergeschikte detailhandel in streekgebonden producten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van ondergeschikte detailhandel in streekgebonden producten toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. de vloeroppervlakte voor de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • i. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • m. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.13 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke medewerkers (maximaal 6 maanden per kalenderjaar)

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en tijdelijke huisvesting van tijdelijke medewerkers tot maximaal 6 maanden toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de huisvesting vindt plaats in de bedrijfswoning, in een bedrijfsgebouw of in een woonunit binnen het agrarische bouwvlak;
  • b. de gebruiksvloeroppervlakte bedraagt per persoon minimaal 12 m²;
  • c. er is geen sprake van zelfstandige wooneenheden;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van huisvesting in de bedrijfswoning, een bedrijfsgebouw en woonunits bedraagt maximaal 800 m²;
  • e. de huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • f. de noodzaak en de termijn van de huisvesting en het benodigd aantal tijdelijke medewerkers dient aangetoond te worden;
  • g. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • h. omtrent het bepaalde in sub e, f en g kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • i. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 40;
  • j. worden de gebouwen in de vorm van een woonunit afgewerkt met een platdak, dan de bedraagt de bouwhoogte maximaal 3,5 meter;
  • k. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • l. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • m. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • n. in verband met het toezicht dient de aanwezige bedrijfswoning door een verantwoordelijk bedrijfshoofd te worden bewoond;
  • o. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • p. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • q. indien de bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van huisvesting niet of gedeeltelijk niet meer aanwezig is, is de houder van de omgevingsvergunning verplicht hiervan binnen twee maanden kennisgeving te doen aan het college van burgemeester en wethouders;
  • r. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien er niet wordt voldaan aan de voorwaarden of indien er sprake is van handelen in strijd met de in de omgevingsvergunning opgenomen voorschriften;
  • s. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • t. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.14 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke medewerkers (langer dan 6 maanden per kalenderjaar)

