Oud West 2018 1e herziening    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

Het bestemmingsplan Oud West 2018 is op 7 november 2019 vastgesteld door de gemeenteraad Amsterdam. Het bestemmingsplan wordt op twee onderdelen herzien.

Voor de inhoud van de bestemmingen en voor het overige wordt verwezen naar de plantoelichting van het bestemmingsplan Oud West 2018.

1.1 Beperking vergunningvrij bouwen in achtererfgebied     

In het bestemmingsplan Oud West 2018 is vergunningvrij bouwen in het achtererfgebied toegestaan conform de bepalingen uit het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het is echter wenselijk dat bouwwerken in de tuinen van Oud West vergunningplichtig worden.

Het wegnemen van de vergunningvrije bouwmogelijkheid dient gebiedsspecifiek beargumenteerd te worden. Om te voorkomen dat nader onderzoek de procedure van het bestemmingsplan Oud West 2018 teveel zou ophouden, was de beperking van het vergunningvrij bouwen geen onderdeel van het vastgestelde plan. Na de vaststelling, op 7 november 2019, is een apart (bestemmingsplan)traject opgestart. Het bestemmingsplan wordt op dit onderdeel herzien door in de planregels en op de verbeelding een dubbelbestemming Waarde-Landschap toe te kennen aan de bestemming Tuin.

Met deze dubbelbestemming wordt bewerkstelligd dat er zodanige beperkingen worden gesteld aan de mogelijkheden voor het bebouwen, inrichten en gebruiken van die perceelsgedeelten, dat geen sprake is van erf in de zin van artikel 1 van de bijlage bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Bouwwerken die op grond van het Bor nu nog vergunningvrij zijn, worden daardoor vergunningplichtig.

Daarnaast worden er voorwaarden gesteld aan het verharden van het achtererfgebied, zodat het betegelen en verharden van tuinen kan worden beperkt. Deze maatregelen zijn onderbouwd in Hoofdstuk 2 Beperking vergunningvrij bouwen en verharden in achtererfgebied.

1.2 Wijzigingen bouwregels voor daktoegangsopbouwen, dakterrassen en balkons     

Het dagelijks bestuur van het stadsdeel West heeft op 21 januari 2020, na de vaststelling van het bestemmingsplan Oud West 2018, nieuwe uitvoeringsrichtlijnen vastgelegd voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor daktoegangsopbouwen, dakterrassen en balkons. Deze herziening wordt aangegrepen om de uitvoeringsrichtlijnen door te vertalen in het bestemmingsplan Oud West 2018 door bouwregels te wijzigen dan wel nieuwe bouwregels toe te voegen. Deze wijzigingen worden toegelicht in Hoofdstuk 3 Wijzigingen bouwregels voor daktoegangsopbouwen, dakterrassen en balkons

Hoofdstuk 2 Beperking vergunningvrij bouwen en verharden in achtererfgebied     

2.1 Juridische achtergrond     

De herziening van het bestemmingsplan Oud West 2018 beoogt te voorzien in een juridisch planologisch kader waarmee het vergunningvrij bouwen in en het verharden van het achtererfgebied niet langer mogelijk is.

Bij ieder bestemmingsplan is een goede ruimtelijke ordening het uitgangspunt. Om tot een goede ruimtelijke ordening te komen, maakt de gemeente een afweging van alle ruimtelijke belangen. Tot die belangen behoort ook de beperking van de gevolgen van klimaatverandering. Het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden kan immers nadelige gevolgen opleveren voor de klimaatbestendigheid van de omgeving, door de versnelde afvoer van regenwater vanaf verhard oppervlak, het verergeren van hittestress en het vergroten van de gevolgen van overstromingen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening en vanwege een goed woon- en leefklimaat voor de bewoners is het wenselijk dat tuinen zo open mogelijk blijven, zo min mogelijk worden verhard en bouwwerken (aanbouwen en vrijstaande bouwwerken) niet langer zonder vergunning en onvoorwaardelijk mogelijk zijn. Daarbij gaat het niet alleen om bouwwerken. Het is ook wenselijk dat tuinen niet nog verder worden betegeld en verhard.

In de Nota van Toelichting bij de wijziging van het Besluit Omgevingsrecht (Bor) in 2014 wordt in onderdeel M, onder 2 onder c gewezen op de mogelijkheid om via het bestemmingsplan, uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, het vergunningvrij bebouwen van percelen met een bijzondere stedenbouwkundige of landschappelijke betekenis in te perken. In de Nota van Toelichting staat hierover het volgende.

