direct naar inhoud van 4.1 Archeologie
Plan: Buitengebied Vlieland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.BP087103-VA01

4.1 Archeologie

4.1.1 Algemeen

In 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Samen met de in 2007 gewijzigde Monumentenwet heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed daarmee een belangrijkere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden ter plaatse en de introductie van het “veroorzakersprincipe”. Dit principe houdt in dat diegene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Dit is vertaald naar de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die in september 2007 in werking is getreden. Vooral de Monumentenwet is door de Wamz ingrijpend gewijzigd en gaat nu uitdrukkelijk in op de bescherming van archeologische waarden in bestemmingsplannen.

4.1.2 Regelgeving

Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag geratificeerd en geïmplementeerd in de Monumentenwet. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de monumentenwet in werking getreden. Bij ruimtelijke ingrepen worden de archeologische belangen in een vroeg stadium in de planvorming betrokken. Uitgangspunt bij de zorg voor archeologische waarden is behoud in de bodem ter plekke en planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen. Verder geldt het “veroorzakerprincipe”. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of voor een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische materiaal in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering.

4.1.3 Onderzoek

De verwachtingswaarde voor het grootste gedeelte het eiland is laag met uitzondering van de dorpskern die geen onderdeel uitmaakt van dit plangebied. Omdat de verwachtings- waarde laag is (zie figuur 12) is er geen noodzaak om een dubbelbestemming op te nemen ter bescherming van de archeologische waarden. Bovendien maakt dit bestemmingsplan vrijwel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

Dit is anders voor de locaties waar Stelling 12H wordt ontwikkeld en de locatie waar het strandpaviljoen komt. Hier is op basis van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) onderzoek gedaan naar de verwachtingswaarde van het gebied. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr - 1500 n Chr). Voor deze indeling in twee perioden is gekozen omdat de adviezen voor mogelijke vindplaatsen uit de steentijd vaak verschillen van die voor mogelijke jongere vindplaatsen. Voor beide perioden geven de advieskaarten van de FAMKE aan dat er geen nader onderzoek naar het aspect archeologie gedaan hoeven te worden. Het aspect archeologie vormt daarmee geen beperking voor de ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BP087103-VA01_0014.png"

Figuur 12: advieskaart IJzertijd - Middeleeuwen (voor Steentijd - Bronstijd geldt voot het gehele buitengebied dezelfde lage verwachtingswaarde).

4.1.4 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen beperking voor de realisatie van Stelling 12H en het strandpaviljoen aan de Fortweg.