Oude Gracht 2017    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moeten bestemmingsplannen actueel zijn, dat wil zeggen niet ouder dan 10 jaar. Het bestemmingsplan is op 30 januari 2007 vastgesteld en dus bijna 10 jaar oud. Om die reden is dit actualisatiebestemmingsplan opgesteld.

Het bestemmingsplan "Oude Gracht 2017" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels.

Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

1.2 Het plangebied     

Het plangebied ligt in het noordoostelijk deel van Eindhoven en wordt in grote lijnen begrensd door de Sterrenlaan (in het noorden), het J.C. Dirxpad (inclusief woonwagenlocatie) /sportpark De Hondsheuvels en de Orpheuslaan/Amazonenlaan/woonpark Eckartdal (in het oosten), de Onze Lieve Vrouwestraat (in het zuiden) en de John F. Kennedylaan (in het westen) en omvat de buurten wijken Oude Gracht-Oost, Oude Gracht-West, Hondsheuvels en een gedeelte van Eckartdal.

1.3 Voorgaande plannen     

Het bestemmingsplan "Oude Gracht 2017" vervangt het bestemmingsplan Oude Gracht 2006, vastgesteld door de raad op 30 januari 2007 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 5 oktober 2007.

Daarnaast vervangt het tevens de volgende bestemmingsplannen:

  • 'Oude Gracht 1997' voor de percelen Amazonenlaan 37, 49 en 59. Voor deze percelen is na uitspraak van de Raad van State de goedkeuring van het bestemmingsplan Oude Gracht 2006 vernietigd;
  • 'I Oude Gracht 2006' (uitbreiding tankstation), vastgesteld door de raad 4 maart 2010;
  • Deels het bestemmingsplan 'HOV-baan Sterrenlaan', vastgesteld door de raad 31 mei 2011;
  • Deels het bestemmingsplan 'Reconstructie Orpheuslaan', vastgesteld door de raad 28 juni 2011;
  • 'III Oude Gracht 2006' (bouw van woningen Coriolanuspad), vastgesteld door de raad 26 januari 2016.

1.4 Leeswijzer     

Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken.

Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is de bestaande situatie beschreven.

Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en zo nodig de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is de wijze beschreven waarop rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding.

De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6.

In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan.

De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8.

Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het gevoerde overleg en de samenspraak/inspraak).

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied     

2.1 Historisch perspectief     

Stad en dorpen van groot–Eindhoven zijn ontstaan uit een groot aantal nederzettingen. De ontoegankelijkheid van de stad door hoogteverschillen en de structuur van de bodem heeft het beeld van de ‘hooiwagen’ opgeleverd: een bewoningspatroon bestaande uit een kleine stadskern en een gemiddeld vier kilometer lange lintbebouwing langs de oude uitvalswegen (radiale structuur). In deze situatie heeft vanaf 1500 tot omstreeks 1900 nauwelijks enige verandering plaatsgevonden. Wezenlijke veranderingen komen er met de vestiging van de industrieën. Langs de verbindingswegen tussen stad en dorpen onstaat er een sterk verdichte lintbebouwing.De aanleg van het kanaal (1846) en spoorbaan met goederenemplacement (1866) de komst van de paardentram (1888) en later de stoomtram (1897) begeleiden de verandering van de oorspronkelijk vooral agrarische samenleving naar een maatschappij waar de industrie steeds nadrukkelijker haar stempel gaat drukken op wonen en werken.

Voor een evenwichtige uitbouw van groot-Eindhoven wordt aan de architecten Ir. J.Th.J. Cuypers en L.J.P. Kooken opdracht gegeven een ontwerpschets te leveren om de geplande annexatie door Eindhoven van de omringende dorpen te begeleiden en aan te geven op welke wijze de stad plaats kan bieden aan huisvesting, productie en verkeer. Het plan-Cuypers-Kooken bepleit een duidelijke scheiding van de functies werken, wonen en recreatie. Bij het streven om een totaalstructuur te ontwerpen stuiten zij op drie kernproblemen. Naast de noodzaak om het centrumgebied te vergroten is er de eis de verkeersknoop te ontwarren (de verkeersfuik op de Fellenoord en de hindernis van industriecomplexen en spoorbaan). Tenslotte moeten tussen de radiaalgerichte wegen tangentiële verkeerswegen worden ontwikkeld. Het ontwerp-Cuypers-Kooken, dat aan de vooravond van de annexatie tot stand komt, zal na 1920 het uitgangspunt vormen voor een reeks plannenmakers die met nieuwe varianten op hetzelfde thema de problematiek te lijf zullen gaan.

Op 1 januari 1920 annexeerde Eindhoven de omliggende gemeenten Gestel & Blaarthem, Stratum, Strijp, Tongelre en Woensel.

Aangenomen wordt dat het eerste deel van de naam Woensel is afgeleid van Wodan, een Germaans-Frankische afgod. Het tweede deel zou een verbastering zijn van sala (=huis) of loo (= bos). Er zijn meer oude namen in Woensel bewaard gebleven. De wijknaam Erp in het westelijk deel van Woensel-Zuid is genoemd naar een gehucht aan de oude weg die van de Frankrijkstraat via de Woenselsestraat en de Vlokhovenseweg naar Son liep. De buurt Kronehoef is genoemd naar een hoevecomplex dat al in 1378 wordt genoemd en dat aan de Pastoriestraat lag. Rapenland was oorspronkelijk een gebied waar rapen werden verbouwd. De Oude Gracht dankt zijn naam aan de waterpartij, die ‘Doode Gracht’ werd genoemd omdat het een door de Dommel verlaten loop is met stilstaand (dood) water.

Het oude Woensel kende geen echt centrum, maar bestond uit een aantal gehuchten, die dikwijls aan een doorgaande weg lagen, zoals de Lijmbeekstraat, de inmiddels verdwenen Broekseweg, die vanuit Eindhoven aansloot op de Eckartseweg-Zuid, en de Frankrijkstraat en haar verlengde.

Toen het aantal inwoners in de 19de en 20ste eeuw toenam, vond de nieuwe bebouwing hoofdzakelijk langs die oude uitvalswegen plaats (lintbebouwing). Daarachter en daartussen strekten zich een landelijk gebied uit met akkers, weilanden en bossen. Vanaf het einde van de eeuw ontstond nog een nieuwe woonkern rondom de Sint-Petruskerk. Deze kerk was de opvolger van de kerk bij de Oude Toren. Ze was centraal geprojecteerd, midden in een nog leeg gebied. Bij de kerk verrees een pastorie en een klooster met school en bejaardenhuis. Later bouwde de gemeente er een nieuw gemeentehuis tegenover. Langzaam ontstond zo een nieuw gehucht.

Aansluitend werd in het begin van de 20ste eeuw in de bestaande splitsing van de Kruisstraat in de Van Brakelstraat en de Kloosterdreef een nieuw marktplein aangelegd (Woenselse Markt).

Ook in de andere randgemeenten van het oude Eindhoven vond de bebouwing hoofdzakelijk plaats langs de oude uitvalswegen. Intussen was in Woensel binnen de Ring al voor 1920 een moderne woonwijk opgetrokken langs de Hemelrijken e.o.,die zich uitstrekte tot de Pastoriestraat. In de jaren twintig werd ook buiten de ring gebouwd in onder meer de buurten Groenewoud (Edisonbuurt) en de Barrier. Het Pastoor van Arsplein is nog een voorbeeld van de toenmalige stedenbouwkundige visie: een buurtcentrum met kerk, winkels en nabije scholen in een gemêleerde wijk (arbeiders en middenstand).

Tijdens het beruchte bombardement op 6 december 1942 werden in het centrum de Demer en in Woensel de aansluitende Fellenoord voor een groot deel verwoest. De stad greep haar kans om in het lege gebied van de Fellenoord een (half-)hoogspoor aan te leggen. Daarbij bleef het echter niet. Ook een groot deel van het aangrenzende gebied werd in de volgende jaren gesloopt en kreeg een geheel nieuwe stedelijke structuur. Daarin werd ook een nieuwe uitvalsweg naar het noorden opgenomen met een stedelijke bebouwing erlangs die bij de entree van de stad passend werd geacht. Aanvankelijk was de Veldm. Montgomerylaan als uitvalsweg bedoeld. Toen bleek dat de provincie hier niet mee wilde instemmen, werd op het einde van de weg een winkelcentrum aangelegd. Omdat nog niet bekend was waar de nieuwe weg wel zou komen, concentreerde de nieuwe woningbouw zich in deze tijd in het westen van het stadsdeel, onder meer lang de Dr. Berlagelaan (de oude uitvalsweg naar 's-Hertogenbosch) e.o. Pas na de aanleg van de J.F. Kennedylaan kwam de woningbouw in het oostelijk deel van Woensel op gang. Het stelsel van rondwegen waar Cuypers en Kooken voor 1920 al de eerste aanzetten voor hadden gegeven, werd in de naoorlogse jaren langzaam voltooid.

2.2 Stedenbouwkundige structuur     

Opbouw

Woensel is een van de vijf lobben die rond het centrum van Eindhoven zijn ontwikkeld. Deze lobben zijn min of meer te vergelijken met een bloem waarvan de blaadjes (de lobben) rondom het hart zijn geformeerd. De scheiding tussen de lobben is duidelijk waarneembaar en worden gevormd door groengebieden of bedrijfsterreinen. Voor Woensel wordt de scheiding tussen de lobben gevormd door de westelijk en oostelijk gelegen groengebieden die vanuit het buitengebied lopen tot aan De Ring.

De structuur van het stadsdeel Woensel wordt bepaald door de radiale- en tangentstructuur ("rasterstructuur") van Eindhoven. De radialen verdelen Woensel als het ware in 'taartpunten' en worden gevormd door de toegangswegen naar het centrum van Eindhoven zoals de John F. Kennedylaan, de Huizingalaan - Dr.Cuyperslaan en de Boschdijk. De taartpunten worden doorsneden door zogenaamde ringwegen waarvan De Ring de belangrijkste is. De ringwegen verbinden de radiale wegen, die als spaken in een wiel naar het centrum lopen. Belangrijke ringwegen, naast de reeds genoemde Ring, zijn: Marathonloop - Hondsruglaan - Tempellaan en 1e Lieven De Keylaan-Winston Churchilllaan - Sterrenlaan.

Het plangebied Oude Gracht is qua vorm een heldere weergave van de ringen- en radialenstructuur en wordt begrensd door de radiaal John F. Kennedylaan en de ringwegen Sterrenlaan en Onze Lieve Vrouwenstraat. Oostelijk is het begrensd door de groenzone langs de Dommel. Binnen dit gebied liggen vier buurten: Hondsheuvels, Oude Gracht-West, Oude Gracht-Oost en Eckartdal.

Opvallend in het plangebied zijn het Gemeentelijk Sportpark Hondsheuvels en de grote complexen van maatschappelijke voorzieningen. In het noordoosten van het plangebied ligt Lunet-Zorg. Ten zuiden van de Orpheuslaan liggen het verzorgingshuis Peppelrode en Maxima Medisch Centrum Locatie Eindhoven. Voorts zijn er enkele onderwijsinstellingen in het gebied opgenomen.

De woongebieden die geïnspireerd zijn op de ideeën van het Nieuwe Bouwen zijn veelal in de jaren '60 en '70 gerealiseerd. Kenmerkend voor de opbouw van deze gebieden is de duidelijke functiescheiding tussen wonen, werken, winkelen, groen en verkeer.

De industriële bouwmethoden bepalen het uiterlijk van de architectuur. Soms zijn zelfs geprefabriceerde bouwdelen en betonskeletten van gebouwen zichtbaar in het ontwerp. Veel rijtjeshuizen zijn voorzien van een langskap en in de vrije sectorclusters zijn vooral semibungalows gebouwd in traditionele stijl vrijstaand, één tot twee bouwlagen met kap. Bij oudere flatgebouwen is veel aandacht besteed aan de plasticiteit van de gevel, detaillering en ornamentering, wat bijvoorbeeld naar voren komt in de uitwerking van portieken, dakranden en balkons.

De Woenselse woonwijken van na 1955 zijn volgens een duidelijk herkenbare structuur gerealiseerd. Het hoofdelement wordt gevormd door een centrale verkeersweg, waarlangs winkels en bedrijven zijn gesitueerd en waaraan men ook de centrale groene ruimte vindt met de kerk, de school en andere wijkvoorzieningen. De opbouw van de wijk Oude Gracht wordt met name bepaald door de groenelementen. De wijk is in buurten verdeeld, die onderling door groene ruimten van elkaar zijn gescheiden. De groenvoorziening speelt een belangrijke rol in de detaillering van de openbare structuur van de wijk.

Verkeersstructuur:

Voor de ordening van wegen gericht op het doelmatig en duurzaam veilig gebruik is het stedelijk wegennetwerk ingedeeld in vier categorieën te weten; stroomwegen, gebiedontsluitingswegen, buurt- en ontsluitingswegen en erftoegangswegen.

Groen en water:

Belangrijkste groenelement in het plangebied is de centraal gelegen waterpartij, afkomstig van een dode tak van de Dommel en deel uitmakend van de centrale groene zone zoals deze in het Groenbeleidsplan 2001 is genoemd. Deze centrale groene zone is in het Groenbeleidsplan aangeduid als 'structureel stadsgroen'. Deze is daarmee een van de grotere elementen van de binnenstedelijke groenstructuur (staat ook beschreven en verder toegelicht in de beschrijving van de groenparagraaf). Bepaalde delen van het plangebied (Eckartdal en sportpark Hondsheuvels) worden in het groenbeleidsplan omschreven als één van de "stedelijke gebieden die een uitgesproken groen karakter hebben en aansluiten bij de hoofdgroenstructuur die daardoor versterkt wordt". Het kan om zeer verschillende vormen van rood-groen verweving gaan. Het groen kan zowel in de privé-ruimten als in de openbare ruimte geconcentreerd zijn. Ook kan het groen een afgeleide nevenfunctie zijn.

Daarnaast wijst het groenbeleidsplan een aantal te behouden of te versterken groene beelddragers aan waaronder de John F. Kennedylaan en de Veldmaarschalk Montgomerylaan. Deze bepalen op stedelijk niveau mede het beeld van Eindhoven als groene stad. In verband met de kwaliteitsafkalving van de laatste jaren zoals bijvoorbeeld ten gevolge van de iepenziekte en het rooien van beplanting in verband met de sociale veiligheid, is er een kwaliteitsimpuls nodig om deze entrees van Eindhoven te herstellen.

Het centrale groenelement is van wezenlijk belang voor de kwaliteit van het woongebied en fungeert als buurtpark. De groene zones worden aangevuld met groene aders die een sterke groenimpressie hebben en een ruimtelijke relatie leggen tussen de groene zones of andere groengebieden. Deze groenstructuur wordt aangevuld met solitaire groenelementen zoals groenpleinen en kleine buurtparkjes.

2.3 De buurten     

Oude Gracht bestaat uit de buurten Hondsheuvels, Oude Gracht-West, Oude Gracht-Oost en Eckartdal.

verplicht

De Hondsheuvels

De buurt bestaat uit sportvelden,een woonwagenlocatie,verzorgingshuis Peppelrode, het Maxima Medisch Centrum en een accommodatie van de Fontys Hogeschool. De woningbouw speelt met circa 60 woningen een ondergeschikte rol. De sportvelden hebben een functie voor de gehele stad. De groene uitstraling die de sportvelden voor de buurt kunnen hebben is door het afschermende hoog opgaande groen echter gering. Ook van een relatie met de sportbehoeften vanuit het stadsdeel is geen relatie.

Oude Gracht-West

In de buurt liggen voornamelijk eengezinswoningen waarvan het merendeel is gebouwd tussen 1945 en 1969. De overige woningen dateren van na 1970. Ter hoogte van het Coriolanuspad zijn nieuwe grondgebonden woningen gerealiseerd. In het noorden liggen scholen van het ROC. Ten westen van de Oude Gracht ligt het winkelcentrum Cassandraplein.Het stedenbouwkundig plan voor Oude Gracht-West is duidelijk geïnspireerd op de ideeën van het Nieuwe Bouwen die resulteerden in veel woningbouwgebieden gebouwd in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw. Kenmerkend voor de opbouw van deze gebieden is de duidelijke functiescheiding tussen wonen, werken, winkelen, groen en verkeer. In het verkeerssysteem is een duidelijke hiërarchie aanwezig in ontsluitingswegen, woonstraten en autovrije zones. De gebouwen en gebouwencomplexen bestaan uit eenvoudige, rechthoekige bouwblokken die als abstracte composities in de open ruimte zijn geplaatst. Herhalingen van gelijke complexen, ook wel ‘stempels’ genoemd treden op. In Oude Gracht-West zijn deze stempels opgebouwd uit een mix rijenhuizen en flatgebouwen waarbij de flats (hogere bebouwing) aan de randen zijn geplaatst met de laagbouwcomplexen daartussen. Wijkvoorzieningen zijn vaak geaccentueerd door hoogbouw. Bij het winkelcentrum Cassandraplein is echter geen hoogbouw toegepast maar zijn wel twee hoogbouwflats worden gerealiseerd. Eveneens kenmerkend voor deze gebieden is de verhoudingsgewijs grote hoeveelheid open ruimte voor verkeer, groen en waterpartijen, hetgeen ook voor Oude Gracht-Oost geldt.

Oude Gracht Oost

De meeste woningen in deze buurt zijn gebouwd tussen 1945 en 1969. In het noorden ligt een concentratie van scholen.

Het woongebied dat begrensd is door de Argonautenlaan en Faunuslaan wordt aangemerkt als “waardevolle stedenbouwkundige structuur”. Voordat dit buurtje in 1967 met 191 woningen werd gerealiseerd was het agrarisch gebied. Het enige dat hier nu nog aan herinnert is de oude Nuenenseweg, die het gebied diagonaal doorsnijdt en de functie van langzaamverkeersroute heeft. Deze cultuurhistorische weg draagt voor een belangrijk deel bij aan de herkenbaarheid van de buurt. De buurt presenteert zich als een autonoom geheel. Zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm zijn afwijkend ten opzichte van de omgeving door de karakteristieke orthogonale structuur. De woonblokken zijn gebouwd in een strokenverkaveling. De buurt is gebouwd in een periode dat het scheiden van de verkeersstromen een thema werd in de stedenbouw. Zo worden de auto’s via een stelsel van doodlopende straten naar pleintjes met garageboxen geleid, waarna de woningen via voetpaden bereikt kunnen worden. Door de strokenverkaveling en de scheiding van de verkeersstromen is er relatief veel openbare ruimte in deze buurt. Hiervan wordt een belangrijk deel in beslag genomen door de woonpaden met groenstroken en de pleintjes met garageboxen.

Eckartdal

De cultuurhistorische waarde van het gebied wordt ontleend aan de inrichting van het gebied en het historisch groen. De aanwezige monumenten, het kasteel en een boerderij uit 1793, leveren hieraan een bijdrage. Het historisch karakter van het gebied wordt bepaald door de onderlinge samenhang tussen de verschillende elementen. Bij deze elementen moet met name gedacht worden aan: compartimentering, laanbeplanting, waterpartijen, het contrast tussen open gesloten ruimten, doorzichten en bebouwing.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, randvoorwaarden en beleidskader     

3.1 Inleiding     

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid.

Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.

3.2 Rijksbeleid     

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte     

In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.

Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.

Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.

Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).

De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's . Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.

In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.

3.2.2 Realisatie     

Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.

De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:

  • Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
  • Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
  • Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
  • Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).

  • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldende ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
  • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden.

    De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.

Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd.Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.

De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Daarin staat: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is hier niet nodig omdat het bestemmingsplan niet beoogt nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken.

3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)     

Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een beperkt aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.

Voor Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Artikel 2.8.7.(bestemmingen hoogspanningsverbindingen) van het Barro is hier van toepassing. Een deel van de 380 KV hoogspanningsleiding loopt door het betreffende plangebied.

Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die de EHS vormen worden bij provinciale verordening aangewezen (zie ook paragraaf 3.3.2). Daarmee is de EHS een provinciaal belang geworden. Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd.

3.3 Provinciaal beleid     

3.3.1 Structuurvisie     

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

verplicht

Deel B

De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:

1. de groenblauwe structuur

De groenblauwe structuur bestaat uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden is hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk en robuust watersysteem. Dit is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.

2. het landelijk gebied

Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur. Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Land- en tuinbouw zijn de grootste ruimtegebruikers. De provincie streeft hier naar een multifunctionele gebruiksruimte, met behoud van agrarische productieruimte in die delen van het landelijk gebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen.

3. de stedelijke structuur

De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.

4. de infrastructuur

Het infrastructuurnetwerk bestaat uit een fijnmazig en samenhangend netwerk van wegen, spoorlijnen, vaarwegen, luchthavens en buisleidingen. De Brabantse infrastructuur maakt deel uit van het internationale netwerk van infrastructuur in noordwest Europa. De provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische clusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid. Zo wordt ruimte gemaakt voor het versterken van de (inter)nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht) van de Brabantse steden.

Uitwerking structuurvisie

De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.

Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

3.3.2 Verordening Ruimte     

Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 de 'Verordening ruimte Noord - Brabant' vastgesteld.Op 8 juli 2017 is de 'Wijziging Verordening Ruimte 2014, actualisatie 2017' vastgesteld. In de Verordening staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De provincie stelt algemene regels die voor heel Brabant gelden, maar verdeelt het grondgebied ook in vier structuren waarvoor apart beleid geldt.

Algemene regels

In de verordening zijn algemene regels opgenomen die altijd en voor heel Brabant gelden. Deze regels hebben betrekking op zorgvuldig ruimtegebruik en op het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van Brabant. In het algemeen houdt dit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde. Het doel van zorgvuldig ruimtegebruik is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek in het buitengebied om nieuwe ruimte te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verouderde locaties in stedelijk gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren.

Structuren (hoofdkaart)

Verder onderscheidt de verordening de volgende vier structuren:

  • Stedelijke structuur
  • Natuur Netwerk Brabant
  • Groenblauwe mantel
  • Gemengd landelijk gebied

Deze structuren zijn gekoppeld aan de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en zijn Brabant dekkend. Elk ruimtelijk oppervlak van Brabant valt onder één van deze structuren. Per structuur is uitgewerkt welke functies ontwikkeld kunnen worden en onder welke voorwaarden. De vier structuren staan op de hoofdkaart van de verordening.

verplicht

Themakaarten

Naast de hoofdkaart zijn er vijf themakaarten opgenomen in de Verordening Ruimte. Voor onderhavig plangebied zijn de themakaarten stedelijke ontwikkeling, cultuurhistorie, agrarische ontwikkeling en windturbines, water en natuur en landschap van belang.

Themakaart stedelijke ontwikkeling

verplicht

Op deze themakaart staan het bestaand stedelijk gebied, zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, integratie stad-land en de regionale bedrijventerreinen. Het plangebied is aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied'. Het provinciale beleid is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. Daarnaast is een deel van plangebied aangeduid als integratie stad-land. Uitgangspunt van zorgvuldig ruimtegebruik is dat de ruimte binnen het bestaand stedelijk gebied zo goed mogelijk wordt benut. Als er toch nieuw ruimtebeslag nodig is dan kan dit in afwijking van het verbod op nieuwvestiging alleen in de zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling of -onder specifieke voorwaarden- in de gebieden integratie stad-land. Het bestemmingsplan voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Themakaart cultuurhistorie

verplicht

Op deze themakaart staan de complexen die van cultuurhistorisch belang zijn, de aardkundig waardevolle gebieden, de cultuurhistorische vlakken en de Nieuwe Hollandse waterlinie. Deze laatste komt in Eindhoven niet voor. In de Verordening Ruimte is aangegeven dat plannen, projecten of handelingen op gronden die zijn aangeduid als 'Cultuurhistorisch vlak' niet zijn toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten.

Het plangebied gelegen bij Eckartdal is aangeduid als 'Complex van cultuurhistorisch belang' en 'Cultuurhistorisch vlak'.

Ter plaatse van de aanduiding "Complex van cultuurhistorisch belang" neemt het bestemmingsplan de geldende bestemming met de daarbij horende regels over het gebruik van de grond en van de daarop bevindende bouwwerken in acht. De aanduiding "Cultuurhistorisch vlak" strekt tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het gebied.

Het bestemmingsplan stelt regels ter bescherming van deze waarden en kenmerken. Deze regels staan in de dubbelbestemmingen 'Waarde-Cultuurhistorie 1 en 2'.

In paragraaf 3.6 wordt nader ingegaan op de cultuurhistorische waarden in het gebied.

Themakaart agrarische ontwikkeling en windturbines

verplicht

Op deze kaart staan de structuren en aanduidingen rond landbouw en windturbines. Het plangebied is aangeduid als 'Beperkingen veehouderij'.

Ter plaatse van de aanduiding "Beperkingen veehouderij" is de uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar een veehouderij niet toegestaan. Dat is in dit bestemmingsplan niet aan de orde.

Themakaart water

verplicht

verplicht

Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen die betrekking hebben op water. In overleg met het Waterschap is geanticipeerd op de aankomende wijziging van de begrenzingen van de Regionale Waterbergingsgebieden en Reserveringsgebieden Waterberging in de Verordening ruimte Noord - Brabant ( bovenste kaartje).

Het gedeelte gelegen ten noorden van Lunet is aangeduid als 'Regionale Waterberging'. De 'Regionale Waterberging' strekt tot het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied. De waterberging heeft de dubbelbestemming 'Waterstaat- Waterbergingsgebied' gekregen. Tevens is er een aanlegvergunningstelsel opgenomen waarbij advies van het Waterschap dient te worden ingewonnen.

De aanduiding 'Behoud en herstel watersystemen' strekt tot de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen. Een bestemmingsplan stelt regels om te voorkomen dat een gebied hier minder geschikt voor wordt. Binnen het plangebied valt een smalle strook van sportpark de Hondsheuvels binnen de aanduiding. Deze strook is grotendeels in gebruik als atletiekbaan en heeft de bestemming 'Sport'. Bebouwing is hier niet mogelijk omdat de strook buiten het bouwvlak valt. Ook dit gedeelte heeft de dubbelbestemming Waterstaat-Waterberging

Themakaart natuur en landschap

verplicht

Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen rondom natuur en landschap. Het

plangebied is aangeduid met de structuren Groenblauwe mantel en Natuur Netwerk Brabant

(klein gedeelte in noord-oostelijke hoek) en als 'Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' en

'Behoud en herstel watersystemen' (beperkt deel; zie onder onderdeel Water).

Een klein deel van het plangebied, ter plaatse van Lunet valt binnen de structuur Natuur

Netwerk Brabant. Dit gedeelte heeft de bestemming natuur. De waarden en kenmerken van dit gebied worden met deze bestemming voldoende gewaarborgd.

Het gebied met de structuur Groenblauwe mantel overlapt voor een groot deel met het attentiegebied Natuur Netwerk Brabant. Het bestemmingsplan strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken. Binnen de aanduiding attentiegebied Natuur Netwerk Brabant mogen geen fysieke ingrepen mogelijk worden gemaakt met een negatief effect op de waterhuishouding van de hierbinnen gelegen ecologische hoofdstructuur.

Ter bescherming van bovengenoemde waarden en kenmerken van deze gebieden is een dubbelbestemming Waarde- Ecologie opgenomen met een aanlegvergunningstelsel waarbij het Waterschap dient te adviseren.

3.4 Gemeentelijk beleid     

3.4.1 Interimstructuurvisie 2009     

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.

Het bestemmingsplangebied ligt buiten een transformatiegebied.

3.4.1.1 Ruimtelijke hoofdstructuur     

De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de ontwikkelingen ten opzichte van de ruimtelijke hoofdstructuur. Met andere woorden de kaart geeft de ontwikkelingen aan binnen de hoofdstructuur.

verplicht Figuur: Ruimtelijke hoofdstructuur Interimstructuurvisie Eindhoven

3.4.1.2 Gebruik van de ruimte     

Onderstaande kaart biedt inzicht in de verdeling van het actuele en gewenste grondgebruik.

verplicht

Figuur: Gebruik van de ruimte Interimstructuurvisie Eindhoven

Onderhavig plangebied is op de kaart 'Gebruik van de ruimte' uit de Interimstructuurvisie aangeduid als natuur (klein gedeelte grenzend aan Meare), zorg en opvang, wonen, onderwijs en sport.