De regeling in het bestemmingsplan is gelet op de omschrijving van het begrip «erf» uit artikel 1 van de bijlage relevant voor de vraag in hoeverre gronden bij een hoofdgebouw als erf kunnen worden aangemerkt en dus in hoeverre binnen het tot het erf behorende achtererfgebied zonder vergunning bijbehorende bouwwerken kunnen worden opgericht.

Ook is het mogelijk om gronden «mede» te bestemmen voor andere functies. Er geldt dan bijvoorbeeld voor het gehele perceel een bestemming woondoeleinden, maar door een zogenoemde dubbelbestemming te geven of door mede bepaalde waarden, functie- of gebiedsaanduidingen toe te kennen, kan tot uitdrukking worden gebracht dat percelen of perceelsgedeelten mede een ander planologisch doel dienen. Indien de bestemmingsregeling in zo'n geval gepaard gaat met belemmeringen om een perceel of delen van een perceel te gebruiken en feitelijk in te richten ten dienste van het hoofdgebouw, is er geen sprake van erf. Deze laatste mogelijkheid is expliciet in de jurisprudentie bevestigd. In de genoemde uitspraak van 10 juli 2013 betrof het een perceel waaraan in het geheel een woonbestemming was gegeven, maar waarbij aan een deel van het perceel tevens een specifieke functieaanduiding was gegeven. Met de nadere aanduiding «landschapswaarden» werd bewerkstelligd dat er zodanige beperkingen waren gesteld aan de mogelijkheden voor het bebouwen, inrichten en gebruiken van die perceelsgedeelten, dat geen sprake was erf in de zin van artikel 1 van de bijlage.

Een dergelijke oplossing is ook mogelijk in stedelijk gebied, waarbij naast een woonbestemming aan een perceel of gedeelte daarvan een dubbelbestemming of een specifieke aanvullende waarde wordt toegekend. Een dergelijke waarde kan bijvoorbeeld worden toegekend met het oog op de bescherming van een cultuurhistorisch waardevolle tuin. Met de toegekende aanduiding worden voorschriften opgenomen die gericht zijn op het behoud en de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden, die tot uiting komen in de tuinarchitectuur, de aanleg, onderliggende structuren en aanwezige tuinhuizen, bruggen en tuinsieraden. De beperkingen die hiermee worden gesteld aan de mogelijkheden voor het bebouwen, inrichten en gebruiken van die percelen of delen daarvan, leiden ertoe dat geen sprake is erf in de zin van artikel 1 van de bijlage.

In deze herziening wordt gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. De percelen met de bestemming Tuin in bestemmingsplan Oud West 2018 dienen mede andere planologisch doelen, die een dubbelbestemming, het beperken van vergunningvrij bouwen en een vergunningstelsel voor verharding in het achtererfgebied rechtvaardigen. De volgende aspecten spelen daarbij een rol:

  • Oud-West behoort tot de dichtst bebouwde woonomgevingen van Amsterdam. Om toch iedere bewoner van de wijk te kunnen voorzien van voldoende buitenruimte vormen de binnentuinen een belangrijk rustoord binnen de bouwblokken.De tuinen in Oud-West zijn van groot belang voor een prettig leefklimaat en de gezondheid en het welzijn van de bewoners. Dit geldt voor de bewoners met een tuin, maar ook voor de bewoners die op de eerste verdieping of hoger wonen. De binnentuinen bieden rust en ruimte en bevorderen de biodiversiteit. In Oud-West, waar aan de straatkant en voorzijde van de bebouwing de drukte van de stad duidelijk aanwezig is en waar de mogelijkheden tot recreëren in een rustige omgeving zich op enige afstand bevinden, dient de rust aan achterzijde van de woning als compensatie. De tuinen zijn voor veel bewoners een belangrijke buitenruimte;
  • Het behoud van een cultuurhistorische waarde van de binnentuinen als onderdeel van een voor de 19e eeuw kenmerkende bouwstijl;
  • Het behoud van een stedenbouwkundig waardevolle verhouding tussen groen en grijs;
  • Het anticiperen op klimaatveranderingen door het waterbergend vermogen van de binnentuinen op peil te houden. Gezien de hoge mate van verharding van Oud-West en de hydrologische kenmerken (gemengd rioolstelsel en afstand tot oppervlaktewater) is Oud-West gevoelig voor te verwachten extreme neerslag. In het kader van Amsterdam Rainproof is onderzocht waar de stad kwetsbaar is voor extreme neerslag. Extreme buien kunnen zowel op particulier als op openbaar terrein voor overlast zorgen en mogelijk tot schade leiden. Het is daarom wenselijk om het waterbergend vermogen van de tuinen op peil te houden en waar mogelijk te versterken;
  • Het anticiperen op klimaatveranderingen door de verkoelende werking van groen op peil te houden. De binnentuinen dragen bij aan het mitigeren van de toenemende hitteproblematiek. Klimaatverandering leidt tot hetere zomers, meer warme en tropische nachten en meer hittegolven. Dit heeft invloed op de gezondheid en het welzijn van mensen, de leefbaarheid van buurten en comfort in woningen en gebouwen. In dichtbebouwde en versteende gebieden zoals Oud-West zijn de effecten groter dan in meer groene gebieden binnen en buiten de stad. Oud-West is binnen Amsterdam een gebied met relatief weinig groen. Het behoud van groene tuinen draagt bij aan het beperken van hittestress;
  • Oud-West is één van de meest versteende gebieden van Amsterdam. Binnentuinen en tuinen zijn schaars en staan onder druk. In het verleden zijn bedrijven en woningen uitgebouwd ter vergroting van het bedrijfsvloeroppervlak en woonoppervlak. In Oud-West zijn een aantal bouwblokken nagenoeg volgebouwd.

In deze herziening wordt de afweging gemaakt tussen het algemeen belang van klimaatadaptatie, volksgezondheid, waterberging, ecologie en cultuurhistorie enerzijds en het individuele belang van eigenaren met bouwrechten in het achtererfgebied anderzijds. Deze belangenafweging leidt tot maatregelen om de open ruimte en het bestaande groen te beschermen: het vergunningvrij uitbouwen in tuinen wordt beperkt. Dit houdt in dat het aanbouwen in het achtererfgebied alleen nog kan onder voorwaarden of zelfs in het geheel niet.

Daarnaast worden er voorwaarden gesteld aan het verharden van het achtererfgebied, zodat tuinen niet nog verder worden betegeld en verhard. Op grond van art. 3.3 Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat het in een gebied verboden is om werken, die geen bouwwerken zijn, of werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning. In het verleden werd dit de aanlegvergunning genoemd. Deze vergunningplicht kan bijvoorbeeld gekoppeld worden aan het aanleggen van verharding in de tuin, want verharding wordt niet als bouwwerk gezien. In het bestemmingsplan wordt daarbij ook het toetsingskader voor verlening van de vergunning opgenomen. Onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige situatie kan een van de weigeringsgronden zijn. De vergunning kan bijvoorbeeld worden geweigerd als het totale percentage verhard oppervlak op een perceel te groot wordt. Verder kunnen op grond van art. 2.22 lid 2 Wabo voorwaarden worden verbonden aan deze omgevingsvergunning. Op die manier kunnen eisen worden gesteld aan waterberging indien bijvoorbeeld een tuin deels of volledig wordt verhard.

In paragraaf 2.2 is toegelicht hoe de verharding in de tuinen van Oud-West is geïnventariseerd. In de daaropvolgende paragrafen is de waarde van de binnenterreinen ten aanzien van volksgezondheid, waterberging, cultuurhistorie en ecologie toegelicht aan de hand van adviezen van de GGD, het programmateam Rainproof en Monumenten en Archeologie (M&A).

2.2 Inventarisatie     

In de Klimaateffectatlas (zie http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/kaartverhaal-hitte) is het percentage verharding en het percentage groen per buurt weergegeven. Beide kaarten zijn gemaakt met behulp van de gedetailleerde groenkaarten voor bomen, struiken en lage vegetatie uit de Atlas Natuurlijk Kapitaal . Voor de groenkaart wordt de hoeveelheid groen uit deze kaarten opgeteld en weergegeven als percentage per buurt, zoals zichtbaar vanuit de lucht. Zowel publiek groen (zoals parken en groenstroken) als privaat groen (zoals tuinen) worden op deze manier meegenomen.

