direct naar inhoud van 5.9 Waterparagraaf
Plan: Randmeer
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0313.randmeer0800-0002

5.9 Waterparagraaf

5.9.1 Watersysteem

Het watersysteem omvat het grondwater en het oppervlaktewater, inclusief oevers en waterbodems. Bunschoten ligt in het noordoostelijk deel van het deelstroomgebied Eemland. Dit (regionale) watersysteem betreft het stroomdal van de Eem vanaf Amersfoort en de diverse polders tussen Eemnes en de Laak en wordt in het zuiden begrensd door de hogere gronden van Soest en Baarn. Het gebied valt binnen het beheersgebied van Waterschap Vallei & Eem.

5.9.1.1 Grondwater

De waterhuishouding in het gebied wordt mede bepaald door het (diepere) grondwatersysteem. De basis van het grondwatersysteem bestaat uit een afsluitende laag op circa 150 m diepte. Daarboven liggen drie goed doorlatende zandpakketten die onderling door afsluitende lagen niet of slechts op een aantal plaatsen met elkaar in contact staan. Het regionale grondwatersysteem in het tweede en derde watervoerende pakket wordt gevoed door regenwater dat op de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug in de grond zakt. Dit oude en gerijpte grondwater stroomt traag in noordwestelijke richting (Flevopolders). Bunschoten ligt in een zogenaamde intermediaire zone waar kwel noch infiltratie optreedt.

In het eerste watervoerende pakket bevindt zich vooral 'jong' grondwater dat in de nabije omgeving in de grond is gezakt. Dit grondwater is merkbaar beïnvloed door het agrarisch grondgebruik. Langs het Eemmeer en de Eem komt langs de dijken lokale kwel voor. De freatische (ondieper) grondwaterstanden zijn betrekkelijk hoog en volgen het gevoerde bemalingsregiem.
Door veranderingen in de waterhuishouding de afgelopen 100 jaar is de toestroming van diep grondwater verminderd vanuit het Veluwemassief en de Utrechtse Heuvelrug. Gevolg is een verlaagde kweldruk. Dit wordt mede versterkt door de afbuiging van de zeer diepe grondwaterstromingen naar het noorden na de aanleg van de IJsselmeerpolders. Door deze geringere kweldruk is er in het gebied ten westen van de kern Bunschoten-Spakenburg sprake van matige verdroging en oxidatie van het veen.

In juni 2005 is langs het Eemmeer bij de Oude Pol (net buiten het plangebied) een educatieve grondwatermeter geplaatst in het kader van het nationale project 'Water in de peiling'. De meter meet (het verloop van) de freatische grondwaterstand. Beoogd wordt met de meter de problematiek van verdroging en de gevolgen voor de natuur zichtbaar te maken. De grondwatermeter staat vlak naast het puttenveld Eempolder van Vitens. De grondwaterwinning gebeurt echter op grote diepte en heeft geen directe invloed op de freatische grondwaterstand die de grondwatermeter aangeeft.

5.9.1.2 Oppervlaktewater

Bunschoten maakt deel uit van het deelstroomgebied Eemland. De Eem (en stroomopwaarts van Amersfoort het Vallei kanaal) is binnen dit stroomgebied de centrale ader waarlangs water wordt af- en aangevoerd. Door bodemdaling als gevolg van ontwatering, is de Eem in loop der eeuwen boven het omliggende land komen te liggen. Deze van oorsprong natuurlijke rivier stroomt van zuid naar noord en watert vrij af op het Eemmeer. Het Eemmeer heeft een gemiddeld zomerpeil van -0,2 m NAP en een gemiddeld winterpeil van -0,4 m NAP. Het Eem peil wisselt sterk door windinvloed. Bij opstuwing vanuit het Eemmeer kan de afvoer tijdelijk stagneren.