Natuur

Dit zijn gebieden voor groene en ecologische ontwikkeling. Het extensieve (recreatief ) medegebruik is gericht op natuur- en landschapsbeleving aangezien het onderdelen betreft van de Groene en Ecologische Hoofdstructuur.

Zorg en opvang

Deze gronden zijn bedoeld voor geclusterde stedelijk/ regionale zorggerelateerde opvangvoorzieningen zoals ziekenhuizen, verslavingszorg, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, revalidatiecentra en gevangenissen.

Wonen

Deze gronden zijn voornamelijk bedoeld voor wonen, inclusief alle afgeleide wijk- en buurtgerichte functies op het gebied van (middelbaar-/ basis-)onderwijs, zorg, opvang, cultuur, religieuze voorzieningen, ontspanning en vrije tijd, groen (o.a. buurt- en wijkparken, sportfaciliteiten en –velden, buurtontmoetingsruimten), detailhandel en werken (woonwerkcombinaties en kleine bedrijven met milieucategorie 1, 2 en gedeeltelijk 3). Deze functies zijn noodzakelijk voor het functioneren van een gebied als woongebied. Zij vallen dus onder deze definitie en worden niet afzonderlijk in beeld gebracht, mede omdat hun ruimtebeslag relatief beperkt is.

Onderwijs

Deze gronden zijn bedoeld voor geclusterde onderwijs- en onderzoekfaciliteiten voor voortgezet (speciaal) onderwijs en op MBO, HBO en universitair niveau en daarbij horende voorzieningen als kleine aantallen studentenwoningen, ex-pat hotel, detailhandel, horeca, congresfaciliteiten en sportvoorzieningen.

Sport

Deze gronden zijn bedoeld voor sportconcentratiegebieden: geclusterde stedelijke voorzieningen op gebied van sport (intensief ) en ter ondersteuning van de sportvoorzieningen kleine horeca, kantoor- of medische faciliteiten.

3.5 Volkshuisvesting     

In het onderhavige plangebied zijn geen concrete nieuwe ontwikkelingen voorzien. Indien zich nieuwe ontwikkelingen in het gebied voordoen op het gebied van wonen zal dit worden getoetst aan het volkshuisvestingsbeleid.

3.5.1 Regionaal beleid     

In Eindhoven en omgeving is sprake van een regionale woningmarkt. Daarom werken we samen met andere gemeenten in de regio (Metropool Regio Eindhoven) en de provincie. Jaarlijks stellen we een woningbouwprogramma en de prijsgrenzen voor sociale koop en huur vast. Daarnaast is in 2013 het Bestuursconvenant Stedelijk Gebied 2013 ondertekend door de gemeentebesturen. Met betrekking tot het thema wonen wordt met name ingezet op het streven naar evenwicht tussen stad en randgemeenten voor wat betreft sociale woningvoorraad en vrije sectorwoningen, maar ook inhoudelijke afspraken over de bestaande (sociale) voorraad en de (spreiding van) huisvesting van bijzondere doelgroepen .

Regionaal woningbouwprogramma

Gemeenten moeten in hun bestemmingsplan verantwoorden hoe de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de regionale afspraken en de bestaande harde plancapaciteit. De provinciale bevolkings- en woningbehoeftenprognose vormt hiervoor de basis. Uit deze prognose blijkt dat voor Eindhoven nog een duidelijke groei in huishoudens wordt verwacht tot 2030. Het betreft hier vooral éénpersoonshuishoudens voor personen in de leeftijd tot 30 jaar en 55+.

In 2014 zijn de regionale woningbouwafspraken voor de periode 2014 tot en met 2023 vastgesteld. Daarin is aangegeven dat Eindhoven in de periode tot en met 2023 nog 3775 woningen aan de woningvoorraad kan toevoegen. Dit betreft de netto toename van de woningvoorraad exclusief vervangende nieuwbouw door sloop. De onderlinge verdeling per gemeente is nog niet vastgesteld. Tot die tijd toets de provincie nieuwe ontwikkelingen op het gebied van wonen aan het woningbouwprogramma van 2014. Met onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

3.5.2 Lokaal beleid     

Woonvisie

De Woonvisie is op 15 december 2015 vastgesteld. In de woonvisie gaat de gemeente in op haar ambities op het gebied van bouwen en wonen. Daarmee maken we de richting waarin we ons willen ontwikkelen duidelijk aan de stad, haar bewoners en alle partijen die een rol spelen in de verdere ontwikkeling van de stad.

Ambitieuze stad Eindhoven groeit en dat creëert een nieuwe vraag naar wonen. Eindhoven wil verder verstedelijken. Onder stedelijkheid verstaan we een gemengde en gevarieerde omgeving waar mensen wonen, werken en elkaar ontmoeten. En een stad die tegelijk ook groen en gemoedelijk blijft.

We staan voor de unieke kans om de stad als geheel, en het gebied binnen de Rondweg in het bijzonder, de komende jaren te laten groeien. We verwachten dat het inwonersaantal van Eindhoven de komende 10 jaar fors zal toenemen, harder dan de prognoses nu voorspellen. De bijzondere bevolkingsopbouw van Eindhoven (een relatief jonge bevolking) draagt daaraan bij. Die groei moet ook op het vlak van wonen gefaciliteerd worden.

Tot 2030 willen we minstens twee derde van de extra woningcapaciteit binnen de Rondweg realiseren. Voor het gebied binnen de Rondweg staan met projecten als Strijp S, Stations- omgeving, NRE en Philips Lighting in deze periode al circa 5.000 nieuwe woningen in de planning. Daarnaast is de wens dat boven winkels wooneenheden worden gerealiseerd en kantoren worden omgebouwd tot woningen. Hierin is de markt aan zet.

Eindhoven formuleert in deze Woonvisie geen concreet woningbouwprogramma, gegoten in cijfers en categorieën. Dat zou niet passen bij de rol van een gemeente anno 2016. We willen ruimte geven aan de markt om gewenste ontwikkelingen te realiseren. Zonder op voorhand aan te geven wat-waar-wanneer gebouwd moet worden. Dat doen we door gebruik te maken van een model voor de onderbouwing van de wenselijkheid van nieuwe initiatieven. Daarin vragen we van initiatiefnemers (projectontwikkelaars, corporaties, gemeentelijke grondexploitaties) om in te gaan op een aantal punten zoals bijvoorbeeld het marktsegment, het woonmilieu en de periode van oplevering.

Solidaire stad

Wij willen dat Eindhoven een samenleving is, waarvan iedereen onderdeel is. De meeste inwoners kunnen zelfstandig hun plaats vinden in die samenleving, sommigen hebben een steuntje in de rug nodig. We zorgen dat er voor hen een vangnet is.

We hebben oog voor mensen in lastige situaties: asielzoekers, daklozen, mensen in psychische nood en ex-gedetineerden. Door de decentralisatie in de zorg moeten meer mensen met een beperking een plek in de wijk vinden. De vergrijzing zet de komende jaren stevig door. Veel ouderen, met of zonder zorgvraag, zullen langer thuis blijven wonen. Het is belangrijk dat er voor al deze mensen een plek blijft op de woningmarkt. Concentratie in bepaalde wijken is ongewenst.

De sociale woningvoorraad is onderdeel van de sociale basisinfrastructuur. In theorie is in Eindhoven de sociale woningvoorraad in balans met de doelgroep. Twee ontwikkelingen vragen echter om aandacht: de samenstelling van de sociale woningvoorraad en de positie van de 13.500 huishoudens met een middeninkomen. Met de inwerkingtreding van de nieuwe woningwet in 2015 moeten woningcorporaties hun woningen 'passend toewijzen'. Minimaal 80% van de vrijkomende sociale huurwoningen moet aan huishoudens met een laag inkomen worden toegewezen. Daarnaast is er ruimte om 10% van de woningen toe te wijzen aan huishoudens met een middeninkomen. De resterende 10% sociale huurwoningen mogen woningcorporaties vrij toewijzen, maar daarbij moeten zij wel voorrang geven aan mensen die door bijvoorbeeld fysieke of psychische beperkingen moeilijk aan voor hen passende huisvesting kunnen komen.

Het aantal eenpersoons- en tweepersoonshuishoudens groeit. Dit betekent een grote uitdaging. Niet alleen in woonwensen maar ook in betaalbaarheid, want alleen wonen is relatief duur. We zetten in op transformatie en ander gebruik. Bij de transformatie van grotere kantoren, zorg- en onderwijsgebouwen kunnen (collectief) particulier opdrachtgeverschap en nieuwe woonconcepten een oplossing bieden. Ook het gebruik van eengezinswoningen door bijvoorbeeld twee eenpersoonshuishoudens, met name in het gebied buiten de Rondweg, behoort tot de mogelijkheden.

Innovatieve stad

We gaan partijen uitdagen om klantgeoriënteerd, sneller, goedkoper en duurzamer te produceren. En ook in de aanpak van de bestaande voorraad en in de transformatie van kantoren en zorggebouwen is er een grote behoefte aan vernieuwing en aan creatieve, betaalbare oplossingen.

Een andere ontwikkeling is het zogenaamde flexwonen. Tot voor kort kende de woningmarkt een vrij overzichtelijk aanbod: koop- of huurwoningen, zelfstandige of onzelfstandige woonruimten, grondgebonden woningen of appartementen. Maar de vraagkant is de afgelopen jaren sterk veranderd. Er komen steeds meer groepen die behoefte hebben aan tijdelijke woonruimte. Denk bijvoorbeeld aan studenten, expats, arbeidsmigranten, mensen die een echtscheiding achter de rug hebben, ex-gedetineerden en mensen die uit een opvangvoorziening komen. Deze mensen zijn op zoek naar goede tijdelijke huisvesting, met passende voorzieningen, die snel beschikbaar is en tegen een prijs die past bij hun budget. Dit flexwonen wordt een belangrijke nieuwe woonvorm in Eindhoven. Het biedt tevens kansen voor de transformatie van leegstaand vastgoed.

Verder willen we in de koopsector dat inwoners zoveel mogelijk invloed hebben op hun eigen woning en woonomgeving, bijvoorbeeld door het stimuleren van (collectief) particulier opdrachtgeverschap. En we willen dat zelf bouwen niet alleen bereikbaar is voor de huishoudens met een hoger inkomen. Ook in de huursector is er sinds de herziening van de Woningwet meer aandacht voor mede-eigendom en zelfbeheer, bijvoorbeeld via het model van wooncoöperaties. Wooncoöperaties zijn een soort tussenvorm van huur en koop. Samen met de corporaties willen we de vraag naar deze eigendoms- en beheervorm en de mogelijkheden in Eindhoven onderzoeken.

Huisvestingsverordening

Op 1 januari 2016 is de 'Huisvestingsverordening gemeente Eindhoven 2016' in werking getreden. In deze huisvestingsverordening is een urgentieregeling opgenomen en een regeling voor het wijzigen van de samenstelling van de woningvoorraad.

De urgentieregeling is samen met de gemeenten van het Stedelijk Gebied Eindhoven opgesteld. In deze regeling wordt geregeld dat bepaalde doelgroepen voorrang krijgen op de woningmarkt.

Het wijzigen van een woning naar kamerverhuur en het splitsen van een woning, of een kamersgewijs verhuurde woning, in meerdere woningen wordt in bestemmingsplannen in de gemeente Eindhoven niet toegestaan. Ter voorkoming van een dubbel vergunningstelsel zijn de regels in de 'Huisvestingsverordening gemeente Eindhoven 2016' in augustus 2018 aangepast.

3.6 Archeologische en cultuurhistorische waarden     

3.6.1 Archeologie     

Het Verdrag van Valletta (Malta) verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de omgang met archeologie. Gemeenten houden een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit wordt samen met de andere onderdelen rond de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving overgeheveld naar de toekomstige Omgevingswet.

Gemeentelijk archeologiebeleid

De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit gemeentelijk beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012', waarmee de raad in september 2008 heeft ingestemd. De gemeente houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met bekende of verwachte archeologische waarden. De gemeente gaat daarbij uit van de gemeentelijke Archeologische Waardenkaart, waarop de bekende en verwachte archeologische waarden in Eindhoven zijn vastgelegd. Deze kaart maakt deel uit van de Cultuurhistorische Waardenkaart, die door de raad is vastgesteld in 2008.

Het beleid van de gemeente Eindhoven is, om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke kaart. In gevolge het Beleidsplan Archeologie worden de archeologische gebieden, die op de Archeologische Waardenkaart staan, onderverdeeld in 5 categorieën. Per categorie gelden andere consequenties bij voorgenomen bouw- of andere bodemverstorende activiteiten. Voorafgaand aan een vergunningverlening kan een rapportage worden verlangd waarin de archeologische waarde van het gebied is vastgesteld. Conform het rijks- en provinciaal beleid is behoud van archeologische waarden 'in situ' het uitgangspunt. Als dat niet mogelijk is, wordt een archeologische vindplaats opgegraven

Archeologische waarden plangebied

Volgens de Archeologische Waardenkaart van 2008 geldt voor het noordoostelijk deel van het plangebied een hoge archeologische verwachting (categorie 3). Delen van de archeologische verwachtingsgebieden A54 kasteel Eckart en A13 Eckart vallen binnen het plangebied.



De heerlijkheid Eckart was van oorsprong een in bestuurlijk opzicht zelfstandig gebied dat in 1821 bij Woensel is gaan horen. De oudste vermelding van Eckart dateert uit 1312. In Eckart lagen de middeleeuwse hoeve Hetsrode (voor het eerst vermeld in 1304), het goed Luytelaer (voor het eerst vermeld in 1340) en het kasteel Eckart (voor het eerst vermeld in 1748). In het gebied is een reeks archeologische vindplaatsen bekend, die dateren uit de midden steentijd, de ijzertijd, de Romeinse tijd en de middeleeuwen. Tijdens verschillende opgravingen zijn overblijfselen gevonden van een grafveld uit het begin van onze jaartelling en een uitgestrekte nederzetting uit de volle middeleeuwen (ca. 900-1200 AD).



Dubbelbestemming Waarde – Archeologie: hoge archeologische verwachting

In onderhavig bestemmingsplan is voor de archeologische verwachtingsgebieden een archeologische dubbelbestemming opgenomen, waarmee de ter plaatse aanwezige archeologische waarden beschermd worden. Door middel van het stellen van diverse voorwaarden is het niet zonder meer mogelijk om bodemverstorende ingrepen uit te voeren. Door middel van de bouwregels en vergunningvereisten in de regels, worden de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden beschermd en veiliggesteld.Bij verstoringen die in oppervlakte groter zijn dan 100 m2 én dieper gaan dan 50 cm onder het maaiveld geldt een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en bij bepaalde werkzaamheden een aanlegvergunningvereiste.

 

verplicht

Uitsnede uit de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Eindhoven. De zwarte lijn geeft de contouren van het bestemmingsplangebied aan. De archeologische verwachtingsgebieden zijn rood gerasterd. Het gedeelte ten noordoosten van de rode lijn valt onder archeologisch gebied A54 kasteel Eckart, het gedeelte ten zuidwesten van de rode lijn valt onder gebied A13 Eckart. Bron: GeoFundament gemeente Eindhoven, 28 juli 2015.

Archeologisch onderzoek

In het plangebied Oude Gracht zijn, binnen het archeologisch verwachtingsgebied Kasteel Eckart, enkele opgravingen uitgevoerd. Deze gebieden zijn archeologisch volledig onderzocht en vallen daarom niet onder de dubbelbestemming archeologie.

verplicht

Opgegraven gebieden binnen het plangebied. Het noordelijke onderzoeksgebied 'Eckart, Kleine Brink' is opgegraven in 2010 en het zuidelijk opgravingsgebied 'Eckart' in 2007. Bron: GeoFundament gemeente Eindhoven (thema Erfgoedkaart, Erfgoed Archeologisch landschap, Onderzoeksmeldingen, Opgraving), 9 december 2015.  

3.6.2 Cultuurhistorische waarden     

Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen.

Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart. In dit bestemmingsplan wordt de huidige gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart aangehouden voor de stedenbouwkundige structuren.

In december 2015 is in opdracht van de gemeente Eindhoven mede ten behoeve van bestemmingsplan Oude Gracht een cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Dit onderzoek had als doel de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart wat betreft het onderdeel historisch landschap nader te onderbouwen en waar nodig aan te vullen. Door middel van een cultuurhistorische inventarisatie en waardering is met dit onderzoek onder andere het plangebied Oude Gracht gedetailleerd in beeld gebracht.

De resultaten van dit onderzoek zijn te vinden in het RAAP-rapport 3058 'Een cultuurhistorische zoom om de stad. Een cultuurhistorische waardenkaart van het oostelijk en zuidelijk buitengebied alsmede het bestemmingsplangebied 'Oude Gracht' en de deelgebieden 't Wasven en Luytelaar van de gemeente Eindhoven', dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd. Voor de historisch waardevolle landschappelijke en groenstructuren in het plangebied wordt het rapport van RAAP als onderbouwing gebruikt.

Dit rapport omvat ook diverse kaarten. Kaartbijlage 1 (bestaande uit twee bladen) geeft de Cultuurhistorische kenmerkenkaart historisch landschap weer en bevat een gedetailleerd overzicht van de aanwezige landschapstypen (gebieden) en landschapselementen. Kaartbijlagen 2a, 2b en 2c bij dit rapport (elk bestaande uit twee bladen) bevatten de cultuurhistorische waarderingskaart historisch landschap. Deze waarderingskaart geeft de cultuurhistorisch waardevolle gebieden (landschapstypen) en landschapselementen (infrastructuur, waterstaat, verkaveling, opgaand groen, funerair erfgoed en reliëf) weer. Deze laatste kaart werkt met een waarderingsschaal bestaande uit de volgende waarderingen: zeer hoog, hoog, midden, plus en niet gewaardeerd. De landschapstypen (gebieden) en landschapselementen met hoge en zeer hoge waarde zijn opgenomen in de dubbelbestemming cultuurhistorie.

Algemene karakteristiek van het gebied

Het plangebied wordt aan de oostkant begrensd door het buiten het plangebied gelegen beekdal van de Dommel. In het westen van het plangebied ligt het dal van de Oude Gracht. Van oorsprong is dit een landelijk gebied. Op de overgang tussen het beekdal van de Dommel en het hoger gelegen gebied bevonden zich kampontginningen en akkercomplexen. In het gebied lagen enkele historische gehuchten en boerderijen buiten deze gehuchten. In het noordwesten van het plangebied ligt het landgoed Eckart, oorspronkelijk een omgrachte hoeve, later omgebouwd tot landhuis. Op dit landgoed lag een kampontginning, die duidelijk als onderdeel van dit landgoed herkenbaar was. Van oudsher zal deze kampontginning deel hebben uitgemaakt van de aangrenzende open akker. In de tweede helft van de 20e eeuw veranderde het aanzien van het akkerland ingrijpend. Niet alleen raakte de oude groenstructuur in verval, maar ook werd het akkerland stapsgewijs met nieuwbouw voor de instelling die op het huis gevestigd was, volgebouwd. De Nuenenseweg en het pad dat in het verlengde daarvan ligt, is de historische weg langs de noordzijde van het gebied.Ten westen van het landgoed zijn woonwijken aangelegd, waarbij het oorspronkelijke landschap vrijwel geheel verdwenen is. Slechts enkele historische elementen zijn bewaard gebleven.

Cultuurhistorisch waardevolle gebieden 

Op de waarderingskaart van het RAAP-onderzoek is de landgoedkern van Eckart in de categorie 'Landschap van Zeer hoge waarde' ingedeeld. Voor de kern van Eckart hebben zowel het landschap als geheel als het opgaand groen en de meeste paden als elementen een hoge waarde toegekend gekregen.

Het gebied omvat kasteel Eckart met parkaanleg, een voormalige hoeve en bijgebouwen. De huidige aanleg van de tuin dateert overwegend van 1906, toen D.F. Tersteeg de tuin grotendeels opnieuw inrichtte naar de Nieuwe Architectonische Tuinstijl. De lanen bestaan met name uit zomereik. De huidige laanbeplanting dateert overwegend uit de periode 1870-1900. Eckart was een omgrachte hoeve, die in 1695 door jhr. Carel van Vlierden werd omgebouwd tot landhuis. In 1793 werd tegenover het huis, een bouwhoeve geplaatst. Architect Eduard Cuypers was verantwoordelijk voor een ingrijpende verbouwing in de vroege 20e eeuw, waarbij tuinarchitect Dirk Frederik Tersteeg zorg droeg voor het nieuwe ontwerp van de tuin rondom het huis. Tersteeg, die veel met Cuypers samenwerkte, was de eerste tuinarchitect die in Nederland tuinen aanlegde volgens de 'architectonische stijl', waarbij huis en tuin in allerlei opzichten met elkaar verbonden werden. Kenmerkend zijn onder meer assenstelsels en bouwkundige elementen zoals keermuren, aspecten die we ook in de tuin van Eckart terugvinden.

In 1937 werd het landgoed aan de Broeders van Liefde verkocht. In het instituut Sint-Jozefdal werden mannelijke patiënten met een verstandelijke beperking verpleegd. In 1980 vertrokken de broeders, die inmiddels de instelling fors hadden uitgebreid met nieuwbouw op de aangrenzende akkers. Sindsdien is de instelling een aantal maal van naam veranderd. De landgoedkern is goed behouden gebleven. De omgeving is op veel aspecten ingrijpend veranderd. Bij Eckart werd kort voor de Tweede Wereldoorlog een kleine begraafplaats aangelegd, waarschijnlijk in opdracht van de Norbertijnen. Deze begraafplaats werd in 2007 voor nieuwe begravingen gesloten.

Bebouwing Kennedylaan: de aan de J.F. Kennedylaan grenzende bebouwing (tussen de Castorlaan in het zuiden en de Sterrenlaan in het noorden) maakt deel uit van historisch belangrijke, aan de weg gerelateerde bebouwing. De structuur en de typologie van de bebouwing langs de Kennedylaan hangt samen met de aanleg van deze radiaal. Kenmerkend is de ruime opzet van de bouwblokken, passend bij de schaalgrootte van de radiaal, het reperterende karakter van de bouwblokken en de samenhang van de bebouwing. Flatgebouwen, omgeven door groene zones schermen de achterliggende woonwijken af. Het betreft karakteristieke wederopbouwarchitectuur.

Ten aanzien van de gehele wijk Oude Gracht:

De Oude Gracht kenmerkt zich door:

  • De stedenbouwkundige opzet van de wijk, waarbij de woningbouw, verkeer, groen en voorzieningen zijn geïntegreerd conform de uitgangspunten van de wederopbouw;
  • In de bebouwing van de Oude Gracht is het werk van bekende Nederlandse architecten uit de naoorlogs periode te herkennen;
  • De ritmiek van de bebouwing

Cultuurhistorisch waardevolle elementen

Ook buiten het cultuurhistorisch zeer waardevolle gebied Eckart vinden we cultuurhistorisch waardevolle elementen. Het gebied ten noordwesten van de kern van Eckart valt wat betreft landschap onder de categorie Middenwaarde. In dit gebied bevindt zich wel een aantal cultuurhistorisch waardevolle elementen met een hoge en zeer hoge waarde. De recente uitbreiding van de bebouwing van Eckart, ten zuidwesten van de kern, is door het zware stempel dat de bebouwing op dit gebied drukt laag gewaardeerd, maar ook hier bevinden zich hoog gewaardeerde structuren. Bij de aanleg van de woonwijken ten westen van het landgoed is het oorspronkelijke landschap vrijwel geheel verdwenen, maar zijn ook enkele cultuurhistorisch waardevolle elementen bewaard gebleven.

Historische wegen en opgaand groen: in het gebied bevinden zich nog enkele historische wegen, historisch opgaand groen en een historische watergang. Aan de zuidzijde van het plangebied loopt (een deel van) het Wasvenpad. Dit pad behoort tot de voorheen landelijke (wegen)structuren met aangrenzende laanbeplanting, die grotendeels opgenomen zijn in de stedelijke bebouwing en door hun aanwezigheid bijdragen aan de herkenbaarheid van het vroegere landschapsbeeld. Datzelfde geldt voor de (restanten van) de Nuenenseweg, het Coriolanuspad en de laanbeplanting langs de Faunuslaan. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de J.F. Kennedylaan. Deze weg maakt als 'nieuwe radiaal' deel uit van de historische wegenstructuur van na 1900. De J.F. Kennedylaan, uitgevoerd in de periode 1960-1970 als parkway met viaducten, werd de nieuwe uitvalsweg richting Son en Nijmegen .

Watergang: het dal van de 'Doode Gracht', nu Oude Gracht genoemd, is nog herkenbaar doordat bij de aanleg van de woonwijken in de laatste halve eeuw de graaf (een smalle, gegraven, rechte watergang) is verbreed tot een vijver. De brede waterpartij die nu die naam draagt, is relatief recent gegraven. De feitelijke Doode Gracht was een smalle afwatering door een lange laagte. Niet het huidige uiterlijk van de vijver is cultuurhistorisch waardevol, maar wel het tracé en langgerekte karakter. Noordelijker, buiten het plangebied, mondt de Oude Gracht in de Dommel uit. In het dal van de Oude Gracht is een enkel waardevol oud broekbosje bewaard gebleven. Een bruglocatie over de Oude Gracht worden als waardevol aangemerkt.

Verankering van de cultuurhistorisch waardevolle gebieden en elementen

Hierboven is aangegeven dat een nadere waardering van de cultuurhistorisch waardevolle gebieden en elementen zijn grondslag vindt in de gemeentelijke cultuurhistorische waarden kaart (voor de historisch stedenbouwkundige structuur) en het onderzoek van RAAP. Daarnaast is kort benoemd welke cultuurhistorisch waardevolle gebieden en elementen het betreft. Deze gebieden en elementen krijgen in het bestemmingsplan Oude Gracht de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1 en 2'.

Deze omvat:

- de landschapstypen met hoge en zeer hoge waarde zoals deze op kaartbijlage 2a blad 1, Cultuurhistorische waarderingskaart historisch landschap als onderdeel van het RAAP-rapport 3058 'Een cultuurhistorische zoom om de stad. Een cultuurhistorische waardenkaart van het oostelijk en zuidelijk buitengebied alsmede het bestemmingsplangebied 'Oude Gracht' en de deelgebieden 't Wasven en Luytelaar van de gemeente Eindhoven' zijn opgenomen;

- de landschapselementen met hoge en zeer hoge waarde, zoals deze op kaartbijlage 2b blad 1 en 2c blad 1, Cultuurhistorische waarderingskaart historisch landschap als onderdeel van het RAAP-rapport 3058 'Een cultuurhistorische zoom om de stad. Een cultuurhistorische waardenkaart van het oostelijk en zuidelijk buitengebied alsmede het bestemmingsplangebied 'Oude Gracht' en de deelgebieden 't Wasven en Luytelaar van de gemeente Eindhoven' zijn opgenomen;

- de aanduiding 'Stedebouwkundig gebied - Aan de weg gerelateerde bebouwing' op de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente.

Er zijn in dit plan regels opgenomen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden. Het is niet zonder meer mogelijk om een werk, geen gebouw zijnde, of werkzaamheden zonder omgevingsvergunning uit te voeren. Er is een vergunningplicht voor specifieke activiteiten en de verplichting aan te tonen dat de voorgenomen activiteiten geen afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarden.

Ten aanzien van de aan de J.F. Kennedylaan grenzende bebouwing (tussen de Castorlaan in het zuiden en de Sterrenlaan in het noorden), die op de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente is aangeduid als 'Stedenbouwkundig gebied - Aan de weg gerelateerde bebouwing' voorzien de aldaar geldende hoofdbestemmingen 'Wonen' en 'Groen'in voldoende mate bescherming van de hierboven beschreven karakteristiek van deze bebouwing. Voor de gebouwen geldt een maximale bouwhoogte en op de verbeelding zijn de bouwvlakken aangegeven.

Monumenten

In het plangebied bevinden zich bovendien verschillende (bouwkundige) objecten die vanwege hun kwaliteiten op het gebied van architectuur, stedenbouw of cultuurhistorie waardevol zijn. Deze objecten zijn reeds aangewezen als Rijksmonument of als gemeentelijk monument. Daarnaast is in het plangebied een cultuurhistorisch waardevol object gelegen.