verplicht

Afbeelding: kaart verharding Amsterdam en Oud West (Bron: http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/kaartverhaal-hitte)

Bij het maken van de verhardingskaart is de aanname gedaan dat de hoeveelheid verharding omgekeerd evenredig is met de hoeveelheid groen en water. Het percentage verharding betreft dus het deel van een buurt dat overblijft als groen (bomen, struiken en lage vegetatie) en water in mindering worden gebracht

verplicht

Afbeelding: kaart groenpercentage Amsterdam en Oud West (Bron: http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/kaartverhaal-hitte)

Uit deze kaarten blijkt dat grote delen van Oud-West voor meer dan 70% zijn verhard en er in sommige buurtcombinaties minder dan 30% van de oppervlakte bestaat uit publiek en privaat groen. Openbaar groen is alleen te vinden in het zuidelijk gelegen Vondelpark, buiten het bestemmingsplangebied, en een aantal plantsoenen en pleintjes zoals bij het Bilderdijkpark, Nicolaas Beetsplantsoen, Staringplein, Ten Kateplein en het Bellamyplein. Buiten deze kleine plantsoenen is groen alleen te vinden in de (particuliere) binnentuinen.

Als het publiek groen buiten beschouwing wordt gelaten en wordt ingezoomd op particuliere tuinen, dan ligt het percentage groen nog lager. In een data-analyse is het groenpercentage van Nederlandse tuinen in kaart gebracht, zie Bijlage 1. Landelijk zijn particuliere tuinen voor gemiddeld 36% bedekt met vegetatie. Van de vijf grote steden is het aandeel groen in tuinen in Amsterdam veruit het laagste en behoort het met een groenpercentage van 11% tot de minst groene gemeentes van Nederland.

Binnen Amsterdam is Oud-West één van de meest versteende gebieden. Op buurtniveau lopen de percentages groen uiteen, van 4%, 5% en 9% voor respectievelijk de Borgerbuurt, Vondelparkbuurt West en Bellamybuurt Zuid tot 23% en 24% voor de Da Costabuurt Zuid en Vondelparkbuurt Midden. Zie voor alle percentages de interactieve kaart behorende bij de data-analyse.

De bebouwing in de tuinen en binnentuinen in Oud-West is de laatste decennia toegenomen, mede als gevolg van de verruiming van het Besluit omgevingsrecht (Bor) in 2014. Aangenomen mag worden dat de druk op de tuinen en binnentuinen hoog zal blijven. De vraag naar ruimte in de gebieden rond het centrum van Amsterdam blijft onverminderd. Dit geldt zowel voor bedrijven als voor woningen. Ondernemers kunnen door een uitbreiding een hogere omzet behalen en zodoende (meer) rendabel hun onderneming exploiteren. Bewoners hebben baat bij een groter woonoppervlak, aangezien het gemiddelde woonoppervlak in Oud-West relatief laag is. Uitbouwen in de tuin biedt de mogelijkheid om langer in de woning en in de stad te blijven wonen, ook als de huishoudensamenstelling wijzigt.

De verwachting is dat,als er geen vergunningstelsel voor vergunningvrije bouwwerken wordt ingevoerd en er geen voorwaarden worden verbonden aan betegeling, de tuinen in Oud-West voor een groot deel worden volgebouwd en de overgebleven tuinen worden verhard en betegeld met mogelijke gevolgen voor volksgezondheid, waterberging, ecologie en cultuurhistorische waarden.

2.3 Volksgezondheid     

De GGD is gevraagd advies te geven op de relatie tussen bebouwing op binnenterreinen en de volksgezondheid, zie Bijlage 2 Advies GGD. Daarnaast zijn de bevindingen uit een onderzoek door de Hogeschool van Amsterdam (HvA) betrokken. Onderzocht is hoe gemeenten inzicht kunnen krijgen in de vragen wat hun hitteopgave is en welke maatregelen effectief zijn om de stad hittebestendig te maken, zie Bijlage 3 Onderzoek HvA, de hittebestendige stad

De GGD stelt dat de binnentuinen in Oud West van groot belang zijn voor een prettig leefklimaat en de gezondheid en het welzijn van de bewoners. Dit geldt voor de bewoners met een tuin, maar ook voor de bewoners die op de eerste verdieping of hoger wonen. De binnentuinen bieden rust en ruimte. In Oud West, waar aan de voorzijde van de (woon)bebouwing de drukte van de stad duidelijk aanwezig is en de mogelijkheden tot recreëren in een rustige omgeving zich op enige afstand van de woning bevinden, dient de rust aan achterzijde van de woning als compensatie. Op het moment dat de tuinen bebouwd worden, gaat dit ten koste van de ruimtelijke beleving van de binnentuin. Dit geldt voornamelijk voor de bewoners op hogere verdiepingen. Zij hebben immers niet de baten die de ondernemers en bewoners op de begane grond wel hebben van de tuinbebouwing.

