|
Natuurgebied Westelijke Langstraat
De Westelijke Langstraat is een bijzonder en waardevol natuurgebied in de gemeente Waalwijk, gelegen tussen Waspik en Waalwijk, met veel natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Het gebied is een ontgonnen laagveenvlakte en een restant van een oud slagenlandschap met zeer lange en smalle graslanden en begrensd door elzenhagen. In de Westelijke Langstraat zijn sloten, trilvenen, schrale soortenrijke graslanden en zeggenmoerassen aanwezig. Rond het jaar 1900 was de Westelijke Langstraat vanwege de unieke ligging en ontstaansgeschiedenis op de grens van zand- en zeekleigronden, een van de rijkste natuurgebieden in Nederland. Door intensivering van de landbouw, vermesting en verdroging is de oorspronkelijke natuur sterk achteruit gegaan.
Door de aanwezige bijzondere en waardevolle natuur is de Westelijke Langstraat op grond van de Habitatrichtlijn aangewezen als Natura 2000-gebied en wordt daarmee op Europees niveau beschermd. Binnen Natura 2000-gebieden moet aangewezen flora en fauna worden beschermd. Het gaat in het geval van de Westelijke Langstraat om de habitattypen kranswierwateren, blauwgraslanden, trilvenen, veenmosrietlanden en kalkmoerassen. Daarnaast worden ook de soorten grote en kleine modderkruiper beschermd.
Naast een Natura 2000-gebied, is de Westelijke Langstraat opgenomen in het Natuurnetwerk Brabant (NNB). Het NNB is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter)nationaal belang gericht op het behoud, herstel en duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. De ecologische waarden en kenmerken zijn per gebied vastgelegd in een beheertypenkaart en in een ambitiekaart.
Opgave Westelijke Langstraat
Het natuurgebied heeft last van verdroging als gevolg van de vergaande ont- en afwateringsmaatregelen ten behoeve van de landbouwgronden in de directe omgeving. De omliggende landbouwgronden zijn goed ontwaterd, waardoor water relatief makkelijk uit het natuurgebied weg kan lopen en het natuurgebied verdroogt. Gevolg is dat een groot 'actief kussen' van veen ontbreekt. Aan één van de belangrijkste eisen van een veensysteem, namelijk een hoog stabiel waterpeil nabij het maaiveld, wordt op dit moment niet voldaan. Hierdoor dreigt dit unieke veenlandschap te verdwijnen. Rijk, provincies, natuurorganisaties, waterschappen en overige partners nemen samen maatregelen om de natuur te herstellen en robuuster te maken.
Het voornemen richt zich op natuurherstel en -uitbreiding. De maatregelen die in het gebied uitgevoerd moeten worden om de vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied te kunnen realiseren, zijn benoemd in de vastgestelde PAS gebiedsanalyse (2017). Deze gebiedsanalyse maakt integraal onderdeel uit van het Natura 2000-beheerplan Langstraat (hierna: Beheerplan).voetnoot: In het vervolg zal dan ook worden verwezen naar het Natura 2000-Beheerplan Langstraat (januari 2017). De maatregelen om de instandhoudingsdoelstellingen te kunnen realiseren bestaan voornamelijk uit peilveranderingen en afgraven (zie Bijlage 14 Natura 2000-beheerplan Langstraat).
Zoals reeds aangegeven is de Westelijke Langstraat als Natura 2000-gebied aangewezen voor de habitattypen kranswierwateren, blauwgraslanden, trilvenen, veenmosrietlanden en kalkmoerassen. Voor deze habitattypen zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd voor zowel de omvang van de habitattypen als de kwaliteit. Onderstaande tabel geeft de huidige trend van de omvang en kwaliteit van de habitattypen weer en de instandhoudingsdoelstellingen die zijn geformuleerd.
Tabel 1.1 Huidige trend en instandhoudingsdoelstellingen habitattypen Westelijke Langstraat (bron: Beheerplan Langstraat Bijlage 14)
Habitattype | Huidige trend | Instandhoudingsdoelstelling | ||
Omvang | Kwaliteit | Omvang | Kwaliteit | |
Kranswierwateren (H1340) | stabiel | stabiel | behouden | behouden |
Blauwgraslanden (H6410) | stabiel | afname | uitbreiding | verbetering |
Trilvenen (H7140A) | afname | stabiel | uitbreiding | verbetering |
Veenmosrietlanden (H7140B) | stabiel | stabiel | uitbreiding | verbetering |
Kalkmoerassen (H7230) | stabiel | afname | uitbreiding | verbetering |
Uit de tabel is op te maken dat er voor de blauwgraslanden, trilvenen en kalkmoerassen een afname is geconstateerd. Het is dus van belang dat er zo snel mogelijk maatregelen worden getroffen om deze afname te stoppen. In het Beheerplan zijn herstelmaatregelen opgenomen, waarmee de achteruitgang wordt gestopt en de overige bovengenoemde instandhoudingsdoelstellingen gerealiseerd kunnen worden. In de, bij dit provinciaal inpassingsplan horend, milieueffectrapportage (Bijlage 1) zijn uiteindelijk de meest effectieve herstelmaatregelen opgenomen in het voorkeursalternatief (VKA).
Voor natuurherstel zijn onder andere aanpassingen nodig aan de waterhuishouding, zoals peilveranderingen. In de Westelijke Langstraat liggen kansen om bijzondere kwelafhankelijke natuur te ontwikkelen. Daarnaast wordt landbouwgrond omgezet in natuur (natuuruitbreiding). Door uitvoering van deze natuurherstelmaatregelen en door het omzetten van landbouwgronden naar natuur worden de instandhoudingsdoelen gerealiseerd.voetnoot: In hoofdstuk 2 worden de maatregelen nader beschreven.
Voor de uitvoering van haar ruimtelijke beleid heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant op 12 december 2016 besloten om voor de natuurherstelmaatregelen het planologische instrument provinciaal inpassingsplan in te zetten. In de Westelijke Langstraat gaan de provincie Noord-Brabant, waterschap Brabantse Delta, Staatsbosbeheer en de gemeente Waalwijk gezamenlijk investeren in natuur. De betrokken partijen bij het gebiedsproces van de Westelijke Langstraat - provincie Noord-Brabant, gemeente Waalwijk, waterschap Brabantse Delta en Staatsbosbeheer - hebben de gezamenlijke aanpak voor de Westelijke Langstraat vastgelegd in de Samenwerkingsovereenkomst Westelijke Langstraat van 13 juli 2017. Hierin is vastgelegd dat deze partijen zorgdragen voor de realisatie van:
Alle overige maatregelen voor de integrale aanpak en de uitgangspunten opgenomen in het plan van aanpakvoetnoot: Vastgesteld door de ambtelijke stuurgroep Westelijke Langstraat d.d. 28 juni 2017, waarin doelen en een werkwijze zijn opgenomen. die naast de maatregelen onder a. en b. opgenomen worden in het inrichtingsplan.
In de samenwerkingsovereenkomst is eveneens vastgelegd dat de provincie zorgdraagt voor de planologische borging in de vorm van een provinciaal inpassingsplan.
Op 29 mei 2019 heeft de Raad van State zich negatief uitgesproken over de juridische houdbaarheid van de Programmatisch Aanpak Stikstof en deze onverbindend verklaard. Deze uitspraak tornt echter niet aan de noodzaak en de urgentie om natuurherstelmaatregelen uit te voeren. Sterker nog, de Raad heeft in haar uitspraak nadrukkelijk gesteld dat zij het belang dat met deze herstelmaatregelen is gemoeid wil benadrukken. De verplichting hiertoe is verankerd in de Wet natuurbescherming.
De Minister van LNV heeft in een brief kort na de uitspraak d.d. 11 juni 2019 reeds aangegeven dat de uitvoering van de natuurherstelmaatregelen doorgaat. In haar brief d.d. 4 oktober 2019 heeft de minister nogmaals benadrukt dat de geplande natuurherstelmaatregelen zo spoedig als mogelijk uitgevoerd dienen te worden.
De provincie Noord-Brabant werkt aan onderhavig (natuur)project om de schade, die ontstaan is door onder andere het overschot aan stikstof, te herstellen. Om de vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen voor de Westelijke Langstraat, zoals beschreven in het Natura 2000-beheerplan Langstraat, te kunnen halen worden in het gebied hydrologische en ecologische maatregelen getroffen. Voor natuurherstel zijn onder andere aanpassingen nodig aan de waterhuishouding. Zonder deze herstelmaatregelen leidt de huidige stikstofdepositie tot schade aan de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied.
De herstelmaatregelen zijn deels voorzien op gronden waar op basis van de huidige bestemming nog (veelal) agrarisch gebruik plaatsvindt of mogelijk is. Aangezien dit niet verenigbaar is met de noodzakelijke herstelmaatregelen, dient voor deze gronden de bestemming te worden gewijzigd in een natuurbestemming. Dit wordt in hoofdstuk 5 nader toegelicht.
De provincie Noord-Brabant heeft er, gelet op haar provinciaal belang, voor gekozen om een provinciaal inpassingsplan op te stellen. Het doel van dit provinciaal inpassingsplan is om realisatie van de noodzakelijke herstelmaatregelen planologisch te borgen door de bestemming van benodigde gronden te wijzigen in een natuurbestemming. Het provinciaal inpassingsplan biedt daarnaast, zo nodig, een titel voor onteigening van deze benodigde gronden.
Naast de provinciale opgave om Natura 2000-gebieden te ontwikkelen biedt dit provinciaal inpassingsplan een planologische grondslag voor de ambitie van de provincie om het Natuur Netwerk Brabant (NNB) uit te breiden en met elkaar te verbinden.
Het plangebied voor het provinciaal inpassingsplan ligt tussen Waalwijk en Waspik, ten zuiden van de A59. Het plangebied omvat alle gronden, die onderdeel uitmaken van het aangewezen Natura 2000-gebied Westelijke Langstraat en/of onderdeel uitmaken van het Natuur Netwerk Brabant. Binnen het plangebied zijn er delen die zowel binnen het Natura 2000-gebied als binnen het NNB liggen, maar ook enkele gebieden waar slechts één van deze kaders geldt. De totale omvang van het plangebied bedraagt ca. 670 ha.
Afbeelding 1.1 Plangebied Westelijke Langstraat inclusief deelgebieden
Het glastuinbouwgebied 'Glasnat', de compartimenteringskering van het waterschap Brabantse Delta, wegen en huizen vallen buiten de begrenzing van de NNB en Natura 2000 en maken hierdoor geen deel uit van het plangebied voor dit provinciale inpassingsplan. Hoofdstuk 2 geeft een uitgebreide beschrijving van het plangebied, waarbij een groter gebied wordt beschreven dan alleen het plangebied voor het provinciaal inpassingsplan. In de milieueffectrapportage (Bijlage 1) en de aanvulling hierop (Bijlage 3) is namelijk ook de omgeving van het plangebied voor het provinciaal inpassingsplan onderzocht.
Om de herstelmaatregelen voor dit project uit te kunnen voeren en de natuur te kunnen beheren, moeten de gronden in eigendom zijn van de provincie, een natuurbeherende instantie of waar mogelijk in eigendom van particulieren die bereid zijn de gronden te beheren. Voor een deel zijn de gronden van het plangebied al eigendom van de provincie of een natuurbeherende instantie en zijn er afspraken gemaakt met particulieren omtrent natuurbeheer. Voor een gedeelte van deze gronden is dit echter nog niet gebeurd en is de provincie nog bezig om gronden minnelijk te verwerven. Indien blijkt dat minnelijk verwerven niet lukt, is de provincie bereid om benodigde gronden te onteigenen.
De vigerende planologische situatie van de gronden gelegen in de Westelijke Langstraat is vastgelegd in de beheersverordening 'Natte natuurparel, Eerste Zeine (incl. parkeren)', vastgesteld op 1 november 2018. De gemeente Waalwijk heeft deze beheersverordening opgesteld, omdat deze gronden momenteel nog geen onderdeel uitmaken van een actueel bestemmingsplan. In de vigerende beheersverordening zijn elf voorheen geldende bestemmingsplannen opgenomen en aangeduid met deelgebieden binnen de beheersverordening. Tussentijds zijn deze voorheen geldende bestemmingsplannen ook overgenomen in de beheersverordening 'Gemend gebied, Natte Natuurparel en Eerste Zeine' die op 13 juni 2013 is vastgesteld.
Onderstaande afbeeldingen geven een indicatie van de vigerende planologische situatie. Vanwege de leesbaarheid van deze plankaarten wordt de huidige planologische situatie enkel globaal toegelicht.
Afbeelding 1.2 Indicatie huidige planologische situatie I
Afbeelding 1.3 Indicatie huidige planologische situatie II
Op hoofdlijnen gelden de volgende vier bestemmingen in de Westelijke Langstraat op grond van de vigerende beheersverordening:
Delen van het plangebied, zoals de eendenkooi binnen Den Dulver en gebieden binnen Labbegat, hebben volgens de beheersverordening de bestemming Natuurgebied. Deze gronden zijn bestemd voor behoud en/of herstel van de ter plaatse heersende milieufactoren alsmede van de ruimtelijke karakteristiek.
Daarnaast zijn grote delen van de Dellen, Dullaart, Kruisvaart en Den Dulver (met uitzondering van de eendenkooi) in de beheersverordening aangeduid als Agrarisch gebied met landschappelijke en- of cultuurhistorische waarden. Deze gronden zijn bestemd voor het agrarische bedrijf en behoud en/of herstel van bos, houtwallen en overige beplanting alsmede behoud van verkavelingspatronen en hoogteverschillen.
Delen van de Schans, Hoven, Hogevaart, Zuidewijn en de Binnenpolder van Besoijen zijn in de beheersverordening aangeduid als Agrarisch gebied met landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waarden. Deze gronden zijn bestemd voor agrarische bedrijfsvoering en behoud en/of herstel van bos, houtsingels, hagen en sloten alsmede behoud van het verkavelingspatroon en behoud van de bodemkundige en waterhuishoudkundige situatie.
In de Dullaard zijn een aantal gebieden in de beheersverordening aangeduid als Bos. Deze gronden zijn bestemd voor houtproductie, behoud en/of herstel van bos en houtsingels en bescherming van de landschappelijke waarden alsmede de extensieve dagrecreatie.
De conclusie luidt dat in de vigerende beheersverordening delen van het plangebied al een natuurfunctie hebben, zoals de bestemmingen Natuurgebied en Bos. Andere delen van het plangebied hebben in de huidige situatie een agrarische bestemming. Bij deze agrarische bestemmingen is wel belang gehecht aan landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waarden. Voor het gehele plangebied van de Westelijke Langstraat wordt dit provinciale inpassingsplan vastgesteld, zodat een robuuste, eenduidige planologische regeling ontstaat, ook als reeds in de huidige situatie een natuurbestemming ligt. Voor de gronden, die onderdeel uitmaken van onderhavig provinciaal inpassingsplan Natuurgebied Westelijke Langstraat zullen de onderliggende bestemmingsplannen in de beheersverordening komen te vervallen. Dit provinciale inpassingsplan maakt alle maatregelen mogelijk die noodzakelijk zijn om de natuurdoelen te halen.