In het plangebied komen de volgende beschermde monumenten voor:

Adres   Functie   Type monument  
Icaruslaan 28a   Herberg   Rijksmonument  
Nuenenseweg 1   Kasteel Eckart   Rijksmonument  
Nuenenseweg bij 1   Tuin bij kasteel   Rijksmonument  
Nuenenseweg bij 1   Boerderij   Rijksmonument  
Nuenenseweg bij 1 Koetshuis   Gemeentelijk monument  
Nuenenseweg 2   Dienstwoning   Gemeentelijk monument  

Het voormalige kasteel Eckart, thans Eckartdal, kwam in 1828 in het bezit van de familie Smits en werd toen uitgebreid met zijvleugels. In 1906 werd het in opdracht van Th.G.M. Smits van Oyen nogmaals verbouwd tot een neoclassicistisch landhuis. D.F. Tersteeg verzorgde na de verbouwing de nieuwe aanleg van de tuin. Tegelijk met de verbouwing van het kasteel liet Th.G.M. Smits van Oyen een stalgebouw (koetshuis) en een chauffeurswoning in de directe omgeving van het kasteel bouwen door architect Eduard Cuijpers. Deze twee panden verschillen in plattegrond en bestemming, maar zijn in dezelfde stijl gebouwd. Direct ten westen van het groengebied Eckart ligt tevens boerderij Eckart, een bij het kasteel behorende hoeve uit 1793 (rijksmonument).

Aan de Icaruslaan 28a is Herberg Eeckaerde gelegen (rijksmonument). Deze herberg dateert uit de 18e eeuw en heette oorspronkelijk herberg 't Zwaantje. In het tweede kwart van de 19e eeuw werd deze uitgebreid met een aanbouw.

Cultuurhistorisch waardevol object -Thomaslaan 43

Cultuurhistorisch waardevolle objecten betreffen gebouwen die geen monumentenstatus hebben doch die toch vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevol zijn en als zodanig zijn erkend. Daartoe behoren objecten die bij de inventarisatie naar het religieuze erfgoed in 2011 als cultuurhistorisch waardevol zijn aangemerkt. Binnen dit plangebied is één cultuurhistorisch waardevolle object gelegen, te weten aan de Thomaslaan 43. Op de verbeelding is dit object aangeduid als 'Karakteristiek'. Ter bescherming van dit gebouw is in de regels met een sloopvergunningvereiste gewaarborgd dat geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden ontstaat.

Thomaslaan 43 - Thomaskerk

1966, Architecten Taen & Nix

Architectonisch:

Het kerkgebouw is architectonisch en architectuurhistorisch van belang omdat het een kenmerkend voorbeeld is van de zakelijke stroming in de architectuur die een strakke moderne stijl voorstaat. Functionaliteit, eenvoud en bescheidenheid zijn de belangrijkste kenmerken. De ruimten worden allen in orthogonaliteit opgelost waarbij er een heldere sequentie is van de ruimtelijke eenheden. Evenwel zijn er ook elementen met meer expressie weergegeven zoals de altaarruimte. De kerk- en nevengebouwen zijn zowel in exterieur als interieur volledig gaaf gebleven.

Stedenbouwkundig:

De opzet van dit kerkcomplex onderscheidt zich door fraaie ligging, een ruime en vrije plaatsing in een parkachtige omgeving. Aan de voorzijde is een ruim, maar leeg voorplein aangelegd. Tuinaanleg en bijgebouwen maken een integraal deel uit van het complex en gaan over in de parkaanleg aan de Oude Gracht.

Cultuurhistorisch:

De kerk maakt deel uit van de stadsuitbreidingen in Woensel. Voor het eerst werd hier in de opzet rekening gehouden met een breed maatschappelijk gebruik van de verschillende ruimten. De Thomaskerk kreeg bekendheid door tal van muziekuitvoeringen.

verplicht

3.7 Verkeer en parkeren     

Eindhoven is in beweging en richt zich op de toekomst. In het verleden bestond het wegennet van Eindhoven uit (historische) radialen die met elkaar verbonden waren door verschillende ringen. Het succes van Eindhoven als veelzijdige stad zal sterk worden bepaald door de verbinding van de “places to be”. In een “places to be” is sprake van een openbare ruimte met een levendig sociaal-maatschappelijke atmosfeer, gericht op persoonlijke ontmoetingen. De voetganger staat centraal en er heerst een stedelijke dynamiek van komen en gaan in een openbare ruimte met een hoge verblijfskwaliteit. De “places to be” worden door nieuwe routes en duurzame vormen met elkaar verbonden.

Deze nieuwe routes vallen niet altijd samen met de radiale ordening, maar hebben als uitgangspunt dat ze wel goed moeten aansluiten op de bestaande Ring en Radialen. De Ring valt buiten dit plangebied. De J.F. Kennedylaan is één van de Radialen.

Er wordt voorrang gegeven aan duurzame wijze van verplaatsen, wat betekent dat de voetganger en fietser veel belangrijker gaan worden. Dit alles is verwoord in het beleidsplan “Eindhoven op Weg” dat op 19 november 2013 door de raad is vastgesteld. In dit beleidsplan wordt het toekomstperspectief voor 2014 beschreven op verschillende schaalniveaus. Het plangebied valt binnen het schaalniveau “Stadsdelen en Ring”. De schaalniveaus worden in relatie gebracht met duurzame mobiliteit vanuit vier hoofdvervoerswijzen:

  • Voetganger
  • Fietser
  • (H)OV-reiziger
  • Automobilist.

Voor elke vervoerswijze wil Eindhoven een aantrekkelijke en duurzaam bereikbare stad worden.

Voetganger

In het plangebied liggen als bijzondere locaties het onderwijsgebied aan de Sterrenlaan aan de noordzijde en een deel van Fontys en het Maxima Ziekenhuis aan de zuidzijde. Het zijn geen aangewezen “places to be”, maar ter plekke is de voetganger wel een belangrijke deelnemer. In het plangebied zijn geen specifieke looproutes aangegeven. In het algemeen geldt dat voetpaden goed beloopbaar moeten zijn.

Fietser

Voor de verbetering van de doorstroming van de fietser worden onder andere een aantal radiale snelfietsroutes door Eindhoven ontwikkeld. Door het plangebied lopen twee snelfietsroutes, te weten:

  • Slowlane (Orpheuslaan, Amazonenlaan, Nuenenseweg)
  • Snelfietsroute tussen Son en Breugel – Valkenswaard (Dutmalatunnel, Ds T. Fliedenstraat, deel Orpheuslaan, Muzenlaan, deel Jasonstraat en Mercuriuslaan)

In afwijking van het beleidsplan “Eindhoven op weg” is in het beleidsplan “Handboek Slowlane”een alternatief en extra traject opgenomen voor de Slowlane. Dit heeft tot consequentie dat de snelfietsroute tussen Son en Breugel – Valkenswaard tevens het traject van de Slowlane is geworden.

Dit is weergegeven in bijgevoegde afbeelding.

. verplicht

Deze snelfietsroutes moeten veilig en comfortabel voor de fiets worden en krijgen een eigen identiteit en continue inrichting (bij voorkeur een tweerichtingenfietspad). De Sterrenlaan behoort tot het primaire fietsnetwerk binnen de Gemeente Eindhoven.

Naast deze snelheidsroutes worden voldoende en goed ingepaste fietsparkeervoorzieningen bij buurt- en wijkvoorzieningen geplaatst eventueel inclusief e-laadvoorzieningen. In het plangebied is een wijkvoorziening opgenomen.

(H)OV-reiziger

Extra ingevoegd algemeen deel: In Eindhoven wordt ingezet op de ontwikkeling van een HOV-netwerk. Hoogwaardig Openbaar Vervoer is snel, hoogfrequent, betrouwbaar, comfortabel en bij uitstek geschikt om grote groepen reizigers op een efficiënte wijze door de stad te vervoeren. Directe aansluitingen op het Europees netwerk van hogesnelheidstreinen en de ontwikkeling van een nieuw station bij Eindhoven Airport zijn belangrijke pijlers onder de (inter)nationale bereikbaarheid van brainport.

Het HOV-tracé krijgt een eigen ruimtelijke identiteit (een eigen baan, halte, meubilair, reisinformatie etc.) De HOV-corridors verbinden de “places to be”. Binnen het plangebied is alleen de Sterrenlaan een onderdeel van het nieuwe HOV-netwerk.

De overige stads- en streekontsluitingslijnen gaan via gebieds-, wijk- en/of buurtontsluitingswegen. Het openbaar vervoer is vraaggericht en efficiënt; daar waar het relevant is en goed ruimtelijk inpasbaar.

verplicht

Autoverkeer

Het plangebied is aan drie zijden ontsloten door gebiedsontsluitingswegen: De Sterrenlaan aan de noordzijde, de John F. Kennedylaan aan de westzijde en de Onze Lieve Vrouwestraat (de Ring) aan de zuidzijde. De Orpheuslaan doorkruist het gebied in oost-westelijke richting. De gebiedsontsluitingswegen zijn lokale hoofdwegen met snelheden van 50 km en/of 70 km/u binnen de bebouwde kom. De Ring, welke buiten het plangebied valt, moet de herkenbare centrale verdeelroute in de auto-ontsluiting van de stad blijven, met een goede doorstroming. De J. F. Kennedylaan behoort tot een van de moderne Radialen van Eindhoven, welke het noord-zuid verkeer ontsluit. Op de gebiedsontsluitingswegen geldt het “fast-forward” principe; het optimaliseren van de verkeersafwikkeling.

De overige wegen binnen het plangebied behoren tot de woon- en verblijfsgebieden, waar de ambitie is om geen doorgaand verkeer te laten rijden. De buurt- en wijkontsluitingswegen zijn de verzamelwegen binnen een buurt met 30 km/u of 50 km/u. De snelheid is afhankelijk van het verkeersgebruik, het wegprofiel, de omgeving en de mogelijkheden dit in een gewenste richting te beïnvloeden. De Ds. T. Fliednerstraat is een bijzondere wijkontsluitingsweg, omdat het ziekenhuis aan deze weg ontsloten wordt en het een onderdeel van de reguliere busroute vormt. De erftoegangswegen zijn alle overige verblijfswegen met een snelheid van maximaal 30 km/u.

verplicht

Autoparkeren

De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet dan ook de schaarse ruimte efficiënt gebruiken. Daarom worden bij een bouwplan eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld. Uitgangspunt daarbij is dat deze op eigen terrein worden gerealiseerd. Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld.

De gemeente Eindhoven heeft de parkeernormen flexibeler gemaakt ten opzichte van de parkeernormen uit 2012, maar wel met voorwaarden om parkeeroverlast in woonwijken te voorkomen. Flexibele parkeernormen maken ontwikkelingen mogelijk die goed zijn voor de stad. Ook is het wenselijk dat er niet meer parkeerplekken worden gerealiseerd in de stad dan nodig. Dan blijft er meer ruimte over voor bijvoorbeeld groen of recreatie. Tot slot wordt duurzame mobiliteit gestimuleerd, dus meer lopen, fietsen en openbaar vervoer-gebruik. Ontwikkelingen op locaties die goed bereikbaar zijn per openbaar vervoer, die goede voorzieningen hebben voor fietsers en bijvoorbeeld deelauto's aanbieden, hebben minder ruimte nodig voor parkeren. Dat betekent ook dat bewoners op zo'n nieuwe locatie niet altijd recht hebben op een gemeentelijke parkeervergunning. Zo wordt meer mogelijk gemaakt en wordt gezorgd voor een goede leefbaarheid in wijken en buurten.

.

3.8 Groen     

3.8.1 Groenbeleidsplan     

Begin 2017 is een actualisatie van Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. Het groenbeleidsplan heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met daarin passende functies. Hiermee levert de toepassing van het groenbeleid een wezenlijke bijdrage aan een aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving als karakteristieke kwaliteit van Eindhoven. Een omgeving die leefbaar en klimaatadaptief is en een volwaardig vestigingsklimaat biedt voor Brainport.

Het groenbeleid sluit aan op de geomorfologische structuur van de stad: de structuur van dekzandruggen en beken (Dommel en Gender) die Eindhoven hebben gevormd. Op basis van de tuinstad gedachte is bij de verdere ontwikkeling van Eindhoven sterk ingezet op het behoud van de groene ruimten tussen de voormalige dorpen. Genneper Parken (tussen Stratum en Gestel), Brainport Park (tussen Strijp en Woensel) en De Karpen (tussen Woensel en Tongelre) vormen nog altijd imposante, groene wiggen, die tot diep in de stad reiken. Het behoud van de robuuste groenstructuur, die vanuit het buitengebied, via de wiggen tot aan de bomen bij de voordeur reikt, is een belangrijk uitgangspunt van het groenbeleidsplan.

Het Groenbeleidsplan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.

In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

verplicht

Figuur: Ruimtelijke Strategieënkaart

Onderhavig plangebied is in de kaart 'Ruimtelijke Strategieën' in het Groenbeleidsplan voor het grootste deel aangeduid als 'stad, rood beeldbepalend'. Daarnaast zijn delen van het gebied aangeduid als 'stad, groen beeldbepalend' (sportpark Hondsheuvels en Eckartdal), 'Multifunctioneel groen' (atletiekbaan Hondsheuvels) en 'Structureel stadsgroen' (langs de Oude Gracht). In onderhavig plangebied wordt als ordeningsprincipe de volgende strategie aangehouden:

Strategie 1: Stad, rood beeldbepalend

In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.Dit plangebied is niet aangeduid als groenarme buurt.

Strategie 2: Stad, groen beeldbepalend

Het betreft gebieden met een bijzonder groen imago, vaak gelegen aan de periferie van de stad. Uitgangspunt voor deze gebieden is het behouden en ontwikkelen van het bijzondere groene karakter.

Strategie 4: Structureel stadsgroen

Deze gebieden zijn bedoeld voor groene dooradering van de stad, voor intensieve recreatie en ontspanning (parken), natuur en waterberging. Het beleid is gericht op het versterken van de functionaliteit van deze gebieden en het verbinden tot robuuste structuren. Toevoeging van niet-groene voorzieningen is slechts mogelijk als sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, als er geen alternatieven voorhanden zijn, als door een 'groen-inclusief ontwerp' de groene kwaliteit tenminste wordt gehandhaafd en als compensatie plaatsvindt van de per saldo verloren deel van de groenstructuur.

Strategie 5: Multifunctioneel groen

Het betreft voornamelijk aan de stadsrand gelegen gebieden met uiteenlopende groenfuncties, gericht op relatief intensieve benutting van het landschap. Het beleid is gericht op het versterken van het contact tussen de stedelingen en het landschap, derhalve met een relatief intensieve benutting van het landschap. Uitgangspunt daarbij is het behouden van de aanwezige natuur- en landschapskwaliteiten en waar mogelijk deze verder te ontwikkelen. Gebruiksfuncties zijn veelal volkstuinen, golfbanen, bos, natuureducatie, kleinschalige sportgebieden, maneges, wandelen, fietsen, maar ook landbouw.

Gebieden met deze aanduiding liggen voor een belangrijk deel in het Natuur Netwerk Brabant. Verdere verstedelijking (toevoeging van niet aan het groen gebonden functies of gebouwen) is in deze categorie derhalve niet aan de orde tenzij in geval van zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie. De aanleg van nieuwe sportcomplexen wordt uitgesloten (wel eventueel verplaatsing van sportterreinen naar minder kwetsbare locaties). Uitbreiding van sportcomplexen kan echter niet worden uitgesloten. Versterking van multifunctioneel groen als element van de ruimtelijke hoofdstructuur is in het bijzonder gewenst langs de Oirschotsedijk (verbinding met groengebied Groene Woud).

3.8.2 Beleid Bomen     

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen 2015. Deze is op 7 april 2015 door de gemeenteraad vastgesteld en op 24 augustus 2016 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels Bomen is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming is van toepassing op:

- bossen die buiten de 'bebouwde kom Boswet' liggen;

- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are;

- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.

Voor het vellen van bomen dient, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is een herplantplicht van toepassing. Bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Boswet, vallen onder de Verordening Bomen / Nadere Regels Bomen zoals opgesteld door de gemeente Eindhoven.

Verordening Bomen

Het bomenbeleid is gebaseerd op drie pijlers: behoud, versterking en ruimte voor dynamiek. Eindhoven wil een aantrekkelijke groene stad zijn en blijven. Bomen spelen daarbij een voorname rol. Een hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en recht doet aan het groene imago van de stad is waar de gemeente naar streeft. Duurzaam behoud van de groene signatuur staat voorop. Het bomenbestand dient echter ook aan te sluiten op intensief gebruik van de openbare ruimte en de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent soms dat in een bepaalde situatie andere belangen preferabel zijn en bomen moeten wijken. Het bomenbeleid voorziet in die gevallen in de mogelijkheden tot mitigatie en compensatie.

Groene kaart Een belangrijk onderdeel van de Verordening Bomen is de Groene Kaart. Het is een topografische kaart met daarop aangegeven de beschermde houtopstand. De Groene Kaart bevat verschillende categorieën houtopstanden. Voor bomen in gemeentelijk eigendom (publiek eigendom) kent de Groene Kaart zes categorieën:

  • Monumentale bomen;
  • Waardevolle bomen;
  • Basisbomen;
  • Bomen hoofdstructuur;
  • Bomen nevenstructuur;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend.

De Groene Kaart kent daarnaast voor bomen in particulier eigendom (privaat eigendom) drie categorieën:

  • Waardevolle bomen;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend;
  • Bomen op percelen van 500 m2 of groter.

Voor het vellen van een houtopstand die deel uit maakt van tenminste één van deze categorieën is, behoudens een aantal vrijstellingen, een omgevingsvergunning verplicht.

Nadere regels

De Verordening is uitgewerkt in nadere regels Bomen. Deze zijn op 19 juli 2016 vastgesteld door het college en op 4 augustus 2016 in werking getreden. De beleidsregels geven inzicht in de wijze waarop het college gebruik maakt van de aan haar in de Verordening toegekende bevoegdheden tot het aanwijzen en plaatsen van houtopstanden op de Groene Kaart. Tevens zijn richtlijnen uitgewerkt voor omgang met overlast, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de weigeringsgronden bij beoordeling van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting is houtopstanden.

Het plangebied

In het onderhavige plangebied staan vele waardevolle bomen, met name in lanen maar ook verspreid in plantsoenen en enkele op particuliere gronden. Ook staan er veel bomen op het particuliere eigendom van Eckartdal waaronder naar verwachting veel waardevolle. Verder staan er vele basisbomen in het gehele plangebied. Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van conserveren van de bestaande situatie zodat hiermee geen effecten op bomen zijn te verwachten.

3.9 Maatschappelijke voorzieningen     

In Eindhoven bevindt zich vanaf het Catharinaziekenhuis, richting het oosten (langs de Winston Churchillaan en de Sterrenlaan), tot aan het Eckartdal, een voorzieningenstrook. De onderwijsstrook aan de Sterrenlaan, ten noorden van het plangebied maakt hier deel van uit. De strook bestaat uit onder andere de evangelische basisschool, een aantal vestigingen van het ROC, Het Novaliscollege, het Eckartcollege, Spilcentrum De Sterren en een kinderdagverblijf.

Op 15 december 2015 is het Integraal Huisvestingsplan onderwijs 2016-2019 (IHP) vastgesteld.In het IHP is een renovatie van het Novalis voorzien. Aangezien het hier een conserverend bestemmingsplan betreft en er nog geen bestuurlijke besluitvorming heeft plaatsgevonden over de concrete uitbreiding van het Novaliscollege is er voor deze lokatie geen uitbreiding van de bouwvlakken en bebouwingsmogelijkheden opgenomen. Voor de voorgenomen uitbreiding zal een eigen planologische procedure moeten worden gevolgd.

Ten zuiden van het plangebied ligt nog een vestiging van Fontys Hogescholen.

Binnen het plangebied is SPIL-centrum Oude Gracht gelegen, bestaande uit de basisschool Wethouder van Eupen, Korein dagopvang en naschoolse opvang. De scholen ten zuiden van de Odysseuslaan hebben een buurtgerichte functie. Van oorsprong vormden de verschillende basisscholen één scholenstrook. Later zijn er op de open plekken tussen de scholen woningen gebouwd. In één van de gebouwen heeft het schoolbestuur zich gevestigd.

In het plangebied liggen twee kerken.

Ten zuiden van het plangebied liggen het Maxima Medisch Centrum en zorgcentrum Peppelrode.

Ten oosten van het plan ligt woonpark Eckartdal van Lunetzorg.

3.10 Sport en recreatie     

Eindhoven beschikt over verschillende sportaccomodaties waaronder sportpark De Hondsheuvels. Naast sportfaciliteiten ten behoeve van uiteenlopende sportverenigingen, zoals voetbal, golf en atletiek bevinden zich ook maatschappelijke voorzieningen op het park, zoals een paramedisch behandelcentrum en een kinderdagverblijf.

Bewegen wordt gestimuleerd door beweeg- en sportaccomodaties toegankelijker te maken voor de wijk en buurt. Sportpark De Hondsheuvels is maatschappelijk vastgoed en daarom kunnen buiten verenigingsuren buurtbewoners gebruik maken van het sportpark. Denkbare interventies zijn het verwijderen van hekken en hindernissen. De behoefte van de buurt bepaalt de mate van multifunctioneel gebruik van het sportpark. Tenslotte pakken sportverenigingen hun maatschappelijke rol op en werken steeds meer samen op wijk- en buurtniveau.

3.11 Detailhandel     

3.11.1 Detailhandelsnota gemeente Eindhoven     

Op 15 december 2015 is de Eindhovense detailhandelsnota “Wie kiest, wordt gekozen” vastgesteld. Zoals hiervoor beschreven heeft de detailhandelssector te maken met veel veranderingen. De veranderingen raken de consument, de ondernemer en de vastgoedeigenaar. Het is zaak om uit deze veranderingen een positieve impuls te halen. De veranderende markt zorgt immers ook voor nieuwe kansen die goede winkelgebieden verder kunnen versterken. Zeker voor een stad als Eindhoven is het belangrijk om gewenste initiatieven een plek te geven binnen de structuur. In de detailhandelsnota worden duidelijke keuzes gemaakt over waar welke vormen van detailhandel zijn toegestaan en waar niet. In de nota wordt eerst ingegaan op verschillende onderdelen. Vervolgens wordt per stadsdeel de positie en het perspectief van alle winkelcentra beschreven.

Beleid op onderdelen

Op onderdelen is de detailhandel aan grote veranderingen onderhevig. De volgende onderdelen van het detailhandelsbeleid zijn voor dit gebied van belang:

Perifere detailhandel De oorsprong van perifere detailhandel is gelegen in de aard en omvang van de artikelen. Winkels die vanwege de aard en omvang van de artikelen een groot oppervlak nodig hebben, krijgen ruimte in de daarvoor benoemde gebieden buiten reguliere winkelcentra. In de loop der jaren is de aard en omvang van de assortimenten op perifere locaties wel sterk gewijzigd. Mede vanwege gunstigere marges is de nadruk steeds meer komen te liggen op niet-volumineuze assortimenten en branchevreemde artikelen. Onderscheid met aanbod in centrumgebieden is kleiner geworden. Ongebreidelde mogelijkheden op (bestaande en nieuwe) perifere locaties leiden echter tot sterke wijziging van de bestaande winkelstructuur en kunnen de vitaliteit van een binnenstad, stadsdeel- of boodschappencentrum aantasten. Gelet op de grote ruimtelijke, economische en maatschappelijke belangen, is dit in veel gevallen niet gewenst. Bij elke verruiming van beleid is dan ook steeds een afweging nodig van de gevolgen voor de bestaande en beoogde winkelstructuur. Centraal staat de uitdaging om de dynamiek op een verantwoorde wijze te faciliteren.

Perifere detailhandel dient op een beperkt aantal aangewezen locaties ruimtelijk geclusterd te worden. Waar mogelijk en wenselijk (denk aan voldoende infrastructuur, maar ook potentiële overlast voor woongebieden), wordt met deze detailhandel aansluiting gezocht bij bestaande perifere winkelgebieden. In Eindhoven zijn dit Koopcentrum De Hurk, De Kade (Kanaaldijk-Noord) en Bisschop Bekkerslaan (De Tempel). Gezien de positie en het perspectief van Ekkersrijt wordt zeer weloverwogen omgegaan met uitbreiding van het perifere detailhandelsaanbod.

In Oude Gracht is geen perifere detailhandel toegestaan.

Megasupermarkten Vanwege de mogelijke effecten van Megasupermarkten op de voorzieningenstructuur, met name op de winkelcentra die een belangrijke functie op het gebied van boodschappen doen hebben, wordt de solitaire vestiging van megasupermarkten niet toegestaan. Evenmin als de vestiging van dergelijke supermarkten op perifere detailhandelslocaties. Vestiging van een nieuwe megasupermarkt op een nieuwe locatie heeft met name gevolgen op buurt- en wijkniveau. Juist vanwege het feit dat deze buurt- en wijkstructuur zo zorgvuldig is opgebouwd en de inwoners beschikken over een supermarkt in de directe woonomgeving, is het behoud en de versterking hiervan uitgangspunt. In alle gevallen is de uiteindelijke locatie natuurlijk cruciaal voor de effecten.

Inpassing van een megasupermarkt in de bestaande reguliere winkelcentra behoort tot de mogelijkheden. Reëler lijkt de kans dat een bestaande supermarkt uitbreidt tot grootschalige supermarkt. Een dergelijk initiatief (uitbreiding tot of nieuwvestiging van een megasupermarkt) in een van de bestaande winkelcentra wordt beoordeeld op de mogelijke effecten op het perspectief van de tot de structuur behorende winkelgebieden. Slechts wanneer geen structuur verstorende effecten worden verwacht, kan worden meegewerkt aan het initiatief. Dit is in lijn met Europees (Europese Dienstenrichtlijn), landelijk en provinciaal beleid (ladder voor duurzame verstedelijking).

Internethandel Met de komst van internethandel is een nieuw type bedrijf ontstaan met bijbehorende kenmerken. We maken onderscheid tussen twee typen internethandel:

1. Internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid

Bij deze vorm van internethandel is er geen contact tussen internetwinkel en klant. Alle klantencontacten met de klant en de verzending van de goederen gebeurt uitsluitend via het internet of per post. Deze vorm van internethandel wordt in ruimtelijke zin niet aangemerkt als detailhandel. Zij kunnen voorkomen als uitsluitend kantoor maar ook als bezorgdienst.

Locaties waar deze kantoorachtige internethandel zich kan vestigen zijn: bedrijventerreinen, kantoorlocaties, woonwijken (kleinschalig en mits zij geen overlast bezorgen), buitengebied en PDV-locaties. Locaties waar internet bezorgdiensten zich zouden kunnen vestigen zijn bedrijventerreinen, kantoorlocaties en PDV-locaties.

2. Internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid

Hier kan de klant de internethandel bezoeken om de bestelde artikelen af te halen, te retourneren (de zogenaamde afhaalpunten). Daarnaast zijn er ook afhaalpunten waar ook andere zaken mogelijk zijn, zoals het presenteren, kopen, bestellen en omruilen van artikelen (de webwinkel).

Een afhaalpunt is een vorm van internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en rekenen we juridisch-planologisch tot detailhandel. Dat wil zeggen dat afhaalpunten in principe ingepast kunnen worden op (de vele) locaties waar reeds een detailhandelsbestemming op zit. Door deze benadering is het mogelijk om grip te houden op de verdere ontwikkeling van dit fenomeen. Zelfstandige afhaalpunten, ook wel Pick-Up- Points, kunnen alleen of geclusterd (meerdere afhaalpunten dus) gevestigd worden. Door clustering kunnen verkeersstromen beter geconcentreerd worden.

Webwinkels (waar ook artikelen gepresenteerd worden en / of waar men ook niet via internet bestelde artikelen kan kopen) beschouwen we als detailhandel. Ter voorkoming van ongewenste concurrentie op ruimtelijke aspecten zoals bereikbaarheid, parkeren of gebiedsbestemming bieden we voor deze vorm van detailhandel alleen mogelijkheden in winkelcentra en (mits passend in branchering) op PDV-locaties.

