direct naar inhoud van 3.3 Regionaal beleid
Plan: Randmeer
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0313.randmeer0800-0002

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 BEZEM: Eerlijk helder water (2006)

Het rapport is in opdracht van Stuurgroep Bezem opgesteld. De stuurgroep bestaat uit de zeven gemeenten rond het Gooi- en Eemmeer (Almere, Zeewolde, Naarden, Huizen, Blaricum, Bunschoten en Nijkerk), Rijkswaterstaat en Waterschap Vallei en Eem.

In het Eem- en Gooimeer komen tijdens de zomer drijflagen van algen voor. De slechte waterkwaliteit staat op gespannen voet met de grote recreatieve belangen in het direct aangrenzende gebied, zowel in bestaand kustgebied als in te ontwikkelen gebied. Daarnaast worden natuurwaarden geschaad. Het doel van het rapport BEZEM (Bestrijding Eutrofiëring ZuidelijkE randMeren) is om aan de hand van scenario's de noodzakelijke informatie aan te dragen voor een bestuurlijke beslissing over de na te streven waterkwaliteit en de daarvoor noodzakelijke maatregelen in het stroomgebied van de Eem- en de Zuidelijke Randmeren. Het vormt daarmee één van de bouwstenen voor het stroomgebiedplan Rijn-Midden.

Bij de waterkwaliteitsproblematiek van het Eem- en Gooimeer gaat het enerzijds om de meren zelf, en anderzijds om het stroomgebied Gelderse Vallei / Utrecht-Oost. In de meren spelen vooral problemen rondom ecologie en waterkwaliteit, terwijl de oorzaak van het waterkwaliteitsprobleem voornamelijk ligt in de Gelderse Vallei.

Het Eemmeer en Gooimeer zijn ondiepe meren die door een hoge belasting met voedingsstoffen (nutriënten) troebel zijn geworden. Dit is een probleem voor de volksgezondheid en zorgt voor veel stankoverlast, op stranden en in jachthavens. Dit heeft negatieve economische gevolgen voor de regio. In het kader van BEZEM is een breed scala aan bron- en effectgerichte maatregelen voorgesteld. Uit een analyse van het functioneren van het ecosysteem van de Zuidelijke Randmeren is naar voren gekomen dat onder andere met het reduceren van fosfaat en slib (met fosfaat) belangrijke verbeteringen zijn te bereiken. Tot 2015 worden diverse maatregelen uitgevoerd, zoals het verbeteren van rioolwaterzuiveringsinstallaties en de aanleg van een slibvang. Aanvullende maatregelen in het landbouwgebied en ecologische maatregelen in de Zuidelijke Randmeren zijn eveneens noodzakelijk.

De kwaliteitsverbetering is noodzakelijk, aangezien een schoon Eem- en Gooimeer van belang zijn voor toekomstige ontwikkelingen in het gebied.

3.3.2 Ontwikkelingsvisie zuidelijke Randmeren (2008)

Naar aanleiding van BEZEM is afgesproken dat de gemeenten rond het Eem- en Gooimeer gezamenlijk een ontwikkelingsvisie gaan opstellen voor de verbetering van de waterkwaliteit en benutting van deze verbeterde waterkwaliteit.
In het Eem- en Gooimeer is het water niet alleen de verbindende factor tussen de omringende regio's, maar ook de belangrijkste kwaliteit en tegelijkertijd een bedreiging voor de ontwikkeling van het gebied. De waterkwaliteit van het gebied is slecht, voornamelijk vanwege de algenproblematiek. Hierdoor kan het water niet functioneren als zwemwater en leidt het tot (stank)overlast voor omwonenden en recreanten. De algen en drijflagen hebben ook een negatieve invloed op de ecologische waarden in het gebied, met als gevolg sterfte van vogels en vissen. De waterkwaliteit moet op een zorgvuldige en duurzame manier worden verbeterd.
Vervolgens wordt ingezet op een optimale benutting van de verbeterde waterkwaliteit met onder andere wonen, recreëren en natuur. De verwachting is dat de maatregelen uiterlijk rond 2015 een zichtbaar ecologisch effect tot gevolg hebben.