In de kern Bunschoten-Spakenburg is sprake van drie peilvakken met een vast peil van -0,55, -0,85 en -1,00 m NAP. De stedelijke waterpeilen zijn hoger dan die in de omliggende poldergebieden. Het woongebied binnen het plangebied liggen binnen het peilvak -0,55 m NAP.
De drooglegging in de -0,85 en -1,00 m NAP peilvakken is veelal voldoende (>1,0 m). In het -0,55 m NAP gebied is de drooglegging gering (0,50 tot 0,75 m). Hier is lokaal sprake van grondwateroverlast. Vanwege de historische panden in het gebied (met houten paalfunderingen) is verlaging van de grondwaterstand niet zonder meer mogelijk (risico op paalrot).

In Bunschoten-Spakenburg zijn in het verleden meerdere watergangen gedempt. Zo is de oude havenkolk op het Kolkplein verdwenen en heeft de verbinding tussen de Oude Haven en de Spakenburgergracht plaats moeten maken voor het Spuiplein.
Uit toetsing van het stedelijk water blijkt dat het watersysteem (precies) voldoende bescherming biedt tegen wateroverlast. Peilstijgingen bij (hevige) neerslag zijn van een acceptabele orde. De waterafvoer vanuit het stedelijk gebied op het omliggende polderland is fors. Bij aanleg van nieuw verhard oppervlak dient voldoende water te worden gerealiseerd om ook in de nieuwe situatie de kans op wateroverlast te beperken en verdere afwenteling op de omliggende polders te voorkomen.

Het stedelijk water kan met de gemalen aan de De Kleine Pol worden aangevuld vanuit de Rengerswetering. Met het gemaal aan het Kolkplein kan het peilvak van -0,55 m NAP worden doorspoeld. De doorspoelmogelijkheden zijn beperkt. Via stuwen stroomt het stedelijk water af op de Bikkerspolder en Oosterpolder.
In 2005 is het onderhoud van de primaire watergangen in Bunschoten-Spakenburg overgedragen van de gemeente aan het waterschap. Deze watergangen zijn primair omdat ze van belang zijn voor aanvoer en afvoer van water. De overige watergangen blijven in onderhoud van gemeente of aangeland.

5.9.1.3 Waterkwaliteit

De waterkwaliteit van het Eemmeer wordt in belangrijke mate bepaald door het instromende Eemwater. De fosfaat- en stikstofbelasting van het Eemmeer is voor 80% afkomstig uit de Eem. Door de overmatige troebelheid van het water en het hoge fosfaatgehalte treedt in de zomer soms overmatige algengroei op.
In het project BEZEM (zie paragraaf 3.3.1) wordt door het waterschap, in samenwerking met Rijkswaterstaat, gezocht naar werkende oplossingen voor de nutriëntenproblematiek.

5.9.2 Watervisie 2006-2015

In de watervisie worden maatregelen beschreven om de gebruikswaarde en belevingswaarde van het water in de gemeente Bunschoten te verhogen. Het plangebied maakt deel uit van twee verschillende deelgebieden, te weten Eemmeer en kust (deelgebied 4) en bebouwd gebied (deelgebied 2).

5.9.2.1 Eemmeer en kust (deelgebied 4)

Het Eemmeer maakt deel uit van de Nederlandse hoofdwateren, is een Staatsnatuurmonument en maakt deel uit van de EHS. Nieuwe ontwikkelingen in het gebied zijn hierdoor gebonden aan beperkingen. Het Eemmeer wordt intensief bevaren door beroeps- en plezierschepen. Ook biedt het Eemmeer ruimte voor allerlei vormen van waterrecreatie. Het Eemmeer is ondiep en relatief smal. De bevaarbaarheid buiten de vaargeul is niet optimaal. De kustzone bestaat grotendeels uit rietoevers. Bunschoten-Spakenburg heeft havenfaciliteiten en een strandje bij Westmaat. In het buitendijkse gebied Maatpolder wint waterbedrijf Vitens grondwater.