De wettelijke context bepaalt de doelen die aan de basis liggen van dit provinciale inpassingsplan. Aangezien deze doelen wettelijk zijn vastgelegd, vormen ze de kaders waarbinnen het gebied ontwikkeld wordt. De wettelijke context bestaat uit drie onderdelen: Natura 2000, Biodiversiteitsdoelen en Natuur Netwerk Brabant. Deze onderdelen worden in Hoofdstuk 3 Wetgeving en beleid verder toegelicht.
Hoofdstuk 2 Gebied- en planbeschrijving geeft een beschrijving van het gebied en de plannen voor natuurontwikkeling. Hoofdstuk 3 Wetgeving en beleid gaat in op de wetgeving en het beleid relevant voor de natuurontwikkelingen in het kader van Natura 2000, de biodiversiteitsdoelen en het NNB. In dit hoofdstuk wordt de wetgeving en het beleid op Europees, nationaal, provinciaal, waterschappelijk en gemeentelijk niveau behandeld. Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten gaat in op omgevingsaspecten die relevant zijn voor de natuurontwikkeling. Deze omgevingsaspecten zijn water, natuur, bodemkwaliteit, archeologie, niet gesprongen explosieven, landschap, cultuurhistorie en aardkundige waarden en externe veiligheid. Hoofdstuk 5 Juridische planopzet beschrijft de juridische planopzet van het provinciaal inpassingsplan, waarbij de algemene plansystematiek van inpassingsplannen wordt gegeven, de standaarden en opbouw van het inpassingsplan en een toelichting op de artikelen in de planregels. Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid gaat in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het inpassingsplan. Als laatste wordt in Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid de economische uitvoerbaarheid toegelicht.
De Westelijke Langstraat is op 23 mei 2013 als Natura 2000-gebied aangewezen door de Staatssecretaris van Economische Zaken onder de naam Langstraat. Het plangebied Westelijke Langstraat voor dit provinciaal inpassingsplan omvat bestaande en nieuwe natuurgebieden. Nieuwe natuurgebieden zijn locaties waar voorheen een andere bestemming heeft gelegen, zoals een agrarische bestemming.
Binnen de Westelijke Langstraat vindt momenteel nog veel landbouw plaats (zie afbeelding 2.1). De landbouwbedrijven liggen vooral in de bebouwingslinten, met veelal een aangrenzende huiskavel. Overwegend kent het gebied grondgebonden landbouw, veelal melkveehouderij. Glastuinbouw vindt plaats in het 'GlasNat'-gebied aan de Wendelnesseweg. De huidige functies binnen de Westelijke Langstraat zijn in onderstaande kaart weergegeven.
Afbeelding 2.1 Huidige gebruiksfuncties Westelijke Langstraat (peildatum: herfst 2018)
Het Natura 2000-gebied heeft een oppervlakte van ruim 500 ha gelegen tussen de bebouwde kom grenzen van Waalwijk en Waspik. De noordgrens loopt in de oostelijke helft van het gebied langs de A59 en in de westelijke helft langs het Zuiderafwateringskanaal (ZAK). De zuidgrens ligt langs het Halve Zolenpad en de Spoorbaanweg. De Meidoornweg die parallel loopt aan de N261, vormt de oostgrens van het Natura 2000-gebied. De Vrouwkensvaartsestraat vormt de westgrens van het Natura 2000-gebied. Het merendeel van het Natura 2000-gebied overlapt met het NNB-gebied. Circa 150 ha is alleen aangewezen als NNB. In het meest westelijk gelegen gedeelte van het plangebied ligt de Polder Binnenbijster. Deze valt buiten het Natura 2000-gebied, maar maakt wel deel uit van het NNB en de Natte Natuurparel (het waterafhankelijke deel van het NNB). De natuurgebieden binnen het plangebied zijn gescheiden van elkaar door openbare wegen.
In het Natura 2000-gebied Langstraat ligt een aantal natuurterreinen op de grens van de zandgronden, het rivierengebied en zeekleigronden: het Labbegat, de Dullaard, de Dellen, Den Dulver en de Hoven. Er zijn gradiënten aanwezig van zand naar veen en van basenarme lokale kwel naar basenrijke regionale kwel. Het gebied is een ontgonnen laagveenvlakte en een restant van een oud slagenlandschap met zeer lange en smalle graslanden en begrensd door elzenhagen. Het gebied bestaat uit sloten, trilvenen, schrale soortenrijke graslanden en zeggenmoerassen. In petgaten komen uiteenlopende verlandingsstadia voor. Daarnaast traden in het verleden inundaties op, waardoor nu nog wielen aanwezig zijn in het gebied. In Den Dulver ligt een Eendenkooi.
Aan de grenzen van het plangebied en aan de doorsnijdende wegen liggen woningen en bedrijven in de karakteristieke bebouwingslinten. Van hieruit is vroeger de ontginning van het gebied gestart. De Westelijke Langstraat behoorde rond 1900 tot de rijkste natuurgebieden van het land. Door intensief landbouwgebruik, vermesting en verdroging is de oorspronkelijke natuur achteruit gegaan en nu bijna niet meer herkenbaar. Het uitvoeren van het project Westelijke Langstraat is gericht op het herstel en de bescherming van de natuur in het gebied. De condities voor de bestaande natuur verbeteren als in een groter gebied meer schoon kwelwater in het maaiveld komt en de voedselrijkdom van percelen afneemt.
De natuuropgave voor het project Westelijke Langstraat richt zich op natuurherstel en -uitbreiding. Om de wettelijke natuuropgave te kunnen realiseren zijn in de milieueffectrapportage verschillende alternatieven ontwikkeld en zijn de effecten daarvan in beeld gebracht. Op basis van deze alternatieven is een voorkeursalternatief (VKA) ontwikkeld, dat de basis is geweest voor het PIP en in deze paragraaf nader wordt toegelicht.
De natuuropgave wordt gerealiseerd in twee perioden. In het voorkeursalternatief is een knip gemaakt tussen de periode tot 2021 en de periode van 2021 tot 2027. De periode tot 2021 (hierna fase 1) is gericht op het stoppen van de verdere achteruitgang van bedreigde habitattypen en het behoud van het huidige areaal en de kwaliteit van de overige habitattypen. Dit betreft een opgave, die voortkomt uit het Beheerplan Langstraat, inclusief PAS-gebiedsanalyse.
Voor de periode 2021 tot 2027 (hierna fase 2) geldt een uitbreidings- en verbeteringsdoelstelling van bestaande, kwelafhankelijke habitattypen binnen het Natura 2000-gebied Langstraat alsmede het realiseren van landschappelijke projecten. De provincie heeft er daarnaast voor gekozen om de ambitie tot het ontwikkelen van areaal voor het NNB op te nemen in het VKA.
De noodzakelijke maatregelen uit het VKA om verdere achteruitgang van habitattypen te voorkomen in de periode tot 2021 (fase 1) zijn verder uitgewerkt in een inrichtingsplan (Bijlage 4), peilenplan (Bijlage 5) en monitoringsplan (onderdeel van het Inrichtingsplan, zie Bijlage 4).
Eindbeeld VKA
Om de natuuropgave mogelijk te maken is een landschapsecologische systeemanalyse voor de Westelijke Langstraat opgesteld. Op grond hiervan zijn hydrologische herstelmaatregelen geformuleerd, waardoor natuurbehoud en -herstel, en daarmee de natuuropgave voor de Westelijke Langstraat, mogelijk wordt gemaakt.
Zoals onderstaande tabel beschrijft, zijn de maatregelen die voor het project uitgevoerd worden zeer gunstig voor de uitbreiding van het areaal aan kritische habitattypen als, blauwgraslanden, trilvenen en kranswierwateren.
Tabel 2.1 Habitattypen voor Natura 2000-gebied Langstraat (huidige toestand en VKA potentieel)
Habitattypen | Huidige toestand | VKA (potentieel) | |
Omvang (ha) | Kwaliteit | Omvang (ha) | |
blauwgraslanden (H6410) | 0,26 (stabiel) | matig/redelijk (afname) | 3-5 |
trilvenen (H7140A) | 2,73 (afname) | matig (stabiel) | 16-22 |
kalkmoerassen (H7230) | 2,52 (stabiel) | matig (afname) | 5-6 |
kranswierwateren (H3140) | 1,56 (stabiel) | matig (stabiel) | 4-10 |
veenmosrietlanden (H7140B) | 0,01 (stabiel) | matig (stabiel) | 6-7 |
NB: De gebruikte modellen hebben een beperkt voorspellend vermogen, waardoor absolute voorspellingen in termen van centimeters grondwaterstijging en hectaren natuurontwikkeling niet te maken zijn. Er wordt daarom van een potentieel gesproken, dat op basis van expert judgement bepaald is.
Het uitvoeren van het VKA leidt tot het 'ambitiebeeld VKA' wat betreft habitattypen. Het ambitiebeeld is een globale weergave. De precieze locatie en arealen van habitattypen laat zich immers niet voorspellen. Het ambitiebeeld VKA is weergegeven op onderstaande afbeelding.
Afbeelding 2.2 Eindbeeld VKA (zie Bijlage 6)
De maatregelen die worden getroffen om dit ambitiebeeld VKA te bereiken, worden in paragraaf 2.3.3 beschreven.
Nevendoelen
Met het gekozen VKA wordt niet alleen de natuuropgave gerealiseerd, maar worden tevens zes projecten ter versterking van landschap en cultuurhistorie mogelijk gemaakt. Deze projecten zijn nevendoelen en zorgen ervoor dat representatieve, verdwenen elementen van de Westelijke Langstraat weer zichtbaar worden gemaakt:
Daarnaast worden wandelroutes in het gebied gerealiseerd, waarbij informatie beschikbaar wordt gesteld over de Westelijke Langstraat en de daarin aanwezige elementen. Deze worden aangeduid als 'twee recreatieve hotspots'. De gemeente Waalwijk is trekker van zowel de zes projecten als de twee hotspots.
De projecten zijn weergegeven in onderstaande afbeelding.
Afbeelding 2.3 Landschappelijke projecten Westelijke Langstraat
Maatregelen van het VKA
Om het ambitiebeeld te kunnen realiseren zijn verschillende typen maatregelen onderscheiden:
Afbeelding 2.4 Peilveranderingen VKA (zomerpeil)
Afbeelding 2.5 Peilveranderingen VKA (winterpeil)
De inrichtingsmaatregelen zijn te zien op onderstaande afbeelding.
Afbeelding 2.6 Inrichtingsmaatregelen VKA
Afbeelding 2.7 Mitigerende maatregelen VKA
Daarnaast worden locatie specifieke maatregelen getroffen om wateroverlast te mitigeren. Ook zijn maatregelen voorzien om behoud van aardkundige waarden, bijzondere percelering, waardevolle vegetatie en essentieel leefgebied voor beschermde soorten te behouden.
De maatregelen die in dit provinciaal inpassingsplan mogelijk worden gemaakt, benodigd om de natuurdoelen te halen, betreffen zoals reeds besproken peilopzet. De effecten van peilopzet op en rondom (landbouw)percelen en bebouwing worden zoveel mogelijk via systeemmaatregelen gemitigeerd. Eventuele wateroverlast bij (landbouw)percelen en bebouwing, die niet door de systeemmaatregelen opgelost kan worden, wordt gemitigeerd door aanvullend specifieke lokale mitigerende maatregelen (maatwerk) toe te passen. Lokale maatregelen worden zodanig ontworpen dat ze geen effect hebben op de omgeving of de natuur.
De uitvoering van deze lokale maatregelen geldt als randvoorwaarde ter uitvoering van dit provinciale inpassingsplan. Deze lokale maatregelen zijn in het afzonderlijke projectplan Waterwet Mitigerende maatregelen uitgewerkt. Hiervoor zijn een monitoringsplan en wateroverlastdossiers opgesteld. Verantwoordelijkheid voor Beheer en onderhoud van lokale maatregelen komt bij de eigenaren van het perceel te liggen.
Peilveranderingen ter uitvoering van dit provinciaal inpassingsplan worden pas doorgevoerd nadat de lokale maatregelen uitgevoerd zijn.
Geleidelijk peilopzet
De Westelijke Langstraat kenmerkt zich als een complex en kwetsbaar systeem. Complexiteit en kwetsbaarheid uiten zich zowel in de natuur(ontwikkeling) als in de wateroverlast.
Dat betekent dat peilopzet geleidelijk plaats dient te vinden (bijvoorbeeld 10 cm per jaar) na de eerste noodzakelijke verhoging in 2021 om de achteruitgang in aard en omvang van de habitattypen te stoppen.
De effecten van deze eerste verhoging en vervolgens geleidelijk verhoging van de peilen worden gevolgd met monitoring, zodat bijstelling en/of extra aanvullende mitigerende maatregelen mogelijk zijn. Geleidelijke peilopzet is noodzakelijk zodat de natuur zich op de veranderende omstandigheden kan aanpassen.
In onderstaande afbeelding is weergegeven welke peilen in eerste instantie gehanteerd worden, nadat de inrichting van fase 1 is afgerond. Monitoring moet uitsluitsel bieden of die volgende stap in peilopzet mogelijk/noodzakelijk is. Als er sprake is van (ongewenste) toename van negatieve effecten dan wordt geen aanvullende peilveranderingen doorgevoerd.
Afbeelding 2.8 Te hanteren peilen na inrichting van fase 1
In de milieueffectrapportage (Bijlage 1) en de aanvulling hierop (Bijlage 3) zijn voor diverse alternatieven alsmede het uiteindelijke VKA de relevante effecten van natuurherstel op de omgeving beoordeeld.
De nadere uitwerking van de herstelmaatregelen gericht op het stoppen van de achteruitgang van beschermde habitattypen (voor de periode tot 2021, fase 1) is vastgelegd in een inrichtingsplan (Bijlage 4) en peilenplan (Bijlage 5). In het inrichtingsplan is het voorkeursalternatief voor de periode tot 2021 op perceelniveau uitgewerkt. Het peilenplan beschrijft de aanpassingen van de peilgebieden in de Westelijke Langstraat in het kader van natuurherstel en -uitbreiding. Voor de uitwerking van de herstelmaatregelen en de systeemmaatregelen om wateroverlast te voorkomen, is geen afzonderlijke projectplan Waterwet opgesteld. Wel hebben het inrichtingsplan en peilenplan het detailniveau van een projectplan Waterwet. Om de lokale mitigerende maatregelen ook buiten het plangebied van het PIP mogelijk te maken, is wel een projectplan Waterwet opgesteld, het projectplan Waterwet Mitigerende maatregelen, Westelijke Langstraat. Dit heeft uitsluitend betrekking op gronden buiten het plangebied. In het monitoringsplan zijn de locaties van de peilbuizen onderbouwd die deel uitmaken van het projectmeetnet. Het projectmeetnet is een tijdelijk effectmeetnet voor het waarnemen van de (eventuele) effecten van de maatregelen, zodat waar nodig maatregelen worden bijgestuurd en/of aanvullende (mitigerende / compenserende) maatregelen worden opgesteld.