De zuidelijke randmeren verbinden de dynamiek van Amsterdam en Almere met de rust in het nationale landschap Arkemheen-Eemland en het Hosterwold. Een goede recreatieve en ecologische ontwikkeling is van essentieel belang en de balans tussen beide ontwikkeling is het uitgangspunt. De recreatieve druk neemt sterk toe. Deze recreatieve ontwikkeling zal moeten samengaan met de gewenste ecologische ontwikkeling. Grote delen van het Randmeer zijn immers aangewezen als Natura2000 en het gebied maakt deel van de 'Groene Ruggengraat' een ecologische verbindingszone van moerasgebieden. Daarom is er gekozen voor zonering van gebieden, elk met een eigen (gebruiks-)doel en karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0002_0011.jpg"

Afbeelding - uitsnede visiekaart zuidelijke randmeren

In de ontwikkelingsvisie wordt voor de actuele projecten aangegeven waar verbeteringen mogelijk zijn om de water- en ruimtelijke kwaliteit in het gebied te verbeteren. In zijn algemeenheid geldt voor alle jachthavens en de toename van de recreatievaart een aantal aandachtspunten, zoals:

  • het garanderen van een goede waterdoorstroming om drijflagen met blauwalgen bij havenkommen te voorkomen,
  • een duidelijke scheiding tussen waterrecreatie en natuur,
  • goede faciliteiten (afvalverzamelpunten) bij jachthavens en handhaving om verontreiniging te voorkomen,
  • herinrichting of uitbreiding kan leiden kansen tot verlies aan oeverzone en open water, maar biedt ook mogelijkheden voor de ontwikkeling van natuurvriendelijk ingerichte zachte oevers

In de bijlage van het rapport wordt voor een aantal projecten aangegeven in hoeverre deze aansluiten bij de ontwikkelingsvisie, waaronder de Oostmaat en de dijkverbetering langs de Eem en zuidzijde van het Eemmeer. De kustontwikkeling Oostmaat past binnen de ontwikkelingsvisie past om de oevers interessanter te maken voor natuur en recreatie. Het project dient meerdere doelen en vormt geen bijzondere verstoring van de waterkwaliteit en doorstroming in het Eemmeer. Het project versterkt de compactheid en recreatieve mogelijkheden van Bunschoten. Aan de randen versterkt het de water- en natuurkwaliteit en lichte recreatie langs het Eemmeer, de dijk en langs de Laakzone.
De risico's liggen volgens het rapport in algemene zin bij de toename van de recreatievaart, hoewel uit nader onderzoek (zie 5.1.2 en 5.11) blijkt dat de extra vaarbewegingen vanwege de nieuwe jachthaven niet leidt tot significante negatieve effecten. Het risico voor drijflagen met blauwalgen kan met technische ingrepen worden voorkomen.

De dijkversterking langs de zuidzijde van het Eemmeer heeft een belangrijke invloed op de karakteristiek van de dijk en directe omgeving. Er liggen kansen om de dijkversterking integraal mee te nemen in een project als Oostmaat. De dijkversterking kan worden aangegrepen om zowel binnendijks als buitendijks natuurvriendelijke oevers en waterrijke gebieden aan te leggen.

3.3.3 Landschapsontwikkelingsplan Eemland (2006)

Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Eemland is opgesteld voor de gemeenten Bunschoten, Baarn, Eemnes en Soest. Met het opstellen van het LOP Eemland willen de betreffende gemeenten de landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied van de gemeenten vergroten. Het LOP heeft als voornaamste doel het stimuleren van initiatieven in het buitengebied door particulieren, instanties en gemeenten, die te maken hebben met het behouden, versterken en verbeteren van de landschappelijke identiteit of groenblauwe structuur.
De andere doelstellingen van het LOP hebben betrekking op verbetering van de landschapskwaliteit, stimuleren van initiatieven en uitvoer van projecten.