Belangrijke knelpunten zijn:

  • 1. de veiligheid dijken (hoogte en de stabiliteit);
  • 2. de bevaarbaarheid Eemmeer ;
  • 3. de eutrofiëring en algengroei.

Deze knelpunten liggen grotendeels buiten de invloedssfeer van het waterplan. Wel bieden regionale ontwikkelingen kansen voor gemeente Bunschoten.

Aan de hand van het beleid wordt in het waterplan middels concrete streefbeelden aangegeven wat de gewenste situatie is in 2015. Voor het Eemmeer en de kust wordt onder andere het volgende beeld geschetst:

  • het Eemmeer is bevaarbaar voor beroepsvaart en de toenemende recreatievaart. Dit betekent een voldoende brede en diepe vaargeul en voldoende vaarmogelijkheden buiten de vaargeul;
  • de havens van Spakenburg zijn behouden en voldoende diep voor boten;
  • het grondgebied van de gemeente Bunschoten is afdoende beschermd tegen overstroming. De primaire waterkeringen (langs het Eemmeer en de Eem) bieden veiligheid tegen overstroming. Maatgevende waterstanden, die met een overschrijdingsfrequentie van 1/1.250 per jaar voorkomen, worden gekeerd;
  • vanaf 2006 is er geen nieuwe bebouwing gerealiseerd in de vrijwaringszone langs primaire waterkeringen, die het versterken of verleggen van de kering bemoeilijkt. Zodoende is ruimte gereserveerd om - zonder onnodige kosten - te kunnen anticiperen op een eventueel toekomstige peilstijging van het Eemmeer;
  • de waterwinning in de Eempolder is duurzaam. De onttrekking is in evenwicht met de aanvulling van het grondwater en heeft geen nadelige invloed op andere gebruiksfuncties;
  • het Eemmeer is behouden als waternatuurgebied. De oeverzone van het Eemmeer ten westen van de haveningang van jachthaven Nieuwboer is natuurvriendelijk ingericht, geschikt als foerageergebied voor trekvogels en alleen toegankelijk voor ongemotoriseerde vaartuigen. De oeverzone functioneert als ecologische verbindingszone;
  • het waterkwaliteit voldoet aan de Europese zwemwaterrichtlijn;
  • de ligging van de gemeente Bunschoten aan het Eemmeer is duidelijk zichtbaar en heeft een positieve belevingswaarde voor inwoners en bezoekers van de gemeente;
  • er zijn voldoende mogelijkheden voor recreatie op het Eemmeer, zonder dat dit leidt tot overmatige verstoring van de natuur (verbinden, zoneren en reguleren);
  • Bunschoten biedt moderne havenfaciliteiten met circa 70 extra ligplaatsen ten opzichte van 2005;
  • er zijn mogelijkheden voor recreatie op de dijk. Vanaf de Rengerswetering tot aan de haveningang van jachthaven Nieuwboer is recreatief gebruik van de oeverzone mogelijk. Voor de overige delen van de oeverzone is recreatief gebruik niet gewenst. Bezoekers blijven daar op de paden en vaartuigen buiten de oeverzone, zodat verstoring van de natuur beperkt blijft;
  • het gebied Oude Pol is een aantrekkelijk recreatie- en informatiepunt met zicht op het Eemmeer en het nationaal landschap.
5.9.2.2 Bebouwd gebied (deelgebied 2)

Ten aanzien van het bebouwde gebied wordt gemeld dat, met uitzondering van een aantal weidegebieden, het grootste deel bestaat uit verhard oppervlakte. Het merendeel van de neerslag dat op het verharde oppervlak valt, komt in het riool terecht. Een belangrijk deel van de riolering is gemengd stelsel. Bij hevige neerslag kunnen overstortingen vanuit de riolering voorkomen, waarbij verdund afvalwater in het oppervlaktewater terecht komt.
In het noordelijk deel van de gemeente komt lokaal wateroverlast voor. In het oude centrum van Spakenburg staan oude panden op houten palenfunderingen. Lage grondwaterstanden kunnen hier tot paalrot leiden.