De herstelmaatregelen worden gefaseerd uitgevoerd, namelijk in de periode tot 2021 (1e fase) en de periode van 2021-2027 (2e fase). De in het inrichtingsplan voorgestelde maatregelen vinden veelal plaats op percelen die in eigendom zijn van de provincie of natuurbeherende instantie en reeds zijn voorzien van een natuurbestemming. Er bevinden zich echter ook percelen in het plangebied, waar herstelmaatregelen zijn voorzien, die nog niet zijn voorzien van een passende natuurbestemming. Dit betreft percelen die nog niet in eigendom van de provincie of natuurbeherende instantie zijn danwel waar nog een voortgaand gebruiksrecht geldt. Om het natuurherstel te kunnen realiseren dient de bestemming van deze percelen ook te worden gewijzigd in een passende natuurbestemming, waarmee daar de waterhuishouding kan worden aangepast.
Daarnaast zal de voorgestane peilverhoging in het gebied leiden tot vernatting, die invloed kan hebben op de huidige functies in het gebied, met name de landbouw. Afbeelding 2.1 geeft de huidige functies van de percelen weer, waarbij de oranje percelen het agrarisch gebruik in het gebied aantonen. De bestemming van de agrarische percelen, waar als gevolg van de berekende grondwaterstijging als gevolg van de voorgenomen ecologische en hydrologische maatregelen regulier agrarisch gebruik niet meer mogelijk wordt geacht wordt ook omgezet in een Natuurbestemming. Deze bestemmingswijzigingen worden in het onderhavig provinciaal inpassingsplan planologisch geborgd.
Het provinciaal inpassingsplan biedt daarnaast zo nodig een titel voor onteigening. Alleen de gronden die nodig zijn voor de periode tot 2021 (fase 1) kunnen tegen volledige schadeloosstelling worden verworven met onteigening als sluitstuk. De provincie Noord-Brabant heeft een methodiek ontwikkeld waarmee de percelen zijn geselecteerd die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de urgente natuurherstelmaatregelen (1e fase). In Bijlage 11 is nader toegelicht hoe deze urgentie, nut en noordzaak voor eventuele verwerving is bepaald. De totale oppervlakte van deze gezamenlijke percelen bedraagt circa 85 ha, zie onderstaande afbeelding 2.9. De percelen die voor de 2e fase nodig zijn kunnen uitsluitend op vrijwillige basis worden verworven.
Afbeelding 2.9 Percelen die in aanmerking komen voor volledige schadeloosstelling.
In Bijlage 12 zijn de kadastrale gegevens vermeld van de percelen, die zijn opgenomen in afbeelding 2.9.
In dit hoofdstuk wordt alle relevante wetgeving en beleid voor de uitvoering van dit provinciale inpassingsplan beschreven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar Europees, nationaal, provinciaal, waterschappelijk en gemeentelijk beleid.
Voor thematische wetgeving en beleid op het gebied van milieu (bodemkwaliteit, luchtkwaliteit en overige aspecten), archeologie en cultuurhistorie wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten. De relevante wetten en beleidsopgaven worden hieronder besproken, waarna wordt toegelicht waarom de voorgenomen ontwikkelingen passen binnen deze kaders.
Natura 2000-gebieden zijn natuurgebieden die onder de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn vallen. Om de waardevolle en kenmerkende natuur voor Europa te beschermen, heeft de Europese Unie het initiatief genomen voor Natura 2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden. Met de aanwijzing van Natura 2000-gebieden kunnen flora en fauna duurzaam beschermd worden. Het netwerk vormt de hoeksteen van het EU-beleid voor behoud en herstel van biodiversiteit.
De lidstaten wijzen speciale beschermingszones aan en moeten instandhoudingsmaatregelen nemen om deze Natura 2000-gebieden te beschermen. De Habitatrichtlijn verplicht de Europese Lidstaten om instandhoudingsmaatregelen te treffen voor de Natura 2000-gebieden, waaronder het vaststellen van beheerplannen.
De verplichting om een beheerplan op te stellen is opgenomen in artikel 2.1 van de Wet natuurbescherming. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie (hierna: GS) waarin het Natura 2000-gebied ligt, is verplicht om in het beheerplan de benodigde instandhoudingsmaatregelen op te nemen en de beoogde resultaten van die maatregelen. Het plangebied van onderhavig provinciaal inpassingsplan maakt onderdeel uit van het Natura 2000-gebied Langstraat. Het beheerplan van de Langstraat is vastgesteld door provincie Noord-Brabant op 23 mei 2013.
De maatregelen die met dit provinciale inpassingsplan planologisch mogelijk worden gemaakt, dragen bij aan de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied de Langstraat en vormen een uitwerking van de maatregelen, die in het Natura 2000-beheerplan Langstraat zijn weergegeven.
Naast internationale afspraken over natuur is het Europese beleid voor de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater van belang voor de ontwikkeling van de Westelijke Langstraat. Deze afspraken zijn vastgelegd in de Kaderrichtlijn Water (KRW). De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) richt zich op de bescherming van alle wateren en stelt zich ten doel dat alle Europese wateren in het jaar 2015 een 'goede toestand' hebben bereikt en dat er binnen heel Europa duurzaam wordt omgegaan met water. Deze termijn kan worden verlengd met maximaal twee periodes van zes jaar, waarmee de uiterste datum op 2027 komt. De goede toestand heeft betrekking op zowel ecologische als chemische doelstellingen.
Een goede kwaliteit van oppervlakte- en grondwater draagt bij aan het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Alleen het Zuidelijk Afwateringskanaal (ZAK) is binnen het projectgebied aangemerkt als oppervlaktewaterlichaam voor de KRW. De toestand van dit waterlichaam is gerapporteerd in de KRW-factsheets van het waterschap Brabantse Delta. Naast het oppervlaktewaterlichaam vallen de 'overige wateren' onder de KRW, ook al wordt hierover niet apart gerapporteerd. Dit zijn de kleinere sloten ofwel de haarvaten in het watersysteem.
De maatregelen voor dit provinciaal inpassingsplan dragen bij aan de KRW-doelstelling voor het ZAK. Dit provinciaal inpassingsplan maakt de uitvoering van deze maatregelen mogelijk.
Dit provinciaal inpassingsplan geeft invulling aan de Europese wet- en regelgeving op het gebied van natuur en water. Het plan draagt bij aan de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied de Langstraat. Daarnaast hebben de ingrepen een positief effect op de doelen uit de Kaderrichtlijn Water.
De Wet natuurbescherming is per 1 januari 2017 in werking getreden. In deze wet zijn de voormalige Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en faunawet en Boswet opgenomen. De Wet natuurbescherming gaat in op gebieds- en soortbescherming van verschillende soorten flora en fauna.
Door middel van een beschermde status beschermt de Wet natuurbescherming soorten. Bij nieuwe ruimtelijke ingrepen en activiteiten dient te worden nagegaan of deze ingrepen en/of activiteiten eventueel negatieve gevolgen hebben voor aanwezige dier- en plantensoorten in de omgeving. Alles wat schadelijk is voor beschermde soorten, is verboden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het plukken van bepaalde planten en het verstoren, verjagen of doden van dieren. In bepaalde situaties mag dit wel, maar daarvoor is dan een ontheffing of vrijstelling nodig. Ten behoeve van gebiedsbescherming geldt dat voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor beschermde natuur een vergunning nodig is.
Bij de inrichtingsmaatregelen voor de uitvoering van dit provinciale inpassingsplan worden mitigerende maatregelen genomen om negatieve effecten op beschermde soorten te beperken. Daarnaast wordt voor de uitvoering van de maatregelen de bescherming van soorten geborgd door de aanvraag van een ontheffing van de Wet Natuurbescherming. Deze ontheffing wordt ingediend parallel aan de vaststelling van dit provinciaal inpassingsplan. Het provinciaal inpassingsplan voldoet zodoende aan de Wet natuurbescherming.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. In de SVIR heeft het Rijk dertien onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het Besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen uit de SVIR in ruimtelijke plannen (gemeentelijke bestemmingsplannen of provinciale inpassingsplannen). In het Barro, ook wel bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn de dertien nationale belangen conform de SVIR juridisch geborgd.
Nationaal belang 11 - ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten - benoemt de noodzaak om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen. Hiervoor zijn vanuit ruimtelijk oogpunt twee zaken essentieel: het behoud van leefgebieden en de mogelijkheden om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden. Binnen de door het Rijk gestelde kaders begrenzen, beschermen en onderhouden de provincies een natuurnetwerk met de juiste ruimtelijke, water- en milieucondities voor kenmerkende ecosystemen van (inter)nationaal belang. NNN-gebieden, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur, vormen dit nationale netwerk van natuur.
Binnen het NNN geldt dat nieuwe projecten niet zijn toegestaan, als ze de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN significant aantasten. Het plangebied maakt deel uit van het NNN, namelijk NNB. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de omzetting van het bestaande agrarische gebruik naar een natuurlijk ingericht terrein planologisch geborgd. Het voornemen leidt tot behoud en versterking van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied.
Dit provinciaal inpassingsplan draagt bij aan het nationale beleid, zoals dat in de SVIR is beschreven en juridisch vastgelegd in het Barro, door behoud en ontwikkeling van het NNB.
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet bestaat uit een Waterbesluit en een Waterregeling. Hierin worden onder andere de begrenzing en de toedeling van oppervlaktewaterlichamen beschreven, de procedurele en inhoudelijke aspecten van:
Het Nationaal Waterplan wordt op basis van de Waterwet eens per zes jaar opgesteld. Dit plan geeft het landelijke (strategische) waterbeleid weer om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegenover overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water en vormt het kader voor de regionale waterplannen en de beheerplannen. In het Nationaal Waterplan wordt benoemd dat het kabinet groot belang hecht aan het halen van de ecologische en chemische KRW-doelstellingen in 2027.
Om te voldoen aan de Waterwet moet voor bepaalde aanpassingen aan het watersysteem een projectplan opgesteld worden. De mitigerende maatregelen om wateroverlast in de Westelijke Langstraat te voorkomen bestaan uit lokale maatregelen en systeemmaatregelen. Voor de lokale maatregelen (buiten het plangebied van het PIP) is in een separaat proces een projectplan Waterwet (Mitigerende Maatregelen Westelijke Langstraat) opgesteld. Dit maakt geen onderdeel uit van dit provinciaal inpassingsplan. De in paragraaf 2.2 genoemde systeemmaatregelen zijn geborgd in het inrichtingsplan (Bijlage 4) en het peilenplan (Bijlage 5). Deze plannen hebben een vergelijkbaar detailniveau als een projectplan Waterwet. Hiermee wordt voldaan aan de Waterwet en is voor de systeemmaatregelen geen projectplan Waterwet noodzakelijk. Daarnaast hebben de maatregelen die dit provinciaal inpassingsplan mogelijk maakt, een positief effect hebben op het behalen van de KRW-doelen en dragen daarmee bij aan de uitvoering van het Nationaal Waterplan. Hiermee voldoet dit provinciaal inpassingsplan aan de eisen van de Waterwet voor de aanpassingen aan het watersysteem.
Dit provinciaal inpassingsplan geeft invulling aan het concreet uitvoeren van nationale wet- en regelgeving. De in het plan opgenomen natuurherstelmaatregelen dragen bij aan de instandhoudingsdoellstellingen, die zijn geformuleerd in het beheerplan ten behoeve van de ontwikkeling van habitattypen en soortbescherming in de Westelijke Langstraat. Deze doelstellingen zijn in de Wet natuurbescherming overgenomen uit de habitatrichtlijn. Daarnaast is dit provinciaal inpassingsplan in lijn met de SVIR, het Barro, de Waterwet en het Nationale Waterplan.
Op 7 februari 2014 hebben Gedeputeerde Staten deze partiële herziening van de Structuurvisie vastgesteld, die op 19 maart 2014 in werking is getreden. In de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn de structuren uit de structuurvisie opgenomen om deze provinciale belangen veilig te stellen. De Structuurvisie geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040) alsmede een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Ontwikkeling en bescherming van natuur is van provinciaal belang, zoals in de Structuurvisie 2010, partiële herziening 2014 van de provincie Noord-Brabant staat beschreven:
'De opgave is om door te gaan op de ingeslagen weg door natuurgebieden te vergroten, te verbinden en de milieuomstandigheden (gezonde en schone leefomgeving, bodem, water en lucht) te verbeteren en bewezen effectieve maatregelen voor herstel van biodiversiteit te ondersteunen met passend beleid en financiering.'
Daarnaast zijn in de structuurvisie de kwaliteiten van provinciaal belang aangegeven en op basis hiervan zijn keuzes gemaakt voor het provinciale beleid. Hiertoe zijn vier ruimtelijke structuren onderscheiden:
Het kerngebied groenblauw omvat alle natuurgebieden uit het natuurnetwerk brabant alsmede de omliggende hydrologische beschermingszones, de zogeheten attentiegebieden. De hoofdfunctie is behoud en ontwikkeling van het natuur- en watersysteem. Het ruimtelijke beleid is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten. Er is geen ruimte voor (grootschalige of intensieve) ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstellingen voor het NNB en voor beheer/herstel van de waterstructuren. Met betrekking tot de uitvoering van het kerngebied groenblauw is in de structuurvisie vastgelegd dat de provincie samen met het Rijk een aantal natuurwetten uitvoert en waar nodig zorg draagt voor de afstemming met het ruimtelijke beleid. Gelet op de provinciale belangen benoemd in de Structuurvisie kan voor het borgen hiervan gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid van PS om een PIP vast te stellen.
Het plangebied maakt deel uit van het NNB. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de omzetting van het bestaande agrarische gebruik naar een natuurlijk ingericht terrein alsmede overige hydrologische herstelmaatregelen planologisch geborgd. Het voornemen leidt tot behoud en versterking van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. Het plan past hiermee binnen de beleidsuitgangspunten zoals opgenomen in de Provinciale Structuurvisie. Dit provinciale inpassingsplan draagt bij aan het bereiken van de natuurherstelmaatregelen en past daarmee binnen de ruimtelijke structuur groenblauw uit deze structuurvisie.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 14 december 2018 de Omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant' met bijbehorend ontwerp plan-MER vastgesteld. Deze omgevingsvisie sorteert voor op de komst van de Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 in werking treedt.
De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Dat gaat om ambities op het gebied van de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Hoe deze ambities bereikt moeten worden, wordt uitgewerkt in programma's. Die uitwerking is een opgave die op de visie volgt en die in opeenvolgende bestuursperiodes de opdracht en de ruimte geeft om dat met eigen accenten in te vullen. Bestaande beleidsstukken (zoals het Provinciaal Milieu en Waterplan, de Structuurvisie en de Integrale provinciale natuur- en landschapsvisie) bevatten nog steeds de concrete doelen op het gebied van natuur, water, landschap en dergelijke.
Eén van de ambities voor 2030 uit de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het versterken van de leefomgevingskwaliteit door het inrichten van natuurgebieden, de afname van biodiversiteit naar een positieve trend om te buigen en waardevolle cultuurhistorische landschappen te behouden. De maatregelen die in dit provinciaal inpassingsplan mogelijk worden gemaakt dragen bij aan het behalen van deze ambitie.
