direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen - 2
Plan: Park Randenbroek e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00024-0301

Artikel 15 Wonen - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. groen;
  • c. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    • 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    • 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    • 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    • 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    • 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    • 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    • 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels (bijlage 1) deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    • 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    • 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de van deze regels (bijlage 5) deel uitmakende Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

15.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

15.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend ten hoogste twee aaneen gebouwde woningen worden gebouwd met dien verstande dat in plaats daarvan op het perceel Heiligenbergerweg 171 ook de bestaande woning mag worden gehandhaafd volgens de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan aanwezige situatie;
  • b. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • c. de goothoogte en/of de bouwhoogte mag niet meer zijn dan zoals aangegeven op de verbeelding;
  • d. de woningen moeten worden voorzien van tenminste één geluidsluwe gevel met uitzondering van de bestaande woningen;
  • e. de kopgevel van de derde bouwlaag van de woning die naar de rijksweg A28 is gekeerd moet een dove gevel zijn, met uitzondering van de bestaande woningen;
  • f. kelders die zijn gelegen geheel onder het maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan, waarbij het bebouwingspercentage mag worden overschreden;
  • g. in afwijking van het bepaalde in a tot en met f geldt voor gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen een maximale hoogte van 3,5 m.

15.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, te worden gebouwd;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • c. de goot- en/of bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag bij elke woning niet meer bedragen dan 15% van het bouwperceel met een maximum van 75 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van erkers en aanbouwen aan de voorzijde niet meegerekend worden;
  • f. in afwijking van het bepaalde in a tot en met f mogen de bijbehorende bouwwerken bij de te handhaven woning op het perceel Heiligenbergerweg 171 worden gehandhaafd volgens de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan aanwezige situatie.

15.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
pergola's   3 m  
palen en masten, zoals vlaggenmasten   8 m  
erfafscheidingen op het voorerf   1 m  
overige erfafscheidingen   2 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt mede verstaan het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte.

15.5 Afwijkingen

15.5.1 Bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 15.2.1, onder b., ten behoeve van het bouwen van erkers en ingangspartijen, aan de voorgevel van een woning:
      • met een diepte van ten hoogste 1,5 m, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt,
      • met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 12 m², en
      • met een goot- en/of boeiboordhoogte bouwhoogte van ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
    • 2. lid 15.2.3, ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
      • de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
      • de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
      • de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

3. lid 15.2.1. onder e. indien de geluidsbelasting vanwege de rijksweg A28 lager is dan 53 dB.

  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.5.1. onder a kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

15.5.2 Gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1, onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen door al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 15.1 onder genoemde voorwaarden.

15.5.3 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 voor het wijzigen van de parkeernormen overeenkomstig een nieuwe door de gemeenteraad vast te stellen parkeernota, dan wel een wijziging van de parkeernormen.

15.6 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.