Kringloopbedrijven en –winkels Kringloopwinkels (oftewel tweedehands winkels) richten zicht op het verhandelen van nog bruikbare artikelen die via diverse kanalen worden verkregen. Daarnaast is er een bedrijfstak ontstaan die zich het best laat benoemen als kringloopbedrijven. Deze richten zich op het opruimen van boedels waarbij vervolgens, in het bedrijf, bruikbare en onbruikbare zaken van elkaar worden gescheiden en bovendien artikelen die nog bruikbaar gemaakt kunnen worden, worden opgeknapt of verwerkt tot grondstof of 'halffabricaat'. Kringloopbedrijven hebben daardoor een andere ruimtelijke impact op hun omgeving dan kringloopwinkels / tweedehands winkels.

Vanwege de koppeling van de verkoop met andere bedrijfsmatige activiteiten en het doelgerichte bezoek door consumenten, is de vestiging van kringloopbedrijven op bedrijventerreinen min of meer gemeengoed geworden. Voor kringloopbedrijven geldt dan ook dezelfde beleidslijn als voor perifere detailhandel. Kringloopbedrijven zijn op de reguliere zgn. PDV-locaties (Categorie III) toegestaan voor wat betreft hun detailhandelsactiviteiten, omdat het aanbod voor een zeer groot deel voor “in en om het huis” is. Verder kan de beleidslijn voor productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen een uitkomst bieden voor kringloopbedrijven.

Kringloopwinkels (winkels in tweedehands goederen zonder het totaalconcept van inzamelen en verwerken/repareren) worden als detailhandel beschouwd. Mogelijkheden voor vestiging in Eindhoven worden hiervoor dan ook alleen geboden in winkelcentra en op de zgn. PDV-locaties (Cat. III, ook vanwege het grote aandeel “in en om het huis”).

Trafficlocaties Trafficlocaties (stations, ziekenhuizen, campussen, tankstations) worden een steeds belangrijkere aankoopplaats. Detailhandel op dergelijke locaties past dan ook binnen de huidige trends en ontwikkelingen. Omvang en invulling hiervan moeten passen bij de functie van de locatie en het gebied en is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit. De detailhandel dient dus hoofdzakelijk gericht te zijn op de reizigers / forensen of werknemers / studenten op de locatie en mag niet concurreren met de reguliere winkelgebieden. Denk hierbij aan mandjeswinkels of micromarkten (onbemande gemakswinkels met bijv. gekoelde drank en versartikelen). Het vestigen van afhaalpunten op deze locaties is mogelijk. Voor trafficlocaties geldt dat vanwege de diversiteit in verschijningsvorm elk initiatief afzonderlijk beoordeeld wordt.

Voormalige (buurt)winkelstrips

De toekomstwaarde van (buurt)winkelstrips staat, met name door het veranderde consumentengedrag, sterk onder druk. Dit uit zich in een toenemende winkelleegstand en functiewijziging. Beleidsmatig wordt hier dan ook niet ingezet op behoud van de winkelfunctie. Voor het nog aanwezige winkelaanbod in de perspectiefarme strip kan verplaatsing naar een nabijgelegen perspectiefrijk wijk- of buurtcentrum een optie zijn. In voorliggend plangebied betreft het de volgend winkelstrip :

· Woensel-Zuid: Odysseuslaan.

De gemeentelijke doelstelling is in ieder geval behoud van ruimtelijke kwaliteit en het voorkomen van verpaupering. Het heeft de voorkeur dat de "plek" voor de buurt behouden blijft. Ervaringen in Eindhoven (b.v. Genderdal) en elders in Nederland hebben uitgewezen dat de meest duurzame oplossingen meestal uit het gebied zelf afkomstig zijn. Ook hier is echter de initiële rol van de gemeente het faciliteren van het gesprek tussen de belanghebbenden. Vervolgens moeten er keuzes gemaakt worden voor toekomstig gebruik, mede afhankelijk van ligging en kwaliteit van de bebouwing en de potentie in de omgeving.

Winkelleegstand Leegstand van winkelpanden heeft diverse oorzaken, bestaat al langer en is een zichtbaar gevolg van de dynamiek in het winkellandschap. Leegstand is in de visie van de gemeente Eindhoven een maatschappelijk probleem wanneer de veiligheid in het geding komt of een dermate grote invloed op de directe omgeving heeft (zie ook paragraaf over voormalige (buurt)winkelstrips) dat hierdoor de vitaliteit van centrumgebieden onder druk komt te staan. Dat is immers niet altijd het geval. Zolang dat niet het geval is, is leegstand vooral een probleem van de eigenaar van het vastgoed.

Het belang van leefbaarheid en waar mogelijk beperken van (mogelijke) leegstand is een van de uitgangspunten van de detailhandelsnota. Dat wordt gedaan door in eerste instantie scherpe keuzes te maken over waar we welke vormen van detailhandel een plek bieden en dus ook waar niet. Ook blijven we winkellocaties ruim bestemmen zodat verandering van functie eenvoudig blijft. Verder biedt de Stichting Middenstands- en Bedrijfshuisvesting (SMB) subsidie voor eigenaren of huurders die willen investeren in de uitstraling van hun pand. Een opgeknapt pand levert niet alleen meerwaarde op voor het bedrijf, maar zorgt ook voor het behoud van maatschappelijke en economische functies van de wijk waar het gevestigd is. Kortom, een positief effect voor het bedrijf en de omgeving.

Positie en perspectief voor het stadsdeel Woensel-Zuid

In de nieuwe detailhandelsnota is per stadsdeel de positie en het perspectief van alle winkelcentra beschreven. Het winkelcentrum Cassandraplein is gelegen binnen het stadsdeel Woensel Zuid.

Stadsdeel Woensel-Zuid ligt ten noorden van het centrum en is vanuit boodschappenoogpunt vooral bekend van de weekmarkt op de Woenselse Markt. De Woenselse Markt (incl. Kruisstraat) is tevens veruit de omvangrijkste concentratie in dit stadsdeel.Op afstand volgt het kleine wijkcentrum Cassandraplein. Tot slot zijn drie buurtsteunpunten in Woensel-Zuid gevestigd. Zetten we het aanwezige aanbod af tegen het aantal inwoners, blijkt dat vooral het niet-dagelijks aanbod achterblijft bij het gemeentelijk gemiddelde per 1.000 inwoners. Ook het dagelijkse aanbod blijft licht achter. Het perspectief van de winkelconcentraties in het stadsdeel Woensel-Zuid kan niet los worden gezien van de structuur in Woensel-Noord. De locaties hebben deels overlappende verzorgingsgebieden. Zo zijn de inwoners van Woensel-Zuid in belangrijke mate georiënteerd op WoensXL.

Cassandraplein

Winkelcentrum Cassandraplein heeft een belangrijke functie voor de oostelijke buurten. Het verdwijnen van de Aldi supermarkt in winkelcentrum Eckart, biedt mogelijk perspectief voor Cassandraplein. Eventuele uitbreidingen van het winkelcentrum worden beoordeeld op de effecten voor de structuur.

3.12 Horeca     

Op 11 maart 2014 heeft de gemeenteraad het nieuwe horecabeleidsplan 'Kennis maken met een gastvrije stad' vastgesteld. Eindhoven wil aantrekkelijk zijn om er te komen, verblijven, studeren, wonen en werken. Horeca speelt hierbij een belangrijke rol. Het horecabeleidsplan bevat een aantal speerpunten om ervoor te zorgen dat de horeca in Eindhoven kan meebewegen met de ontwikkelingen in de stad. De gemeente wil de vestiging van kwalitatief goede horecabedrijven stimuleren. Daarbij is een wederzijdse versterking van de nabije andere functies belangrijk. Om dit bewerkstelligen maakt het horecabeleidsplan onderscheid in gebiedstypen en in typen horeca.

Typen horeca

Het horecabeleidsplan maakt onderscheid in twee typen horeca:

Nat & Droog

Het al dan niet schenken van alcohol is vanuit de taken van de overheid zeer bepalend. Om die reden is een eerste onderscheid naar nat en droog logisch. Indien een horecabedrijf geen alcoholische dranken verstrekt, wordt deze gerekend tot de droge horeca. Natte horeca verstrekt alcoholische dranken.

Dag, Avond & Nacht

Naast de indeling op basis van het schenken van alcoholhoudende dranken moeten we echter ook kijken naar de exploitatietijden. Op basis hiervan kan worden gekeken naar de tijden waarop een horecabedrijf invloed heeft op zijn omgeving. Ook dit heeft weer een verband met wanneer de overheid welke taak heeft. Hierin kunnen in beginsel drie typen worden onderscheiden: dag-, avond en nachthoreca. Van belang is hierbij de combinatie met nat of droog.

Regels over het schenken van alcohol en openingstijden zijn opgenomen in de drank- en horecawet en in de APV. In het bestemmingsplan worden hierover geen regels opgenomen. Wel wordt in het bestemmingsplan opgenomen welke vorm van horeca is toegestaan. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de Lijst van horeca-activiteiten' (Bijlage 3) .

Gebiedstypen

In het horecabeleidsplan wordt onderscheid gemaakt in drie gebiedstypen:

  1. Stimuleringsgebied: gebieden waar uitbouw van de horecasector mogelijk is.
  2. Toelatingsgebied: gebieden waar per aanvraag wordt bezien of nieuwe horeca of uitbreiding van bestaande horeca inpasbaar is. Dit is afhankelijk van onder andere infrastructuur, woonbelangen, levendigheid, leefbaarheid en milieu-aspecten.
  3. Restrictiegebied: gebieden waar (vanuit leefbaarheid) een vermindering van het aantal horecavestigingen wordt nagestreefd.

Per deelgebied of cluster wordt aangegeven welk gebiedstype van toepassing is.

Woongebieden

Woongebieden worden aangemerkt als restrictiegebieden. Bestaande horeca kan worden gehandhaafd en in beperkte mate worden uitgebreid, mits daarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie. De bestaande horecabedrijven moeten in staat worden gesteld om aan de potentiële vraag te kunnen voldoen. Uitbreiding van het horeca-aanbod is hier echter niet gewenst. Indien een horecagelegenheid sluit wegens marktomstandigheden of wordt gesloten, is een nieuw bedrijf op deze locatie niet gewenst.

Winkelcentra/-gebieden

Winkelcentra en winkelgebieden in woonwijken worden aangemerkt als toelatingsgebieden. Met betrekking tot nieuwe horeca wordt een terughoudend beleid gevoerd. Primaire en doorslaggevende toets zal daarbij zijn of zij de woonfunctie bedreigen. Uitbreiding met nieuwe horecavestigingen zal voornamelijk gaan om locaties in of aan bestaande (buurt)winkelcentra en andere gemeenschaps- of multifunctionele centra. Horeca kan voor een zekere levendigheid zorgen, nodig voor de leefbaarheid in een wijk. Overigens geldt voor (nieuwe) woonwijken dat hier altijd ontwikkelingsmogelijkheden aanwezig moeten zijn voor buurt- en wijkgebonden horeca. Het gaat dan om horecavoorzieningen die geïntegreerd worden in een wijkwinkelcentrum, waar ook andere publieksgerichte voorzieningen aanwezig zijn.

Sportconcentratiegebieden

Eindhoven telt drie grootschalige sportconcentratiegebieden; De Genneper Parken, Sportconcentratiegebied Eindhoven Noord en De Hondsheuvels. Bij deze gebieden gaat het om de omvang van de sportieve activiteiten en het daarmee gemoeide draagvlak voor horeca. Het is niet de bedoeling dat nieuwe horecavoorzieningen op de sportconcentratiegebieden een autonome horecafunctie hebben. De Sportconcentratiegebieden worden gezien als toelatingsgebied.

Scholen

Bij scholen (onderwijsinstellingen) gaat het om de totale omvang van de school c.q. het schoolterrein en het daarmee gemoeide draagvlak voor horeca. Het is niet de bedoeling dat horecavoorzieningen op schoolterreinen een autonome horecafunctie hebben. De perspectieven van horeca in dit soort specifieke milieus zijn sterk projectgebonden en dienen dus als zodanig per project beoordeelt te worden. Scholen worden aangemerkt als toelatingsgebied.

Culturele instellingen

In de nieuwe drank- en horecaverordening van de gemeente Eindhoven worden de culturele instellingen gerekend tot paracommerciële rechtspersonen van sociaal-culturele aard. Zij verstrekken uitsluitend alcohol op maandag tot en met zondag van 12.00 uur tot 24.00 uur tijdens activiteiten of bijeenkomsten die passen binnen de statutaire doelstelling van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon. De burgemeester kan een paracommerciële rechtspersoon ontheffing verlenen van de gestelde schenktijden. Het is paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sociaal-culturele aard niet toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken anders dan tijdens bijeenkomsten met een sociaal-cultureel karakter. Het is ze voor ten hoogste zes al dan niet aaneengesloten dagen per jaar toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken buiten de genoemde schenktijden en buiten de genoemde bijeenkomsten. De benoemde bijeenkomsten dienen uiterlijk drie weken voor aanvang bij de burgemeester te worden gemeld.

Sportverenigingen

In de nieuwe drank- en horecaverordening van de gemeente Eindhoven worden de sportverenigingen gerekend tot paracommerciële rechtspersonen. Zij verstrekken uitsluitend alcohol op maandag tot en met zondag van 12.00 uur tot 24.00 uur tijdens activiteiten of bijeenkomsten die passen binnen de statutaire doelstelling van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon. De burgemeester kan een paracommerciële rechtspersoon ontheffing verlenen van de gestelde schenktijden. Ze richten zich hoofdzakelijk op activiteiten van sportieve of recreatieve aard. Het is ze niet toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard of bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij hun activiteiten betrokken zijn. Het is maximaal twaalf al dan niet aaneengesloten dagen per jaar toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens bijeenkomsten voor leden of personen die rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn die de gestelde schenktijden overschrijden. Deze bijeenkomsten dienen uiterlijk drie weken voor aanvang bij de burgemeester te worden gemeld.

3.13 Bedrijvigheid     

Er zijn in het plangebied geen concentraties van bedrijvigheid gelegen. Er is wel sprake van een klein aantal, verspreid over het plangebied gelegen, kleinschalige bedrijfsvestigingen:

- garage Muzenberg aan de Muzenlaan 1

- een tweetal verkooppunten van motorbrandstoffen aan de Kennedylaan

3.14 Kantoren     

De Kantorenstrategie 2012-2020 is niet langer (alleen) gebaseerd op het voeren van regie op de nieuwbouw kantorenmarkt. Juist op de bestaande markt zijn maatregelen nodig om deze gezonder te maken. Dat vraagt enerzijds om een positieve en actieve grondhouding van gebouweigenaren. Anderzijds is er vaak nog een (andere) vastgoedpartij nodig die op creatieve wijze met de leegstand aan de slag wil gaan. De gemeente Eindhoven speelt daarbij in toenemende mate een stimulerende en faciliterende rol. De Eindhovense werkwijze is afgestemd met de andere ‘kantoorgemeenten’ in de stedelijke regio. Dit is vastgelegd in een 'Regionale programmering kantoorlocaties' d.d. november 2013.

Het grootste deel van de werkgelegenheid in de regio Eindhoven is gehuisvest in een kantooromgeving. Door diverse oorzaken is de Nederlandse en ook de regionale kantorenmarkt de laatste jaren flink uit balans geraakt. De aanbodpercentages liggen op dit moment rond de 16%; ruim twee keer zoveel als bij een gezonde kantorenmarkt hoort. Het totale aanbod van kantoren in Eindhoven bedroeg op 1 januari 2015 circa 250.000 m². Dit overaanbod aan kantoorruimte is voor een groot deel structureel van aard. Dit is een bedreiging voor de economische ambities van (de regio) Eindhoven en vraagt dus om gericht handelen.

In het nieuwe beleid wordt niet alleen op nieuwbouw gestuurd, maar ook op de bestaande kantorenmarkt. De focus ligt daarbij op het terugdringen van kantorenleegstand in bestaande gebouwen. Met deze aanpak hoopt het college vraag en aanbod op de Eindhovense kantorenmarkt in kwantitatieve én kwalitatieve zin beter op elkaar af te stemmen, zodat een goede balans ontstaat met toekomstbestendige locaties, die bijdragen aan de realisatie van de Brainport-ambities van stad en regio. Het is een logisch vervolg op eerder ingezet beleid, zoals de Prioriteitennota 2011 – 2014 en het bevriezen van 100.000 m² nieuwbouw kantoorruimte op de locatie Land Forum.

Binnen Eindhoven worden drie afzonderlijke nieuwbouw kantorenmilieus onderscheiden, te weten Stationsgebied, Strijp-S en Flight Forum. Deze verschillende kantorenmilieus voorzien in een specifieke en onderscheidende behoefte. Het is belangrijk om deze onderscheidende kwaliteiten de komende jaren verder uit te bouwen. Het is daarnaast belangrijk dat ongebreidelde groei van de kantorenvoorraad, door toevoeging van niet duurzame/toekomst- bestendige nieuwbouw, wordt voorkomen. Kantoorgebruikers die op zoek zijn naar nieuwe huisvesting worden daarom zoveel mogelijk bediend op de bestaande kantorenmarkt. Nieuwbouw van kantoren op geprioriteerde locaties en door middel van toekomstbestendige gebouwen is nog slechts met inachtneming van hiervoor genoemde uitgangspunten mogelijk.

De gemeente voert geen leegstandsverordening in. De uitvoering hiervan kost veel inspanning, terwijl ervaringen elders leren dat het gewenste resultaat veelal uitblijft. Wel komt er een ‘Eindhovense Leegstandsmonitor kantoren’ (actueel overzicht van leegstaande kantoren), bedoeld als stimulerend middel om marktpartijen ertoe aan te zetten ‘iets’ met leegstaande gebouwen te gaan doen. De gemeente Eindhoven zal ook proactief partijen met elkaar in verbinding brengen, om zo bij te dragen aan mogelijke nieuwe samenwerkingsverbanden en creatieve oplossingen voor dit vraagstuk. In onze ‘slimme regio’ zijn legio partijen die samen in staat zijn om ‘slimme oplossingen’ te bedenken.

De gemeente Eindhoven zal, uiteraard passend binnen wet- en regelgeving, proactief meewerken aan gewenste transformatie van leegstaande kantoren. Echter niet alle kantoren zijn geschikt voor andere functies. Soms vanwege technische aspecten of locatiegebonden aspecten. Een deel van de kantoren zal dus naar verwachting op termijn gesloopt worden.

Geen van bovenstaande prioritaire gebieden is gelegen binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan richt zich met name op bestemming van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur. Binnen het plangebied zijn een aantal kleinschalige kantoren gevestigd, te weten aan de Polluxstraat, de Odysseuslaan en de hoek Mercuriuslaan en Jasonstraat. Deze zijn als zodanig bestemd.

3.15 Kabels, leidingen en straalpaden     

Er is een hoogspanningsleiding gelegen in het plangebied. Deze bevindt zich in ten zuiden van de Sterrenlaan bij het Eckartdal. De leiding is als dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' opgenomen in het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf     

4.1 Bedrijven en milieuzonering     

Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijven en/of inrichtingen in het plangebied zijn toegestaan. Dit houdt in dat er voldoende ruimtelijke scheiding moet zijn tussen milieubelastende bedrijven/inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.

In deze brochure worden richtafstanden gegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgez van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot gemengd gebied.

4.1.1 Staat van bedrijfsactiviteiten     

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op bovengenoemde VNG circulaire. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met potentiële milieuemissies. Op grond van deze staat wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied toe worden gestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk';
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.

Voor dit bestemmingsplan is de Lijst van bedrijfsactiviteiten van de VNG aangepast, waarbij 'bedrijven in enge' zin als uitgangspunt is genomen. Activiteiten zoals detailhandel, horeca,kantoren, sport/recreatie-inrichtingen, onderwijs en andere maatschappelijke instellingen,alsmede dienstverlenende instellingen/beroepen (zoals kapsalons, huisartsenpraktijken,advocatenkantoren) zijn niet in de lijst opgenomen. Daarnaast worden bedrijfstypen uitgesloten waarvan gesteld mag worden dat zij - gezien hun aard - niet in onderhavig plangebied thuishoren en/of niet voor kunnen komen. Vervolgens wordt de lijst beperkt tot de voor het plangebied toelaatbaar geachte milieucategorieën (categorieën 1 en 2).

4.2 Geluid     

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte in een aantal gevallen mag worden afgeweken.

De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.

Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.

Het voorliggend plan voorziet niet in de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen.

Reconstructies van wegen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, die leiden tot een toename van de geluidbelasting met 2 dB of meer, worden niet toegestaan

4.3 Luchtkwaliteit     

4.3.1 Wettelijk kader     

Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.

4.3.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen     

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:

  • woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
  • kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.

Samengevat

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

4.3.3 Besluit gevoelige bestemmingen     

Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.

Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als een 'gevoelige bestemmingen' wordt mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.

In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er in september 2012 door de 5 grootste Brabantse gemeenten een “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” vastgesteld. In deze handreiking zijn naast de provinciale wegen en rijkswegen ook gemeentelijke wegen met meer dan 10.000 motorvoertuigen opgenomen.

4.3.4 Goede ruimtelijke ordening     

Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.

4.3.5 Planbeschrijving en toetsing     

Het bestemmingsplan richt zich voornamelijk op de bestemming van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur. Het plan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen tengevolge waarvan er een toename van verkeer plaatsvindt en leidt dus niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Binnen het plangebied zijn een aantal drukke gemeentelijke wegen gelegen, te weten de Kennedylaan, de Sterrenlaan, de Muzenlaan en de Amazonenlaan. Aangezien het plan conserverend van aard is en geen nieuwe gevoelige bestemmingen toestaat zijn er geen belemmeringen vanuit het Besluit gevoelige bestemmingen.

Luchtkwaliteit levert geen belemmering voor dit plan.

4.4 Geurhinder     

De ondervonden geurhinder hangt af van uiteenlopende factoren, die stof-, tijd-, plaats- en persoonsgebonden kunnen zijn. De blootstellingsduur en blootstellingsfrequentie, concentratie en hedonische waarde zijn hiervan de belangrijkste. 

Om geur te toetsen, is een objectieve maat nodig. De hoeveelheid geur in de leefomgeving geven we in Nederland doorgaans weer als een geurbelasting. Dit is een geurconcentratie uitgedrukt in Europese geureenheden per kubieke meter lucht bij een bepaalde percentielwaarde. Een voorbeeld is ouE/m3 als 98-percentiel. Andere veel gebruikte percentielen zijn 99,5- en 99,9-percentiel. Soms is de maat van de geurconcentratie in het veld uitgedrukt in snuffeleenheden in plaats van ouE.

Wettelijk kader

Om geur te toetsen is ook een grens nodig voor hoeveel geurbelasting en geurhinder aanvaardbaar is. Het Nederlands beleid hiervoor staat sinds 1995 in een brief van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). Het ministerie van VROM is in het najaar van 2010 opgenomen in het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM).

Volgens dit beleid is de vereiste mate van bestrijding vooral afhankelijk van de ondervonden hinder. En het bevoegd gezag houdt bij het vaststellen van het aanvaardbaar hinderniveau rekening met de hinderlijkheid van die geur. Vanaf 1 januari 2016 staan geurvoorschriften voor vergunningplichtige bedrijven in het Activiteitenbesluit. Uit artikel 2.7a lid 3 van het Activiteitenbesluit volgt dat lokale overheden eigen geurbeleid kunnen opstellen. De gemeente Eindhoven heeft geen geurbeleid.

Het aanvaardbaar hinderniveau is een afweging die het bevoegd gezag maakt. Het bevoegd gezag kan het aanvaardbaar hinderniveau op verschillende manieren uitdrukken. Voor sommige activiteiten is de geurnorm opgenomen in het activiteitenbesluit. Dit is het geval voor de RWZI aan de Van Oldenbarneveltlaan. In artikel 3.5b van het Activiteitenbesluit is de geurnorm voor de RWZI opgenomen. De norm is 0,5 odour unit per kubieke meter lucht als 98-percentiel. Voor bestaande situaties is deze 1,5 odour unit per kubieke meter lucht als 98-percentiel.

Inrichtingen

In het plangebied ligt de rioolwaterzuivering aan de Van Oldenbarneveltlaan van Waterschap De Dommel. Deze RWZI verspreidt geur naar de omgeving. Om zowel de belangen van de RWZI als die van omwonenden te beschermen is het van belang dat de geurcontour van de RWZI, berekend op basis van de huidige wet- en regelgeving, in beeld wordt gebracht. Hiertoe is een geurrapport opgesteld (Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant, d.d. 13 november 2015, nr. 220833, Geurcontour RWZI Van Oldenbarneveltlaan Eindhoven). Uit het rapport blijkt dat de geurcontour van 0,5 odour unit per kubieke meter lucht als 98-percentiel over enkele woningen/gebouwen aan de noordzijde van het plan is gelegen. Omdat het hier een bestaand situatie betreft en er geen nieuwe geurgevoelige objecten binnen deze contour worden gerealiseerd geldt in die gevallen de 1,5 odour unit per kubieke meter lucht als 98-percentiel.

In onderstaande figuur zijn de geurcontouren weergegeven.

verplicht

4.5 Externe veiligheid     

Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Eerst wordt het wettelijk kader op nationaal niveau beschreven, daarna het gemeentelijk beleid en vervolgens overige wet- en regelgeving die voor het plangebied relevant is. Tot slot wordt het groepsrisico verantwoord.

4.5.1 Wettelijk kader     

Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2015). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';

Groepsrisico (GR)

Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Hieronder wordt beschreven welke risicovolle inrichtingen in of nabij het gebied liggen, of er vervoer van gevaarlijke stoffen in het gebied plaatsvindt en of er risicovolle buisleidingen liggen.

  • Er is geen risicovolle inrichting nabij het plangebied die invloed heeft;
  • Nabij of binnen het plangebied liggen geen buisleidingen die invloed hebben op het plan;
  • Nabij het plangebied zijn gemeentelijke wegen die invloed hebben op het plan;
  • Nabij het plangebied zijn geen snelwegen gelegen die invloed hebben op het plan;
  • Op circa 930 meter van het plan is de spoorlijn Eindhoven-Weert gelegen.

Inrichtingen

Gasdrukregel- en meetstations

Binnen het plangebied zijn vier gasdrukregel- en meetstations (allen type B, open opstelling/vrijstaand gebouw) gelegen, te weten aan de Ds. Theodor Fliednerstraat 1 en 5, Romuluslaan 12 en Adonispad ong.. Volgens het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer gelden hiervoor veiligheidsafstanden ten opzichte van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Om te borgen dat deze niet binnen de veiligheidsafstanden kunnen worden gerealiseerd worden regels in het bestemmingsplan opgenomen. In onderstaande tabel zijn de afstanden weergegeven.

tabel veiligheidsafstanden
Categorie-

indeling
Opstellingswijze Kwetsbare objecten Beperkt kwetsbare objecten
B Kast 4 meter 2 meter
  (semi-)Ondergronds station 4 meter 2 meter
  Kaststation 6 meter 4 meter
  Open opstelling/vrijstaand gebouw 10 meter 4 meter
C Alle stations t/m 40 000 normaal kubieke meter per uur aardgas 15 meter 4 meter
  Alle stations boven 40 000 normaal kubieke meter per uur aardgas 25 meter 4 meter

Gemeentelijke wegen

De locatie ligt binnen het invloedsgebied van de Kennedylaan. In 2010 is een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van bulktransport over gemeentelijke wegen binnen Eindhoven (“Transport Gevaarlijke stoffen door de Gemeente Eindhoven: SRE Milieudienst, 25 oktober 2010, Rapportnr. 491815-491816). Hieruit blijkt dat er voor de gemeentelijke wegen geen plaatsgebonden risicocontouren (10-6/jaar) worden berekend. Verder is het groepsrisico over onder de oriëntatiewaarde.

Begin 2008 zijn met de Regionale brandweer afspraken gemaakt dat zij in bepaalde gevallen niet om advies gevraagd hoeven te worden maar dat kan worden volstaan met een standaard advies. Het betreft bij ontwikkelingen langs lokale wegen met kleine omvang (< 50 woningen). Het plan maakt geen ontwikkeling mogelijk. Onderhavig initiatief voldoet aan deze gestelde criteria.