In de Interim Omgevingsverordening staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. De Interim omgevingsverordening is tot stand gekomen door de verschillende regelingen op provinciaal niveau over de fysieke leefomgeving samen te voegen. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De Interim omgevingsverordening is daarbij een eerste stap op weg naar een omgevingsverordening. Zo vervangt de Interim omgevingsverordening de navolgende zes provinciale verordeningen: de Milieuverordening, de Verordening natuurbescherming, de Verordening Ontgronden, de Verordening ruimte, de Verordening water en de Verordening wegen, die allen in de Omgevingsverordening zijn samengevoegd.
De Omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid zoals de omgevingsvisie. De beleidsneutrale omzetting betekent overigens niet dat er in het geheel geen wijzigingen ten opzichte van de huidige verordeningen zijn verwerkt. Belangrijke uitgangspunten vanuit de Omgevingsvisie zijn verwerkt. De nieuwe manier van werken met diep, rond en breed kijken is opgenomen en er wordt vaker een koppeling gelegd met omgevingskwaliteit.
De voor de ontwikkeling relevante onderwerpen, die in de Omgevingsverordening worden geregeld zijn:
De volgende beleidskaders vinden hun grondslag in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
NNB
In de Omgevingsverordening zijn in paragraaf 3.2.3 (artikel 3.15 t/m 3.25) regels ten aanzien van de aanwijzing en het behoud van het Natuurnetwerk Brabant opgenomen. Natuur Netwerk Brabant (NNB) is het NNN dat in Noord-Brabant ligt. Voor het NNB geldt de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. Voor bestaande niet-natuurfuncties in het NNB geldt dat de bestaande bebouwing en planologische gebruiksactiviteit zijn toegestaan. Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen geldt een 'nee, tenzij' regime. In de het gebied mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die significant negatieve effecten hebben op het gebied. Een nieuw bestemmingsplan gelegen in het NNB dient regels te stellen ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. De ecologische waarden en kenmerken van het gebied betreffen de natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het Natuurbeheerplan 2016. Het provinciale beleid is erop gericht om het NNB in 2027 gereed te hebben. De abiotische condities voor de realisatie van de doelen moeten dan op orde zijn.
De maatregelen die dit provinciaal inpassingsplan mogelijk maken, resulteren in een natuurnetwerk zoals beschreven in het Natuurbeheerplan 2016. Dit provinciaal inpassingsplan is daarom noodzakelijk voor de uitvoering van dit provinciale beleid.
Cultuurhistorie
De cultuurhistorische gebieden, lijnen en punten binnen de provincie verdienen specifieke aandacht vanwege de onvervangbaarheid ervan. De provincie beschermt de onvervangbare waarden via de Omgevingsverordening. Het gaat om de cultuurhistorisch waardevolle gebieden zoals aangegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW, versie 3.0). Volgens de Omgevingsverordening moeten gemeenten gebieden aanwijzen op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart die mede zijn gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Een ruimtelijk plan moet daarnaast regels stellen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
In dit provinciaal inpassingsplan worden aanduidingen opgenomen ter bescherming van cultuurhistorische waarden op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart. De bescherming van cultuurhistorie is daarmee geborgd in dit provinciaal inpassingsplan.
Aardkundige waarden
Ook de aardkundige waarden binnen de provincie verdienen specifieke aandacht vanwege de onvervangbaarheid ervan. De provincie beschermd de onvervangbare waarden in de Omgevingsverordening. Het gaat om de 40 waardevolle aardkundige gebieden die zijn opgenomen op de Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 30 november 2004. Volgens de Omgevingsverordening moeten gemeenten gebieden aanwijzen op basis van de Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart die mede zijn gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Een ruimtelijk plan moet daarnaast regels stellen ter bescherming van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
In dit provinciaal inpassingsplan worden aanduidingen opgenomen ter bescherming van aardkundige waarden op basis van de Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart. De bescherming van aardkundige is daarmee geborgd in dit provinciaal inpassingsplan.
Ruimtelijke kwaliteit
In de regels van de Omgevingsverordening worden de algemene regels ten aanzien van het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit gegeven. In het algemeen houdt ruimtelijke kwaliteit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Ten behoeve van de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit is in de Omgevingsverordening de 'zorgplicht' opgenomen. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling geeft invulling aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving.
Naast de zorgplicht is in de IOV tevens bepaald dat een ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat mete een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. De vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap koppelt ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied aan een concrete tegenprestatie gericht op een verbetering van de kwaliteit van het landschap. Dit kan onder andere door landschapselementen aan te leggen.
Met de voorgestelde maatregelen uit het Inpassingsplan wordt voldaan aan bovenstaande regels uit de Omgevingsverordening, omdat met het voornemen wordt bijgedragen aan behoud en verdere ontwikkeling van de daartoe aangewezen natuurgebieden.
In artikel 1.12, lid 1 c van de Wet natuurbescherming is vastgelegd dat de provincies verantwoordelijk zijn voor het behoud of herstel van Rode Lijstsoorten. Voor een minimale wettelijke natuuropgave voor 2027 betekent dit dat de provincie naast het nemen van maatregelen voor het realiseren van een gunstige staat van instandhouding van de aangewezen Natura 2000-habitats en -soorten ook verantwoordelijk is voor het nemen van maatregelen voor de (overige) Rode lijstsoorten. Rode lijsten hebben geen juridische status. Maatregelen voor de Rode lijstsoorten worden omschreven als biodiversiteitsdoelen.
De provincie Noord-Brabant geeft invulling aan deze biodiversiteitsdoelen door middel van de zogenoemde 'leefgebiedenbenadering'. Hiervoor zijn leefgebiedsplannen opgesteld met maatregelen voor verbetering van de biodiversiteit van 6 verschillende soorten leefgebieden. De leefgebieden zijn opgenomen op de Maatregelkaart Biodiversiteit. De Westelijke Langstraat valt onder het leefgebied Laagveenzoom.
Op grond van deze leefgebiedenbenadering is de Westelijke Langstraat door de provincie aangewezen als één van de gebieden waar nog herstel van leefgebied (deze soorten komen hier in de huidige situatie niet meer voor) voor een aantal prioritaire dagvlindersoorten van natte schraallanden (zilveren maan, aardbeivlinder en grote parelmoervlinder) mogelijk is. Voor duurzaam behoud zijn drie tot vijf populaties binnen de provincie nodig. Binnen de provincie zijn nog drie gebieden aanwezig die mogelijkheid bieden om de voldoende geschikte vegetatie te ontwikkelen voor herstel van leefgebied van de betreffende vlindersoorten, te weten: Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek en Westelijke Langstraat. Vanwege de omvang van de Westelijke Langstraat en de bovenstaande opgave is het noodzakelijk om binnen het gebied te streven naar de realisatie van gunstige randvoorwaarden voor twee populaties.
De maatregelen die in dit provinciaal inpassingsplan mogelijk worden gemaakt, dragen bij aan het duurzaam behoud en herstel van de Rode lijstsoorten via de leefgebiedenbenadering van de provincie. Dit provinciaal inpassingsplan is daarom in lijn met de uitvoering van dit provinciale beleid.
De Waterwet is per provincie uitgewerkt in een regionaal waterplan. In het Provinciale Milieu- en Waterplan 2016-2021 beschrijft de provincie Noord-Brabant hoe zij de komende jaren gaat werken aan een veilig en gezond milieu. Het Provinciale Milieu- en Waterplan gaat uit van een integrale benadering van de fysieke leefomgeving. De provincie wil dat het water bijdraagt aan een gezonde omgeving voor mens, flora en fauna, waarin we veilig kunnen wonen en waar ruimte is voor economische, maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen. Het Provinciale Milieu- en Waterplan heeft als doel bij te dragen aan:
Om deze doelen te halen beschrijft het Provinciaal Milieu- en Waterplan dat uiterlijk in 2027 binnen het natuurnetwerk Brabant sprake moet laten zijn van goed functionerende ecosystemen, met goede bodem- en watercondities en met een grote gebiedseigen variatie aan planten en dieren. Daarnaast moeten de doelstellingen van Natura 2000 gehaald worden.
De maatregelen die met dit provinciaal inpassingsplan mogelijk worden gemaakt, hebben een positief effect op het behalen van de NNB en Natura 2000 - doelen. Op die manier draagt dit provinciale inpassingsplan bij aan het doel uit het Provinciale Milieu- en Waterplan 2016-2021 om te zorgen voor een schone en gezonde leefomgeving (bodem, water en lucht).
De Integrale provinciale natuur- en landschapsvisie 2012-2022, nota 'Brabant: uitnodigend groen', geeft richting aan de natuur- en landschapsontwikkeling van de Provincie Brabant.
In deze nota wordt de ambitie genoemd om het NNB in zijn volledige omvang te realiseren. Daarnaast is de ambitie om de afname van biodiversiteit zo snel mogelijk te stoppen, overeenkomstig het Verdrag van Rio (biodiversiteitsverdrag) en het convenant Countdown 2010 (VN-initiatief, in 2004 door provincie Noord-Brabant ondertekend), en de habitattypen in het Natura 2000-gebied te ontwikkelen. Tevens is in deze natuur- en landschapsvisie vastgelegd dat alle bedreigde dieren en planten (rode lijstsoorten) weer een geschikte leefomgeving moeten hebben.
De maatregelen die mogelijk worden gemaakt door dit provinciaal inpassingsplan dragen bij aan de ambities van de provincie, zoals deze in de Integrale provinciale natuur- en landschapsvisie 2012-2022 zijn vastgelegd.
Dit provinciaal inpassingsplan geeft invulling aan regelgeving en beleid van de provincie. Er wordt invulling gegeven aan de NNB-doelen (en het Natuurbeheerplan 2016), welke zijn verankerd in de Wnb en waar door de provincie invulling aan wordt gegeven. Daarnaast is dit provinciaal inpassingsplan noodzakelijk voor het behoud en herstel van de Rode lijstsoorten. Als laatste is dit provinciaal inpassingsplan in lijn met de Provinciale structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Interim Omgevingsverordening, het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021, de Integrale provinciale natuur- en landschapsvisie 2012-2022 en de Omgevingsvisie Noord-Brabant 2018.
Op 22 december 2015 heeft het waterschap Brabantse Delta het waterbeheerplan 2016-2021 vastgesteld. Waterschappen hebben speciale taken voor water, namelijk het zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, het zorgen voor een functionerend regionaal watersysteem en het zuiveren van afvalwater. In het Waterbeheerplan beschrijft het waterschap op welke wijze hier invulling aan wordt gegeven en komen in hoofdlijnen de hiervoor benodigde maatregelen aan de orde.
Door het gebied van de Westelijke Langstraat loopt een compartimenteringskering die door het Waterschap wordt beheerd. Deze kering is gelegen buiten de grenzen van dit provinciale inpassingsplan, maar is wel nauw verbonden met het plangebied. De peilmaatregelen in het gebied hebben geen nadelige effect op de faalmechanismen (onder andere stabiliteit) van de compartimenteringskering in het plangebied.
In het Waterbeheerplan 2012-2021 beschrijft waterschap Brabantse Delta dat haar waterbeheer onder andere is gericht op het ondersteunen van een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving, zoals natuurontwikkeling. Het waterschap stelt als doel de achteruitgang in de ontwikkeling van de biodiversiteit om te buigen in een positieve ontwikkeling. De natuur- en watersystemen in de gebieden worden daarom beschermd en verbeterd door deze goed met elkaar te verbinden.
De maatregelen die mogelijk worden gemaakt door dit provinciaal inpassingsplan hebben geen effect op de compartimenteringskering van het Waterschap en dragen bij aan de doelen die waterschap Brabantse Delta in haar waterbeheerplan stelt.
Op 1 maart 2015 is de nieuwe Keur van het waterschap de nieuwe Keur in werking getreden (1ste Partiële herziening 1 januari 2019). Deze keur is in samenwerking tussen de waterschappen Brabantse Delta, Aa en Maas en De Dommel tot stand gekomen, waardoor nu sprake is van een uniforme Keur.
Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en -kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. In de Keur staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels. Voor de maatregelen die met dit provinciaal inpassingsplan mogelijk worden gemaakt is geen watervergunning nodig op basis van de Keur, omdat de ingrepen mede namens het waterschap Brabantse Delta worden gedaan. Aangezien de maatregelen namens de beheerder worden uitgevoerd hebben het inrichtingsplan (Bijlage 4) en peilenplan (Bijlage 5) voldoende detailniveau om als projectplan voor de systeemmaatregelen te gelden. Voor de lokale mitigerende maatregelen buiten het plangebied is een afzonderlijk projectplan Waterwet opgesteld.
Het plangebied van het provinciaal inpassingsplan is in zijn geheel aangeduid als 'beschermd gebied' in de Legger bij de Keur. In deze gebieden wordt een strikte waterhuishoudkundige bescherming gehanteerd, Deze gebieden worden beschermd tegen verdroging. Nieuwe waterhuishoudkundige ingrepen zijn niet toegestaan, tenzij deze zijn gericht op het verbeteren van de condities voor ter voorkoming van verdroging.
De waterhuishoudkundige ingrepen binnen het beschermd gebied zijn gericht op het vernatten van de Westelijke Langstraat. De voorgenomen maatregelen in het plangebied waarvoor dit provinciaal inpassingsplan noodzakelijk is, voldoen hiermee aan de Keur.
Met de invoering van de KRW is Nederland verdeeld in zeven deelstroomgebieden (Maas, Schelde, Eems, Rijn-Noord, Rijn-Midden, Rijn-Oost, Rijn-West). De provincie Brabant ligt geheel in het deelstroomgebied van de Maas. Per stroomgebied is er een stroomgebiedbeheerplan vastgesteld. Het stroomgebiedbeheerplan beschrijft de doelen en maatregelen in het stroomgebied van de Maas voor schoon en ecologisch gezond water voor duurzaam gebruik.
Bij overlap van een Natura 2000-gebied met een KRW-waterlichaam is het nodig om na te gaan of de biologische Natura 2000-doelen leiden tot strengere doelstellingen voor het hele waterlichaam. Vaak komen de relevante habitattypen en/of soorten plaatselijk voor in zo'n gebied. Dit kan leiden tot specifieke eisen aan de watercondities voor een locatie, zowel op gebied van de (grond-)waterkwantiteit als voor de (grond) waterkwaliteit (verzuring en/of eutrofiëring). Als er strengere watercondities nodig zijn én de conclusie is dat die voor behoud en ontwikkeling van de Natura 2000-doelen moet gelden voor het hele waterlichaam, dan wordt die strengste waarde als vertrekpunt gezien voor de maatregelen in dit stroomgebiedbeheerplan. Daarnaast is het mogelijk dat er aanvullende maatregelen in het kader van Natura 2000 worden genomen, ook als het waterlichaam in het geheel aan de goede toestand voldoet.
De maatregelen die mogelijk worden gemaakt door dit provinciaal inpassingsplan dragen bij aan het behalen van de Natura 2000-doelstellingen. Deze doelstellingen vormen geen belemmering voor de doelstellingen genoemd in het stroomgebiedsbeheerplan Maas 2016-2021 aangezien de Natura 2000 strengere normen vormen dan de KRW-doelen in dit plan.