Knelpunten in het bebouwd gebied zijn:

  • overmatige (snelle) afvoer van regenwater door gebrek aan waterberging;
  • slechte waterkwaliteit onder andere door gebrekkige doorstroming en overstort vanuit het gemengde riool;
  • geringe ecologische en belevingswaarde van de water- en oevervegetaties.

Aan de hand van het beleid wordt in het waterplan middels concrete streefbeelden aangegeven wat de gewenste situatie is in 2015. Voor het bebouwde gebied en het plangebied in het bijzonder wordt onder andere het volgende beeld geschetst:

  • het grondwater in het oude centrum (Weikamp, Oude Haven, De Schans en dergelijke) is voldoende hoog om eventuele schade (door paalrot) aan historische panden te voorkomen;
  • alle in- en uitbreidingslocaties zijn (vanaf 2006) “waterneutraal”. Wanneer niet voldoende ruimte voor waterberging binnen de in- en uitbreidingslocatie aanwezig is (niet waterneutraal) wordt binnen peilvakniveau naar compensatie gezocht voor het verlies. Als vuistregel wordt gesteld dat bij alle in- en uitbreidingslocaties (vanaf 2006) bij voorkeur minimaal 10% tot 15% waterberging wordt gerealiseerd in de vorm van vijvers en singels;
  • de oevers bij nieuwe watergangen wordt natuurvriendelijk ingericht (geen steile beschoeiingen of ander harde oevers). Bestaande oevers van waardevolle watergangen worden zoveel natuurvriendelijk ingericht;
  • in alle in- en uitbreidingsgebieden wordt (vanaf 2006) het regenwater van schone oppervlakten niet op de riolering geloosd. Dit schone regenwater wordt bij voorkeur lokaal gebruikt, in de bodem geïnfiltreerd of op lokaal oppervlaktewater geloosd;
  • circa 10% (ten opzichte van 2003) van het verharde oppervlakte wordt van de riolering afgekoppeld. Dit wordt gerealiseerd door zowel inwoners (daken) als de gemeente (wegen). Het afgekoppelde water wordt bij voorkeur lokaal gebruikt of in de bodem geïnfiltreerd.
5.9.3 Oostmaat & Kuststrook-Oost
5.9.3.1 Nationaal Waterplan: buitendijkse initiatieven

De voormalige waterneutraal ontwerp eisen zoals die voortkwam uit de Nota Ruimte hoeft niet meer gehanteerd te worden. Dit komt niet door de Waterwet, maar door het van kracht worden van het Nationaal Waterplan (NWP). Compenseren van verlies aan waterbergend vermogen is niet meer nodig wegens het Nationaal Waterplan.
Er is wel een andere ruimtelijke voorwaarde/beperking voor buitendijkse initiatieven voor in de plaats gekomen. Het Nationaal Waterplan stelt dat iedere gemeente maximaal 5 ha buitendijkse ontwikkelingsruimte krijgt. Het is aan de gemeente om deze hectaren aan een project toe te kennen. Het is echter een eenmalige toekenning. Alle ontwikkelingen tot het jaar 2040 moeten passen binnen deze 5 ha. Het is zaak dat de gemeente prioriteert welke ruimtelijke initiatieven hierbinnen passen, want 5 ha is het quotum voor alle ruimtelijke plannen tezamen.

Voorliggende ontwikkelingsplannen voor de kuststrook vormen de afronding van het dorp. De buitendijkse ontwikkelingen betreffen het terrein van de jachthaven (inclusief de watervilla's) en het parkeerterrein. Het woningbouwproject Zuyderzee ligt in de nieuwe situatie binnendijks. Uit navolgende paragraaf blijkt dat er geen sprake is van een toename van het 'niet-overstroombaar terrein'.