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en tijdelijke huisvesting van tijdelijke medewerkers langer dan 6 maanden toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de huisvesting vindt plaats in de bedrijfswoning, in een bedrijfsgebouw of in een woonunit binnen het agrarische bouwvlak;
  • b. de gebruiksvloeroppervlakte bedraagt per persoon minimaal 12 m²;
  • c. er is geen sprake van zelfstandige wooneenheden;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van huisvesting in de bedrijfswoning, een bedrijfsgebouw, woonunits bedraagt maximaal 800 m²;
  • e. de huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • f. de noodzaak en de termijn van de huisvesting en het benodigd aantal tijdelijke medewerkers dient aangetoond te worden;
  • g. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • h. omtrent het bepaalde in sub e, f en g kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • i. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 40;
  • j. worden de gebouwen in de vorm van een woonunit afgewerkt met een platdak, dan de bedraagt de bouwhoogte maximaal 3,5 meter;
  • k. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • l. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • m. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • n. in verband met het toezicht dient de aanwezige bedrijfswoning door een verantwoordelijk bedrijfshoofd te worden bewoond;
  • o. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • p. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • q. indien de bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van huisvesting niet of gedeeltelijk niet meer aanwezig is, is de houder van de omgevingsvergunning verplicht hiervan binnen twee maanden kennisgeving te doen aan het college van burgemeester en wethouders;
  • r. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien er niet wordt voldaan aan de voorwaarden of indien er sprake is van handelen in strijd met de in de omgevingsvergunning opgenomen voorschriften;
  • s. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • t. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.15 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in een bedrijfswoning, bijbehorende bijgebouwen en op de gronden binnen het bestemmingsvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een bedrijfswoning aanwezig;
  • b. de woonfunctie van de bedrijfswoning blijft als hoofdfunctie behouden;
  • c. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • f. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de uitoefening van het bedrijf uitvoert, tevens de gebruiker van de bedrijfswoning is;
  • g. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 100 m², mag in gebruik zijn ten behoeve van het bedrijf aan huis. Tevens mogen de gronden binnen het bestemmingsvlak ondersteunend worden gebruikt;
  • h. uitsluitend ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende bedrijf aan huis is toegestaan;
  • i. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • m. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vormverandering agrarisch bouwvlak ten behoeve van een (vollegronds)teeltbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van het bouwvlak van een (vollegronds)teeltbedrijf te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor een (vollegronds)teeltbedrijf;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. het bouwvlak dient minimaal 50% dezelfde gronden te blijven omvatten zoals weergegeven op de verbeelding;
  • e. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken, geen bouwwerken zijnde mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen door de wijziging;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • h. het wijzigen vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • i. een vormverandering van het agrarisch bouwvlak gaat gepaard met de wijziging van de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' naar de bestemming 'Agrarisch';
  • j. het wijzigen gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • k. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • l. er wordt ter plaatse van het bouwvlak de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - (vollegronds)teeltbedrijf' opgenomen met toevoeging van de planregel dat ter plaatse uitsluitend een (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan;
  • m. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.2 Vergroting agrarisch bouwvlak ten behoeve van een (vollegronds)teeltbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak van een (vollegronds)teeltbedrijf te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor een (vollegronds)teeltbedrijf;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. kan nader advies worden ingewonnen bij de AAB;
  • d. de vergroting kan plaatsvinden voor een bouwvlak dat na vergroting een oppervlakte heeft van maximaal 2 hectare;
  • e. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken, geen bouwwerken zijnde mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen door de wijziging;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • h. het wijzigen vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • i. een vergroting van het agrarisch bouwvlak gaat gepaard met de wijziging van de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' naar de bestemming 'Agrarisch';
  • j. het wijzigen gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • k. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • l. er wordt ter plaatse van het bouwvlak de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - (vollegronds)teeltbedrijf' opgenomen met toevoeging van de planregel dat ter plaatse uitsluitend een (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan;
  • m. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.3 Omschakeling ten behoeve van een paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het omschakelen van een vrijkomend agrarisch bedrijf naar een paardenhouderij (productiegebonden en/of gebruiksgebonden) mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • b. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. er in de nieuwe situatie sprake is van een volwaardige paardenhouderij;
  • d. omtrent het bepaalde in sub a., b. en c. kan nader advies worden ingewonnen bij de AAB;
  • e. op de verbeelding wordt de aanduiding 'paardenhouderij' opgenomen;
  • f. het hergebruik zich beperkt tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie met een maximale oppervlakte van 5.000 m²;
  • g. de oppervlakte van de rijhal mag niet meer bedragen dan 1.200 m² en er mogen geen publieksen/ of verkeersaantrekkende voorzieningen worden gebouwd en/of worden aangelegd. Indien mogelijk, dienen bestaande bedrijfsgebouwen voor de aanleg van de rijhal hergebruikt te worden;
  • h. de goothoogte en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 7 meter en 11,5 meter;
  • i. paardenbakken / buitenrijbakken moeten binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. er vindt geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaats;
  • l. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • m. de omschakeling draagt bij aan een afname van de uitstoot van milieubelastende stoffen;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • o. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • p. de vestiging van paardenhouderijen met publieks- en/of verkeersaantrekkende voorzieningen, zoals onder andere maneges, is niet toegestaan;
  • q. het wijzigen vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • r. het wijzigen gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • s. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • t. het bepaalde in artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.4 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van het agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van het hergebruiken van een reeds bestaande bedrijfswoning;
  • b. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • f. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • g. de oppervlakte van bijbehorende bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 250 m²;
  • h. in afwijking van het bepaalde in sub f en g mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 500 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 50 m² vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 100 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
  • i. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  • j. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Wonen' dan wel de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • k. het wijzigen gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • l. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • m. het bepaalde in de artikelen 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.5 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Bedrijf - 1'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van het agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf – 1' ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf die een bijdrage levert aan een gemengde plattelandseconomie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie met een maximale oppervlakte van 5000 m²;
  • c. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • d. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • e. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Bedrijf - 1' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – gemengde plattelandseconomie' opgenomen;
  • f. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • g. opslag die ten dienste staat van een elders gevestigd bedrijf is uitgesloten;
  • h. (detail)handelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. de verkoop van streekgebonden producten;
    • 2. handelsactiviteiten in landbouwproducten, anders dan mest, tot een maximale vloeroppervlakte van 3.000 m². Sub g. blijft eveneens van toepassing;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. een zelfstandige kantoorvoorziening is niet toegestaan;
  • k. kinderopvang en maatschappelijke functies zijn niet toegestaan;
  • l. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • m. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • n. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • o. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • p. buitenopslag is niet toegestaan;
  • q. de opslag van goederen in (teeltondersteunende) kassen is niet toegestaan;
  • r. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • s. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • t. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • u. het wijzigen vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • v. het wijzigen gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • w. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • x. het bepaalde in de artikelen 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.6 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Bedrijf - 2'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van het agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 2' ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf;
  • b. omtrent het bepaalde in a kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • e. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • f. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • g. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie met een maximale oppervlakte van 5.000 m²;
  • h. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • i. er is sprake van een goede ontsluiting in verband met te verwachten verkeers- en/of transportbewegingen;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • k. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • l. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • m. buitenopslag is niet toegestaan;
  • n. de opslag van goederen in (teeltondersteunende) kassen is niet toegestaan;
  • o. detailhandel is niet toegestaan;
  • p. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • q. het wijzigen vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • r. het wijzigen gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • s. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • t. het bepaalde in de artikelen 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.7 Wijzigen bestemming ten behoeve van een zorgboerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een zorgboerderij met ondersteunende kleinschalige horeca, zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak (zorgwonen is uitgesloten) en/of dagrecreatieve voorzieningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie met een maximale oppervlakte van van 5.000 m²;
  • b. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • d. omtrent het bepaalde in sub a, b, en c wordt kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • e. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Agrarisch' de aanduiding 'zorgboerderij' opgenomen;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. zorgwonen is niet toegestaan;
  • h. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • i. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • k. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • l. het wijzigen vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • m. het wijzigen gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • n. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • o. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.8 Wijzigen bestemming ten behoeve van aan het buitengebied gebonden kleinschalige vormen van recreatie en toerisme