Dit provinciaal inpassingsplan geeft invulling aan de wet- en regelgeving van het waterschap Brabantse Delta. Dit provinciale inpassingsplan komt overeen met het Waterbeheerplan 2016-2021, de Keur en het Stroomgebiedsbeheerplan Maas 2016-2021. De maatregelen die dit provinciaal inpassingsplan mogelijk maken zijn in intensieve samenwerking met het waterschap Brabantse Delta tot stand gekomen. Hoofdstuk 4.1 beschrijft de effecten van de maatregelen op het thema water.
Het voor dit plan relevante gemeentelijke beleid betreft met name de gemeentelijke Structuurvisie Waalwijk 2025. Een structuurvisie is een toekomstvisie. In de structuurvisie Waalwijk 2025 is een samenhangend ruimtelijk beleid geformuleerd dat op hoofdlijnen de ambities weergeeft voor 2035 en een visie uitwerkt voor 2025.
De gemeente Waalwijk stelt in haar Structuurvisie Waalwijk 2025 vast dat het prioriteit geeft aan de ontwikkeling van het Natura 2000-gebied Langstraat. Daarnaast benoemd de Structuurvisie het belang om de diverse landschappelijke waarden te behouden en versterken om het landschap goed te kunnen beleven. De ambitie is daarom om landschappelijke lijnen en vlakken te accentueren of landschappelijke waarden in te passen voor cultuurhistorisch belang.
De maatregelen voor de Westelijke Langstraat die dit provinciaal inpassingsplan mogelijk worden gemaakt zijn in lijn met de gemeentelijk structuurvisie van Waalwijk, omdat ze bijdragen aan de ontwikkeling van het Natura 2000-gebied en landschappelijke waarden.
De gemeente heeft 'het verhaal van de Westelijke Langstraat' opgesteld. Dit verhaal beschrijft de ontstaansgeschiedenis van de Westelijke Langstraat. Het dient als kapstok om de in het gebied aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische elementen met elkaar te verbinden. Uit het Verhaal van de Westelijke Langstraat blijkt dat de in het gebied aanwezige decors, tonelen en attributen één samenhangend geheel vormen. De verschillende landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische vlakken, lijnen en elementen zijn als het ware in een driehoeksverhouding met elkaar verbonden of zelfs verweven.
Met het gekozen VKA wordt niet alleen de natuuropgave gerealiseerd, maar worden tevens zes projecten ter versterking van landschap en cultuurhistorie mogelijk gemaakt. Deze projecten zijn nevendoelen en zorgen ervoor dat representatieve, verdwenen elementen van de Westelijke Langstraat weer zichtbaar worden gemaakt:
Daarnaast worden wandelroutes in het gebied gerealiseerd, waarbij informatie beschikbaar wordt gesteld over de Westelijke Langstraat en de daarin aanwezige elementen. Deze worden aangeduid als 'twee recreatieve hotspots'. De maatregelen voor de Westelijke Langstraat die in dit provinciaal inpassingsplan mogelijk worden gemaakt zijn daarmee in lijn met het gemeentelijke Verhaal van de Westelijke Langstraat.
Dit provinciaal inpassingsplan geeft invulling aan lokaal beleid van de gemeente Waalwijk. Dit provinciaal inpassingsplan maakt maatregelen voor het halen van de Natura 2000-doelstellingen en ontwikkelen van landschappelijke waarden mogelijk. Hiermee is het in lijn met de gemeentelijk visie, waarin prioriteit wordt gegeven aan de ontwikkeling van het Natura 2000-gebied Langstraat.
In het kader van dit provinciaal inpassingsplan Natuurgebied Westelijke Langstraat heeft uitgebreid specialistisch onderzoek plaatsgevonden. De resultaten hiervan staan in de milieueffectrapportage (Bijlage 1), de aanvulling op de milieueffectrapportage ( Bijlage 3), het Inrichtingsplan (Bijlage 4) en het Peilenplan (Bijlage 5) met onderliggende specialistische onderzoeken.
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten specifiek voor het provinciaal inpassingsplan kort samengevat.
Waterschappen zijn verantwoordelijk voor een goed waterbeheer, zoals een goede bescherming tegen hoog water en het zorgen voor een functionerend regionaal watersysteem. In het Waterbeheerplan beschrijft het waterschap op welke wijze hier invulling aan wordt gegeven. In het Waterbeheerplan 2012-2021 beschrijft waterschap Brabantse Delta dat haar waterbeheer onder andere is gericht op het ondersteunen van een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving, zoals natuurontwikkeling. Zoals beschreven in paragraaf 3.2.3 Waterwet en Nationaal Waterplan en 3.4.2 Uniforme keur 2015 is geen watervergunning nodig voor de maatregelen die dit provinciaal inpassingsplan mogelijk maken.
De maatregelen die in dit provinciaal inpassingsplan mogelijk worden gemaakt, benodigd om de natuurdoelen te halen, leiden tot peilopzet (en deels tot afgraven). De peilveranderingen worden door het waterschap Brabantse Delta vastgelegd in een partiële herziening van het peilbesluit Oosterhout-Waalwijk, waarvoor het Peilenplan (Bijlage 5) als onderbouwing dient. Om ervoor te zorgen dat deze maatregelen bijdragen aan een goed functionerend watersysteem, zijn verschillende specialistische onderzoeken op het gebied van (grond)water uitgevoerd. Uitgebreid onderzoek naar peilopzet en het voorkomen en mitigeren van (grond)wateroverlast heeft plaatsgevonden in nauwe afstemming tussen provincie Noord-Brabant en waterschap Brabantse Delta. (Grond)wateroverlast bij woningen, tuinen of op percelen is daar waar mogelijk op systeemniveau gecompenseerd of gemitigeerd. Voor wat betreft de resterende overlast als gevolg van de uitvoering van dit provinciaal inpassingsplan worden in afstemming met betreffende eigenaren lokaal per perceel of woning/object specifieke compenserende of mitigerende maatregelen getroffen. Deze maatregelen zijn uitgewerkt in een Projectplan Waterwet (Mitigerende maatregelen Westelijke Langstraat). Indien blijkt dat nog sprake is van 'restschade' wordt dit via het compensatiespoor geborgd (financiële schadeloosstelling). De lokale maatregelen mogen geen effect hebben op natuur. De effecten op grondwater(overlast) worden bovendien gemonitord.
Op basis van bovenstaande geldt de conclusie dat het thema water geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit provinciaal inpassingsplan. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan Natuurgebied Westelijke Langstraat is hiermee mogelijk.
De Wet natuurbescherming heeft betrekking op zowel gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden) als soortbescherming van verschillende soorten flora en fauna. De provinciale Interim omgevingsverordening Noord-Brabant gaat daarnaast in op de bescherming van Natuurnetwerk Brabant. Het thema natuur is hierdoor onderverdeeld in gebiedsbescherming - Natura 2000, gebiedsbescherming - NNB en soortenbescherming. Deze onderdelen worden hieronder behandeld.
Het plangebied maakt deel uit van het Natura 2000-gebied Langstraat. Het gebied is in het aanwijzingsbesluit van 23 mei 2013 aangewezen als Habitatrichtlijngebied. In het beheerplan voor het Natura 2000-gebied Langstraat is opgenomen dat de volgende habitattypen uit bijlage I van Richtlijn 92/43/EEG; prioritaire habitattypen zijn aangewezen als beschermd in het Natura 2000-gebied Langstraat:
Daarnaast zijn in het beheerplan de volgende soorten aangewezen uit bijlage 2 van Richtlijn 92/43/EEG; prioritaire soorten:
Tevens ligt er een ontwerp-aanwijzingsbesluit van 23 februari 2018, waarin aanvullend de bescherming van nog vijf andere habitattypen is vastgelegd:
Het project Westelijke Langstraat heeft tot doel de achteruitgang van de aanwezige habitattypen te stoppen en de kwaliteit en omvang van de habitattypen te verbeteren. Op basis van de Wet natuurbescherming zijn herstelmaatregelen zoals beschreven in het beheerplan (vastgesteld door provincie Noord-Brabant op 23 mei 2013) vrijgesteld van een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming. In paragraaf 6.2.2 van het beheerplan is aangegeven dat de uitvoer van herstelmaatregelen nader is beschreven in de gebiedsanalyse. De maatregelen in dit provinciaal inpassingsplan vormen een nadere invulling van deze herstelmaatregelen. Dit plan zorgt daarmee voor de uitvoering van het beheerplan en draagt hierdoor bij aan de gebiedsbescherming van de Westelijke Langstraat.
Uit een verrichte inventarisatie (Bijlage 7) blijkt dat hierdoor geen Passende beoordeling en vergunning nodig zijn voor de maatregelen ter uitvoering van dit provinciaal inpassingsplan. Wel dient bij de uitvoering rekening gehouden te worden met habitatsoorten grote modderkruiper en kleine modderkruiper. De aanpassingen aan de waterhuishouding en de herstelmaatregelen, maar vooral de uitvoering van de maatregelen, hebben namelijk mogelijk invloed op bestaande kwaliteit en functies voor deze soorten in het gebied en de directe omgeving. Om te voorkomen dat de populaties van deze soorten negatieve effecten ondervinden door de uitvoering van de maatregelen, worden mitigerende maatregelen getroffen om effecten op bestaand leefgebied zoveel mogelijk te beperken. Bij de uitvoering worden de mitigerende maatregelen in een ecologische werkprotocol uitgewerkt. Op de lange termijn worden door de vernatting en toename van kwelinvloed in het gebied juist positieve effecten op het leefgebied van deze soorten verwacht.
Het voornemen heeft een zeer positief effect op de habitattypen. De conclusie luidt dat het aspect gebiedsbescherming - Natura 2000 geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit plan. De realisatie van het provinciaal inpassingsplan Natuurgebied Westelijke Langstraat is hiermee uitvoerbaar.
De gronden binnen het plangebied maken grotendeels onderdeel uit van het Natuurnetwerk Brabant. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de omzetting van agrarische gronden met bestaande agrarische gebruik naar gronden met een natuurbestemming ten behoeve van de gewenste herstelmaatregelen planologisch geborgd. Na het vaststellen van de maatregelen voor het VKA is gebleken dat sommige herstelmaatregelen buiten de huidige grenzen van het NNB vallen. Hierop is besloten om de grenzen van het bestaande NNB te optimaliseren. Huizen, tuinen en wegen zijn buiten deze begrenzing gelaten en de grenzen zijn zo aangepast dat de uit te voeren maatregelen binnen het NNB vallen. Onderstaande afbeelding geeft de wijziging van de NNB grenzen weer.
Afbeelding 4.1 Nieuwe grenzen NNB (zie Bijlage 13)
De landschapsecologische systeemanalyse (onderdeel van Milieueffectrapportage, Bijlage 1) beschrijft hoe het gebied in de huidige situatie functioneert op het gebied van geologie, hydrologie en ecologie en welke soorten natuur(typen) in het gebied kunnen ontstaan. De maatregelen voor het uitvoeren van dit provinciaal inpassingsplan leiden tot behoud en versterking van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. De basis voor de invulling van het NNB vormt de kaart met ambitiebeheertypen uit het Natuurbeheerplan 2016.
De conclusie luidt dat dit provinciaal inpassingsplan bijdraagt aan de ontwikkeling van NNB. Het aspect gbiedsbescherming - NNB vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan Natuurgebied Westelijke Langstraat is hiermee mogelijk.
Onder de Wet natuurbescherming hebben diverse soorten flora en fauna een beschermde status. Voor veel soorten heeft de natuurontwikkeling door het project Westelijke Langstraat (op termijn) een positieve uitwerking. Echter, de verandering in de waterhuishouding en de uitvoering van de hiervoor benodigde maatregelen kunnen ook tot negatieve effecten leiden op beschermde soorten, bijvoorbeeld doordat een specifieke soort verstoord wordt bij de werkzaamheden of doordat bestaand leefgebied wordt afgegraven (Bijlage 8). Wanneer deze effecten leiden tot een overtreding van de verbodsbepalingen uit de Wnb, dient een ontheffing aangevraagd te worden en moeten de nodige maatregelen getroffen worden om de effecten te mitigeren en/of te compenseren.
Om de effecten van de ingrepen op beschermde soorten te kunnen beoordelen heeft een soorteninventarisatie plaatsgevonden. Op basis hiervan heeft een beoordeling van de effecten plaatsgevonden. Hieruit blijkt dat bij de uitvoering van de maatregelen in ieder geval rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van heikikker, poelkikker, grote modderkruiper, das, bever en kleine marterachtigen. Er zijn mitigerende en compenserende maatregelen in het plan opgenomen om effecten op soorten zoveel mogelijk te voorkomen en resterende effecten teniet te doen, zodat de staat van instandhouding van deze soorten niet in het geding komt. Voor de das wordt bijvoorbeeld het effect van de maatregelen gemitigeerd door in fasen af te graven (deze fasering is een andere fasering dan de projectfasering tussen 2021 en 2027). Daarnaast ligt de burcht van de betreffende das op een verhoging op het maaiveld. Het grondwater komt in dit gebied niet boven het maaiveld uit, waardoor de gehele verhoging waar de burcht zich op bevindt geen effecten van de peilverhoging ondervindt en droog blijft.
Op basis van het soortenonderzoek en voorgeschreven maatregelen wordt aan de voorwaarden voldaan voor ontheffingverlening in het kader van de Wet natuurbescherming door de Omgevingsdienst Brabant-Noord. De conclusie luidt dat de soortbescherming onder de Wet natuurbescherming geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit plan.Op 14 februari 2020 is door Gedeputeerde Staten de ontheffing verleend, die als Bijlage 15 bij deze toelichting is toegevoegd.
De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan Natuurgebied Westelijke Langstraat is hiermee mogelijk.
Het Besluit bodemkwaliteit bevat het toetsingskader gericht op het toepassen (gebruik) van grond, baggerspecie en bouwstoffen en regels ten aanzien van kwaliteitsborging tijdens de uitvoering van grondroerende werkzaamheden. Hiermee zorgt het Besluit bodemkwaliteit voor een balans tussen de bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu én ruimte voor maatschappelijke ontwikkelingen. Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient volgens het bestemmingsplan te worden bezien of de milieu hygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet volgens het stand still-beginsel.
In de milieueffectrapportage (Bijlage 1) is de bodemkwaliteit van de Westelijke Langstraat onderzocht. In het kader van de effectrapportage bodemkwaliteit is een inventarisatie uitgevoerd die heeft geleid tot een lijst met risicovolle locaties op het aantreffen van bodemverontreinigingen binnen het plangebied. Ondanks het aantal locaties waar in het verleden milieuhygiënisch bodemonderzoek uitgevoerd is, vallen veel locaties af als potentiële risicolocatie, omdat deze in het kader van de Wet bodembescherming voldoende zijn onderzocht of omdat de historische activiteiten en het bestuurlijk besluit geen aanleiding geven tot extra aandacht. Van de overgebleven risicolocaties heeft het merendeel geen raakvlak met de voorgenomen werkzaamheden binnen het plangebied.