Spoor

Het plangebied ligt voor een klein gedeelte binnen de 1% letaliteitsgrens van het spoor. Conform het Besluit externe veiligheid dient dan een beperkte verantwoording te worden doorlopen.

Binnen de gemeente Eindhoven is voor het gehele grondgebied een groepsrisicoverantwoording gedaan voor plannen vanaf 200 meter dan de transportassen. Deze verantwoording is opgenomen in de visie externe veiligheid en is vastgesteld door de raad.

4.5.2 Gemeentelijk beleid: Visie Externe Veiligheid     

De gemeente Eindhoven heeft de visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' opgesteld. De gemeenteraad heeft de visie op 19 mei 2009 vastgesteld waardoor het een kaderstellend beleidsstuk is geworden. Dit betekent dat locale ruimtelijke besluiten en milieubeheervergunningen vanuit de visie kunnen worden gemotiveerd.

Met de visie Externe Veiligheid wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoorde veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. In de visie wordt aangegeven waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheidsverhogende condities dat mogelijk is. Tevens wordt aangegeven waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot wordt beschreven waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.

In de visie Externe Veiligheid is Oude Gracht aangewezen als woonwijk waar geen risicovolle activiteiten plaatsvinden

4.6 Duurzaamheid     

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Belangrijke thema's daarbij zijn:

  • Eindhoven Energieneutraal

    Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken. Eindhoven heeft in 2008 de ambitie vastgelegd om 'energieneutraal' te worden in de toekomst (2035 - 2045). Dat wil zeggen dat alle energie die de stad dan nog gebruikt, duurzaam wordt opgewekt.



    Daarbovenop heeft de gemeenteraad in de 'Klimaatverordening gemeente Eindhoven 2016' vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. Dit betekent dat bij elk project of ontwikkeling enerzijds ingezet moet worden op een zo groot mogelijke bijdrage aan de beperking van de CO2 emissie, en anderzijds dat in de planontwikkeling gekwantificeerd moet worden wat voor en na de ingreep de omvang van de CO2 emissie is, uitgedrukt in kg CO2/jaar.



    Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is ook Rijksbeleid. Hoewel er op dit moment geen eis tot 'aardgasloos bouwen' kan worden opgelegd, is het verstandig voor bouwers en ontwikkelaars om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden. Het is wijs om nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst mogelijk is.

  • Duurzame mobiliteit

    Duurzame Mobiliteit richt zich onder andere op het voorkomen van verplaatsingen, het veranderen van de keuze van vervoermiddelen naar meer duurzaam vervoer en het verschonen van het vervoer (Trias Mobilica). Duurzame mobiliteit leidt tot minder energiegebruik en het gezonder worden van de leefomgeving. Duurzame mobiliteit en energiebesparing zijn belangrijke ambities in de in 2013 vastgestelde visie 'Eindhoven op weg, duurzaam verbinden van mensen en locaties in Eindhoven veelzijdige stad'. De visie geeft met een inspirerend vergezicht voor 2040 invulling aan de ambities.

  • Circulaire Economie

    Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur.

  • Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

    Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) is voor ons een belangrijke en uitdagende opgave. Aan de ene kant zijn wij er voor het verbeteren van de kwaliteit van de samenleving en doen we impliciet dus aan MVO. Aan de andere kant zijn we een organisatie als elke andere en kunnen MVO-thema's ook gewoon binnen de eigen muren aan de orde komen. MVO richt zich enerzijds op het verduurzamen van de eigen bedrijfsvoering en anderzijds op samenwerking met en het stimuleren van MVO bij partners in de stad, waaronder bedrijven en kennisinstellingen.

The Natural Step

Samenwerking tussen de partners in de stad en co-creatie zijn essentieel. Om te zorgen dat we een gedeelde taal spreken, gebruiken wij de aanpak van The Natural Step (TNS) om duurzaamheid vorm te geven. In het kort komt het erop neer dat we duurzaam handelen door met vier principes van duurzaamheid rekening te houden:

  • We gaan zuinig om met energie en kiezen voor groene, duurzame energie
  • We kiezen voor recyclebare of gerecyclede materialen of materialen die door de natuur afgebroken kunnen worden en we gebruiken producten die geen schade toebrengen aan mens en milieu
  • We gaan zuinig om met de natuur en breiden die waar mogelijk uit
  • We gaan uit van de eigen kracht van onze inwoners en zorgen voor hen waar het even moeilijk mee gaat. Mensen in de rest van de wereld ondervinden geen nadelen van ons handelen en waar mogelijk verbeteren we hun kwaliteit van leven.

4.6.1 Planbeschrijving     

In de relatie tussen de gemeentelijke ambities op het gebied van duurzaam bouwen en het bestemmingsplan, is bij nieuwbouwlocaties met name het 'zongericht bouwen' van belang. Bij nieuwbouwlocaties zal de gemeente eisen dat straten zoveel mogelijk van oost naar west verlopen zodat alle gebouwen over een naar het zuiden gerichte gevel beschikken. Bij actualisatiebestemmingsplannen is de bebouwingsoriëntatie grotendeels reeds vastgelegd en is dit aspect minder van belang. Dit bestemmingsplan richt zich voornamelijk op bestemming van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur. Er worden geen nieuwe bouwontwikkelingen mogelijk gemaakt.

4.7 Bodem     

Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren is op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van omgevingsvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. Uit al deze onderzoeken blijkt dat op diverse locaties in Eindhoven de bodem verontreinigd is of verontreinigd is geweest. Het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen

De bodemkwaliteit in Oude Gracht is met een groot aantal uitgevoerde onderzoeken in beeld gebracht. Uit deze onderzoeken blijkt dat in de Oude gracht de volgende ernstige verontreinigingen aanwezig zijn (geweest):

  1. Hoek Sterrenlaan/JF Kennedylaan: een ernstige bodemverontreiniging met minerale olie en aromaten welke gedeeltelijk is gesaneerd.
  2. JF Kennedylaan (benzine pomp) : een ernstige bodemverontreiniging met minerale olie en aromaten welke is gesaneerd.
  3. Antenorenpad: een ernstige bodemverontreiniging met minerale olie en aromaten. De verontreiniging is gedeeltelijk gesaneerd.
  4. Nuenenseweg 1: een bodemverontreiniging met minerale olie en aromaten. De verontreiniging is gesaneerd.

Binnen het plangebied zijn geen gevallen van bodemverontreiniging bekend die een risico voor de gezondheid vormen. In sommige gevallen kan toch sprake zijn van beperkingen in het gebruik of extra kosten die gemaakt moeten worden als grond moet worden afgevoerd. Het verdient dan ook sterk aanbeveling om bij grondtransacties, bouwactiviteiten of grondverzet vooraf het bodeminformatiesysteem van de gemeente te raadplegen. In sommige gevallen zal het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld bij het aanvragen van sommige omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen en bij het afvoeren van vrijkomende partijen grond.

4.8 Natuur     



De Wet Natuurbescherming die per 1 januari 2017 van kracht is, biedt bescherming aan Natura 2000-gebieden, soorten en houtopstanden en aan hout en houtproducten. Aanwezigheid van beschermde gebieden of beschermde soorten en/of hun beschermde leefomgeving kan van invloed zijn op de uitwerking van bestemmingen. In het onderhavige gebied liggen geen Natura 200-gebieden. In het kader van dit bestemmingsplan worden ook geen negatieve effecten verwacht op elders gelegen Natura 2000-gebieden.

In onderhavig plangebied komen tal van beschermde soorten voor. Daarbij gaat het ook in het stedelijk gebied vooral om broedvogels, vleermuizen en amfibieën. Daarnaast zijn ook beschermde soorten aanwezig uit andere groepen zoals bijvoorbeeld zoogdieren en wilde planten.

Dit bestemmingsplan betreft een actualisatieplan en richt zich voornamelijk op bestendiging van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur. Hierdoor zijn dan ook geen effecten op beschermde soorten te verwachten.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf     

5.1 Inleiding     

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied. Daarnaast wordt, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, vastgelegd aan welke watereisen de ontwikkeling moeten voldoen. Ruimtelijke plannen worden onder meer getoetst aan "hydrologisch neutraal" ontwikkelen conform landelijk en lokaal waterbeleid. Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk binnen bestaande (water)structuren af. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c van het Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Beleid     

5.2.1 Rijksbeleid     

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).

5.2.1.1 Nationaal Waterplan 2016 - 2021     

Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en milieu. Voor wat de ruimtelijke aspecten betreft moet dit plan worden gezien als een structuurvisie en is het bindend voor het Rijk. Het Rijk is verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. Het waterplan beschrijft de strategische doelen voor het waterbeheer. De condities en maatregelen voor het bereiken van deze doelen staan beschreven in het 'Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren' van Rijkswaterstaat. Lagere overheden dienen het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 in hun beleid te verwerken.

5.2.2 Provinciaal beleid     

5.2.2.1 Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021     

Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (hierna: PMWP) is op 18 december 2015 door Provinciale Staten vastgesteld. Het plan staat voor het samen werken aan een provincie waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving en waarin de zorg voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving centraal staat. De agenda van Brabant plaatst provinciaal beleid in dienst van gezondheid, biodiversiteit, sociale ontwikkeling en een innovatieve, duurzame economie. Het PMWP integreert de milieu- en de wateropgave en het zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Behalve het PMWP is er een provinciaal natuurbeleidsplan (Brabant Uitnodigend Groen), een energieplan (Energieagenda) en is er beleid om de Brabantse agrofoodsector duurzaam te maken (Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood). Het PMWP vult deze plannen aan daar waar er grote raakvlakken zijn met het milieu- en waterbeleid. Gedacht kan dan worden aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Op deze manier wordt gewerkt aan een integrale benadering van de duurzame fysieke leefomgeving.

Wettelijke taken

De wettelijke taken op het gebied van milieu en water worden zorgvuldig uitgevoerd. Voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen het omgevingsrecht besteedt de provincie de uitvoering van taken uit aan de drie Brabantse omgevingsdiensten. De gemeente Eindhoven valt onder het werkgebied van de Omgevingsdienst Oost Brabant (ODZOB). Afstemming vindt plaats in het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht. De provincie bereid zich voor op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Integrale en gezamenlijke aanpak

Provincie en partners blijven samenwerken (lokaal, regionaal, nationaal en internationaal). De provinciale rol hangt af van het onderwerp en van de onzekerheid die er is over doel en route. De provincie werkt waar mogelijk gebiedsgericht samen en dat moet uiteindelijk vanzelfsprekend worden. Daarbij worden alle belangen zoveel mogelijk meegenomen. De provincie nodigt de Brabantse partners (gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders, bedrijven en maatschappelijke organisaties) uit om een gezamenlijke klimaatagenda voor Brabant op te stellen. De provincie heeft daarbij de rol van kennismakelaar en verbinder (integratie van projecten en uitrol van goede voorbeelden. In de klimaatagenda worden gezamenlijke ambities en maatregelen vastgelegd. Ook op Europees niveau blijft de provincie samenwerken aan de milieu- en wateropgaven.

Bij grote ruimtelijke en infrastructurele werken wordt gezocht naar oplossingen met minder milieueffecten, bijvoorbeeld door de hoogwaardige inzet van secundaire materialen. Groene inpassing krijgt veel aandacht. De gronden en provinciale wegen die bij de provincie in bezit zijn worden beheerd op een natuur- en milieuvriendelijke manier. De provincie brengt de duurzaamheidsaspecten van nieuwe grote projecten en programma's bij aanvang in beeld middels een duurzaamheidsscan.

De provincie gaat verder met het Programma DuurzaamDoor. Provincie en partners kijken samen wie welke rol kan oppakken bij het stimuleren van gedrag dat bijdraagt aan gezondheid, veiligheid en groene groei in relatie tot milieu en water.

5.2.3 Beleid Waterschap     

5.2.3.1 Waterbeheerplan 'Waardevol Water'     

Waterschap de Dommel heeft op 29 september 2015 het Waterbeheerplan “Waardevol Water” vastgesteld. Dit strategisch document dat op 1 januari 2016 in werking getreden beschrijft de doelstellingen voor de periode 2016-2021 en op welke wijze zij die wil bereiken. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Stroomgebiedbeheerplan de Dommel, het Nationaal en het Provinciaal Milieu- en Waterplan.

Dit plan biedt ruimte voor initiatieven van derden en speelt in op kansen die zich in het waterschapgebied voordoen, waarbij de in het plan beschreven doelen leidend zijn. In de projecten zelf worden de doelen van het Waterbeheerplan uitgewerkt in concrete maatregelen. Het waterschap heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd die richtinggevend zijn voor de plannen en oplossingen.

  • Beekdalbenadering: ook al zijn de verschillen tussen stad en buitengebied groot toch maken zij deel uit van hetzelfde beekdal waar logische natuurwetten gelden. Door dit beekdal als groter geheel steeds voor ogen te houden, kan integraler en effectiever worden gewerkt. wel is samenwerking met andere overheden, waterpartners en inwoners daarbij essentieel. Water verbindt de stad met het buitgebied.
  • De gebruiker centraal: de omgeving wordt op heel veel verschillende manieren gebruikt en de behoeften en belangen van de gebruikers veranderen continu. Ook de waarde van water verandert mee en daarop moet worden ingespeeld.
  • Samen sterker: door samen te werken met andere overheden en waterpartners, boeren en bedrijven en door samen oplossingen te zoeken en uitvoering te geven wordt het meest bereikt. Het waterschap wil daarin een inspirerende rol spelen en partijen daartoe de ruimte bieden. Door flexibel te zijn in de samenwerking met en rekening te houden met de inbreng en ideeën van andere partijen wordt de uitvoeringskracht versterkt.
  • Gezonde toekomst: ook toekomstige generaties moeten over voldoende, veilig en schoon water. Ook in de maatschappij is het streven naar duurzaamheid steeds actueler en de kringloopgedachte sluit hierop aan. Het waterschap ziet dit als een inspirerende uitdaging en wil mensen bewust maken van de waarde van water en het belang van een duurzaam gebruik ervan.
5.2.3.2 Keur Waterschap De Dommel 2015     

De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.

5.2.3.3 Hydrologosch neutraal bouwen     

Hydrologisch neutraal bouwen is opgenomen in de Keur. In de Algemene Regels en in de Beleidsregels wordt nader beschreven en uitgewerkt waar dit voor staat en welke maatregelen er nodig zijn om daaraan te kunnen voldoen. Hieronder is een samenvatting voor Hydrologisch neutraal bouwen opgenomen.

Neerslag die op een onverharde bodem valt infiltreert voor een (belangrijk) deel in de bodem en komt dan uiteindelijk in het grondwater of via ondergrondse afstroming in een oppervlaktewaterlichaam terecht. Ter plaatsen van verhard oppervlak zal de neerslag niet of nauwelijks in de bodem dringen. Als het verhard oppervlak niet is aangesloten op de riolering, stroomt vrijwel al het water direct af naar het oppervlaktewatersysteem. Dit betekent dat het oppervlaktewatersysteem bij een flinke regenbui een grote afvoerpiek moet kunnen opvangen en dat infiltratie in de bodem niet of slechts beperkt kan plaatsvinden.

Bij het afkoppelen van verhard oppervlak zal de neerslag die valt op de verharding niet meer worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering maar rechtstreeks op de ontvangende waterloop worden geloosd. Ook dit zorgt voor een versnelde en/of extra afvoer richting het ontvangende oppervlaktewater.

Realisatie van nieuw verhard oppervlak en het afkoppelen van verhard oppervlak moet daarom zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. Dit houdt in dat de aanvrager/initiatiefnemer voldoende compenserende maatregelen moet nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft. Hierbij wordt getoetst aan de trits “vasthouden-bergen-afvoeren”. Wateroverlast door versneld afvoeren van verhard oppervlak moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit kan op twee manieren waarbij de voorkeur uitgaat naar zoveel mogelijk vasthouden aan de bron. Vasthouden kan door hergebruik of door het infiltreren van water in de bodem. Dit past het meest bij het principe hydrologisch neutraal ontwikkelen, zowel voor het ontvangend oppervlaktewatersysteem als het grondwatersysteem. Ingeval niet of onvoldoende kan worden geïnfiltreerd is een aanvullende voorziening die het water tijdelijk bergt noodzakelijk. Het gaat hier dan om een voorziening die er voor zorgt dat water in ieder geval niet versneld wordt afgevoerd.

5.2.4 Gemeentelijk beleid     

5.2.4.1 Gemeentelijk Rioleringsplan (2015 - 2018)     

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht op het gebied van het afval- en oppervlakte- en grondwater. Het GRP bevat de geplande activiteiten gericht op het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak. Daarbij wordt regenwater gescheiden van afvalwater ingezameld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen binnen het plangebied waarna alsnog vertraagd kan worden afgevoerd.

5.2.5 Waterplan     

Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald

5.3 Beschrijving watersysteem plangebied     

5.3.1 Checklist watersysteem     

Checklist Watersysteem
A-wateren binnen plangebied Nee
B-wateren binnen plangebied Ja
Beschermde keurgebieden binnen plangebied? Ja, Beekdalen en Attentiegebieden
Binnen 25-100 jaarszone? Nee
Binnen boringsvrije zone? Nee
Ecologische verbindingszone? Ja
Binnen reserveringsgebied waterberging Ja
Attentiegebied EHS Ja
Rioolwatertransportleiding Nee
Waterschap gemaal Nee
Landelijke afvoernorm binnen plangebied
Verdachte/verontreinigde locaties? Ja, zie de bodemparagraaf
Infiltratie praktisch mogelijk? Nee
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid Nee

5.3.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water     

Het plangebied ligt ten noorden van het centrum in het stadsdeel Woensel en bestaat uit de wijken Oude Gracht-oost, Oude Gracht-west, Hondsheuvels en Eckartdal. Ten oosten net buiten het plangebied stroomt de rivier de Dommel. De Dommel is een wezenlijk onderdeel voor de afwatering van Eindhoven en valt onder de Keur van Waterschap de Dommel. Binnen het plangebied bevindt zich de waterstructuur Oude Gracht, die in verbinding staat met de Dommel. De Oude Gracht is een keurwatergang van Waterschap de Dommel

5.3.3 Oppervlaktewater     

De Oude Gracht is op de legger van Waterschap de Dommel aangemerkt als een B-water. Binnen het plangebied bevinden zich twee hemelwater overstorten op de Oude Gracht. Een ter plaatse van de Agamemnonlaan en een ter plaatse van het Cassandraplein. Bij regenbuien wordt het hemelwater afkomstig van verharding via de Oude Gracht afgevoerd naar de Dommel. Aangrenzend aan de Dommel liggen (binnen het plangebied) diverse beschermde gebieden waaruit provinciaal en waterschap beleid voortvloeit. Binnen het plangebied zijn gebieden aangemerkt als Beekdalen, Attentiegebieden, Reserveringsgebied waterberging en Ecologische verbindingszones. Op de verbeelding kaart zijn de B wateren en beschermde gebieden aangegeven. Voor reserveringsgebieden waterberging geldt dat het afgeraden wordt binnen deze contouren kapitaal intensieve investeringen te doen. Deze gebieden zijn door het waterschap aangewezen als waterbergings zones bij hoogwater overlast. Als voorbeeld moet er gedacht worden aan het niet plaatsen van elektrische installaties beneden de te verwachten hoogwater peilen.

5.3.4 Verharding     

Het plangebied bevat zowel verharde oppervlakten als groen. Verharding bestaat hoofdzakelijk uit woningen met terreinverharding en openbare wegen. Openbaar groen of onverharde gebieden zijn aanwezig. Het plangebied grenst aan bestaand stedelijk gebied en aan buitengebied.

5.3.5 Bodemopbouw     

De bodemopbouw is van invloed op de karakteristiek van het watersysteem. In het plangebied treft men een toplaag aan die sterk is geroerd door de stedelijke ontwikkelingen. Een deel van het plangebied ligt in het rivierdal van de Dommel. Door afzettingen in het rivierdal is de doorlatendheid van de bodem hier laag. De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven bestaat voornamelijk uit fijn leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen en is te typeren als (zeer) slecht doorlatend. Zonder het treffen van bodem verbeterende maatregelen wordt infiltratie van hemelwater in de bodem binnen het plangebied niet reëel geacht. Eventueel bekende bodemverontreinigingen zijn toegelicht in de bodemparagraaf van dit bestemmingsplan. Toekomstige ontwikkelingen mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.

5.3.6 Grondwater     

Het grondwater in het plangebied stroomt (noord)oostwaarts naar de Dommel die een drainerende werking heeft op de omgeving. In het plangebied bevinden zich peilbuizen. De grondwaterstand fluctueert in de loop van het jaar. Ter indicatie: de grondwaterstand varieert thans tussen de NAP 14,00 & 15,50 m. Het plangebied staat bij de gemeente bekend als gebied met hoge winterse grondwaterstanden.

5.3.7 Regenwater     

Het regenwater dat op daken en wegen valt, stroomt overwegend af naar de gemengde riolering. In dit gebied zijn twee type rioolstelsels aanwezig. De riolering in het gebied is hoofdzakelijk gemengd uitgevoerd, waarbij regenwater samen met afvalwater naar de zuivering wordt afgevoerd. Op twee plaatsen in het plangebied is de riolering gescheiden uitgevoerd. Bij de gescheiden stelsels in het plangebied wordt het regenwater afkomstig van de verharding via het hemelwaterstelsel afgevoerd naar de Oude Gracht. Overtollig regenwater infiltreert, afhankelijk van de doorlatendheid, in de bodem of wordt afgevoerd via de Oud Gracht.

5.3.8 Afvalwater     

Alle panden in het plangebied zijn aangesloten op het gemengd riool dan wel het vuilwaterriool. Beide stelsels voeren af naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldebarneveltlaan.

5.4 Toekomstige situatie van het watersysteem     

5.4.1 Verharding     

Momenteel zijn geen ontwikkelingen bekend die een noemenswaardige verandering in het aangesloten verhard oppervlak met zich meebrengen. Indien er in de toekomst zich binnen het plangebied kansen voordoen om het gemengde rioolstelsel verder om te bouwen naar een gescheiden stelsel zal de gemeente deze kansen, indien effectief en doelmatig, proberen te benutten.

De ombouw naar een gescheiden stelsel, in overleg met het waterschap, vindt plaats op de momenten dat de aanleg gecombineerd kan worden met een wijk- cq herinrichting of rijbaan vernieuwing binnen het plangebied.

Voor alle bestaande en eventuele nieuwe ontwikkelingen geldt de minimale eis: (huishoudelijk)afvalwater en regenwater van verharde oppervlakken gescheiden aanleveren tot de gemeentelijke erfgrens. Daar waar er een gescheiden stelsel ligt dient er gescheiden te worden aangesloten. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden. Momenteel bestaan er geen plannen om het reeds aanwezige gescheiden stelsel beter te benutten dan wel uit te bereiden en het verhard oppervlak daarop te gaan aansluiten.

5.4.2 Oppervlaktewater     

Er zijn geen plannen bekend die veranderingen aanbrengen in het oppervlaktewater systeem. De bestaande B wateren, inclusief de keurgebieden, blijven gehandhaafd.

5.4.3 Waterkwaliteit     

Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromende regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden (bv. olie van parkeerterreinen, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen te werken. Conform de handreiking “afkoppelen & niet aankoppelen” dienen de verharde oppervlakken gekwalificeerd te worden

5.4.4 Advies / overleg Waterschap     

In september 2015 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:

  1. Ontwikkelingen die invloed hebben op de waterhuishouding van het plangebied dienen altijd aan het waterschap te worden voorgelegd.
  2. Hemelwater afkomstig van nieuw te ontwikkelen oppervlakken zal gescheiden van het huishoudelijke afvalwater worden ingezameld;
  3. Om nadelige effecten door mogelijk verontreinigd hemelwater op de waterkwaliteit te beperken, wordt afhankelijk van het type oppervlak gekeken of er speciale maatregelen dienen te worden getroffen.
  4. Bij nog nader uit te werken concretisering plannen dienen wateraspecten te worden meegenomen in de randvoorwaarden en uitgangspunten. Het waterschap wenst in de concretisering van bouwplannen betrokken te worden.

Op 6 september 2016 heeft Waterschap de Dommel positief gereageerd op deze waterparagraaf.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving     

6.1 Algemeen     

Het bestemmingsplan "Oude Gracht 2017" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.

6.2 Planmethodiek     

Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.

6.3 Verbeelding     

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen.

Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi.

Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen omdat de manier van raadplegen verschillend is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.

6.4 Planregels     

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.

De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.

In Artikel 1 Begrippen  wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels gebruikte begrippen niet in dit artikel voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik.

In "Artikel 2 Wijze van meten" worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Bestemming “Bedrijf ' ( Artikel 3 )

Deze bestemming is toegekend aan de gronden en opstallen van bedrijven in het plangebied tot ten hoogste categorie 2 als bedoeld in de bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten'. Deze lijst is gebaseerd op de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn, zijn uitgesloten. Prostitutiebedrijven, seksinrichtingen en detailhandel zijn eveneens uitgesloten.

Bepaalde vormen van detailhandel, met name perifere detailhandel zijn op basis van een nadere afweging toegelaten.

Er kan ook meegewerkt worden aan de vestiging van bedrijven die niet voorkomen op de “Lijst van bedrijfsactiviteiten” maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd.



Bestemming 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG" (Artikel 4)

Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen tankstations zonder LPG-functie waar deze bestaand zijn, en voor zover dit mogelijk is vanuit het oogpunt van externe veiligheid en milieuhinder.

Bestemming 'Bos' (Artikel 5)

Deze bestemming is gelegd op het bos in de hoek Nuenenseweg/Sterrenlaan.

Bestemming `Centrum - 1´ (Artikel 6)

Deze bestemming is gelegd op het buurtcentrum Cassandraplein. De bestemming beperkt zich niet alleen tot winkels. Naast detailhandel zijn ook dienstverlenende bedrijven en instellingen alsmede woningen toegelaten. Het gaat dan om kantoren of bedrijven met een publiekgerichte functie die in hoofdzaak zijn gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van personen, zoals makelaarskantoren, adviesbureaus, reisbureaus en banken. Binnen de bestemming `Centrum - 1´ is ook horeca toegestaan. Deze is beperkt tot en met categorie 1 ingevolge de “Lijst van horeca-activiteiten”. Voorts zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan. De grenzen van de bouwvlakken zijn ook voor deze bestemming dusdanig bepaald en de maximum bebouwingspercentages en hoogtes zijn zo gekozen dat slechts een incidentele uitbreiding van een individuele voorziening plaatselijk mogelijk is.

Bestemming 'Centrum - 2 ' (Artikel 7)

Deze bestemming is gelegd op het gebouw dat bij winkelcentrum Cassandraplein is gelegen. Hier zijn centrumdoeleinden niet alleen beperkt tot de begane grond maar ook toegestaan op de verdiepingen. Er zijn geen woningen toegestaan.

Bestemming `Gemengd' (Artikel 8)

Deze bestemming is gelegd op de buurtwinkelstrip aan de Odysseuslaan. De bestemming voorziet in een veelheid aan functies, die onderling uitwisselbaar zijn.

Bestemming `Groen' (Artikel 9)

Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als "structureel groen op stedelijk niveau” en “structureel groen op wijk- en buurtniveau” is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming `Groen´. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen.

Bestemming `Horeca´ (Artikel 10)

Deze bestemming is gelegd op de solitair gelegen horecavestiging in het plangebied. Horecavestigingen die zijn gelegen in centrum-/concentratiegebieden, zijn opgenomen in de bestemming `Centrum - 1 en II en Gemengd´. Naar analogie van de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" bij de bestemming `Bedrijf´ is bij deze bestemming gebruik gemaakt van een "lijst van horeca-inrichtingen".

Horeca - 1 "Maaltijdverstrekkend"

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden.

Horeca - 2 "Drankverstrekkend"

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse.

Horeca - 3 "Multifunctioneel horecabedrijf"

Een inrichting die gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen.

Horeca - 4 "Vermaak, sport, spel en ontspanning"

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak, sport, spel en ontspanning.

Horeca - 5 "Logiesverstrekkend"

Hotels en pensions.

Horeca - 6 "Ontmoetingscentra / Maatschappelijke instellingen"

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het in verenigingsverband of anderszins georganiseerd bieden van ontmoetingsgelegenheid al dan niet in combinatie met verstrekking van drank en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd kunnen worden.