5.9.3.2 Waterberging

In de oude situatie (binnendijks) was er geen waterberging in het gebied aanwezig. Hemelwater werd rechtstreeks door middel van riolering afgevoerd naar de RWZI.
In de nieuwe situatie (binnendijks) zijn er geen mogelijkheden voor het realiseren van waterbergingsmogelijkheden. Als gevolg van de aanleg van de oostelijke ontsluitingsweg wordt een klein deel van het bestaande oppervlaktewater gedempt en voorzien van een duiker. Ruimte voor de aanleg van bergingsvijvers ontbreekt en de bodem is niet geschikt voor infiltratie van hemelwater.
Hemelwater zowel binnen- als buitendijks zal direct worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. In dit geval het Eemmeer.

Wat betreft de buitendijkse situatie is er in de huidige situatie sprake van circa 18.000 m2 niet overstroombaar terrein. Op basis van de voorlopige plannen, een beschouwing van het terrein op basis van een luchtfoto en een waterpassing is een eerste berekening gemaakt. Circa 9.000 m2niet-overstroombaar terrein wordt omgezet in water. Daartegenover staat dat er eveneens circa 9.000 m2 aan voor water beschikbaar terrein omgezet wordt in niet-overstroombaar terrein. Hiermee is de waterbalans in evenwicht.

5.9.3.3 Regenwater

In de oude situatie betrof het plangebied bedrijfsterreinen. De terreinen waren geheel verhard door gebouwen en terreinverhardingen. De neerslag die op dit gebied viel werd afgevoerd door middel van riolering aangesloten op het gemengde rioolstelsel. Dit voert onder vrijverval af richting hoofdgemaal Zuidwenk en van daaruit verpompt naar de RWZI in Amersfoort.
In de nieuwe situatie wordt het hemelwater (binnendijks) via een hemelwaterafvoerriool (HWA) of via oppervlakkige afstroming afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het aanwezige oppervlaktewater betreft in dit geval de Nieuwe Haven gelegen aan de Kerkemaat. Van een deel van de Kerkemaat (bebouwing en wegverharding) wordt het hemelwater al afgevoerd naar de Nieuwe Haven. Het plangebied sluit hier op aan.
Per saldo wordt er minder hemelwater afgevoerd naar de RWZI en meer geloosd op het oppervlaktewater.
Het hemelwater (buitendijks) van boulevard en parkeerterrein bij de nieuwe jachthaven vloeit direct af naar het oppervlaktewater.

5.9.3.4 Riolering

In het plangebied wordt een gescheiden rioleringstelsel aangelegd. De riolering ten behoeve van de droogweerafvoer (DWA) wordt aangesloten op het bestaande gemengde stelsel in de Kerkemaat en of Oostmaat. De riolering ten behoeve van de hemelwaterafvoer (HWA) wordt geloosd op het oppervlaktewater. Bezien wordt of de bestaande aansluiting van het HWA systeem in de Kerkemaat op de Nieuwe Haven hiervoor kan worden gebruikt.

In het plangebied komt weinig tot geen autoverkeer voor waardoor minder vervuiling van verhardingen plaatsvindt. Het hemelwater kan daarom zonder problemen geloosd worden op het oppervlaktewater.

5.9.3.5 Parkeerkelder

Eventueel toestromend hemelwater bij in- of uitritten van de parkeerkelder zal worden opgevangen in lijngoten en met een pomp worden afgevoerd naar het rioleringstelsel. Lekwater van voertuigen die in de parkeerkelder gestald worden verdampt en dit zal door middel van ventilatie afgevoerd worden.

5.9.3.6 Gebruik van uitlogende bouwmaterialen

Bunschoten hanteert het beleid dat is opgenomen in het Dubo Convenant Eemland. Dit houdt dat bij woning- en utiliteitsbouw geen uitlogende bouwmaterialen (zoals koper, zink etc.) worden toegepast. Ook bij de inrichting van de openbare ruimte wordt hiermee rekening gehouden. Het door burgemeester en wethouders vastgestelde Plan van Aanpak diffuse bronnen onderschrijft het dubo beleid.