Historische activiteiten en bestuurlijke besluiten vormen geen aanleiding tot extra aandacht. Er zijn drie locaties waar de kwaliteit van de bodem aanleiding vormt om sanerende maatregelen te nemen. Een perceel aan de Winterdijk bevat een ernstige bodemverontreiniging. Sanering van deze verontreiniging is reeds beschikt buiten dit provinciaal inpassingsplan om. In aanvulling op dit perceel zijn nog twee locaties bekend ter plaatse van ontwikkelingen uit dit provinciaal inpassingsplan met een asbestverontreiniging. Gezien de beperkte omvang van de verontreiniging is besloten om dit te saneren ten tijde van de beoogde ontwikkeling in het gebied. Voor diffuse bodemkwaliteit is geconcludeerd in de Milieueffectrapportage (Bijlage 1) dat de ondergrond in het plangebied over het algemeen een schone bodem betreft.
Aangezien de aanwezige bodemverontreinigingen al gesaneerd worden, of gesaneerd worden ten tijde van de uitvoering van de maatregelen voor dit provinciaal inpassingsplan, wordt voldaan aan het Besluit bodemkwaliteit. Hierdoor is geconcludeerd dat bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor dit provinciaal inpassingsplan. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan Natuurgebied Westelijke Langstraat is hiermee mogelijk voor het thema bodemkwaliteit.
Voor dit provinciaal inpassingsplan geldt het zogenaamde 'Verdrag van Malta' voor de bescherming van archeologische waarden. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.
In het kader van de voorgenomen ingrepen is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 9). Dit archeologisch bureauonderzoek is geaccordeerd door het bevoegd gezag. In dit onderzoek is getoetst wat het effect van de afgravingen en peilverhogingen in het plangebied zijn op de archeologische waarden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen 1) percelen die (met behoud van micro reliëf) worden afgegraven om de gewenste natuurontwikkeling mogelijk te maken en 2) het herprofileren van bestaande watergangen, danwel graven van nieuwe watergangen ten behoeve van peilbeheer en voorkomen van wateroverlast. Voor het afgraven van de percelen geldt dat geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is, aangezien in geen geval dieper dan 50 cm wordt afgraven. Voor de ontgraving/herprofilering van watergangen wordt de vrijstellingsgrens voor gebieden met een hoge archeologische verwachting wel overschreden (dieper dan 4 m +NAP en meer dan 500 m2). Voor deze watergangen dient als eerste stap een inventariserend archeologisch onderzoek met verkennende boringen te worden uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek wordt duidelijk of de bodemopbouw verstoord is (geen risico op het aantreffen van archeologische waarden), of nog onverstoord is. Wanneer de bodem onverstoord is op locatie van de te (ver-)graven watergang, is aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Geen van de ontgravingen raken locaties met bekende archeologische waarden en in gebieden met een gematigde archeologische verwachting wordt de vrijstellingsgrens voor archeologisch vervolgonderzoek niet overschreden (totaal ontgraven oppervlak ligt beneden de 5.000 m2).
Naast afgravingen zijn er in het plangebied diverse peilverhogingen voorzien. Dit heeft geen/nauwelijks negatieve invloed op eventueel aanwezig archeologisch erfgoed. Enkel in een peilvak in het centrale deel van het plangebied is een lichte verlaging van het grondwaterpeil voorzien. Dit is echter zo beperkt dat vanwege de peilaanpassingen in de Westelijke Langstraat geen aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Op basis van het bureauonderzoek is de conclusie dat voor archeologie in gebieden met een hoge archeologische verwachting waar daadwerkelijk een watergang wordt gegraven, vervolgonderzoek noodzakelijk is. Het vervolgonderzoek bestaat uit verkennend onderzoek, eventueel gevolgd door karterend onderzoek en/of proefsleuvenonderzoek. Voor aanvang van het inventariserend onderzoek wordt een plan van aanpak opgesteld over de te doorlopen stappen ten aanzien van het archeologisch onderzoek. Mocht een bepaalde watergang onder geen beding kunnen worden verplaatst (vanwege technisch haalbaarheid van het plan) dan dienen eventueel aanwezige archeologische waarden zorgvuldig in beeld te worden gebracht en/of te worden afgegraven. Met in achtneming van bovenstaande eisen is het provinciaal inpassingsplan voor het thema archeologie uitvoerbaar.
Gemeente Waalwijk heeft een beleidsnota 'Omgaan met niet-gesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog' die als leidraad geldt voor omgaan met de risico's van eventueel aanwezige niet-gesprongen explosieven (NGE). In deze beleidsnota heeft de gemeente een historisch vooronderzoek opgenomen voor het grondgebied van de gehele gemeente. Op basis hiervan is vastgesteld dat het gehele gebied van de Westelijke Langstraat onderhavig is geweest aan gevechtshandelingen in de Tweede Wereldoorlog. Een deel van de hierbij gebruikte munitie is niet gedetoneerd en mogelijk in de bodem achtergebleven. Gebieden met geroerde grond worden aangemerkt met een verlaagd risicoprofiel. Het betreft de volgende bodemlagen:
Voor de overige (niet geroerde gebieden) geldt dat, voor aanvang van de uitvoeringsfase, een aanvullend explosieven-onderzoek in de vorm van een projectgebonden risicoanalyse (PRA) (eventueel gevolgd door opsporing) dient te worden uitgevoerd op plaatsen waar ontgravingen plaatsvinden. Aangezien voor een groot deel van de afgravingen geen verlaagd risicoprofiel kan worden aangewezen, wordt voor aanvang van de afgravingen ter uitvoering van dit provinciaal inpassingsplan aanvullend onderzoek uitgevoerd.
Geconcludeerd kan worden dat niet-gesprongen explosieven voor uitvoering van dit provinciaal geen belemmering vormen, omdat voor aanvang van afgravingen aanvullend explosieven onderzoek plaats zal vinden. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan Natuurgebied Westelijke Langstraat is hiermee mogelijk voor het thema NGE.
In de provinciale Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant is als algemene regel opgenomen dat het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit en het verbeteren van het landschap in de brede zin van het woord als één van de principes geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Daarnaast heeft de provincie in haar Interim Omgevingsverordening opgenomen dat ruimtelijke plannen mede moeten zijn gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige en cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en dat regels gesteld worden ter bescherming van de aardkundige en cultuurhistorische waarden en kenmerken.
In de milieueffectrapportage (Bijlage 1) en de aanvulling hierop (Bijlage 3) zijn de maatregelen voor dit provinciaal inpassingsplan getoetst aan criteria voor landschappelijke kwaliteit. In het inrichtingsplan (Bijlage 4) zijn aanvullende ingrepen opgenomen die gericht zijn op mitigeren en compenseren van negatieve gevolgen van het plan op het landschap en daarnaast het versterken van de landschappelijke kwaliteit van het gebied. Maatregelen worden opgenomen voor het herstel van het slagenlandschap. De maatregel kan goed in combinatie met beoogde natuurontwikkeling gerealiseerd worden. Daarnaast worden waardevolle heggenstructuren, bomensingels en inheemse boomsoorten behouden.
Nevendoelen
Met het gekozen VKA wordt niet alleen de natuuropgave gerealiseerd, maar worden tevens zes projecten ter versterking van landschap en cultuurhistorie mogelijk gemaakt. Deze projecten zijn nevendoelen en zorgen ervoor dat representatieve, verdwenen elementen van de Westelijke Langstraat weer zichtbaar worden gemaakt. Deze ingrepen zijn onderdeel van het VKA fase 2 (2027):
Bovenstaande ontwikkelingen (inclusief recreatie hotspots Eendenkooi / Binnenbijster en Labbegat) zijn nog niet allemaal even concreet uitgewerkt. De reconstructie van de Schans, het zichtbaar maken van de wielen, de bekendheid vergroten van De Zijdwende, de landschappelijke inpassing van de grillige verkaveling en het zichtbaar maken van het klei-veen-zand worden mogelijk gemaakt in het voorliggend provinciaal inpassingsplan. Wanneer bovengenoemde ontwikkelingen (en eventueel aanvullende ontwikkelingswensen) meer in detail zijn uitgewerkt, zal in samenspraak met het bevoegd gezag bepaald worden hoe deze ontwikkelingen gerealiseerd zullen worden.
Met de aanvullende ingrepen uit het inrichtingsplan worden negatieve effecten van het plan op landschap gemitigeerd en gecompenseerd. Daarnaast zorgt het toevoegen van een zestal projecten voor het versterken van landschap en cultuurhistorische waarden. Het aspect landschap leidt derhalve niet tot belemmeringen voor uitvoering van het voornemen. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan is hiermee mogelijk voor het thema landschap.
In de milieueffectrapportage (Bijlage 1) en de aanvulling hierop (Bijlage 3) zijn de maatregelen voor dit provinciaal inpassingsplan getoetst aan het criterium voor cultuurhistorie. In het inrichtingsplan (Bijlage 4) zijn aanvullende ingrepen opgenomen die gericht zijn op de cultuurhistorische kwaliteit van het gebied waardoor de negatieve gevolgen van het plan gemitigeerd en gecompenseerd worden. Deze ingrepen zijn, naast het behouden en versterken van de cultuurhistorische waarden van het gebied, tevens gericht op het versterken van de landschappelijke waarden. Deze zes ingrepen zijn in paragraaf 4.6.1 reeds opgesomd. Daarnaast worden waardevolle heggenstructuren, bomensingels en inheemse boomsoorten behouden als cultuurhistorische waarden. Bij afgravingen wordt rekening gehouden met cultuurhistorische elementen.
De cultuurhistorisch waardevolle gebieden zoals aangegeven op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart zijn opgenomen op de verbeelding van dit provinciaal inpassingsplan.. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met de aanwezige cultuurhistorische kenmerken.
Door de mitigerende maatregelen zijn geen negatieve effecten van het voornemen op de cultuurhistorische waarden binnen dit plangebied te verwachten. De bescherming volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart is geborgd door een aanduiding op de verbeelding met een hieraan gekoppelde juridische beschermingsregeling in dit provinciaal inpassingsplan. Het aspect cultuurhistorie leidt derhalve niet tot belemmeringen voor uitvoering van dit provinciaal inpassingsplan. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan is hiermee mogelijk voor het thema cultuurhistorie.
Het gehele plangebied is aangewezen als aardkundig waardevol volgens de provinciale Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart.
In de milieueffectrapportage (Bijlage 1) en de aanvulling hierop (Bijlage 3) zijn de maatregelen voor dit provinciaal inpassingsplan tevens getoetst aan de criteria aardkundige waarden. Aardkundige waarden worden beschermd door het uitvoeren van de volgende mitigerende maatregelen, die in het inrichtingsplan (Bijlage 4) zijn opgenomen:
Met deze mitigerende maatregelen worden negatieve effecten van het voornemen op de aardkundige waarden binnen dit plangebied uitgesloten.
De bescherming van aardkundige waarden is nader geborgd door een aanduiding op de verbeelding met een hieraan gekoppelde juridische beschermingsregeling in dit provinciaal inpassingsplan. Dit aspect leidt derhalve niet tot belemmeringen voor uitvoering van het provinciaal inpassingsplan. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan is hiermee mogelijk voor het thema aardkundige waarden.
Externe veiligheid is gericht op de kans en het effect van een ongewoon voorval met gevaarlijke stoffen. De discipline houdt zich bezig met het beheersen van risico's voor personen die zich in de nabijheid van risicobronnen bevinden. Risicobronnen zijn inrichtingen waar met gevaarlijke stoffen gewerkt wordt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Dit kan over de weg, het water, het spoor of door een buisleiding. Voor het beoordelen van risico's wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn objecten waar personen zich gedurende langere tijd bevinden. Ook locaties waar zich personen met een beperkte zelfredzaamheid bevinden zijn kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn onder andere woningen, ziekenhuizen en kinderdagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder andere kantoorgebouwen, winkels en bedrijfsgebouwen. Dit zijn locaties waar zich veel personen kunnen bevinden, maar niet voor lange perioden.
De effecten op (beperkt) kwetsbare objecten worden beoordeeld aan de hand van het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat een persoon, die zich een jaar lang continu en onbeschermd op een locatie bevindt, komt te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Het GR is de cumulatieve kans dat een groep personen komt te overlijden die zich binnen het invloedsgebied van een inrichting/transportas bevindt.
Om te beoordelen of sprake is van risico's met betrekking tot externe veiligheid is een analyse gemaakt van de huidige risicovolle inrichtingen en transportroutes in het plangebied. Zie onderstaande afbeelding voor een uitsnede van de risicokaart. Uit deze afbeelding blijkt dat zich in en om het plangebied diverse risicovolle inrichtingen bevinden. Daarnaast ligt in het zuiden van het plangebied een buisleiding waar aardgas door vervoerd wordt.
Als gevolg van de herinrichting van de Westelijke Langstraat worden geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd. Daarnaast worden geen risicovolle inrichtingen opgericht of gewijzigd. Bovendien blijft ook de buisleiding onaangeroerd. Hierdoor is geen sprake van een toename of afname van risico's met betrekking tot externe veiligheid.
Afbeelding 4.3 Uitsnede risicokaart (Bron: https://flamingo.bij12.nl/risicokaart-viewer/app/ Risicokaart-openbaar, datum 7 januari 2019)
Als gevolg van de werkzaamheden vinden geen wijzigingen plaats die relevant zijn voor externe veiligheid. (Beperkt) kwetsbare objecten worden niet mogelijk gemaakt en er worden geen werkzaamheden uitgevoerd met betrekking op risicobronnen. Voor het aspect externe veiligheid zijn geen ruimtelijke effecten. Dit aspect leidt derhalve niet tot belemmeringen voor uitvoering van het provinciaal inpassingsplan. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan Natuurgebied Westelijke Langstraat is hiermee mogelijk voor het thema externe veiligheid.
Als gevolg van klimaatverandering wordt de kans op muggen en knutten groter. Dit geldt niet alleen voor de voorgenomen natuurherstelplannen, maar ook voor de autonome ontwikkeling van de Westelijke Langstraat.
Mede naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is een aanvullend onderzoek uitgevoerd door Wageningen Environmental Research. Dit onderzoek is toegevoegd als Bijlage 10 bij de toelichting.
In het onderzoek worden maatregelen aanbevolen gericht op beheer en inrichting van het gebied om de muggen- en knuttenoverlast zo veel mogelijk te beperken. Deze maatregelen hebben onder meer betrekking op een stabiel oppervlaktewaterpeil, waardoor grote oppervlakten van water op maailveld kan worden voorkomen en dusdanige inrichting en beheer van het gebied, dat volwassen insecten in het gebied blijven en verspreiding wordt voorkomen. Met de uitvoering van deze maatregelen wordt de invloed van muggen en knutten op het woon- en leefklimaat in omliggende woongebieden zo veel mogelijk beperkt, terwijl de natuurdoelstellingen voor het gebied behaald kunnen worden.
De exacte uitwerking van de maatregelen heeft een zodanig detailniveau, dat deze niet verder zijn uitgewerkt in het PIP, maar in de verdere uitwerking van de inrichting en het beheer van het gebied zullen worden meegenomen.