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het omschakelen van een vrijkomend agrarisch bedrijf naar kleinschalige vormen van recreatie en toerisme mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie. Voor aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van dagrecreatieve voorzieningen en / of verblijfsrecreatieve voorzieningen geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 1,5 hectare. Voor aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van horeca geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 5.000 m². Indien de minicamping en/of de buitenactiviteiten ten behoeve van aan het buitengebied gebonden vormen van dagrecreatie gelegen zijn buiten het bouwvlak, dan worden de desbetreffende gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', in afwijking van de hierboven genoemde maximale oppervlakte, gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van recreatie en toerisme'. Op de verbeelding wordt ook opgenomen dat er binnen dit gebied geen gebouwen zijn toegestaan;
  • b. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. het agrarisch bedrijf dient te zijn beeindigd;
  • d. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Agrarisch' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van recreatie en toerisme' opgenomen;
  • e. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • f. voor een bed and breakfast zijn per bestemmingsvlak maximaal 5 kamers met in totaal maximaal 10 slaapplaatsen toegestaan;
  • g. de bed and breakfast is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Maximaal 40 % van de bestaande bebouwing met een maximum van 250 m² mag voor deze functie worden benut;
  • h. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorzieningen bedraagt 6 weken per jaar;
  • i. voor een minicamping geldt dat maximaal 25 standplaatsen zijn toegestaan;
  • j. er zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan met een toeristisch karakter (tenten, toercaravans, e.d.); voor zover het kampeermiddel is aan te merken als een bouwwerk is dit niet toegestaan;
  • k. de kampeermiddelen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak;
  • l. de totale maximale oppervlakte van de standplaatsen bedraagt 1,5 hectare. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij het aantal standplaatsen. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • m. de oppervlakte van sanitaire voorzieningen bij een minicamping mag niet meer bedragen dan 150 m² en dienen binnen het bouwvlak en waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen te worden gerealiseerd;
  • n. kamperen is uitsluitend toegestaan van 1 maart tot 1 november (kampeerseizoen);
  • o. per bedrijf zijn maximaal 5 verblijfsrecreatieve voorzieningen (chalet, trekkershut, soortgelijke voorziening) binnen het bouwvlak toegestaan. De oppervlakte van een verblijfsrecreatieve voorziening mag niet meer bedragen dan 70 m² ;
  • p. per bedrijf zijn, anders dan in de vorm van een bed and breakfast, maximaal 5 verblijfsrecreatieve kamers (waaronder gastenkamers, toeristische appartementen en soortgelijke voorzieningen) met in totaal maximaal 10 slaapplaatsen binnen het bouwvlak toegestaan. Maximaal 40% van de bestaande bebouwing met een maximum van 250 m² vloeroppervlakte mag voor deze functie worden benut;
  • q. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan: vergaderen, workshops, kinderfeestjes, exposities en soortgelijke functies;
  • r. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak. Zorgwonen is niet toegestaan;
  • s. detailhandel is niet toegestaan;
  • t. indien er sprake is van een kleinschalige vorm van horeca mag de maximale vloeroppervlakte, exclusief terras, niet meer dan 250 m² bedragen;
  • u. binnen het bouwvlak dient sprake te zijn van zuinig ruimtegebruik waarbij overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • v. de buitenactiviteiten ten behoeve van de aan het buitengebied gebonden vormen van dagrecreatie zijn toegestaan binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak. De oppervlakte voor de buitenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1 hectare, met uitzondering van boerengolf waarvoor een maximale oppervlakte van 15 hectare geldt. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • w. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • x. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • y. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • z. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • aa. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • ab. het wijzigen vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • ac. het wijzigen gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • ad. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • ae. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.9 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Water', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. er kan advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