5.9.4 Waterwingebied + boringvrije zone

In de Eempolder (in het noordwesten van gemeente Bunschoten) wint waterbedrijf Vitens sinds 1999 grondwater. Het betreft een winning(svergunning) van 5 miljoen m3 per jaar. Het water wordt gewonnen op een diepte van ± 100 tot 140 m en heeft een gemiddelde leeftijd van ± 1200 jaar. Eempolder is een niet-kwetsbare winning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0002_0024.jpg"

Afbeelding - gebiedskaart grondwaterbescherming

De provincie Utrecht stelt hier reguliere regels aan het gebruik van het waterwingebied (conform Besluit waterwingebieden) en de boringsvrije zone (conform Besluit boringen en funderingen). De boringsvrije zone betreft het maken van boorputten, grond- en funderingswerken op een diepte van 10 m of meer. De bescherming van dit grondwaterbeschermingsgebied vindt plaats via de provinciale milieuverordening.

5.9.5 Overstroming en wateroverlast

Het Crisisbeheersingsplan van de Gemeente Bunschoten 2005-2009 gaat in op een dreigende overstroming en wateroverlast. Onder het ramptype “overstroming' vallen overstromingen vanuit zee, door hoge rivierwaterstanden en/of het vollopen van een polder en/of een dijkdoorbraak na langdurig zware regen of een dijkverschuiving na langdurige droogte. De Leidraad Maatramp richt zich bij de verdere uitwerking van het ramptype “overstroming” met name op overstromingen waardoor een binnendijks gebied in belangrijke delen minstens 1 m onder water kan komen.

Op basis van onder andere het rapport “Modellering rampenscenario's Vallei & Eem” uit 2001 en op basis van de “Kaarten risico-inventarisatie Provincie Utrecht” uit 2005 is vast te stellen dat de gehele gemeente Bunschoten met wateroverlast kan worden geconfronteerd. Bunschoten kan te maken krijgen met wateroverlast door één of meer doorbraken van de dijk om het Eemmeer en/of van een doorbraak van de Grebbedijk. In met name het eerstgenoemde geval ontstaat wateroverlast in het poldergebied (met boerderijen), de woonkern van Eemdijk en de gehele bebouwde kom van Bunschoten. Het is aannemelijk dat alle locaties te maken krijgen met een waterstand van minimaal 1 m binnen 24 uur. Bij een dijkdoorbraak vanuit de Grebbedijk heeft de gemeente enkele dagen de tijd heeft om een evacuatie voor te bereiden.
Voor wateroverlast als gevolg van een dijkdoorbraak Grebbedijk of een dijkdoorbraak Meentdijk, Westdijk en/of Arkemheense Zeedijk wordt verwezen naar het Rampenbestrijdingsplan (dreiging) dijkdoorbraak Vallei en Eem Dijkring 45 & 46. Dit plan is op 12 december 2006 vastgesteld door alle betrokken gemeenten. Er is nauwe samenwerking met de politie in verband met evacuatieroutes en routes voor hulpverleningsdiensten bij verschillende wateroverlastscenario's.

In dit rampenbestrijdingsplan wordt uitgegaan van maatgevende scenario's. Met behulp van deze maatgevende scenario's wordt voor de verschillende processen uitgewerkt wie welke taak dient te vervullen. Na de inkadering met behulp van de structuurdocumenten wordt in de daarop volgende procesdocumenten per deelplan één proces aan de orde gesteld. Met welke maatgevende scenario's in dit rampenbestrijdingsplan wordt gewerkt, is bepaald in de projectgroep '(Dreiging) dijkdoorbraak Vallei en Eem'.
De gemeente Bunschoten is aangesloten bij de SAMIJ-regeling. Deze regeling is van belang bij calamiteiten op en aan het water in het IJsselmeergebied. Het gaat hierbij om ondersteuning en informeren bij bestrijdingsacties.