Gelet op de aard, omvang en situering van de ontwikkeling is een nadere toetsing aan de overige omgevingsaspecten (geluid, geur, trillingen, energie en verkeer) niet noodzakelijk. De bestemmingswijziging van agrarische percelen naar een natuurbestemming voorziet niet in het toevoegen van een milieugevoelig object danwel nieuwe geluids- en/of geurgevoelige functie. De bestemmingswijziging heeft geen gevolgen voor de afwikkeling van het verkeer in de huidige wegenstructuur in en rondom het plangebied. De bestaande wegen worden gehandhaafd.
Gelet op bovenstaande en de beoordeling van deze aspecten in de milieueffectrapportage, kan worden geconcludeerd dat ook de milieu- en omgevingsaspecten luchtkwaliteit, geluid, geur en verkeer niet leiden tot een belemmering voor de uitvoering van dit provinciaal inpassingsplan. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan Natuurgebied Westelijke Langstraat is hiermee mogelijk voor deze thema's.
Onderhavig inpassingsplan is opgezet en ingericht conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze standaard bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen en inpassingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven. Uit artikel 1.2.1 Besluit ruimtelijke ordening juncto artikel 2 Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 volgt dat het verplicht is om de toe te passen.
Onderhavig inpassingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een plantoelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het inpassingsplan. De verbeelding heeft een rol voor de toepassing van de planregels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De planregels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van functie en vorm in het plangebied. De plantoelichting heeft geen juridisch bindende werking en dient als nadere uitleg over wat met de verbeelding en de planregels wordt beoogd.
Het inpassingsplan bestaat uit vier hoofdstukken. In Hoofdstuk 1 zijn de inleidende regels opgenomen (artikelen 1 en 2). Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels (artikelen 3, 4, 5 en 6) en de dubbelbestemmingen (artikelen 7, 8, 9 en 10). De algemene regels zijn opgenomen in Hoofdstuk 3 (artikelen 11 en 12) en tot slot staan de overgangs- en slotregels in Hoofdstuk 4 (artikelen 13 en 14).
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel zijn belangrijke begrippen die in de planregels voorkomen c.q. die uitleg behoeven opgenomen. De begripsomschrijving is een hulpmiddel bij de interpretatie van de regels.
Artikel 2 Wijze van meten
In dit artikel is nader bepaald hoe de voorgeschreven maten die in het plan zijn opgenomen dienen te worden berekend of gemeten.
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur
Agrarische gronden waar in de toekomst maatregelen ten behoeve van de realisatie van het NNB worden voorgesteld, maar die nog niet zijn verworven door de provincie Noord-Brabant, zijn bestemd als Agrarisch met waarden - Natuur. Bij deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, zodat, wanneer gronden (op vrijwillige basis) verworven zijn door de provincie, de bestemming kan worden omgezet van Agrarisch met waarden - Natuur naar de bestemming Natuur zoals opgenomen in artikel 4.
Artikel 4 Natuur
Onder deze bestemming vallen verschillende soorten gronden:
De bij deze bestemming behorende planregels borgen dat voornoemde herstelmaatregelen tijdig kunnen worden gerealiseerd.
In dit artikel is in overeenstemming met Rijkwaterstaat een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een klein gedeelte van het plangebied, door middel van een aanduiding van het betreffende gebied, om daar de bestemming Natuur indien nodig te kunnen omzetten naar de bestemming Verkeer.
Artikel 5 Natuur - Agrarisch medegebruik
Onder deze bestemming vallen gronden die niet in eigendom zijn van de provincie Noord-Brabant of natuurbeherende instantie, maar die wel reeds een natuurgerelateerde bestemming hadden, die onder voorliggend plan wordt gehandhaafd. Ter plaatse is tevens het bestaand grondgebonden agrarisch gebruik toegestaan. Bij deze bestemming is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, zodat, wanneer gronden (op vrijwillige basis) verworven zijn door de provincie, de bestemming kan worden omgezet van Agrarisch met waarden - Natuur naar de bestemming Natuur zoals opgenomen in artikel 4.
Artikel 6 Verkeer
De gronden met bestemming Verkeer staan ten dienste van de waterhuishouding en waterstaatkundige doeleinden. Tevens zijn de gronden bestemd voor wegen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Op deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.
Artikel 7 Water
De watergangen die op grond van de Keur van het waterschap Brabantse Delta de status van hoofdwatergang hebben, zijn bestemd als Water, omdat deze watergangen primair een waterhuishoudkundige functie hebben. Deze waterhuishoudkundige functie wordt door middel van de bij deze bestemming behorende regels planologisch geborgd. Daarnaast geldt de reguliere bescherming op grond van de Keur.
Artikel 8 Leiding - Gas
De gronden met bestemming Leiding - Gas staan ten dienste van de gastransportleiding die in het gebied ligt.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 2
Op grond van dit inpassingsplan zijn er drie verschillende dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie, namelijk Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3 en Waarde - Archeologie 4. De gemeente Waalwijk beschikt over erfgoedverordening (vastgesteld 2016) waarin wordt verwezen naar de gemeentelijke archeologische beleidskaart. Op deze kaart is een nummer gekoppeld aan de mate van archeologische (verwachtings-)waarden:
Ter bescherming van archeologische verwachtingswaarden is de dubbelstemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen. Het gaat hierbij om gebieden met een archeologische verwachtingswaarde. Op grond van deze dubbelbestemming is onder omstandigheden een omgevingsvergunning vereist voor de activiteiten bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden. In het artikel worden uitzonderingen gegeven op de vergunningplicht. Activiteiten die worden uitgevoerd ten behoeve van de bestemming genoemd onder artikel 4 kunnen in ieder geval vergunningsvrij worden uitgevoerd.
Artikel 10 Waarde - Archeologie 3
Ter bescherming van archeologische verwachtingswaarden is de dubbelstemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen. Het gaat hierbij om gebieden met een hoge verwachtingswaarde. Op grond van deze dubbelbestemming is onder omstandigheden een omgevingsvergunning vereist voor de activiteiten bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden. In het artikel worden uitzonderingen gegeven op de vergunningplicht. Activiteiten die worden uitgevoerd ten behoeve van de bestemming genoemd onder artikel 4 kunnen in ieder geval vergunningsvrij worden uitgevoerd.
Artikel 11 Waarde - Archeologie 4
Ter bescherming van archeologische verwachtingswaarden is de dubbelstemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen. Het gaat hierbij om gebieden met een gematigde verwachtingswaarde. Op grond van deze dubbelbestemming is onder omstandigheden een omgevingsvergunning vereist voor de activiteiten bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden. In het artikel worden uitzonderingen gegeven op de vergunningplicht.
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
De antidubbeltelregel moet op grond van artikel 3.2.4 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in het inpassingsplan worden opgenomen. Deze regel strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in het inpassingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksveranderingen van het gerealiseerde, ten tweede male gebruik zou kunnen worden gemaakt.
Artikel 13 Algemene aanduidingsregels
In artikel 13 zijn algemene regels opgenomen voor de gebiedsaanduidingen Overige zone - Aardkundig waardevol, Overige zone - Cultuurhistorisch Vlak en Overige zone - in interim omgevingsverordening toe te voegen Natuurnetwerk Brabant. Voor diverse bodemingrepen ter plaatse van de gebiedsaanduidingen Overige zone Aardkundig waardevol en Overige zone - Cultuurhistorisch Vlak is vooraf een nadere toetsing vereist, tenzij die bodemingrepen worden uitgevoerd ten behoeve van realisering van het inrichtingsplan. Met onderhavig Inpassingsplan zal het NNB worden herbegrensd en zullen enkele gronden onderdeel gaan uitmaken van het NatuurNetwerk Brabant. Voor betreffende gronden is hiertoe voor de volledigheid de gebiedsaanduiding 'overige zone – in Interim omgevingsverordening toe te voegen Natuur Netwerk Brabant' op de verbeelding opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied gemaal' kan onder voorwaarden oprichting van een gemaal worden toegestaan.
Artikel 14 Overgangsrecht
In dit artikel is het standaard overgangsrecht dat uit de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening volgt overgenomen. De overgangsrechtelijke regels dienen om te waarborgen dat een bestaand bouwwerk of een bestaand gebruik dat niet in overeenstemming is met het nieuwe plan en waarvoor sloop respectievelijk beëindiging wordt beoogd, als zodanig voorlopig kan blijven voortbestaan. Het bouwwerk of gebruik wordt dan als zodanig gedoogd totdat in de loop van de planperiode de sloop respectievelijk beëindiging plaatsvindt. Bouwwerken en gebruiksvormen die al in strijd zijn met het vorige ruimtelijk plan worden expliciet uitgesloten van het overgangsrecht van het nieuwe plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze bepaling geeft aan op welke wijze de regels van het inpassingsplan Westelijke Langstraat moeten worden aangehaald.
Bij de voorbereiding van dit provinciaal inpassingsplan is de omgeving geïnformeerd over de stand van zaken en betrokken bij het planvormingsproces. Deze communicatie heeft plaatsgevonden middels bijeenkomsten voor verschillende slagkrachtgroepen. De slagkrachtgroepen bestaan uit vier kleuren. Blauw voor wateroverlast voor bewoners, groen voor particulier natuurbeheer, oranje voor cultuurhistorische en landschappelijke waarden en wit voor omwonenden, recreatie, natuur en landbouw. Door de verdeling in slagkrachtgroepen heeft de provincie ervoor gezorgd dat deze verschillende onderwerpen voldoende mogelijkheden kregen onderdeel uit te maken van het planvormingsproces.
Door de provincie zijn in 2017 en 2018 per slagkrachtgroep bijeenkomsten georganiseerd waar belanghebbenden de mogelijkheid kregen om mee te denken over de ontwikkeling van de Westelijke Langstraat. In totaal hebben circa 10 interactieve bijeenkomsten plaatsgevonden met de omgeving. De provincie is in deze bijeenkomsten het gesprek aangegaan met de omgeving met als doel de plannen zo optimaal mogelijk aan te laten sluiten bij de wensen van belanghebbenden. Opmerkingen, ideeën of wensen uit de slagkrachtgroepen zijn door de provincie op deze manier verzameld en verwerkt in het voorkeursalternatief voor dit provinciaal inpassingsplan.
Voor het uitvoeren van de maatregelen die dit provinciaal inpassingsplan mogelijk maken
dient voor ongeveer 85 ha de agrarische bestemming te worden gewijzigd in een natuurbestemming. Op of nabij deze gronden is het aanpassen van de waterhuishouding noodzakelijk. Hierdoor is normaal landbouwkundig gebruik op deze gronden niet meer mogelijk.
Particulier natuurbeheer op deze gronden wordt door de provincie gestimuleerd. Grondeigenaren worden uitgenodigd om deze gronden zelf om te vormen. Gronden mogen worden behouden als men meewerkt aan de maatregelen voor de natuur.
Indien door grondeigenaren dergelijk particulier natuurbeheer niet wenselijk wordt geacht zal de provincie deze gronden via minnelijke verwerving in eigendom krijgen. Indien dit niet mogelijk is, zal het instrument van onteigening worden ingezet.
In het Bro wordt een provinciaal inpassingsplan gelijkgesteld aan een bestemmingsplan. Dit houdt onder meer in dat de overlegverplichting die voor gemeentebesturen op grond van artikel 3.1.1 Bro voorafgaat aan de formele planprocedure, ook geldt voor (provinciale) inpassingsplannen. Het voor gemeenten voorgeschreven overleg met de provincie geldt hier omgekeerd. De provincie is verplicht overleg te plegen met betrokken gemeente(n) (naast andere instanties).
Betrokken partijen bij het gebiedsproces van de Westelijke Langstraat zijn de provincie Noord-Brabant, gemeente Waalwijk, waterschap Brabantse Delta en Staatsbosbeheer. Middels de Samenwerkingsovereenkomst Westelijke Langstraat van 13 juli 2017 is de gezamenlijke ontwikkeling van de Westelijke Langstraat vastgelegd door deze partijen. Tevens is hierin vastgelegd dat de provincie zorg draagt voor de planologische procedures en besluitvorming ten behoeve van de uitvoering van de gestelde doelen. Het wettelijk vooroverleg met de betrokken partijen heeft plaatsgevonden.
Watertoets
Conform de Wro, artikel 3.26 juncto Bro, artikel 3.3.1 dient voor een Provinciaal Inpassingsplan een watertoetsproces te worden doorlopen. De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen meer waterbestendig te maken, waarbij wateraspecten vroegtijdig en expliciet worden meegenomen in ruimtelijke plannen en bij locatiekeuzen. De mogelijke waterhuishoudkundige gevolgen van een nieuwe ontwikkeling (veiligheid en wateroverlast, waterkwaliteit, verdroging, e.d.) dienen in beeld te worden gebracht en in een zo vroeg mogelijk stadium met de waterbeheerders worden afgestemd, zodat deze een goede plaats krijgen binnen de planvorming.
Het waterschap Brabantse Delta is mede initiatiefnemer van het voornemen tot herstel van het natuurgebied Westelijke Langstraat en is derhalve gedurende het gehele proces direct bij het project betrokken geweest.
Om de vastgestelde Natura2000 instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied te kunnen halen worden in het gebied hydrologische en ecologische natuurherstelmaatregelen getroffen. In het plangebied zullen de peilen in verschillende peilgebieden gefaseerd worden opgezet, met bijbehorende waterhuishoudkundige maatregelen: stuwen, duikers, gemaaltjes, dammen en nieuwe watergangen. Daarnaast wordt op diverse percelen voedselrijke grond afgegraven en wordt landbouwgrond omgezet in natuur. Er wordt met uitzondering van een enkel ondergeschikt gebouw ten behoeve van waterhuishoudkundige doeleinden (gemaal) geen andere bebouwing mogelijk gemaakt.
In hoofdstuk 3 van deze toelichting is geconcludeerd dat het voornemen nadere invulling geeft aan de geldende wet- en regelgeving met betrekking tot de waterhuishouding.
In de milieueffectrapportage (Bijlage 1) zijn de relevante effecten van het voornemen op de omgeving beoordeeld. De voorgestelde inrichtingsmaatregelen leiden tot stijging van grondwaterstanden, wat zal resulteren in een toename van de Natura2000 habitattypen en NNB-natuurbeheertypen in omvang en kwaliteit. De uitwerking van de herstelmaatregelen is vastgelegd in het inrichtingsplan en peilenplan. In het inrichtingsplan is het voorkeursalternatief op perceelniveau uitgewerkt. In het peilenplan zijn de aanpassingen van de peilgebieden in de Westelijke Langstraat nader beschreven.
Om ervoor te zorgen dat deze maatregelen bijdragen aan een goed functionerend watersysteem en om (grond)wateroverlast van percelen en bebouwing van derden te voorkomen en mitigeren zijn verschillende specialistische onderzoeken op het gebied van (grond)water uitgevoerd. Zoals ook beschreven in paragraaf 4.1 van deze toelichting is (grond)wateroverlast bij woningen, tuinen of op percelen daar waar mogelijk op systeemniveau gecompenseerd of gemitigeerd Eventuele wateroverlast bij (landbouw)percelen en bebouwing, die niet door de systeemmaatregelen opgelost kan worden, wordt gemitigeerd door aanvullend specifieke lokale mitigerende maatregelen (maatwerk) toe te passen. Mitigerende maatregelen die noodzakelijk zijn buiten het plangebied zijn uitgewerkt in een Projectplan Waterwet.