3.7.10 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de aangrenzende bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapwaarden', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijfsuitvoering dient te zijn beëindigd of de wijziging is het gevolg van een vormverandering van het agrarisch bouwvlak;
  • b. er dient te worden aangetoond dat er sprake is van waarden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. het bepaalde in artikel 4 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.11 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de aangrenzende bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapwaarden', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijfsuitvoering dient te zijn beëindigd of de wijziging is het gevolg van een vormverandering van het agrarisch bouwvlak;
  • b. er dient te worden aangetoond dat er sprake is van waarden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. het bepaalde in artikel 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.12 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijfsuitvoering dient te zijn beëindigd;
  • b. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • c. natuurontwikkeling dient plaats te vinden;
  • d. er dient te worden aangetoond dat er sprake is van waarden;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bodemexploitatie;
  • b. het behoud en herstel van de aanwezige landschapswaarden in de vorm van het behoud en herstel van de open agrarische zeekleigronden;
  • c. het behoud, herstel en/of realisatie van boomdijken, landschapselementen, alsmede de groenzones bij agrarische bedrijven;
  • d. het behoud, herstel, bescherming en/of ontwikkeling van natuurwaarden buiten de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. agrarisch educatief medegebruik;
  • g. kwaliteitsverbetering van het landschap indien dit samenhangt met een ruimtelijke ontwikkeling waarvoor op grond van dit plan medewerking is verleend en waarvoor de kwaliteitsverbetering van het landschap als voorwaarde is gesteld;
  • h. de aanleg van een landschappelijk ingerichte blusvijver of retentievoorziening, voor zover deze zonder aanvullende voorzieningen in de vorm van bouwkundige of bodemverstevigende of bodemafdekkende voorzieningen worden aangelegd;
  • i. een (sier)tuin;
  • j. kwaliteitsverbetering van het landschap;

met de daarbij behorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • l. water, waterkeringen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. (toegangs)wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • n. teeltondersteunende voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in sub b, c en d;
  • b. ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering zijn lage tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 0,5 meter. De afstand tot de bouwperceelgrens bedraagt minimaal 2,5 m;
  • c. ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering zijn erf- en terreinafscheidingen toegestaan met een maximale hoogte van 1,5 meter;
  • d. ten behoeve van een (vollegronds)teeltbedrijf, extensieve recreatie, educatief medegebruik, landschapsbeheer en natuurbeheer zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, uitgezonderd overkappingen, met een maximale hoogte van 2 meter.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter verbetering van de landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 en 4.2.2 ten behoeve van hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen onder de volgende voorwaarden:

  • a. de voorzieningen zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. omtrent het bepaalde in sub a kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • c. de hoogte van de teeltondersteunende voorziening mag niet meer bedragen dan 2,5 meter, met uitzondering van hagelnetten, schaduwnetten, vraatnetten en soortgelijke voorzieningen welke maximaal 5 meter hoog mogen zijn;
  • d. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische en/of abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. teeltondersteunende kassen;
  • c. kamperen, met uitzondering van paalkamperen;
  • d. opslag;
  • e. sleufsilo's, mestsilo's, voedersilo's (folie)bassins, mestbassins, mestplaten, oppervlakteverhardingen van meer dan 200 m², waterbassins, paardenbakken en andere soortgelijke bouwwerken/voorzieningen.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en in stand houden van houtgewas, waaronder begrepen houtgewas ten behoeve agrarische activiteiten. Het verbod geldt niet voor het aanbrengen en in stand houden van houtgewas ten behoeve van agrarische activiteiten met een maximale hoogte van 1,50 meter of een instandhoudingstermijn heeft van minder dan één jaar;
  • b. het aanleggen van landschapselementen;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het afgraven en ophogen van gronden met meer dan 0,50 meter;
  • e. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
  • f. het aanbrengen van hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen;
  • g. het aanbrengen van oppervlakteverharding van meer dan 200 m²;
  • h. de aanleg van een landschappelijk ingerichte blusvijver of retentievoorziening, voor zover deze zonder aanvullende voorzieningen in de vorm van bouwkundige of bodemverstevigende of bodemafdekkende voorzieningen worden aangelegd.

4.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld onder 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, inclusief de werkzaamheden welke tot de normale agrarische bedrijfsvoering worden gerekend;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van het groen blauw stimuleringskader;
  • e. de realisatie van de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap betreffen.

4.6.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 4.6.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bodemexploitatie is beëindigd;
  • b. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • c. natuurontwikkeling dient plaats te vinden;
  • d. er dient te worden aangetoond dat er sprake is van waarden;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard.

4.7.2 Wijziging bestemming ten behoeve van 'Verkeer - 1'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer – 1', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • b. het betreft een aanpassing van een bestaande weg met de bestemming 'Verkeer – 1';
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

4.7.3 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Water', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. er kan advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

4.7.4 Hervestiging grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' met bijbehorend agrarisch bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van hervestiging van een bestaand agrarisch bedrijf, waarbij is verzekerd dat elders daadwerkelijk het bestaand volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf planologisch, juridisch en feitelijk is opgeheven en er financieel, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken tot hervestiging op een bestaand agrarisch bedrijf binnen de gemeente en omliggende gemeenten;
  • b. er dient sprake te zijn van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. wijziging ten behoeve van een grondgebonden veehouderij is uitgesloten;
  • d. omtrent het bepaalde in sub a, b en c wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • e. een agrarisch bouwvlak mag, afhankelijk van de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering, maximaal 1,5 hectare zijn;
  • f. aangetoond dient te worden dat er aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn;
  • g. aangetoond dient te worden dat er sprake is van de hervestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf in het kader van een groot openbaar belang;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • k. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • l. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • m. het bepaalde in artikel 3 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

4.7.5 Differentiatievlak permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden te wijzigen ten behoeve van het toestaan van een differentiatievlak permanente teeltondersteunende voorzieningen aansluitend aan het bouwvlak van een grondgebonden agrarisch bedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - differentiatievlak permanente teeltondersteunende voorzieningen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor grondgebonden agrarische activiteiten;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a en b kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de omvang van de aanduiding bedraagt maximaal 2,5 hectare;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bodemexploitatie;
  • b. het behoud en herstel van de aanwezige landschapswaarden in de vorm van het behoud en herstel van de open agrarische zeekleigronden;
  • c. het behoud, herstel en/of realisatie van boomdijken, landschapselementen, alsmede de groenzones bij agrarische bedrijven;
  • d. het behoud, herstel, bescherming en/of ontwikkeling van natuurwaarden;
  • e. het behoud, herstel, bescherming en/of ontwikkeling van het Natuur Netwerk Brabant;
  • f. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de Groenblauwe mantel;
  • g. het behoud en bescherming van bestaande ecologische verbindingszones;
  • h. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • i. agrarisch educatief medegebruik;
  • j. kwaliteitsverbetering van het landschap indien dit samenhangt met een ruimtelijke ontwikkeling, waarvoor op grond van dit plan medewerking is verleend en waarvoor de kwaliteitsverbetering van het landschap als voorwaarde is gesteld;
  • k. een (sier)tuin;
  • l. kwaliteitsverbetering van het landschap;

met de daarbij behorende:

  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • n. water, waterkeringen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. (toegangs)wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • p. teeltondersteunende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn niet toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in sub b, c en d;
  • b. ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering zijn lage tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 0,5 meter. De afstand tot de bouwperceelgrens bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • c. ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering zijn erf- en terreinafscheidingen toegestaan met een maximale hoogte van 1,5 meter;
  • d. ten behoeve van een (vollegronds)teeltbedrijf, extensieve recreatie, educatief medegebruik, landschapsbeheer en natuurbeheer zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, uitgezonderd overkappingen, met een maximale hoogte van 2 meter.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter verbetering van de landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 en 5.2.2 ten behoeve van hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen onder de volgende voorwaarden:

  • a. de voorzieningen zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. omtrent het bepaalde in sub a. kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • c. de hoogte van de teeltondersteunende voorziening mag niet meer bedragen dan 2,5 meter, met uitzondering van hagelnetten, schaduwnetten, vraatnetten en soortgelijke voorzieningen welke maximaal 5 meter hoog mogen zijn;
  • d. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische en/of abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. teeltondersteunende kassen;
  • c. kamperen, met uitzondering van paalkamperen;
  • d. opslag;
  • e. sleufsilo's, mestsilo's, voedersilo's (folie)bassins, mestbassins, mestplaten, oppervlakteverhardingen, waterbassins, paardenbakken en andere soortgelijke bouwwerken/voorzieningen.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en in stand houden van houtgewas, waaronder begrepen houtgewas ten behoeve agrarische activiteiten. Het verbod geldt niet voor het aanbrengen en in stand houden van houtgewas ten behoeve van agrarische activiteiten met een maximale hoogte van 1,50 meter of een instandhoudingstermijn heeft van minder dan één jaar;
  • b. het aanleggen van landschapselementen;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het afgraven en ophogen van gronden met meer dan 0,50 meter;
  • e. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
  • f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • g. het vellen of rooien van houtgewas of landschapselementen, niet zijnde houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
  • h. het aanbrengen van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen.

5.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld onder 5.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, inclusief de werkzaamheden welke tot de normale agrarische bedrijfsvoering worden gerekend;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van het groen blauw stimuleringskader;
  • e. de realisatie van de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap betreffen.

5.6.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 5.6.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bodemexploitatie is beëindigd;
  • b. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • c. natuurontwikkeling dient plaats te vinden;
  • d. er dient te worden aangetoond dat er sprake is van waarden;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard.

5.7.2 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Verkeer - 1'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer – 1', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • b. het betreft een aanpassing van een bestaande weg met de bestemming 'Verkeer – 1';
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

5.7.3 Wijziging bestemming ten behoeve van 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Water', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. er kan advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

5.7.4 Differentiatievlak permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden te wijzigen ten behoeve van het toestaan van een differentiatievlak permanente teeltondersteunende voorzieningen aansluitend aan het bouwvlak van een grondgebonden agrarisch bedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - differentiatievlak permanente teeltondersteunende voorzieningen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor grondgebonden agrarische activiteiten;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de omvang van de aanduiding bedraagt maximaal 2,5 hectare:
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. het wijzigen binnen de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • h. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, schoorstenen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

7.2 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
7.2.1 Maximaal

Indien afstanden tot goot- en bouwhoogten, dakhellingen, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden. Bebouwing met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', welke geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt (middels een omgevingsvergunning) valt niet onder de werking van deze regel.

7.2.2 Minimaal

In die gevallen dat afstanden tot goot- en bouwhoogten, dakhellingen, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden. Bebouwing met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', welke geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt (middels een omgevingsvergunning) valt niet onder de werking van deze regel.