Het plangebied ligt nabij het open slagenlandschap van de Eempolders. Natuurontwikkelingsgebieden aan de kust van het Eemmeer kunnen een bijdrage leveren aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.3.4 Nationaal landschap Arkemheen-Eemland - Open en vitaal (2007)

Dit plan geeft een integrale kijk op de ontwikkeling van het landelijk gebied. Het plan gaat voor een open en vitaal Arkemheen-Eemland. De hoofddoelen zijn:

  • behoud en ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten,
  • versterking van de ecologische en sociaal-economische vitaliteit.

Nieuwe ontwikkelingen moeten gericht zijn op behoud en zo mogelijk versterking van de identiteit en belevingswaarde van het nationaal landschap. Versterking van de samenhang in landschappelijke structuren staat daarbij voorop.

Bij nieuwe ontwikkelingen is een goede aansluiting op het landschap belangrijk. Storende elementen kunnen beter worden ingepast of worden verwijderd. Speciale aandacht vraagt de inpassing van stads- en dorpsranden.

De uitgangspunten van het plan zijn:

  • Landschap en cultuurhistorie: behoud, duurzaam beheer en versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten met bijbehorende kernwaarden. De kernkwaliteiten van het gebied zijn extreme openheid, slagenverkaveling, veenweidekarakter, Historie van de Zuiderzee, Grebbelinie en Overgangsgebieden
  • Natuur: instandhouding en verdere ontwikkeling van de natuurwaarden binnen het gebied. Voor natuur zijn natuurwaarden, realisatie van de EHS en Agrarisch natuurbeheer en waterhuishouding van belang.
  • Landbouw: instandhouding en ontwikkeling van een duurzame en vitale landbouw.
  • Recreatie en toerisme: beleefbaar maken van het nationaal landschap en het versterken van de economische vitaliteit door vergroting van de recreatieve toegankelijkheid.
  • Communicatie en educatie: informatieverstrekking aan bewoners, omwonenden en recreanten over de waarden en de recreatieve mogelijkheden van het gebied en organisatie van activiteiten waarbij aandacht is voor kennisuitwisseling, educatie, beleving en eigen inzet voor het nationaal landschap.
3.3.5 Beleidsvisie Veiligheid Zuidelijke randmeren

Het Waterschap Vallei & Eem en het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, in samenwerking met Rijkswaterstaat, willen gezamenlijk de veiligheid van het gebied achter de dijken langs de zuidelijke randmeren en de Eem vergroten. Directe aanleiding vormt de aanscherping van de normen voor veiligheid.

De rijksoverheid heeft in 2002 strengere wettelijke normen vastgesteld voor de dijken langs het Gooimeer, Eemmeer, Nijkerkernauw en de Eem. Een aantal dijken in het Eemgebied voldoet niet aan deze nieuwe eisen. Vooral bij hevige regenval en een harde noordwestenwind kunnen problemen ontstaan. De gebieden achter de dijken moeten in 2010 voldoende zijn beschermd tegen overstromingen.

In het kader van de beleidsvisie is een Milieueffectrapport (MER) opgesteld. In dat rapport worden de mogelijke oplossingen om de veiligheid van de binnendijkse gebieden te verbeteren uitgewerkt. Ook de effecten van deze oplossingen op de veiligheid, de omgeving en de kosten komen aan de orde. Met behulp van die rapportage beslissen de besturen van de drie waterbeheerders uiteindelijk welke maatregelen worden uitgevoerd. De provincie is het bevoegd gezag voor de MER.

In de startnotitie geven de verantwoordelijke waterschappen op hoofdlijnen informatie over het probleem en vier mogelijke oplossingen. Ook wordt in grote lijnen aangegeven welke milieuaspecten daarbij naar verwachting relevant zullen zijn. In de notitie is met name aandacht geschonken aan de volgende vier opties voor verbetering van de veiligheid in de kustzone van de randmeren:

  • verbetering van de dijken langs randmeren en Eem;
  • een beweegbare kering bij de Stichtse Brug met beperkte dijkverbetering;
  • een beweegbare kering bij de Hollandse Brug met beperkte dijkverbetering;
  • een beweegbare kering in de monding van de Eem met beperkte dijkverbetering.

In 2008 heeft de provincie de MER fase 1 goedgekeurd en bepaald dat in de 2e fase MER een dijkverbetering van de dijken langs het randmeer en de Eem moet worden ingericht.