De maatregelen die dit provinciaal inpassingsplan mogelijk maken zijn in intensieve samenwerking tussen de provincie Noord-Brabant en het waterschap Brabantse Delta tot stand gekomen. Daarnaast heeft meermaals overleg met Rijkswaterstaat plaats gevonden.
Er zijn door het waterschap evenals door Rijkswaterstaat geen zienswijzen ingediend tegen het ontwerp Inpassingsplan, respectievelijk het inrichtingsplan, peilenplan alsmede het later ter inzage gelegde Projectplan Waterwet.
Gelet op bovenstaande kan worden geconcludeerd dat waterbelangen in dit planproces voldoende zijn geborgd.
In artikel 3.26 van de Wro is vastgesteld dat een provinciaal inpassingsplan dezelfde procedure doorloopt als een gemeentelijk bestemmingsplan, gebaseerd op de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure ex afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht.
Daarnaast heeft PS op 31 augustus 2018 besloten voor het project Westelijke Langstraat de coordinatieregeling op grond van artikel 3.33 van toepssing te verklaren. Met deze coördinatieregeling wordt de voorbereiding en vaststelling van onderhavig inpassingsplan en de daarmee samenhangende besluiten gecoordineerd worden voorbereid.
In dat kader hebben het ontwerp-inpassingsplan en bijbehorend MER, het ontwerp-Partiele herziening peilbesluit Oosterhout-Waalwijk (Westelijke Langstraat) en de ontwerp-ontheffing Wet natuurbescherming gelijktijdig gedurende zes weken in de periode van 22 mei 2019 tot en met 2 juli 2019 ter inzage gelegen. In deze periode kon een ieder en zienswijze indienen. Daarnaast heeft de provincie tegelijkertijd met de terinzaggelegging advies gevraagd aan de Commissie voor de m.e.r. en de Provinciale Raad voor de Leefomgeving (PRL) .
Naar aanleiding van de ter inzagelegging zijn door belanghebbenden en betrokkenen
in totaal 74 ontvankelijke zienswijzen ingediend. Één zienswijze is buiten de termijn ontvangen. Deze zienswijzen zijn derhalve niet-ontvankelijk
Alle ontvankelijke zienswijzen, zijn opgenomen in de Nota van Zienswijzen 'Natuurgebied Westelijke Langstraat'. In deze nota zijn de betreffende zienswijzen samengevat, beoordeeld, voorzien van een provinciale beantwoording en is aangegeven of de zienswijze aanleiding heeft gegeven tot aanpassing van het inpassingsplan, inrichtingsplan of peilbesluit.
Provinciale Staten neemt een besluit over de zienswijzen met betrekking tot het PIP. Het Algemeen Bestuur van het Waterschap Brabantse Delta is het bevoegd gezag met betrekking tot het peilbesluit. Om inzichtelijk te maken voor welke zienswijzen de provincie het bevoegd gezag is, is in Bijlage 16 een zienswijzennota opgenomen met alle argumenten waarover de provincie een besluit neemt. De overige zienswijzen zijn in behandeling genomen door het waterschap. Een totaaloverzicht van alle zienswijzen is weergegeven in de samengestelde publieksversie, die als Bijlage 18 aan de toelichting van het PIP is toegevoegd.
De ingediende zienswijzen met betrekking tot het Inpassingsplan hebben geleid tot enkele aanpassingen van het PIP. Zo hebben op perceelsniveau enkele bestemmingsgrenscorrectie plaatsgevonden en is de Dullaertweg buiten het plangebied gelaten. Daarnaast zijn naar aanleiding van aanvullend voorgestelde mitigerende maatregelen enkele watergangen gewijzigd. Daarnaast zijn enkele ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. Er hebben enkele plangrens correctie plaats gevonden conform de feitelijke kadastrale begrenzing, afstemming met het tracé van de A59 en borging dat watergangen in zijn geheel binnen het plangebied zijn gelegen. Daarnaast is de toelichting op ondergeschikte onderdelen aangevuld. Dit betreft onder meer de afstemming op het gewijzigde ambitiebeeld van de natuurdoeltypen van het VKA en tekstuele aanpassingen naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant en naar aanleiding van het onverbindend verklaren van de Programmatische Aanpak Stikstof door de Raad van State). Alle voorgestelde wijzgingen zijn opgenomen in de Nota van Wijzigingen 'Natuurgebied Westelijke Langstraat', die als bijlage aan de toelichting van het PIP is toegevoegd.
Daarnaast heeft van 5 september tot en met 16 oktober 2019 het ontwerp projectplan Waterwet Mitigerende maatregelen Westelijke Langstraat ter inzage gelegen. Dit projectplan is opgesteld om ook buiten de plangrens mitigerende maatregelen uit te kunnen voeren. Als gevolg van de voorgestelde natuurherstelmaatregelen ten behoeve van de vernatting in het plangebied kan er, ondanks mitigerende maatregelen in het plangebied toch wateroverlast plaats vinden buiten het plangebied. Met het PPWW kunnen ook mitigerende maatregelen buiten het plangebied van het PIP worden uitgevoerd.De ingediende zienswijzen met betrekking tot het PPWW zijn door de provincie doorgestuurd naar het Waterschap Brabantse Delta. Deze zienswijzen zijn opgenomen in de Nota van Zienswijzen Projectplan Waterwet Mitigerende maatregelen Westelijke Langstraat. Ook in de deze nota zijn de desbetreffende zienswijzen samengevat, beoordeeld, voorzien van een beantwoording en is aangegeven of de zienswijze aanleiding heeft gegeven tot aanpassing van het PPWW. Het Dagelijks Bestuur van Waterschap Brabantse Delta zal medio februari 2020 een besluit nemen over de vaststelling van het PPWW en de daartegen ingediende zienswijzen.
Vaststelling
In de procedure is er rekening mee gehouden dat ten tijde van het besluit van PS over de vaststelling van het PIP, het PPWW is vastgesteld door het Waterschap.
Aan Provinciale Staten wordt voorgesteld om op 6 maart 2020 met inachtneming van de 'Nota van Wijzigingen' (zie Bijlage 17) het definitieve Inpassingsplan gewijzigd vast te stellen.
Bijlage 19 vormt de samengestelde publieksversie van de 'Nota van Wijzigingen', waarin ook de wijzigingen zijn opgenomen die aan het waterschap zijn voorgesteld.
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 van de Wro dient in het kader van een provinciaal inpassingsplan inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Ook dient onderzocht te zijn of op grond van artikel 6.12 lid 1 Wro de verplichting bestaat om een exploitatieplan op te stellen. Daarbij is in de eerste plaats van belang wat voor type bouwplan wordt gerealiseerd. Indien het een bouwplan betreft dat behoort tot een categorie die is genoemd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), bestaat in beginsel de plicht een exploitatieplan op te stellen. Deze verplichting vervalt indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bij besluit tot vaststelling van het provinciaal inpassingsplan dient dan wel beslist te worden geen exploitatieplan vast te stellen.
Dit provinciaal inpassingsplan heeft betrekking op natuurontwikkeling. De daarmee samenhangende bouwwerken vallen niet onder de categorie bouwplannen die is genoemd in artikel 6.2.1 Bro. Een exploitatieplan is derhalve niet noodzakelijk.
Bij de raming van de kosten voor dit plan is niet alleen rekening gehouden met de realisatie van het provinciaal inpassingsplan, maar ook met de overige kosten van maatregelen in het kader dit provinciaal inpassingsplan. Overige kosten van archeologie, grondverwerving en het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen zijn meegenomen in de kostenraming.
Er is onderzocht in hoeverre bedrijven of particulieren schade ondervinden van het provinciaal inpassingsplan. Er zijn op voorhand geen situaties bekend waarbij sprake is van onevenredige schade die aanleiding zou kunnen zijn om de vaststelling van het provinciaal inpassingsplan te heroverwegen. De provincie Noord Brabant c.q. het waterschap Brabantse Delta zal ervoor zorgen dat mogelijke schade op een deugdelijke en eenduidige wijze zal worden afgewikkeld.
Alle projectpartners hebben ten tijde van de vaststelling van het provinciaal inpassingsplan voldoende budget gereserveerd in hun begrotingen om aan de geraamde kosten te kunnen voldoen, zodat het project financieel uitvoerbaar is.
Geconcludeerd is dat uit de beschikbare budgetten de scope van het project zoals dat in dit provinciaal inpassingsplan ruimtelijk is gedefinieerd kan worden uitgevoerd. De budgetten bieden daarbij voldoende bandbreedte om via aanbesteding met daarop gerichte EMVI-criteria (criteria op basis van economisch meest voordelige inschrijving) de beoogde kwaliteit tot stand te brengen.
In deze regels wordt verstaan onder:
het inpassingsplan Natuurgebied Westelijke Langstraat met identificatienummer NL.IMRO.9930.ipNatuurWLangstr-va01 van de provincie Noord-Brabant;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
Waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem van belang zijn;
natuurbeheer op landbouwgronden uitgevoerd door agrariërs, waarbij maatregelen worden getroffen om tot behoud of verbetering van de kwaliteit van natuur te komen;
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;
1.9.1 bij bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
1.9.2 bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
groene verbinding tussen natuurgebieden, welke deel uitmaken van het NNB;
die vormen van natuurvriendelijke recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;
voorzieningen zodat dieren zo veilig mogelijk en op een zo prettig mogelijke manier een weg, waterweg of spoorlijn kunnen passeren. Knelpunten worden opgelost door de aanleg van faunavoorzieningen, afgestemd op de diersoorten voor wie de verbinding bedoeld is. Voorbeelden van fauna-voorzieningen zijn: ecoduct, wildwissel, faunatunnel, ecoduiker, hop-over, boombrug en uittreedplaatsen;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, bermen, erfbeplantingen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren;
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf;
een door specifieke abiotische en biotische factoren bepaald milieu waarin een soort tijdens één van de fasen van zijn biologische cyclus leeft;
richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop informatie over een gebied en de daarin voorkomende dier- en plantensoorten kan worden gepresenteerd;
doelstelling, opgenomen in een aanwijzingsbesluit van een Natura 2000-gebied, ten aanzien van de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats of soorten, vereist op grond van de Habitat- of Vogelrichtlijn;
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die worden bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
een daartoe aangewezen natuurgebied, onderdeel uitmakend van een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, waarvoor natuurdoelstellingen zijn vastgesteld met als doel de biodiversiteit te herstellen dan wel te behouden;
het Natuurnetwerk Brabant is onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland en bestaat uit deels bestaande en deels nieuwe natuurgebieden die door ecologische verbindingszones met elkaar verbonden zijn;
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;
aarden wal die met gras is bekleed, waarvan de lengte langs de zijde van een weg loopt en waarbij de wal eventueel rust op een fundering;
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
De voor Agrarisch met waarden - Natuur aangewezen gronden zijn, op volgorde van belangrijkheid, bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming:
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het onderstaande schema opgenomen werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden |
a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, woelen, mengen, egaliseren,
ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten,
greppels, vijvers en andere wateren; b. het beïnvloeden van de waterhuishouding door bemaling, onderbemaling of drainage; c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; d. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem; e. het aanbrengen en verwijderen van diepwortelende beplantingen of houtgewassen; f. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; g. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; h. het verwijderen van oevervegetaties; i. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen. |
- de activiteiten zijn noodzakelijk in het kader van natuurbeheer; - de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van de natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik; - de aanwezige natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast. |
De in 3.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.4.1 de toetsingscriteria weergegeven.
Het onder 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
Gedeputeerde Staten kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur wijzigen in de bestemming Natuur, indien de gronden worden ingericht en beheerd als natuurgebied, met dien verstande dat:
De voor Natuur aangewezen gronden zijn, op volgorde van belangrijkheid, bestemd voor:
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd anders dan als bedoeld in 13.4
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het onderstaande schema opgenomen werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden |
a. aanleggen, verbreden en/of dempen van watergangen; b. het verwijderen van houtopstanden; c. het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem; d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen; e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen. |
- de activiteiten zijn noodzakelijk in het kader van natuurbeheer; - de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van de natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik; - de aanwezige natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast. |
De in 4.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.4.1 de toetsingscriteria weergegeven.
Het onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De voor Natuur - Agrarisch medegebruik aangewezen gronden zijn, op volgorde van belangrijkheid, bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het onderstaande schema opgenomen werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden |
a. aanleggen, verbreden en/of dempen van watergangen; b. het verwijderen van houtopstanden; c. het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem; d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen; e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen. |
- de activiteiten zijn noodzakelijk in het kader van natuurbeheer; - de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van de natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik; - de aanwezige natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast. |
De in 5.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 5.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 5.4.1 de toetsingscriteria weergegeven.
Het onder 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
Gedeputeerde Staten kunnen de bestemming Natuur met agrarisch medegebruik wijzigen in de bestemming Natuur, indien de gronden worden ingericht en beheerd als natuurgebied, met dien verstande dat:
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd anders dan als bedoeld in 13.4
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldende de volgende bepalingen:
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan als bedoeld in 13.4
In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de onderliggende bestemmingen indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien het een kwetsbaar object betreft.
In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden:
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:
Het onder 8.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 8.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:
Het onder 9.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 9.2.1 bedoelde vergunning wordt pas verleend als de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
Indien voor het betreffende gebied inmiddels een ander voldoende deskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit is gebleken dat geen archeologische waarden te verwachten zijn, kan ook worden volstaan met een verwijzing naar dit onderzoek.
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:
Het onder 10.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
De in 10.2.1 bedoelde vergunning wordt pas verleend als de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
Indien voor het betreffende gebied inmiddels een ander voldoende deskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit is gebleken dat geen archeologische waarden te verwachten zijn, kan ook worden volstaan met een verwijzing naar dit onderzoek.
De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:
Het onder 11.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
De in 11.2.1 bedoelde vergunning wordt pas verleend als de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
Indien voor het betreffende gebied inmiddels een ander voldoende deskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit is gebleken dat geen archeologische waarden te verwachten zijn, kan ook worden volstaan met een verwijzing naar dit onderzoek.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol' zijn de gronden tevens aangewezen voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:
Het onder 13.1.1 onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 13.1.1 onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de aardkundige waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, waarbij de volgende voorwaarden mede worden afgewogen:
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' zijn de gronden tevens aangewezen voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 13.2.1 onder a. bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:
worden uitgevoerd ten behoeve van het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de ecologische kenmerken en waarden van de gronden die onderdeel uitmaken van het Natura 2000-gebied en/of van het Natuur Netwerk Brabant, zoals opgenomen in Bijlage 1 Inrichtingsplan;
De in lid 13.2.1 onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, waarbij waarbij de volgende voorwaarden mede worden afgewogen:
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.2.1 onder a. wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van een landschaps- en cultuurhistorische deskundige of met de aanvraag om vergunning aangetoond is dat geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige cultuurhistorische waarden veilig te stellen.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim omgevingsverordening toe te voegen Natuur Netwerk Brabant' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, de ontwikkeling en het beheer van de ecologische waarden en kenmerken van het NNB.
Gemalen in de vorm van gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied gemaal' waarbij aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.