7.3 Milieugevoelige bestemmingen

Indien op grond van de regels van dit bestemmingsplan milieugevoelige bestemmingen zijn toegestaan, dan mogen deze uitsluitend worden gerealiseerd indien wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder en andere relevante milieuhygiënische wetgeving.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Milieuzone - groenblauwe mantel
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel', het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de Groenblauwe mantel.
  • b. Indien de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gedeeltelijk is gelegen over het bouwperceel gelden de voorwaarden die elders in dit bestemmingsplan gekoppeld zijn aan deze aanduiding voor het gehele bouwperceel.

8.2 Overige zone - Archeologische verwachtingswaarde

Ter plaatse van de aanduiding 'overig – archeologische verwachtingswaarde', tevens voor het behoud van archeologische waarden.

8.3 Overige zone - landschappelijke inpassing

In afwijking van hetgeen elders in deze regels bepaald is het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing', overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend toegestaan indien de landschapsmaatregelen, zoals opgenomen in Bijlage 2 en Bijlage 3 behorende bij deze regels, worden aangelegd en aldus in stand worden gehouden, met dien verstande dat:

  • a. een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wabo, voor het bouwen van een bedrijfswoning wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat de landschapsmaatregelen, zoals opgenomen in Bijlage 2 behorende bij deze regels, uiterlijk in het eerste plantseizoen na de bouw van de bedrijfswoning worden aangelegd en vervolgens aldus in stand worden gehouden;
  • b. een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wabo, voor het bouwen van één of meerdere bedrijfsgebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat de landschapsmaatregelen, zoals opgenomen in Bijlage 3 behorende bij deze regels, uiterlijk in het eerste plantseizoen na de bouw van een bedrijfsgebouw worden aangelegd en vervolgens aldus in stand worden gehouden.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  • a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. de voorgeschreven minimum en maximum maten, voor zover daar geen bijzondere afwijkingen zijn opgenomen, met maximaal 10 %.

Op de in de regels opgenomen bebouwingspercentages, oppervlaktematen en inhoudsmaten is deze afwijkingsbevoegdheid niet van toepassing.

9.2 Milieugevoelige bestemmingen

Indien op grond van de regels van dit bestemmingsplan milieugevoelige bestemmingen zijn toegestaan, dan mogen deze uitsluitend worden gerealiseerd indien wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder en andere relevante milieuhygiënische wetgeving.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Wijzigingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag niet met meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag niet met meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd;
  • d. het aanpassen van de aanduidingen uit artikel 8 'Algemene aanduidingsregels' op de verbeelding conform de wijziging van de bijbehorende wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.

10.2 Milieugevoelige bestemmingen

Indien op grond van de regels van dit bestemmingsplan milieugevoelige bestemmingen zijn toegestaan, dan mogen deze uitsluitend worden gerealiseerd indien wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder en andere relevante milieuhygiënische wetgeving.

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde of werkzaamheden
12.1.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overig - archeologische verwachtingswaarde' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. het afgraven, vergraven, egaliseren dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m²;
  • b. het onderbemalen, graven sloten dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m²;
  • c. het diepploegen dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m²;
  • d. het verharden oppervlakte dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m²;
  • e. de aanleg van leidingen dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m²;
  • f. het onderhoud van bestaande drainage dieper dan 1,20 meter en meer dan 200 m² en de aanleg van nieuwe drainage (niet zijnde vervanging van de bestaande drainage) dieper dan 1,20 meter en meer dan 200 m²;
  • g. de aanleg van lage en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m².

12.1.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld onder 12.1.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die/indien:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, inclusief de werkzaamheden welke tot de normale agrarische bedrijfsvoering worden gerekend;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van het groen blauw stimuleringskader;
  • e. de realisatie van de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap betreffen;
  • f. al dan niet uit onderzoek blijkt dat geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad.

12.1.3 Toetsingscriterium

De omgevingsvergunning als bedoeld onder artikel 12.1.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, hetzij direct, hetzij indirect de te verwachten gevolgen geen blijvende onevenredige afbreuk doen aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Grote Spellestraat 3 Kruisland”.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ................

de griffier, de voorzitter,