Bestemming `Kantoor'(Artikel 11)

Deze bestemming is gelegd op specifieke kantoorvestigingen waarbij sprake is van meer dan beroepsuitoefening aan huis. De grenzen van de bouwvlakken zijn ook in dit geval dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is. Kantoren die zijn gelegen in centrum-/concentratiegebied, zijn meegenomen in de bestemming `Centrum - 1´.

Bestemming `Maatschappelijk' (Artikel 12)

Het betreft hier een “verzamelbestemming” ten behoeve van medische, sociaal-culturele, religieuze, educatieve en openbare dienstverlenende (non-profit) instellingen en voorzieningen ten behoeve van sport. Concreet gaat het hier om voorzieningen als kerken, scholen, buurtcentra, sporthallen, bejaardenhuizen, welzijnsvoorzieningen, medische (groeps)praktijken e.d. al dan niet in combinatie met (boven)woningen. Gekozen is voor een flexibele regeling, zodat uitwisseling van alle functies die passen binnen de omschrijving mogelijk is. Niet geluidsgevoelige functies slechts mogen worden gewijzigd in geluidsgevoelige functies indien en voor zover de voorkeurswaarde ingevolge de Wet Geluidshinder niet wordt overschreden en indien sprake is van overschrijding daarvoor door het bevoegd gezag ontheffing is verleend. De grenzen van de bouwvlakken zijn dusdanig gesitueerd en/of er is gekozen voor een dusdanig maximaal bebouwingspercentage en/of een dusdanige maximum hoogte dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is.

Binnen de bestemming `Maatschappelijk´ is horeca uitsluitend toegestaan ondergeschikt aan dan wel ter ondersteuning van de desbetreffende maatschappelijke functie(s). Dat wil (zoals vermeld in het gemeentelijke Horecabeleidsplan) zeggen dat de openingstijden van de horeca-activiteit niet ruimer mogen zijn dan die van de hoofdactiviteit, dat de horecavoorziening geen eigen toegang mag hebben en dat er geen separate reclame-uitingen zijn toegestaan.

Bestemming 'Natuur' (Artikel 13)

Deze bestemming is gelegd op het natuurgebied in Eckartdal. Het behoud van de waarde van dit natuurgebied wordt gewaarborgd middels de bebouwingsregeling en een aanlegvergunningenstelsel.

Bestemming 'Sport' (Artikel 14)

Deze bestemming is gelegd op sportpark Hondsheuvels.

Bestemming `Verkeer' (Artikel 15)

Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

Bestemming `Verkeer - Garagebox´ (Artikel 16)

In verband met de specifieke verschijningsvorm is voor solitair staande garageboxen een aparte bestemming opgenomen.

Bestemming `Verkeer - Verblijfsgebied' (Artikel 17)

Het gaat bij deze bestemming om de wegen die primair dienen c.q. zullen dienen voor de ontsluiting van de aangrenzende of nabijgelegen gronden, zoals winkelerven, pleinen, woonstraten, woonerven en paden. Ook is deze bestemming bedoeld voor de parkeerterreinen en voor de groenstrookjes die een onderdeel zijn van de straatinrichting.

Bestemming `Water´ (Artikel 18)

Binnen deze bestemming vallen de grotere oppervlaktewateren c.q. die oppervlaktewateren die een functie hebben in het watersysteem.

Bestemming `Wonen' (Artikel 19)

Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden met woningen en de bijbehorende voor- en achtererven. In de regels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen. Het gebouw dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, wordt beschouwd als het hoofdgebouw. Bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen zijn in architectonisch opzicht te onderscheiden van, en ondergeschikt aan, het hoofdgebouw.



Hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd waarbij de bouwvlakken volledig mogen worden bebouwd. Bij "grondgebonden woningen" is in beginsel uitgegaan van een diepte van het bouwvlak van 12 m, gemeten vanaf de voorgevel(rooilijn). Daarbij dient de resterende achtertuin een diepte van minimaal 10 m te hebben. Indien deze minimum diepte in de gegeven situatie niet mogelijk is, is voor het bouwvlak een diepte van 10 m aangehouden. Indien ook dan een ontoereikende diepte van de achtertuin resteert, is een diepte van het bouwvlak overeenkomstig de bestaande situatie aangegeven.



Er is gekozen voor standaardisering van de diepte van het bouwvlak met het oog op rechtsgelijkheid. Veel "grondgebonden woningen" hebben een bestaande diepte van 8 tot 10 m. Mogelijkheden tot uitbreiding van hoofdbebouwing naar 12 m is substantieel en praktisch. Bij de bepaling van de minimaal te behouden tuindiepte worden reeds in de tuin gerealiseerde bijgebouwen buiten beschouwing gelaten. Door het bepalen van de diepte van het bouwvlak vervalt de noodzaak om de achtergevelrooilijn vast te leggen.

Bij vrijstaande woningen op relatief ruime kavels is als diepte van het bouwvlak in beginsel een maat van 15 m aangehouden. Voor minimaal resterende diepte van de achtertuinen bestaan dezelfde uitgangspunten als bovenstaand zijn verwoord. Bij meergezinswoningen is voor de bepaling van het bouwvlak de bestaande situatie aangehouden.

Het bestemmingsplan maakt geen uitbreidingen mogelijk aan voorgevel. De voorzijde van woningen bepaalt namelijk in hoge mate het straatbeeld, evenals de onderlinge samenhang van de gevels. Een rommelig gevelbeeld doet afbreuk aan de belevingswaarde van het straatbeeld. Daarom wordt bij een goed stedenbouwkundig plan uitgegaan van een helder en evenwichtig gevelbeeld waarbij de gevels van de afzonderlijke woningen een aantrekkelijk ensemble opleveren. Daarbij dient ook samenhang te ontstaan tussen de afmetingen van het profiel van de openbare ruimte en de gevelhoogten en gevelbreedten. Uitbreidingen aan de voorzijde zijn enkel mogelijk indien dit o.a. vanuit stedenbouwkundig en verkeerskundig geen bezwaren oplevert. Omdat dit nagenoeg altijd “ maatwerk “ is, is hiervoor gekozen voor beleidsregels, genaamd "ontheffingen aan- uit- en bijgebouwen bij woningen”.

In deze beleidsregels zijn ook uitbreidingsmogelijkheden aangegeven voor aan-, uit- en bijgebouwen. Ook zijn in deze beleidsregels mogelijkheden opgenomen voor het realiseren van mantelzorgwoningen.

Aan huis-verbonden-beroepen

Het gebruik van ruimten voor aan huis verbonden beroepen is binnen de woonbestemming toegestaan (tot maximaal 50 m2). Via een afwijking is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 75 m² vloeroppervlak te benutten voor aan huis gebonden beroepen.

Tevens is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 30 m2 te benutten voor kleinschalige bedrijvigheid.

Bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats' (Artikel 20)

Deze bestemming geeft een regeling voor het plaatsen van woonwagens en/of woonwagenwoningen op het terrein aan de Orpheuslaan. Het maximaal aantal standplaatsen is bepaald op 5.

Dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' (Artikel 21)

Deze bestemming is gelegd op de in het gebied voorkomende electriciteitshoogspanningsleiding.

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie ' (Artikel 22)

Deze bestemming geldt voor die delen in het plangebied, waarbij bij bepaalde ingrepen eerst nader archeologisch onderzoek vereist is. Door middel van een dubbelbestemming wordt gezorgd dat de aanwezige waarden optimaal beschermd worden.

Dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 1 'en 'Waarde - Cultuurhistorie 2 '(Artikel 23 en Artikel 24 )

Deze dubbelbestemmingen zijn gericht op het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het aangewezen gebied en voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische waardevolle (landschaps)elementen .

Het betreft de gebieden en elementen die zijn opgenomen als landschapstypen met hoge en zeer hoge waarden op de kaartbijlagen 2a blad 1 en 2b blad 1 en 2c blad 1 'Cultuurhistorische waarderingskaart historisch landschap' met de bijbehorende rapportages opgenomen in Bijlage 4 bij de regels.

Bij ontwikkelingen dient door een door deskundige opgesteld rapport worden aangetoond dat rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden en elementen.

Dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' (Artikel 25)

Deze dubbelbestemming is gelegd ter bescherming van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van het betreffende gebied. In dit verband wordt ten aanzien van bouwen beperkingen gesteld. Daarnaast geldt er een verbod voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden behoudens vergunning van burgemeester en wethouders.

Dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' (Artikel 26)

Het waterbergingsgebied heeft de dubbelbestemming 'waterstaat-Waterbergingsgebied' gekregen. In de regels is opgenomen dat bij het ophogen van gronden en/of het aanvragen of wijzigen van kaden schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Waterschap.

Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel , de Algemene gebruiksregels , de Algemene aanduidingsregels en de  Algemene afwijkingsregels.

In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrecht  en de  Slotregel opgenomen.

Voorts zijn aanduidingen opgenomen voor:

  1. Monumenten (zowel rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten); voor de desbetreffende panden zijn de Monumentenwet dan wel de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing;
  2. Karakteristieke panden

Hoofdstuk 7 Handhaving     

7.1 Algemeen     

De gemeente stelt jaarlijks het toezicht- en handhavingsprogramma vast. In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop. Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen. De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.

Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.

De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.

Handhavingsmodel

Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door zeven basisprincipes:

  • Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
  • Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
  • Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
  • Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
  • In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
  • In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
  • We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.

Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.

Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:

  • Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
  • Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
  • Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .

Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.

Duidelijke regels

Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2012). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.

In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.

De handhavingscapaciteit is beperkt zodat het college jaarlijks de handhavingsprioriteiten vastlegt in een werkprogramma handhaving.

7.2 Handhaving voorliggend plan     

Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.) Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.

Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.

Wel zal aan de bedrijven die - blijkens de in het voorgaande ("Bedrijven en milieuzonering") vermelde specifieke onderzoeken naar de milieusituaties ter plaatse - in aanmerking komen voor een afwijkingsmogelijkheid ex artikel 3.4 (afwijking voor bedrijven in een hogere milieucategorie dan in beginsel ter plaatse toegestaan) - zo nodig onder voorwaarden - deze afwijking worden toegestaan.

Hoofdstuk 8 Financiële aspecten     

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.

Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.

Ook kan er sprake zijn van zogenaamde “kruimelgevallen”. Het komt er hierbij op neer dat de door de gemeente te maken kosten beperkt zijn en de kosten verhaald kunnen worden via de legesverordening. Voorwaarde hierbij is dat er geen sprake is van fasering, locatie-eisen of eisen aan woningbouwcategorieën.

Voor dit conserverende bestemmingsplan geldt dat het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd door gemeentelijke gronduitgifte of bij een overeenkomst of omdat er enkel sprake is van “kruimelgevallen”. Het bestemmingsplan is namelijk een zogenaamd actualisatieplan.

Hoofdstuk 9 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid     

9.1 Bekendmaking ex artikel 1.3.1. Bro     

Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 9 september 2015. De kennisgeving is tevens bij de officiële publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.

9.2 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro     

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moeten plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor

ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het

geding zijn.Het voorontwerp is in het kader van 3.1.1 Bro naar diverse instanties gezonden. Hieronder is een samenvatting van de ontvangen reacties en van de overleggen weergegeven.

De provincie Noord-Brabant heeft op 14 maart aangegeven dat het voorontwerp-bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

Het waterschap De Dommel heeft op 24 februari 2017 gereageerd.

Reactie1: In aantal artikelen ontbreken in de bestemmingsomschrijving 'water- en huishoudkundige voorzieningen' waardoor er geen eenduidigheid is.

Gemeentelijke reactie: De betreffende bestemmingsplanomschrijvingen zijn aangepast.

Reactie 2: In artikel 26 ontbreekt de voorwaarde dat het waterbergend vermogen niet teniet mag worden gedaan. Verzoek om de beperkingen van artikel 13 en 14 de Verordening Ruimte op te nemen. Het is niet wenselijk om kapitaalintensieve ontwikkelingen mogelijk te maken in dit gebied. Bij ontwikkelingen in dit gebied wil het waterschap vroegtijdig gehoord worden.

Gemeentelijke reactie: Artikel 26 van het bestemmingsplan is aangepast.

Reactie 3: De regionale waterberging en reserveringsgebieden zijn opnieuw bepaald, vastgesteld en overgedragen aan de provincie. Verzoek om de nieuwe waterbergingszone op de plankaart over te nemen.

Gemeentelijke reactie: De gewijzigde contouren zijn aangepast.

Reactie 4: Er is een rioolwatertransport-leiding op circa 3 meter buiten de plangrens gelegen. De zakelijk recht beschermingszone behorende bij deze rioolwatertransportleiding is in totaal 15 meter breed. Verzoek om deze 'leiding-riool' te beschermen op de verbeelding en in de regels.

Gemeentelijke reactie: De zone van de rioolwaertransportleiding van het Waterschap valt net buiten de bestemmingsplangrens en is niet opgenomen.

Reactie 5:De geurhindercircel zoals opgenomen op de verbeelding komt niet overeen met de geurhinder die in Wet Milieubeheer vergunning van de RWZI Eindhoven is opgenomen. Verzoek om toezending van het geurcircel onderzoek in het kader van het bestemmingsplan en aanpassing van de verbeelding aan de verleende vergunning,

Gemeentelijke reactie: De regels omtrent de berekening geur bij de RWZI is gewijzigd. De geurcontour is anders te komen liggen. In het bestemmingsplan moeten we rekening houden met de nieuwste inzichten. Om de geurcontour te bepalen is de vergunning gebruikt. Met de nieuwste inzichten is de nieuwe geurcontour bepaald en deze is dan ook gebruikt om op te nemen in de verbeelding. Het rapport met berekingen is aan het waterschap toegezonden.

Reactie 6: In punt 11 paragraaf 5.4.4.van de toelichting wordt verwezen naar de 'Challenge variant'. Deze is niet van toepassing.

Gemeentelijke reactie: Dit onderdeel is geschrapt in de toelichting.

9.3 Samenspraak     

Per 1 oktober 2008 is de "Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008" in werking getreden. Het voorontwerp bestemmingsplan heeft in het kader van samenspraak van 2 februari tot en met 1 maart 2017 ter inzage gelegen. In die periode is iedereen in de gelegenheid gesteld om een reactie in te dienen.

Daarnaast heeft er op 16 februari 2017 een inloopavond in de Herberg bij woonpark Eckartdal plaatsgevonden.Voorafgaand aan deze inloopavond zijn er ongeveer 2500 wijkinfo's verstuurd. In de wijkinfo is gecommuniceerd dat het om een bestemmingsplan gaat waarin voornamelijk de bestaande situatie opnieuw wordt vastgelegd. Bij de inloopavond waren circa 40 mensen aanwezig.

Het voorontwerp bestemmingsplan is tevens aan Trefpunt Groen, De Henri van Abbestichting en de Stichting wederopbouw Eindhoven voor reactie toegestuurd.

Naar aanleiding van de tervisielegging zijn 9 reacties ontvangen. De reacties zijn in onderstaande tabel vermeld. Hieronder is een samenvatting van de ontvangen reacties weergegeven. De reacties zijn van een gemeentelijk standpunt voorzien. In verband met de privacy zijn de naam- en adresgegevens van de indieners van een samenspraak reactie in een aparte bijlage opgenomen voor zover het geen rechtspersonen betreft. Deze bijlage is niet digitaal beschikbaar, maar wel analoog.

Naam + kenmerk Adres Datum ontvangst
1 Trefpunt Groen Postbus 44047

5604 LA Eindhoven
10 maart 2017
2 Henri van Abbestichting Postbus 9657

5602 LR Eindhoven
20 februari 2017, aangevuld 24 april 2017
3 Stichting bescherming wederopbouwerfgoed Eindhoven De Stoutheuvel 92 a

5632 MS Eindhoven
28 februari 2017
4 Voke (vereniging omwonenden Kasteel Eckart) Amazonenlaan 37

5631 KX Eindhoven
21 februari, aangevuld 29 maart 2017
5 Bewoner 1 Orpheuslaan 23 februari 2017
6 Bewoner 2 Orpheuslaan 24 februari 2017
7 ARAG, namens bewoner Romuluslaan Postbus 230

3380 AE Leusden
27 februari 2017, aangevuld 30 maart 2017
8 Enexis Postbus 856

5201 AW 's-Hertogenbosch
20 februari 2017
9 Lunet Nuenenseweg 1

5631 KB Eindhoven

Ad 1: Trefpunt Groen

Reactie 1: In het voorontwerp bestemmingsplan wordt verwezen naar Groenbeleidsplan 2001. Begin 2017 is er een nieuw Groenbeleidsplan vastgesteld.

Gemeentelijke reactie: De tekst van de toelichting is op dit onderdeel aangepast.

Reactie 2: Opnemen van aparte voorziening voor de chauffeurswoning aan de Nuenensweg. Deze is onlosmakelijk verbonden met Kasteel Eckart.

Gemeentelijke reactie: Door de aanwijzing van de chauffeurswoning als gemeentelijke monument en de ligging binnen de dubbelbestemming Waarde-cultuurhistorie is het bijzondere karakter van de chauffeurswoning beschermd. Ook in de aangepaste toelichting wordt de samenhang met kasteel Eckart vermeld. Het gedeelte grenzend aan de chauffeurswoning is bestemd voor Bos en heeft eveneens als dubbelbestemming Waarde-cultuurhistorie. Hiermee zijn regels opgenomen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.

Reactie 3: De reactie van VOKE maakt onderdeel uit van de reactie van Trefpunt Groen

Gemeentelijke reactie: Voor de beantwoording van hiervan verwijzen wij naar onderstaande reactie van VOKE.

Reactie 4: Er zijn, indien opmerkingen worden verwerkt, geen conflicten tussen de belangen van TGE en het bestemmingsplan.

Gemeentelijke reactie: Ter kennisneming aangenomen.

Ad 2: Henri van Abbestichting

Reactie 1: Verzoek om actualisatie van Beleidsplan 2008-2012 voor wat betreft archeologie en de cultuurhistorische waardenkaart van 2008 voor cultuurhistorie.

Gemeentelijke reactie: Wij onderschrijven het belang hiervan en het heeft onze aandacht.

Reactie 2: Verzoek om onderbouwing van gehanteerde onderzoeksplicht bij verstoringen dieper dan 50 cm in plaats van 30 cm bij Archeologie.

Gemeentelijke reactie: Er is geen landelijke richtlijn voor een ondergrens voor wat betreft gehanteerde diepte. Deze varieert en is zeker niet overal 30 cm. De ondergrens is gebaseerd op eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek in Eindhoven. Alle opgravingen in Eindhoven in het voormalig landelijk gebied zijn uitgevoerd op terreinen met een bovenlaag (veelal Esdek) met een dikte van meer dan 50 cm. Ook de specifiek in het archeologische verwachtingsgebied Eckart verrichte opgravingen, Archeologisch Onderzoek Eindhoven-Eckart en Eindhoven Eckartdal, Kleine Brink , geven geen aanleiding om de gehanteerde grens van 50 cm bij te stellen.

Reactie 3:aanwijzing bouwaanduiding 'karakteristiek' voor gebouwen van Combinatie Jeugdzorg in bouwstijl Bossche School, Nuenenseweg 4.

Gemeentelijke reactie: Het pand heeft geen bijzondere status op de cultuurhistorische waardenkaart of anderszin. Ook onderzoeken in het verleden hebben niet tot een nadere aanduiding van het pand geleid. Wij zien derhalve geen reden om deze aanduiding toe te kennen.

Ad 3: Stichting bescherming wederopbouwerfgoed Eindhoven

Reactie 1: Wederopbouwperiode is onderbelicht in het bestemmingsplan. Verzoek om de toelichting hierop aan te passen.

Gemeentelijke reactie: De toelichting is aangepast.

Reactie 2: Thomaskerk is waardevol cultureel erfgoed uit de wederopbouw en moet minimaal de waardering karakteristiek krijgen.

Gemeentelijke reactie: De Thomaskerk is aangeduid als karakteristiek op de verbeelding. Ter bescherming hiervan is bij de bestemmingsplanregels een sloopvergunningsvereiste opgenomen. Ook de toelichting is hierop aangepast.

Ad 4: Voke

Verbeelding/kaarten

Reactie 1: De woonwagenlokatie aan de Orpheuslaan ontbreekt op de plankaart

Gemeentelijke reactie: Voor de woonwagenlokatie aan de Orpheuslaan heeft in 2013 een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage gelegen waarin uitbreiding van een aantal standplaatsen was voorzien. Op dit bestemmingsplan is niet besloten. Om onduidelijkheden te voorkomen is daarom in eerste instantie de woonwagenlocatie buiten het voorontwerp gehouden. Zolang voor deze locatie geen nieuw bestemmingsplan is vastgesteld geldt hier dan het bestemmingsplan Oude Gracht 2006. Helaas heeft het niet opnemen van de woonwagenlocatie tot onrust bij de omwonenden geleid.

Na de terinzagelegging van het voorontwerp Oude Gracht 2017, in april, heeft de raad een nieuw woonwagenbeleid vastgesteld waarin de woonwagenlocatie aan de Orpheuslaan als beheerslocatie is aangemerkt; dus zonder uitbreiding van het aantal standplaatsen. Gelet hierop is de woonwagenlocatie met de huidige aantal standplaatsen alsnog opgenomen in Oude Gracht 2017. Dit bestemmingsplan beoogt geen ontwikkelingen voor de woonwagenlocatie mogelijk te maken.

Reactie 2: Begrenzing plankaart bij atletiekbaan is gewijzigd

Gemeentelijke reactie: Het betreft een kleine wijziging waarbij de plangrens is afgestemd op het bestemmingsplan Buitengebied en aangrenzende bestemming.

Reactie 3: De bestemming Groen is op diverse plekken verdwenen en vervangen door Verkeer-Verblijfsgebied.

Gemeentelijke reactie: Dit bestemmingsplan beoogt geen wijziging te brengen in de bestaande groenstructuren. De structureel groengebieden en de groengebieden met een cultuurhistorische waarde in een wijk hebben de bestemming Groen gekregen. Snippergroen is in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen om te voorkomen dat voor iedere verplaatsing van een parkeerplaats of wegaanpassing een procedure moet worden doorlopen. De gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied zijn tevens bestemd voor groenvoorzieningen en speelvoorzieningen. Indien er groen moet worden verplaatst zal er echter altijd een zorgvuldige afweging worden gemaakt. De groenstructuren zijn naar aanleiding van de reactie nogmaals bekeken en in de gevallen dat sprake is van meer structureel groen zijn ze op de verbeelding aangepast met de bestemming Groen.

Reactie 4: Weergave bebouwing op plankaart komt niet overal overeen met bestaande bebouwing.

Gemeentelijke reactie: Op de plankaart zijn alleen bouwvlakken aangegeven waarbinnen hoofdgebouwen zijn toegestaan. Aan/bijgebouwen zijn in principe niet opgenomen op de plankaart. Hiervoor is wel een aan- en bijgebouwenregeling opgenomen in de planregels.

Voorgaande plannen

Reactie 1: woonwagenlocatie ontbreekt

Gemeentelijke reactie: aangepast

Reactie 2: Zorgcentrum Meare moet Lunet zorg zijn

Gemeentelijke reactie: aangepast

Reactie 3: In de beschrijving van de buurten zijn Oude Gracht Oost en Eckartdal niet uitgewerkt

Gemeentelijke reactie: aangepast

Reactie 4: Tekstvoorstel om Eckart te vervangen door Heerlijkheid Eckart

Gemeentelijke reactie: aangepast

Reactie 5: In bestemmingsplan staat dat de oude naam Dooigraaf doet vermoeden dat het hier om een gegraven waterloop gaat. De Dooigraaf was een oude tak van de Dommel.

Gemeentelijke reactie: Over de interpretatie of de Oude Gracht (Doode Gracht/Dooigraef) een oude Dommelarm of een gegraven loop is verschillen de (professionele) meningen nog steeds. De zinsnede 'De oude naam Dooigraaf doet vermoeden dat het hier om een gegraven waterloop gaat.' is verwijderd. Het eiland dat wordt omsloten door de Oude Gracht (Dooigraef) en de Dommel was vroeger de Heerlijkheid Eckart (een gebied), waarvan het kasteel Eckart , voorganger van het huidige kasteel, onderdeel uitmaakte.

Regels

Reactie 1: In de artikelen 19.3, 20.2.2 , 20.4.2 en 29.1.3 komen foutieve verwijzingen voor.

Gemeentelijke reactie: De betreffende artikelen zijn aangepast.

Reactie 2: De binnenplanse afwijkmogelijkheden van artikel 30.1 zijn onvoldoende objectief. Om subjectiviteit bij medewerking te voorkomen dient afwijkingenbeleid te worden vastgesteld.

Gemeentelijke reactie:Artikel 30 biedt de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om, in de aangegeven gevallen, bij omgevingsvergunning af te wijken. Een omgevingsvergunning voor (binnenplans) afwijken kan worden verleend. Er is dus sprake van een bevoegdheid en geen plicht. Het college moet bij de toepassing van artikel 30 onderbouwen waarom er geen sprake is van een onevenredige afbreuk aan het straat- en bebouwingsbeleid etc. Juist omdat er geen afwijkingenbeleid voor de gevallen onder a t/m e is, moet per geval worden gemotiveerd waarom medewerking aan de afwijking wordt gegeven. Burgemeester en wethouders kunnen eventueel ook beleidsregels vast stellen voor de uitoefening van hun bevoegdheid om van het bestemmingsplan af te wijken. Bij beleidsregels kan slechts in bijzondere gevallen worden afgezien van medewerking. De gemeente is echter niet verplicht om voor alle ontheffingen beleidsregels te maken. Overigens zijn mogelijkheden tot binnenplanse afwijkingen onderdeel van vrijwel alle bestemmingsplannen.

Reactie 3: De gebruiksregels voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bij de bestemming Wonen en Centrum I maken het gebruik voor kapsalons mogelijk. Dit betreft detailhandel die niet in woonwijken thuishoort maar in winkelcentra.

Gemeentelijke reactie: De gemeente heeft beleidsruimte om bedrijfsmatige activiteiten toe te laten in een woning. Een kapsalon wordt niet aangemerkt als detailhandel. Een kapsalon heeft een vergelijkbare uitstraling met andere vormen van bedrijfsmatige dienstverlening aan huis zoals bijvoorbeeld een schoonheidssalon of pedicure welke eveneens passend zijn in een woonwijk. Wel is er voor een kapsalon de beperking opgenomen dat de activiteit slechts door 1 persoon mag worden uitgeoefend die tevens woonachtig is in het pand. Tot op heden heeft de mogelijkheid tot het deels bedrijfsmatig gebruik van woningen, mede door het stellen van voorwaarden, niet tot problemen geleid.

Reactie: Verzoek om Gebiedgerichte welstandscriteria Oude Gracht Oost in te brengen in bestemmingsplan

Gemeentelijke reactie: In een bestemmingsplan worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van gronden geregeld. Welstand richt zich op de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Een nieuwe ontwikkeling wordt zowel getoetst aan het bestemmingsplan als aan de redelijke eisen van welstand. Echter een welstandstoets dient zich te richten naar de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Om meer concrete invulling te geven aan de welstandstoets heeft de gemeente gebieds- en objectgerichte welstandscriteria vastgesteld. De gebiedsgerichte criteria maken deel uit van de welstandsnota en vormen daarmee de basis voor de welstandstoets. De gebiedsgerichte welstandscriteria van Oude Gracht Oost horen niet in het bestemmingsplan.

Bewoner 1 Orpheuslaan

Reactie 1: Verzoek tot wijziging van bestemmingsplangrens waardoor de woonwagenlocatie weer binnen de bestemmingsplangrens valt. Reden en consequenties van wijziging begrenzing is op de inloopavond niet afdoende beantwoord. Via de planviewer van ruimtelijke plannen kan geen bestemmingsplan voor de woonwagenlocatie worden gevonden.

Gemeentelijke reactie 1: Het bestemmingsplan is aangepast. Verwezen wordt naar de gemeentelijke reactie bij reactie 1 van VOKE. Het klopt dat via ruimtelijke plannen geen bestemmingsplan voor de woonwagenlocatie te raadplegen is. Gemeenten zijn pas vanaf 1 januari 2010 verplicht om bestemmingsplannen te publiceren op ruimtelijke plannen. Het bestemmingsplan Oude Gracht 2006, waaronder de woonwagenlocatie, is dus niet digitaal via ruimtelijke plannen in te zien maar kan wel via de gemeentelijke website geraadpleegd worden

Reactie 2: Wat zijn de wijzigingen ten opzichte van het vorige bestemmingsplan?