Leefklimaat

Een groene en stille omgeving is essentieel voor het goed kunnen rusten en ontspannen, zie de onderzoeken "Quiet Areas and the Need for Quietness in Amsterdam" (H. Booi en F. van den Berg, 2012) en https://www.gezondheidsraad.nl/documenten/adviezen/2006/07/04/stille-gebieden-en-gezondheid,https://www.gezondheidsraad.nl/documenten/adviezen/2004/06/09/invloed-van-natuur-op-sociaal-psychisch-en-lichamelijk-welbevinden.

Lawaai is schadelijk voor de gezondheid, terwijl stille plekken in de stad juist kunnen compenseren voor de drukte van de stad, bijdragen aan herstel en 'op adem komen' (Stille gebieden in de stad, De stad is stiller dan je denkt, Ministerie van VROM, 2009). Het belang van een stille ruimte in combinatie met een aangenaam, rustig aangezicht, wordt ook in de literatuur in de gezondheidswetenschappen bevestigd (zie "The acoustic and visual factors influencing the construction of tranquil space in urban and rural environments tranquil spaces-quiet places?; Pheasant e.a., 2007).

Geluidsbelaste locaties veroorzaken meer hinder als ze ook een druk aanzicht hebben. Analoog hieraan neemt de hinder af als het aanzicht aangenaam is. De geluiden in de binnentuinen zijn hoofdzakelijk geluiden die door mensen, dieren en weersomstandigheden worden voortgebracht, mede dankzij het jarenlange verbod op een bedrijfsmatig gebruik van de tuin. Deze "natuurlijke" geluiden worden over het algemeen als prettig en niet storend ervaren. Om de stille beleving van de binnentuinen kracht bij te zetten en daarmee het verblijfsklimaat aangenaam te houden, is een verregaande (visuele) verdichting van de binnentuinen niet wenselijk.

Gezondheidsrisico's van hitte

Een ander thema dat zich steeds meer manifesteert in de stad is hitteproblematiek en hittestress.Klimaatverandering leidt tot hetere zomers, meer warme en tropische nachten en meer hittegolven (http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/kaartverhaal-hitte). Dit heeft invloed op de gezondheid en welzijn van mensen, de leefbaarheid van buurten en comfort in woningen en gebouwen. Hoge temperaturen vormen een risico voor de gezondheid. Als gevolg van klimaatverandering zal het aantal hete dagen (en nachten) per jaar stijgen. Het is daarom waarschijnlijk dat hitte gerelateerde ziekten in de toekomst vaker plaats zullen vinden.

Hoge temperaturen kunnen leiden tot hittestress. Hittestress vormt een bedreiging voor de gezondheid.Hittestress kan leiden tot verminderd thermisch comfort, slaapverstoring, gedragsverandering (grotere agressie) en verminderde arbeidsproductiviteit. Hittestress kan ook tot zwaardere aan hitte gerelateerde ziekten leiden zoals: huiduitslag, huiduitslag, krampen, oververmoeidheid, beroertes, nierfalen en ademhalingsproblemen, met mogelijk levensbedreigende gevolgen. Hittestress zorgt voor een groeiend aantal zieken, ziekenhuisopnamen en sterfgevallen; arbeidsprestaties nemen af en het arbeidsverzuim neemt toe. In Nederland stijgt tijdens hittegolven de sterfte met 12% (ongeveer 40 doden per dag extra), zie: https://www.tno.nl/media/3959/factsheet-hittestress.pdf en https://www.quickscangezondeleefomgeving.nl/wp-content/uploads/2018/02/GGW-Factsheet-Hitte-v2.0.pdf.