Gemeentelijke reactie: Naast dat de nieuwe wettelijke standaarden voor bestemmingsplannen zijn gebruikt en de gewijzigde wettelijke regels en beleid zijn ingepast wordt in hoofdlijnen het volgende anders in het nieuwe bestemmingsplan:

  • Kamerbewoning en splitsing worden in het nieuwe bestemmingsplan niet meer zonder meer toegestaan (alleen nog met ontheffingsprocedure).
  • De bouwregelgeving voor hoofdgebouwen is aangepast. In plaats van als bestaand is een goothoogte en bouwhoogte opgenomen. Indien er sprake is van een monument dan is de hoogte als bestaand gebleven. Dan mag niet hoger worden gebouwd als bestaand.
  • De aanduiding te bebouwen erven bij de aan- en bijgebouwen is verdwenen en opgenomen in de bouwregels.
  • Indien er geen sprake is van structureel groen is het snipper groen opgenomen in een bestemming Verblijf. Indien er groen moet worden verplaatst zal er altijd een zorgvuldige afweging worden gemaakt.
  • De strafbepaling en de nadere eisen regeling zijn uit het bestemmingsplan gehaald.

Bewoner 2 Orpheuslaan

Reactie: Verzoek om begrenzing van bestemmingsplan Oude Gracht 2017 wijzigen conform bestemmingsplan Oude Gracht 2006 waardoor de woonwagenlocatie weer onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan Oude Gracht 2017.

Gemeentelijke reactie: de reactie van bewoner 2 is grotendeels identiek aan de reactie 1 van bewoner 1 Orpheuslaan 1 en VOKE. Voor de inhoud van de reactie en de gemeentelijke reacties daarover wordt hiernaar verwezen.

Arag, namens bewoner Romuluslaan

Reactie: Verzoek om verbod op te nemen in bestemmingsplanvoorschriften voor het bouwen van dakkapellen aan de voorzijde van de patiowoningen gelegen aan de Romuluslaan 37 t/m 51 en aan de achterzijde van de woningen 37,41, 45 en 49, welke uitkijken op de tuinen van de nummers 39, 43, 47 en 51. Aantasting privacy en vermindering lichtinval leiden tot vermindering woongenot.

Gemeentelijke reactie: Vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening zien wij geen reden om dakkapellen aan de voor- en achterzijde van de patiowoningen uit te sluiten in de bouwregels. Het plaatsen van dakkapellen aan de voorzijde is vooral een afweging vanuit welstand. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt zijn vooral goot- en bouwhoogte relevant voor het straatbeeld. Voor het opnemen van een verbod voor dakkapellen is geen stedenbouwkundige noodzaak. De stedenbouwkundige structuur is zodanig dat op de betreffende kavels voldoende privacy aanwezig is. Daarnaast is het plaatsen van een dakkapellen aan de achterzijde van een woning op grond van het Besluit omgevingsrecht in beginsel vergunningsvrij. Het opnemen van een verbod zou nietig zijn. Aanvullend merken wij op dat het burenrecht in het Burgerlijk Wetboek dwingende regels bevat ter voorkoming van aantasting van de privacy. Artikel 5.50 verbiedt het om binnen een afstand van 2 meter van de erfgrens ramen en/of balkons te hebben.

Enexis

Reactie: Een nieuwe nutsvoorziening op kadastraal perceel Woensel N 1530 is niet als zodanig bestemd op de plankaart. Het transformatorstation, kadastraal gelegen gemeente Woensel N 452, is niet meer in gebruik is bestemd voor nutsvoorziening. Graag aanpassen op plankaart.

Gemeentelijke reactie: Het bestemmingsplan is aangepast. De bestemming Bedrijven-Nutsvoorziening is verwijderd. De nutsvoorzieningen zijn, overeenkomstig andere actualisatieplannen, als aanduiding op de plankaart opgenomen. Bij de bestemmingen, waarbinnen een nutsvoorziening is gelegen, is opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' tevens een nutsvoorziening is toegestaan.. Hierdoor wordt naast het gebruik voor nutsvoorzieningen een ander gebruik toegestaan en hoeft hiervoor geen aparte procedure te worden doorlopen.

Voor de nutsvoorziening gelegen op kadastraal perceel Woensel N 452 is geen aanduiding opgenomen.

De vergunningsvrije nutsvoorzieningen, zoals het trafostation gelegen op kadastraal perceel Woensel N 1530, zijn niet op de plankaart aangeduid.

Lunet

Reactie: Verzoek om de volgende aanpassingen op te nemen in het ontwerp-bestemmingsplan:

  • Uitbreiding van de bouwvlakken door wegnemen van de 'hapjes' bij de bouwvlakken gelegen nabij Amazonenlaan;
  • De dubbelbestemming Waterberging, gelet op de in procedure zijnde wijziging van de Verordening Ruimte, ter plaatse van de bestemming Groen verwijderen;
  • Mogelijkheid opnemen tot herontwikkeling van een tweetal bouwvlakken gelegen binnen Geurcontour voor dagopvang;
  • De mogelijkheid tot het uitbreiden van de bestaande parkeerplaats en het wijzigen van de ontsluitingsweg binnen de bestemming Groen. Later gewijzigd in het verzoek tot inpassing van een nieuwe ontsluitingsweg naar de Amazonenlaan met de mogelijkheid van parkeren. De bestaande, gerealiseerde parkeerplaatsen binnen de bestemming Groen worden verplaatst binnen de bestemming Maatschappelijk.

Gemeentelijke reactie:

De gemeente dient in principe ondergeschikte wijzigingen bij actualisatieplannen mee te nemen mits de ruimtelijke aanvaardbaarheid kan worden beoordeeld. Ten aanzien van de verzoeken tot inpassing overwegen wij het volgende:

  • De uitbreiding van het bouwvlak welk het dichtst nabij de Amazonenlaan is niet mogelijk in verband met aanwezigheid van een boom. Het naastgelegen bouwvlak kan wel worden uitgebreid. Het 'hapje' is meegenomen in het bouwvlak;
  • De regionale waterberging en reserveringsgebieden zijn opnieuw door het Waterschap bepaald, vastgesteld en overgedragen aan de provincie. Door het Waterschap is verzocht om de nieuwe waterbergingszone op de plankaart over te nemen (zie ook onder 9.2 reactie waterschap). De contouren zijn aangepast.
  • De ontwikkeling van de bouwvlakken binnen de geurcontour is in principe alleen mogelijk met een ontheffingsprocedure. De mogelijkheid om met een omgevingsvergunning af te wijken is opgenomen in artikel 29.1.2 . Herontwikkeling is mogelijk mits het aantal m2 gelijk blijft en de afstand tot de geurbron niet kleiner wordt. Om te voorkomen dat nieuwe gebouwen ten behoeve van woondoeleinden worden gebruikt is tevens de aanduiding 'dagbesteding' aan de bestemming Maatschappelijk toegevoegd.
  • De in eerste instantie gevraagde uitbreiding van de bestaande parkeerplaats binnen de bestemming Groen is komen te vervallen. Hiervoor is, in overleg met o.a. Trefpunt Groen en de bewonersvereniging Voke, een alternatief ontwikkeld waarbij de gerealiseerde parkeerplaatsen in het Groen komen te vervallen en samen met de gewenste uitbreiding binnen de bestemming Maatschappelijk worden gerealiseerd. De verbindingsweg naar de Amazonenlaan wordt verplaatst en biedt de mogelijkheid tot parkeren. Deze parkeerplaatsen zullen in het Groen worden ingepast. Door de verplaatsing van de gerealiseerde parkeerplaatsen en de uitbreiding te realiseren binnen de bestemming Maatschappelijk wordt verdere aantasting van de Groenblauwe mantel voorkomen. De bestaande, gerealiseerde parkeerplaatsen krijgen weer een groenbestemming. De verplaatsing van de verbindingsweg is vanuit verkeerstechnisch oogpunt beter omdat deze verder van de kruising Amazonenlaan/Nuenenseweg komt te liggen. Door de parkeerplaatsen te verspreiden over meerdere locaties op het terein zal naar verwachting meer gebruik worden gemaakt van deze parkeerplaatsen en minder in de openbare ruimte worden geparkeerd. De nieuwe verbindingsweg met de parkeerplaatsen is met de aanduiding 'verkeer'binnen de bestemming Groen opgenomen.

Voor al bovengenoemde ontwikkelingen geldt dat rekening moet worden gehouden met de ter plaatse geldende bestemming met bijbehorende regels en de geldende dubbelbestemmingen Waarde-Ecologie, Waarde- Cultuurhistorie en Waarde-Archeologie. Daarvoor dienen de benodigde omgevingsvergunningen met eventuele benodigde onderzoeken te worden aangevraagd. Indien er sprake is van de kap van bomen zal tevens een kapvergunning moeten worden aangevraagd.

9.4 Zienswijzen     

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van donderdag PM tot en met woensdag PM op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp bestemmingsplan kenbaar te maken.

Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van PM gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.

Naar aanleiding van de tervisielegging zijn PM zienswijzen ontvangen.

9.5 Ambtshalve aanpassingen     

Naast de aanpassingen naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen zijn ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. De aanpassingen zijn in de 'nota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen' opgenomen.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan:     

het bestemmingsplan Oude Gracht 2017 met identificatienummer NL.IMRO.0772.80266-0301 van de gemeente Eindhoven.

1.2 Bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aan-huis-verbonden-beroep     

een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt tevens verstaan het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf alsmede detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis, dat in of bij een woongebouw wordt uitgevoerd.

Onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-maatschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.

1.4 Aanbouw     

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 Aanduiding     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Aaneengebouwde woning     

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.

1.8 Aardkundige waarden     

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding, (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.9 Abiotische waarde     

geheel van waarden in verband met het abiotische milieu (=niet levende natuur), in de vorm van specifieke aardkundige verschijnselen zoals steilranden en bodemovergangen.

1.10 Archeologisch onderzoek     

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling dat voldoet aan de meest actuele versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

1.11 Archeologische waarde     

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in het gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.12 Bebouwing     

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 Bed & breakfast     

een accommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend nachtverblijf met het serveren van ontbijt. Het is gevestigd in een huis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis en heeft maximaal 2 verhuurde kamers.

1.14 Bedrijfsgebouw     

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.15 Bedrijfsvloeroppervlak     

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.16 Bedrijfswoning     

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein wenselijk is.

1.17 Beeldbepalende boom     

Bomen met een hoge esthetische en belevingswaarde voor de directe omgeving of voor de wijk. De bomen zijn door hun leeftijd, omvang of verschijningsvorm onvervangbaar voor het karakter van de omgeving en vormen bovendien een buitengewoon structurerend element voor de openbare ruimte. Het criterium beeldbepalend zegt tevens iets over de zichtbaarheid.

Een beeldbepalende boom dient voor >50% van de omvang zichtbaar te zijn vanaf openbaar terrein.

1.18 Belemmeringenstrook     

een strook grond ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding waarbinnen geen bebouwing mag worden opgericht en/of werken en werkzaamheden (niet zijnde bouwen) mogen worden uitgevoerd die van invloed kunnen zijn op de ongestoorde ligging van de buisleiding.

1.19 Beperkt kwetsbaar object     

  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
  3. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een bevi- inrichting;
  4. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  5. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  6. objecten die met het onder a. tot en met e. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  7. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.20 Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen)     

Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.21 Bestaande situatie     

bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;

bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.22 Bestemmingsgrens     

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 Bestemmingsvlak     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 Bijgebouw     

een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.25 Boerderij     

Een boerderij is een gebouw waarin de woonfunctie van een boerenbedrijf is gevestigd, in combinatie met interne bedrijfsruimte.

1.26 Bouwen     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.27 Bouwgrens     

de grens van een bouwvlak.

1.28 Bouwlaag     

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.29 Bouwperceel     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 Bouwperceelgrens     

een grens van een bouwperceel.

1.31 Bouwvlak     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 Bouwwerk     

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 Buitenschoolse opvang (BSO)     

het in georganiseerd verband opvangen van meer dan 6 kinderen in de leeftijdscategorie 4 tot 13 jaar voor en na schooltijd, in de middagpauze en tijdens schoolvakanties.

1.34 Café     

horeca, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.35 Cafetaria/snackbar/afhaalservice     

een bedrijf gericht op het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.36 Coffeeshop     

een bedrijf gericht op het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.

1.37 Cultuurhistorische waarde     

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.

1.38 Dagrecreatie     

Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.

1.39 Dak     

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.40 Detailhandel     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum, internetwinkel/webwinkel, afhaalpunten en supermarkt.

1.41 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling     

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.42 Dienstverlening     

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.43 Discotheek of dancing     

een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en daarmee vergelijkbare evenementen.

1.44 Eengezinswoningen     

als type eengezinswoning wordt beschouwd: elke woning welke tevens een geheel pand vormt. Hieronder vallen vrijstaande woningen, aaneengebouwde woningen, zoals twee onder één kap gebouwde hele huizen, boerderijen met woningen en voorts alle rijenhuizen.

1.45 Erotisch getinte vermaaksfunctie     

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.46 Extensief recreatief medegebruik     

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.47 Gebouw     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.48 Gebruiken     

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.49 Gebruiksfunctie met een autoparkeerbehoefte     

een gebruiksfunctie waarbij sprake is van een autoparkeerbehoefte conform de Nota Parkeernormen 2016

1.50 Geluidgevoelige functies     

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.51 Geluidgevoelige gebouwen     

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.52 Geluidzoneringsplichtige inrichting     

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.53 Geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object     

nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.

1.54 Geurgevoelig object     

een geurgevoelig object is een object zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderijen.

1.55 Gevaarlijke stoffen     

gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.

1.56 GR (groepsrisico)     

een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.

1.57 Groothandel     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.58 Hogere grenswaarde     

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.59 Hoofdgebouw     

een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.60 Horeca     

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.61 Hotel     

een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.62 Huishouden     

een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste één meerderjarig is, die duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren.

1.63 Internetwinkel     

Internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:

  • de transactie via internet of andere media tot stand komt, en;
  • de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald; en/of
  • de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend; en/of
  • de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd.

1.64 Invloedsgebied     

gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.

1.65 Kamerverhuur     

woonvorm waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte.

1.66 Kantoor     

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor het bestuurlijk/ambtelijk of bedrijfsmatig uitoefenen van juridische, financiële, administratieve en naar de aard daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, zoals sociaal wetenschappelijke onderzoek of een architectenbureau.

1.67 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).

1.68 Kleinschalig kamperen     

Kleinschalig kamperen is een kampeerfunctie, uitsluitend als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf.

1.69 Koffie-/theehuis     

een bedrijf gericht op het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren.

1.70 Kunstobject     

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.71 Kunstwerk     

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.72 Kwetsbaar object     

  1. woningen, niet zijnde:
    1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
    2. bedrijfswoningen;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
    1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen;
    3. sociale werkplaatsen, of;
    4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting of;
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting.

1.73 Landschappelijke waarden     

het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beïnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.

1.74 Lijst van bedrijfsactiviteiten     

de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.

1.75 Lijst van horeca-activiteiten     

lijst met een onderverdeling van horeca-activiteiten naar de mate van mogelijke overlast voor de omgeving zoals opgenomen in Bijlage 3 Lijst van horeca-activiteiten behorende bij deze regels;

1.76 Lunchroom     

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken.

1.77 Maatschappelijke voorzieningen     

educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.

1.78 Mantelzorg     

het op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.

1.79 Meergezinswoningen     

als meergezinswoning wordt beschouwd: elke woning die samen met andere woonruimten c.q. bedrijfsruimten een pand vormt. Hieronder vallen flats, galerij-, portiek-, beneden- en bovenwoningen, appartementen en woningen boven bedrijfsruimten, voorzover deze zijn voorzien van een buiten de bedrijfsruimte gelegen toegangsdeur.

1.80 Natuurwaarde     

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.81 Nevenactiviteiten     

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.

1.82 Nota parkeernormen     

parkeernormen vastgesteld op 17 mei 2016, gepubliceerd en in werking getreden op 10 juni 2016.

1.83 Nutsvoorzieningen     

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.84 Peil     

0.30 m' boven de kruin van de weg.

1.85 Pension     

een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.

1.86 PR (plaatsgebonden risico)     

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.87 Plasbrandaandachtsgebied     

het gebied tot 30 meter van de weg of spoor waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand.

1.88 Productiegebonden detailhandel     

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.89 Prostitutiebedrijf     

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verricht.

1.90 PR10-6/jaar contour     

een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.91 Regeling provinciale risicokaart     

Regeling van de minister van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties van 20 april 2007, Stctr. 2007, nr 75.

1.92 Registratiebesluit externe veiligheid     

Besluit van 28 november 2006 (stb 2006, 656), houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid)

1.93 Restaurant     

een bedrijf uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.94 Rijstrook     

gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.95 Risicovolle inrichting     

  1. inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) ( van de regels) respectievelijk artikel 1b van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) ( van de regels);
  2. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I van de regeling provinciale risicokaart ( van de regels) of onder het Registratiebesluit Externe Veiligheid (Revi);
  3. inrichtingen met toxische gassen;
  4. inrichtingen met een brandbaar gas in een drukhouder met een inhoud van meer dan 1 m3.

1.96 Showroom     

een uitstallingsruimte van groothandels - of productiebedrijven ten behoeve van wederverkopers of afnemers voor het gebruik in eigen bedrijf of instelling.

1.97 Seksinrichting     

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.98 SPIL centrum     

‘SPIL ( Spelen, Integreren, Leren); een hechte samenwerking tussen onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang met als doel optimale ontwikkelingskansen te creëren voor kinderen van 0 tot 12 jaar.

1.99 Teeltondersteunende voorzieningen     

voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieën:

  • laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels;
  • laag/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
  • hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
  • hoog/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 2,5 m met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen;
  • overig: vraatnetten, boomteelthekken;

1.100 Tuincentrum     

een kwekerij en/of een verkoopplaats waar artikelen voor verwerking/gebruik in tuin en huis, daaronder ook begrepen dierbenodigdheden voor huisdieren, direct aan particulieren ter verkoop worden aangeboden, van welke verkoopplaats een koffiehoek deel kan uitmaken ter ondersteuning van de tuincentrumfunctie.

1.101 Uitbouw     

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.102 Veiligheidszone     

gebruiksruimte voor het vervoer = de maximale hoeveelheid vervoer van gevaarlijke stoffen die over een weg- of spoor(vak) mag rijden. Deze gebruiksruimte wordt uitgedrukt in een maximale hoeveelheid risico. Binnen een veiligheidzone zijn geen kwetsbare objecten toegestaan.

1.103 Verdieping     

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.

1.104 Verkoopvloeroppervlakte     

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.105 Voorgevel     

de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.106 Voorkeursgrenswaarde     

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.107 Water     

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.108 Waterhuishoudkundige voorzieningen     

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).

1.109 Wet geluidhinder     

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan.

1.110 Wet milieubeheer     

Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.111 Wet ruimtelijke ordening     

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.112 Wijzigen van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen     

het feitelijk wijzigen van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen, waarbij geen sprake is van omgevingsvergunningplichtige bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo.

1.113 Winkel     

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.114 Woning     

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren.

1.115 Woongebouw     

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.116 Woonstraat     

wegen of straten bestaande uit maximaal 2 rijstroken

1.117 Woonwagen     

een voor bewoning bestemd gebouw, niet zijnde een woning, dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bebouwingspercentage     

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.2 De dakhelling:     

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 De goothoogte van een bouwwerk:     

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande dat de goothoogte van een woonwagen/woonwagenwoning wordt gemeten vanaf aansluitend terrein.

2.4 De inhoud van een bouwwerk:     

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 De bouwhoogte van een bouwwerk:     

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met dien verstande dat de bouwhoogte van een woonwagen/woonwagenwoning wordt gemeten vanaf het aansluitend terrein. .

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk:     

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 De hoogte van een windturbine:     

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 Ondergeschikte bouwdelen     

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Bedrijf     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" in Bijlage 1 behorende tot de categorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen;
  2. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven vermeld onder a, met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
  3. detailhandel in motorrijtuigen;
  4. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep, uitsluitend op de verdieping, met uitzondering van entrees en bergingen ten behoeve van deze woonverdieping(en).

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

met dien verstande dat;

  1. een woning en/of kamersgewijs verhuurde woning niet mag worden gewijzigd naar twee of meerdere woningen;
  2. kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
  3. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan -huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Bedrijfsgebouwen     

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak `worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven op de verbeelding.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan 1 m is;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels     

3.3.1 Algemeen     

Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m2 met een maximum van 75 m2, is toegestaan mits:

  1. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt tenzij in de bestaande situatie de oppervlakte van een aan huis- verbonden - beroep meer dan 75 m2 bedraagt, dan geldt de bestaande oppervlakte als maximum;
  2. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  3. het niet betreft detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  4. het niet betreft vervaardiging van voedsel;
  5. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één persoon, die tevens in het pand woonachtig is, mag worden uitgeoefend;
  6. de bedrijfsactiviteiten vallen onder de in Bijlage II opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen' behorende tot de categorie 1, alsmede voor zover het bedrijfsactiviteiten betreft die niet in deze lijst zijn opgenomen maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als genoemd in deze lijst;
  7. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen betreffen die niet vallen onder de sub f genoemde lijst, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder sub f;
3.3.2 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 3.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan vermeld in lid 3.1 sub b en c;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. gebruik van bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden, anders dan ten dienste van het aldaar gevestigde bedrijf;
  5. kamerverhuur, tenzij sprake is van een bestaande situatie.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de in Bijlage 1 opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:

  1. het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan, en;
  2. het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen.

Artikel 4 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG met bijbehorend detailhandels- verkooppunt en overige bijbehorende voorzieningen;
  2. open terreinen, waaronder begrepen parkeergelegenheid;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven op de verbeelding.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     
  1. Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde gebouwen, geldt dat de maximum bouwhoogte 5 m is, met uitzondering van reclamezuilen waarvan de maximum hoogte 15 m is;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'sba-2' is een overkapping met een maximum hoogte van 5,5 meter toegestaan.

Artikel 5 Bos     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Bos´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van aardkundige waarden;
  2. duurzame instandhouding van het bos met daarop afgestemde bosbouw;
  3. groenvoorzieningen;
  4. extensief recreatief medegebruik;
  5. waterhuishoudkundige doeleinden;

    met daarbij behorende
  6. paden en wegen;
  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging).

5.2 Bouwregels     

5.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 4 m,

5.3 Specifieke gebruiksregels     

5.3.1 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 5.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het beoefenen van lawaaisporten;
  3. kleinschalig kamperen, met uitzondering van kamperen in scoutingverband.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

5.4.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ) op of in de gronden met de bestemming ´Bos` de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het kappen en rooien van bomen;
  2. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

5.4.2 Uitzonderingen     

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. van ondergeschikte betekenis zijn dan wel behoren tot het normale onderhoud;
  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

5.4.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de bestemming `Bos´.

Artikel 6 Centrum - 1     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Centrum - 1´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  2. horeca, genoemd in de `Lijst van horeca-activiteiten´ behorende tot maximaal categorie 1a en 1b, uitsluitend op de begane grond
  3. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instellingen, uitsluitend op de begane grond;
  4. maatschappelijke voorzieningen,
  5. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep, uitsluitend op de verdiepingen, met uitzondering van entrees en bergingen ten behoeve van deze woonverdieping(en);

met daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en treinen;
  2. wegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie
  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

en met dien verstande dat:

  1. een woning en/of kamersgewijs verhuurde woning niet mag worden gewijzigd in twee of meerdere woningen;
  2. kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
  3. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan huis-verbonden-beroep niet meer dan 50m2 mag bedragen;

6.2 Bouwregels     

6.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak` worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven op de verbeelding;
  3. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag 100 bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.

6.2.2 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

a. de maximum bouwhoogte is 3 m;

b. de maximum oppervlakte is 15 m2.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan 1 m is;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels     

6.3.1 Algemeen     

Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m2 met een maximum van 75 m2, is toegestaan mits:

  1. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  2. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  3. het niet betreft detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  4. het niet betreft vervaardiging van voedsel;
  5. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig is in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één persoon, die tevens in het pand woonachtig is, mag worden uitgeoefend;
  6. de bedrijfsactiviteiten vallen onder de in Bijlage 2 opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen' behorende tot de categorie 1, alsmede bedrijfsactiviteiten die niet in deze lijst zijn opgenomen, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in categorie 1 van deze lijst;
  7. het een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling betreft die niet valt onder de sub f genoemde lijst, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder sub f.

6.3.2 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  2. kamerverhuur, tenzij sprake is van een bestaande situatie;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels     

6.4.1 Afwijken bij horeca     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1. en tevens horecabedrijven toestaan die niet worden vermeld onder categorie 1a en 1b in de `Lijst van horeca-activiteiten´ en/of worden vermeld in een hogere categorie doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de horecabedrijven die zijn genoemd onder categorie 1a en 1b van de `Lijst van horeca-activiteiten´.

Artikel 7 Centrum - 2     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Centrum - 2´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;
  2. horeca, genoemd in de `Lijst van horeca-activiteiten´ behorende tot maximaal categorie 1a en 1b;
  3. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instellingen;
  4. maatschappelijke voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en treinen;
  2. wegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie
  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels     

7.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak` worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven op de verbeelding;
  3. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag 100 bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.

7.2.2 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

a. de maximum bouwhoogte is 3 m;

b. de maximum oppervlakte is 15 m2.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan 1 m is;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m.

7.3 Afwijken van de gebruiksregels     

7.3.1 Binnenplans afwijken bij horeca     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1, en tevens horecabedrijven toestaan die niet worden vermeld onder categorie 1a en 1b in de `lijst van horeca-activiteiten´ en/of worden vermeld in een hogere categorie doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de horecabedrijven die zijn genoemd onder categorie 1a en 1b. van de `lijst van horeca-activiteiten´.

Artikel 8 Gemengd     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  2. horeca, genoemd in de 'Lijst van horeca-activiteiten' behorende tot maximaal categorie 1a en 1b, uitsluitende op de begane grond;
  3. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instellingen,uitsluitend op de begane grond;
  4. maatschappelijke voorzieningen; uitsluitend op de begane grond;
  5. bedrijven, genoemd in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' behorende tot de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen risicovolle inrichtingen, uitsluitend op de begane grond;
  6. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep, uitsluitend op de verdiepingen, met uitzondering van de entrees en bergingen ten behoeve van deze woonverdiepingen;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. wegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

en met dien verstande dat:

n. een woning en/of kamersgewijs verhuurde woning niet mag worden gewijzigd in twee of meerdere woningen;

o. kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;

p. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan huis-verbonden-beroep niet meer dan 50m2 mag bedragen;

8.2 Bouwregels     

8.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak ' worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven op de verbeelding;
  3. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag 100 bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.

8.2.2 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

a. de maximum bouwhoogte is 3 m;

b. de maximum oppervlakte is 15 m2.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan 1 m is;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m.

8.3 Specifieke gebruiksregels     

8.3.1 Algemeen     

Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m2 met een maximum van 75 m2, is toegestaan mits:

  1. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  2. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  3. het niet betreft detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  4. het niet betreft vervaardiging van voedsel;
  5. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig is in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één persoon, die tevens in het pand woonachtig is, mag worden uitgeoefend;
  6. de bedrijfsactiviteiten vallen onder de in Bijlage 2 opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen'' behorende tot de categorie 1, alsmede bedrijfsactiviteiten die niet in deze lijst zijn opgenomen, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in categorie 1 van deze lijst;
  7. het een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling betreft die niet valt onder de sub f genoemde lijst, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder sub f.

8.3.2 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 8.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  2. kamerverhuur, tenzij sprake is van een bestaande situatie;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels     

8.4.1 Afwijken bij horeca     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1, en tevens horecabedrijven toestaan die niet worden vermeld onder categorie 1a en 1b in de `lijst van horeca-activiteiten´ en/of worden vermeld in een hogere categorie doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de horecabedrijven die zijn genoemd onder categorie 1a en 1b. van de `lijst van horeca-activiteiten´.

8.4.2 Afwijken bij bedrijven     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 en tevens bedrijven toestaan, die niet voorkomen in de 'llijst van bedrijfsactiviteiten"'of op grond van deze staat niet zijn toegestaan doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in 'lijst van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1 en 2, mits het geen 'geluidszoneringsplichtige en/of risicovolle inrichting betreft.

Artikel 9 Groen     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplanting;
  3. paden;
  4. speelvoorzieningen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater;
  7. kunstobjecten;
  8. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' is tevens een verbindingsweg met parkeerplaatsen toegestaan.

met daarbij behorende:

  1. verhardingen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  3. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);

9.2 Bouwregels     

9.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. een gebouw ten behoeve van een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', met een maximum goot- en bouwhoogte als bestaand.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 4 m.

Artikel 10 Horeca     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Horeca´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven genoemd in de `Lijst van horeca-activiteiten' behorende tot maximaal categorie 3;

met daarbij behorende:

  1. wegen en paden;
  2. groenvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. tuinen, erven en terreinen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels     

10.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de 'specifieke aanduiding monument' op de verbeelding bedraagt de 'maximum bouwhoogte' en maximum goothoogte' als bestaand.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan 1 m is;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m.

10.3 Afwijken van de gebruiksregels     

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.1 en tevens horecabedrijven toestaan die niet worden vermeld onder categorie 3 in de 'Lijst van horeca-activiteiten' en/of worden vermeld in een hogere categorie doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de horecabedrijven die zijn genoemd onder die categorie van de `Lijst van horeca-activiteiten'.

Artikel 11 Kantoor     

11.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Kantoor´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;

met daaraan ondergeschikt:

  1. erven en terreinen;
  2. wegen en paden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

11.2 Bouwregels     

11.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven op de verbeelding;
  3. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag 100 bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven

11.2.2 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

a. de maximum bouwhoogte is 3 m;

b. de maximum oppervlakte is 15 m2.

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan 1 m is;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m.

Artikel 12 Maatschappelijk     

12.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen 
  2. ter plaatse van de 'specifieke aanduiding maatschappelijk' is geen beschermd/verzorgd wonen toegestaan.

met daarbij behorende:

  1. horecavoorzieningen, detailhandelsvoorzieningen en dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening;
  2. tuinen, erven en terreinen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat niet geluidsgevoelige functies slechts mogen worden gewijzigd in geluidsgevoelige functies indien en voor zover de voorkeurswaarde ingevolge de Wet Geluidshinder niet wordt overschreden en indien sprake is van overschrijding daarvoor door het bevoegd gezag ontheffing is verleend.

12.2 Bouwregels     

12.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximum bouw- en goothoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven op de verbeelding;
  3. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen, tenzij op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' anders is aangegeven;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -monument' bedraagt de goot- en bouwhoogte als bestaand.

12.2.2 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

a. de maximum bouwhoogte is 3 m;

b. de maximum oppervlakte is 15 m2.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan 1 m mag is;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m.

12.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

12.3.1 Algemeen     

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

12.3.2 Uitzonderingen     

Het verbod als bedoeld in lid 12.3.1 is niet van toepassing op:

  1. sloopwerkzaamheden ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  2. sloopwerkzaamheden als gevolg van het normale onderhoud en beheer;
  3. sloopwerkzaamheden waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan reeds een omgevingsvergunning voor de activiteit slopen was verleend;
  4. sloopwerkzaamheden die op het moment van kracht worden van dit plan reeds in uitvoering zijn.

12.3.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 12.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als door die sloopwerkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden ontstaan of kunnen ontstaan.

Artikel 13 Natuur     

13.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Natuur´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, herstel en ontwikkeling van aardkundige waarden;
  2. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
  3. het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan

met daarbij behorende:

  1. extensief recreatief medegebruik;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels     

13.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens een gebouw ten behoeve van een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' met een maximum goot- en bouwhoogte als bestaand.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat voor bouwwerken voor informatievoorziening, entreevoorziening dan wel schuilvoorziening een maximum bouwhoogte geldt van 3 m.

13.3 Specifieke gebruiksregels     

13.3.1 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 13.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het beoefenen van (lawaai)sporten;
  3. kleinschalig kamperen, met uitzondering van kamperen in scoutingverband.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

13.4.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming `Natuur´ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, uitdiepen, egaliseren, afgraven, diepploegen en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
  2. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten voor andere doeleinden dan die bedoeld in lid 13.3.1 onder a;
  3. het planten, rooien, kappen of verminken van de houtopstand en gewassen;
  4. het aanleggen van oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
  5. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse (infrastructurele) leidingen;

13.4.2 Uitzonderingen     

Het in lid 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke het normale onderhoud en/of landschapsbeheer betreffen;
  2. welke ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

13.4.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 13.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige waarden zoals beschreven in lid 13.1.

Artikel 14 Sport     

14.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Sport´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportterreinen;
  2. sportvoorzieningen en aan sport gelieerde voorzieningen;
  3. horecavoorzieningen uitsluitend voorzover ter ondersteuning en ten dienste van de aanwezige sportvoorzieningen

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  4. groenvoorzieningen;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels     

14.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven op de verbeelding;
  3. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag 100 bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.

14.2.2 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte is 3 m;
  2. de maximum oppervlakte is 15 m2.

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m;
  2. de maximum bouwhoogte van lichtmasten is 25 m;
  3. de maximum bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 4 m met dien verstande dat er plaatse van de aanduiding 'sba -1' een overkapping met een maximum bouwhoogte van 3,5 meter is toegestaan.

Artikel 15 Verkeer     

15.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten, busstroken en busbanen.
  2. voet- en fietspaden;

met daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen
  2. groenvoorzieningen
  3. geluidwerende voorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels     

15.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van lichtmasten is 10 m;
  2. de maximum bouwhoogte van geluidschermen is 2,5 m;
  3. de maximale bouwhoogte van kunstwerken is 8 m;
  4. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 4 m.

Artikel 16 Verkeer - Garagebox     

16.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Verkeer - Garagebox´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen voor de stalling van auto´s en andere voertuigen, alsmede voor de stalling van huisraad;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan.

met de daarbij behorende:

  1. terreinen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2 Bouwregels     

16.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt de hoogte zoals aangegeven op de verbeelding;
  3. ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening' mag een gebouw ten behoeve van een nutsvoorziening worden gebouwd met een maximum goot- en bouwhoogte als bestaand

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van lichtmasten is 10 meter;
  2. de maximum bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 4 meter.

16.3 Specifieke gebruiksregels     

16.3.1 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 16.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik voor bewoning;
  2. het gebruik ten behoeve van een seksinrichting;
  3. het gebruik voor de uitoefening van enige tak van handel.

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied     

17.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Verkeer - Verblijfsgebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonstraten;
  2. pleinen;
  3. voet- en fietspaden;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. speelvoorzieningen;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan.

met daarbij behorende:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2 Bouwregels     

17.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van;

een gebouw ten behoeve van een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', met een goot- en bouwhoogte als bestaand.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van lichtmasten is 10 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 4 m.

Artikel 18 Water     

18.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Water´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. alle oppervlaktewateren, zoals kanalen, riveren, beken en andere waterlopen, alsmede sloten, greppels, (infiltratie)vijvers ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
  2. waterberging;
  3. waterhuishouding;
  4. waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2 Bouwregels     

18.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 4 m.

18.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 18.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het aanleggen van woonschepen;
  2. het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen, materialen of chemicaliën en soortgelijke producten, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

18.4.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming 'Water' de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het dempen van water;
  2. het vergraven van oevers;
  3. het verleggen van water;
  4. het herprofileren van waterlopen.

18.4.2 Uitzonderingen     

Het in lid 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. de aanleg van ecologische oevers betreft;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

18.4.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 18.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwantiteit en de waterkwaliteit.

18.4.4 Advies     

Burgemeester en wethouders verleent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden slechts nadat advies is ingewonnen bij de waterbeheerder met betrekking tot de vraag of door de ingreep het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 19 Wonen     

19.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woongebouwen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
  2. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn op de begane grond en tussen de woontorens op de 1e en 2e verdieping uitsluitend maatschappelijke voorzieningen toegestaan.
  4. ter plaatse van de aanduiding 'centrum' zijn op de begane grond uitsluitend centrumvoorzieningen, als bedoeld in artikel 7.1, toegestaan
  5. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan

met de daarbij behorende:

  1. tuinen,erven en terreinen;
  2. wegen en paden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat;

  1. een woning en/of kamersgewijs verhuurde woning niet mag worden gewijzigd in twee of meerdere woningen;
  2. kamerverhuur niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
  3. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan -huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.

19.2 Bouwregels     

19.2.1 Hoofdgebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt de hoogte zoals aangegeven op de verbeelding tenzij de bestaande situatie hoger is, in dat geval gelden de bestaande hoogten als maximum.
  3. ter plaatse van de aanduiding 'sba-m' geldt een goot- en bouwhoogte als bestaand
  4. ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening' mag een gebouw ten behoeve van een nutsvoorziening worden gebouwd met een maximum goot- en bouwhoogte als bestaand

19.2.2 Dakopbouw of uitbreiding hoofdgebouw     

In afwijking van art. 19.2.1 mag een dakopbouw of uitbreiding van het hoofdgebouw, niet zijnde een patiowoning en/of een bungalow, worden gebouwd, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. de uitbreiding uitsluitend aan de achterzijde van de woning wordt geplaatst;
  2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 0,5 m is en
  3. de hoogte tussen de nok van de hoofdmassa en de uitbreiding verticaal gemeten minstens 0,5 meter is

19.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen     

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal drie meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd wanneer de zijzijde aan openbaar toegankelijk gebied grenst; in andere gevallen geldt een afstand van minimaal 1 meter;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 75 m2 met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing (inclusief hoofdgebouw) niet meer bedraagt dan 65% van de oppervlakte van het bouwperceel tenzij op de plankaart een ander bebouwingspercentage is aangegeven; voor patiowoningen geldt in deze een percentage van 80%;
  3. in afwijking van het gestelde onder sub b geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bouwperceel groter dan 750 m² maximaal 10 % van de oppervlakte van het bouwperceel mag bedragen;
  4. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw; indien het dak is/wordt uitgevoerd in de vorm van een kap mag de maximum bouwhoogte 4,5 m bedragen;
  5. voor de voorgevel van de woning mag een aanbouw worden gerealiseerd tot een maximum diepte van 1,5 m en een maximum goothoogte van 3,5 meter, mits tenminste 1 m tuindiepte resteert;
  6. in afwijking van het gestelde onder sub d en e bedraagt de bouwhoogte de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte';
  7. voor zover de bestaande situatie groter/hoger is dan het bepaalde onder a tot en met e, gelden die maten als maxima.

19.2.4 Opbouw bungalow/patiowoning     

Een opbouw op een bungalow/patiowoning dient te voldoen aan de volgende eisen:

  1. de opbouw wordt geplaatst op het hoofdgebouw en;
  2. het bruto vloeroppervlak mag maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak van de begane grond van de bungalow/patiowoningen bedragen.

19.2.5 Voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

a. de maximum bouwhoogte is 3 m;

b. de maximum oppervlakte is 15 m2.

19.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. erf- en terreinafscheidingen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden voor zover minimaal 3 m achter de feitelijke voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gelegen of het verlengde daarvan wanneer de zijzijde aan openbaar toegankelijk gebied grenst; in andere gevallen geldt een afstand van minimaal 1 m;
  2. de maximum bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen is 2 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m.

19.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft

de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;

19.4 Specifieke gebruiksregels     

19.4.1 Algemeen     

Het gebruik van een gedeelte van de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep met een vloeroppervlakte van meer dan 50 m2 met een maximum van 75 m2, is toegestaan mits:

  1. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt tenzij in de bestaande situatie de oppervlakte van een aan huis- verbonden - beroep meer dan 75 m2 bedraagt, dan geldt de bestaande oppervlakte als maximum;
  2. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  3. het niet betreft detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  4. het niet betreft vervaardiging van voedsel;
  5. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één persoon, die tevens in het pand woonachtig is, mag worden uitgeoefend;
  6. de bedrijfsactiviteiten vallen onder de in Bijlage II opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen' behorende tot de categorie 1, alsmede voor zover het bedrijfsactiviteiten betreft die niet in deze lijst zijn opgenomen maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als genoemd in deze lijst;
  7. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen betreffen die niet vallen onder de sub f genoemde lijst, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder sub f;

19.4.2 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 19.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige woonruimte;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. kamerverhuur, tenzij sprake is van een bestaande situatie.

Artikel 20 Wonen - Woonwagenstandplaats     

20.1 Bestemmingsomschrijving     

20.1.1 Bestemming     

De voor "Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonwagenstandplaatsen;
  2. woonwagens en/of woonwagenwoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  3. bijgebouwen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen en erven;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  1. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan -huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.

20.2 Bouwregels     

20.2.1 Gebouwen     

Voor het plaatsen dan wel bouwen van woonwagens of woonwagenwoningen gelden de volgende regels:

  1. maximaal het aantal woonwagens/woonwagenwoningen dat is aangeduid op de verbeelding;
  2. de maximum bouwhoogte van een woonwagen of woonwagenwoning bedraagt 5 meter;
  3. de maximum goothoogte van een woonwagen of woonwagenwoning bedraagt 3,5 meter;
  4. voor zover de bestaande situatie hoger of meer is dan het bepaalde onder sub b en c, dan gelden die maten als maxima;
  5. de afstand van de woonwagen/woonwagenwoning tot één zijdelingse perceelsgrens van een standplaats mag niet minder dan 1 meter bedragen.

20.2.2 Bijgebouwen     

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gezamelijke oppervlakte van bijgebouwen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 65% van het bouwperceel;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3,5 meter.

20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt, dat de maximum bouwhoogte 2,5 meter bedraagt.

20.3 Specifieke gebruiksregels     

20.3.1 Strijdig gebruik     

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming, zoals vermeld in lid 20.1.1. wordt in ieder geval gerekend:

  1. het plaatsen van een caravan;
  2. het uitoefenen van enige vorm van handel en/of bedrijf anders dan het uitoefenen van een aan-huis-verbonden-beroep;
  3. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige woonruimte;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  5. het opslaan, storten, bergen of lozen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken materialen, stoffen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  6. het opslaan van hout en/of aannemersmaterialen;
  7. het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte onderdelen, samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar zijn en niet aan hun oorspronkelijke gebruik zijn onttrokken.   

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding     

21.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Leiding - Hoogspanningsverbinding´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. hoogspanningsleiding;

met daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

21.2 Bouwregels     

Op of in deze dubbelbestemming begrepen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen.

21.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, afwijken van het bepaalde in lid 21.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

21.4.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
  2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
  3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  4. het ophogen en egaliseren, bodemverlagen of afgraven of anderszins wijzigen van maaiveld of weghoogte.

21.4.2 Uitzonderingen     

Het in lid 21.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud van leidingen.

21.4.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 21.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien door de genoemde werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico´s ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast; dienaangaande vragen burgemeester en wethouders advies van de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 22 Waarde - Archeologie     

22.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie' (hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

22.2 Bouwregels     

22.2.1 Bouwverbod     

Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden is het niet toegestaan om te bouwen, met uitzondering van:

  1. het bebouwen van gronden waarbij minder dan 100m2 van de grond wordt geroerd;
  2. het bebouwen van gronden waarbij werkzaamheden plaatsvinden tot een maximum diepte van 0,5 m onder maaiveld.

22.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 22.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:

  1. dit in overeenstemming is met de andere te plaatse geldende bestemming(en) en;
  2. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor ontheffing wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de ontheffing de volgende regels verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen en/of;
    3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

22.4.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dieper dan 0,5 m onder maaiveld over een oppervlakte van 100m2 of meer, uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook wordt gerekend het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;
  2. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  3. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  5. het rooien en vellen van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  6. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  7. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  8. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  10. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt;
  11. het aanbrengen van verhardingen.

22.4.2 Uitzonderingen     

Het in lid 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  1. van ondergeschikte betekenis zijn dan wel behoren tot het normale onderhoud;
  2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

22.4.3 Toelaatbaarheid     
  1. De in lid 22.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door die werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden kan ontstaan.
  2. Indien het niet mogelijk is om de middels archeologisch vooronderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk ter plekke te behouden, wordt aan de aanlegvergunning het voorschrift gebonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden.
  3. Alvorens een vergunning wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijke adviseur archeologie.

Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie 1     

23.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het aangewezen gebied. Het betreft de gebieden die zijn opgenomen als landschapstypen met hoge en zeer hoge waarden op kaartbijlage 2a blad 1 'Cultuurhistorische waarderingskaart historisch landschap' met de bijbehorende rapportage opgenomen in Bijlage 4 bij de regels.

23.2 Bouwregels     

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. het bouwen is in overeenstemming met de ter plaatse geldende bestemming en;
  2. rekening dient te worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden; ter beoordeling of daarvan sprake is dient door de aanvrager van een omgevingsvergunning een door een ter zake deskundige opgesteld onderzoek te worden overlegd

23.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het belang van het behoud van de ter plaatse geldende cultuurhistorische waarden, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik alsmede aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

23.4.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ) op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van (half)verhardingen, het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. het wijzigen van de perceelsindeling zoals die door sloten, greppels, reliëfverschillen en beplantingselementen is aangegeven;
  3. het aanleggen, verharden of opheffen van wegen of paden;
  4. het graven, verbreden, verdiepen of dempen van waterlopen zoals rivieren,beken, stromen, kanalen, grachten, sloten en greppels;
  5. het verwijderen van houtgewas, perceelsrandbegroeiing of opgaande beplanting;
  6. het aanbrengen van beplanting anders dan het herplanten van gerooide/gevelde houtopstanden.

23.4.2 Uitzonderingen     

Het verbod als bedoeld in lid 23.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en niet strijdig met het voorgaande bestemmingsplan;
  3. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.
23.4.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 23.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als de cultuurhistorische waarden van de gebieden als bedoeld in 23.1 Bestemmingsomschrijvingniet in onevenredige mate worden aangetast. Ter beoordeling hiervan dient een door een ter zake deskundige verricht onderzoek te worden overlegd.

 

Artikel 24 Waarde - Cultuurhistorie 2     

24.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische waardevolle (landschaps)elementen. Het betreft de elementen die zijn opgenomen als landschapselementen met hoge en zeer hoge waarden op de kaartbijlagen 2b blad 1 en 2c blad 1 'Cultuurhistorische waarderingskaart historisch landschap' met de bijbehorende rapportage opgenomen in Bijlage 4 bij de regels

24.2 Bouwregels     

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. het bouwen is in overeenstemming met de ter plaatse geldende bestemming en;
  2. rekening dient te worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden; ter beoordeling of daarvan sprake is dient door de aanvrager van een omgevingsvergunning een door een ter zake deskundige opgesteld onderzoek te worden overlegd

24.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het belang van het behoud van de ter plaatse geldende cultuurhistorische waarden, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik alsmede aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

24.4.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ) op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van (half)verhardingen, het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. het aanleggen, verharden of opheffen van wegen of paden;
  3. het graven, verbreden, verdiepen of dempen van waterlopen zoals rivieren,beken, stromen, kanalen, grachten, sloten en greppels;
  4. het verwijderen van houtgewas, perceelsrandbegroeiing of opgaande beplanting;
  5. het aanbrengen van beplanting anders dan het herplanten van gerooide/gevelde houtopstanden.

24.4.2 Uitzonderingen     

Het verbod als bedoeld in lid 24.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en niet strijdig met het voorgaande bestemmingsplan;
  3. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

24.4.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 24.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als de cultuurhistorische waarden van de (landschaps)elementen als bedoeld in 24.1 niet in onevenredige mate worden aangetast. Ter beoordeling hiervan dient een door een ter zake deskundige verricht onderzoek te worden overlegd.

 

Artikel 25 Waarde - Ecologie     

25.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

25.2 Bouwregels     

Behoudens het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) omtrent het bouwen, is het verboden bouwwerken te bouwen.

25.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2 en het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toestaan mits daarmee geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden in het gebied. Daarbij zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

25.4.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ) op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Ecologie' de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
  3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk;

25.4.2 Uitzonderingen     

Het in lid 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  4. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

25.4.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 25.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als blijkt dat de werken en werkzaamheden plaatsvinden in het kader van het beheer van de gronden en daarmee geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het in ecologisch opzicht waardevolle gebied en het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied is verzekerd en nadat advies is ingewonnen bij het Waterschap.

Artikel 26 Waterstaat - Waterbergingsgebied     

26.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied;
  2. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen.

met daarbij behorende

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

c. water en -waterhuishoudkundige voorzieningen

26.2 Bouwregels     

26.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten dienste van waterberging met een maximum hoogte van 2 .

26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 2,5 m.

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

26.3.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat- Waterbergingsgebied' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen van gronden;
  2. het aanbrengen of wijzigen van kaden:
  3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk

26.3.2 Uitzonderingen     

Het in lid 26.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de (hoofd)bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  4. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

26.3.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 26.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien blijkt dat de werken en werkzaamheden plaatsvinden in het kader van het beheer van de gronden en het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied is verzekerd, en nadat advies is ingewonnen bij het Waterschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene gebruiksregels     

28.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming     

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels     

29.1 Milieu - geurzone     

29.1.1 Milieu - geurzone     

Binnen de aanduiding 'milieu - geurzone' zijn de gronden behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de geurzone behorende bij de rioolzuiveringsinstallatie.

29.1.2 Bouwverbod     

In afwijking van het bepaalde in de basisbestemming mogen op de als 'Geurzone' aangewezen gronden geen geurgevoelig objecten worden gebouwd.

29.1.3 Afwijken     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.1.2 ten behoeve van vervangende nieuwbouw mits:

  1. het bestaande gebruik niet wordt gewijzigd tenzij niet, minder geurgevoelige of vergelijkbare geurgevoelige functies worden gebouwd en;
  2. het bruto vloeroppervlak (bvo) van de geurgevoelige functies binnen de aanduiding milieu-geurzone niet wordt uitgebreid en;
  3. geurgevoelige functies niet dichter bij de rioolzuiveringsinstallatie worden gebouwd.

29.2 Veiligheidszone - barim     

29.2.1 Veiligheidszone - barim     

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - barim' zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten toegestaan.

29.2.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2.1 en een beperkt kwetsbaar object toestaan, mits:

  1. deze niet ligt binnen de afstand genoemd in onderstaande tabel, in de kolom "beperkt kwetsbare objecten", met dien verstande dat de afstand wordt gemeten vanaf het gasdrukmeet- en regelstation, en:
  2. de belangen en de veiligheid van het gasdrukmeet- en regelstation niet worden geschaad, en;
  3. vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Categorie indeling Opstellingswijze Kwetsbare objecten Beperkt kwetsbare objecten
B Kast 4 meter 2 meter
B (semi-)ondergronds station 4 meter 2 meter
B Kaststation 6 meter 4 meter
B Open opstelling/ vrijstaand gebouw 10 meter 4 meter
C Alle stations t/m

40.000 m³ /uur
15 meter 4 meter
C Alle stations boven 40.000 m³ /uur 25 meter 4 meter

29.3 Veiligheidszone - hoogspanningsverbinding     

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - hoogspanningsverbinding' zijn geen gevoelige functies toegestaan.

Artikel 30 Algemene afwijkingsregels     

30.1 Binnenplans afwijken     

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
  3. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is.
  4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 20 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen;
  5. de regels ten aanzien van de realisatie van gebouwen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie en toestaan dat de maximum oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 100 m2.

Artikel 31 Overige regels     

31.1 Parkeereis     

  1. Bij de afgifte van een omgevingsvergunning wordt het aantal te realiseren parkeerplaatsen bepaald conform de Nota Parkeernormen 2016 .
  2. In afwijking van het bepaalde onder a, mag getoetst worden aan nieuwe dan wel gewijzigde parkeernormen, als deze in werking zijn getreden en leiden tot een lagere parkeernorm.

31.2 Afwijken van parkeereis     

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.1 indien:

  1. uit een parkeeronderzoek blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  2. het voldoen aan de in lid 31.1 genoemde parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.

31.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 31.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

31.4 Verbod     

Het is verboden om in de bestaande situatie de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen te wijzigen in een andere gebruiksfunctie passend binnen de bestemming met een toename van de autoparkeerbehoefte.

31.5 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.4 indien:

  1. voldaan wordt aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen conform de Nota Parkeernormen 2016;
  2. uit een parkeeronderzoek blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.

31.6 Voorwaarden voor afwijken     

Afwijken als bedoeld in lid 31.5 onder b en c is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van;

  1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  2. de woon- en leefsituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 32 Overgangsrecht     

32.1 Overgangsrecht bouwwerken     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

32.2 Afwijken     

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 32.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 32.1 met maximaal 10%.

32.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken     

Lid 32.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

32.4 Overgangsrecht gebruik     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

32.5 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 32.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

32.6 Verboden gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 32.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

32.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik     

32.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 33 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Oude Gracht 2017.

Bijlagen bij de regels     

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten     

Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplan Oude Gracht 2017

SBI-

code
Nr Omschrijving Afstanden in meters Cate-gorie
geur

stof geluid gevaar

grootste

afstand
10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week 30 10 30 C 10 30 2
10821 3 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 30 10 30 10 30 2
10821 6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden:

p.o. <= 200 m2
30 10 30 10 30 2
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 C 0 30 2
14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 30 2
16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 30 2
58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE

VAN OPGENOMEN MEDIA
581 Uitgeverijen (kantoren) 0 0 10 0 10 1
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2
1814 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1
1814 B Binderijen 30 0 30 0 30 2
1813 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 30 2
1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 30D 2
182 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1
23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2
26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken 30 10 30 10 30 2
26, 27, 33 - VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 30 2
26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 0 30 0 30 2
31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 10 10 0 10 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2
35 - PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 C1 - < 10 MVA 0 0 30 C 10 30 2
35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, cat. A 0 0 10 C 10 10 1
35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30 C 10 30 2
35 E2 - blokverwarming 10 0 30 C 10 30 2
36 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2
41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats:

b.o. < 1000 m2
0 10 30 10 30 2
45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 30 2
45204 B Autobeklederijen 0 0 10 10 10 1
45205 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2
453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accesoires 0 0 30 10 30 2
473 0 Benzineservicestations:
473 3 - zonder LPG 30 0 30 10 30 2
46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 10 1
4622 Groothandel in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2
4634 Groothandel in dranken 0 0 30 0 30 2
4635 Groothandel in tabaksproducten 10 0 30 0 30 2
4636 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2
4637 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2
4638, 4639 Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2
464, 46733 Groothandel in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2
46499 0 Groothandel in vuurwerk en munitie:
46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V 30 2
4673 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
4673 2 - algemeen: b.o. <= 2.000 m2 0 10 30 10 30 2
46735 4 zand en grind:
46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m2 0 10 30 0 30 2
4674 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 0 0 30 0 30 2
46752 Groothandel in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2
4676 Groothandel in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2
466, 469 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) 0 0 30 0 30 2
47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
952 Reparatie t.b.v. partuculieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 10 1
49 - VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 0 0 30 C 0 30 2
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 C 10 30 D 2
52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 C 10 30 2
5221 1 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 0 30 C 0 30 2
5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 0 0 10 0 10 1
791 Reisorganisaties 0 0 10 0 10 1
5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 0 0 10 0 10 D 1
53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2
61 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 C 0 10 1
61 B0 Zendinstallaties:
61 B2 - FM en TV 0 0 0 C 10 10 1
61 B3 - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwergunningplichtig) 0 0 0 C 10 10 1
77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 D 2
62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 0 10 1
58, 63 B Datacentra 0 0 30 C 0 30 2
72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 30 2
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0 0 10 0 10 1
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 A Overige zakelijke dienstverlening, kantoren 0 0 10 0 10 D 1
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 10 1
37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
3700 B rioolgemalen 30 0 10 C 0 30 2
382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 30 2
96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 30 2
96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2
96013 B Wasserettes, wassalons 0 0 10 0 10 1
9603 0 Begrafenisondernemingen:
9603 1 - uitvaartcentra 0 0 10 0 10 1