Hittestress komt met name voor bij ouderen, baby's, mensen met chronische aandoeningen, personen die bepaalde medicijnen gebruiken en mensen met een lage sociaal economische status omdat zij vaak al een hoge ziektelast (of zwakkere gezondheid) hebben. Vergrijzing en het gegeven dat ouderen steeds langer thuis blijven wonen zal in de komende decennia leiden tot een grotere groep kwetsbaren. (Zie: De Meer G et al, GGD-richtlijn medische milieukunde. Gezondheidsrisico's van zomerse omstandigheden, RIVM 2012, https://www.rivm.nl/hitte ).

Hittestress manifesteert zich het meest in dichtbebouwd stedelijk gebied. Steden worden warmer gedurende de dag en blijven 's nachts ook langer warm dan het platteland. Problemen met hitte in het stedelijk gebied enerzijds ontstaan door klimaatopwarming, waardoor we steeds vaker te maken hebben hoge luchttemperaturen: hete dagen en hete nachten. Anderzijds leidt de stedelijke omgeving zelf tot meer hitte: vooral 's nachts zorgt het hitteeilandeffect ervoor dat de luchttemperatuur in de stad een paar graden warmer is dan in de omgeving, en overdag leiden de stedelijke bebouwing en het gebrek aan schaduw ertoe dat de gevoelstemperatuur op bepaalde locaties onaangenaam hoog is.

In het onderzoek van de HvA, zie Bijlage 3, wordt toegelicht dat het stedelijk gebied de hitte op twee manieren versterkt.

  1. Vooral in de avond en 's nachts zorgt het hitte-eilandeffect ervoor dat de luchttemperatuur in de stad een paar graden warmer is dan de omgeving (Steeneveld et al., 2011; Brandsma en Wolters, 2012). Het effect neemt toe als gevolg van stadsuitbreiding en -inbreiding.
  2. Met name overdag kan de gevoelstemperatuur op bepaalde locaties in de stad onaangenaam hoog worden. Dat komt vooral doordat daar geen schaduw van bomen is of doordat bepaalde materialen veel warmte uitstralen, zoals asfalt en baksteen en de reflectie van zonnestraling door ramen en glazen gevels of zeer lichtgekleurde oppervlakken. Verschillen in de gevoelstemperatuur tussen verschillende plekken in de stad kunnen hierdoor oplopen tot 22°C (Klok et al., 2019).

De grootte van dit stedelijk hitte-eiland effect hangt sterk af van de dichtheid en hoogte van de bebouwing en van de hoeveelheid groen. Donkere oppervlaktes absorberen de hitte namelijk meer dan witte of groene oppervlaktes. Dit speelt des te meer nu de temperaturen door klimaatverandering stijgen. Cijfers laten zien dat in de afgelopen 70 jaar het aantal zomerse dagen in Amsterdam verdubbeld is. Er is een duidelijke stijgende trend.

In versteende gebieden zoals Oud West zijn de effecten groter dan in meer groene gebieden binnen en buiten de stad. Oud West is binnen Amsterdam een versteend gebied met relatief weinig groen.Het is belangrijk dat men rekening houdt met hitteproblematiek en inspeelt op de te verwachten ontwikkelingen. Oud-West behoort tot de dichtst bebouwde woonomgevingen van Amsterdam. Door het zogeheten stedelijk hitte-eilandeffect is het vooral in de avond en ’s nachts een paar graden warmer dan op het platteland. In Nederlandse steden is het soms tot 8°C warmer dan in de rest van het land. De gebouwde omgeving en de inrichting van de stad kunnen ervoor zorgen dat de gevoelstemperatuur op bepaalde locaties onaangenaam hoog worden door de afwezigheid van schaduw door bomen en uitstraling van materialen zoals stenen en asfalt. Verschillen in gevoelstemperatuur tussen verschillende plekken in de stad kunnen hierdoor oplopen tot 22°C

verplicht

Afbeelding: kaart hittestress (Bron: Atlas Natuurlijk Kapitaal)

Deze kaart geeft het stedelijk hitte-eiland effect (UHI) weer in °C. Dit is het gemiddelde luchttemperatuursverschil tussen de stedelijke en omliggende landelijke gebieden. Het stedelijk hitte-eiland effect is het sterkst 's nachts. Het zorgt ervoor dat de luchttemperatuur 's nachts niet daalt waardoor gevoelige bevolkingsgroepen (baby's, kinderen, ouderen) gezondheidseffecten ondervinden.

De waarden op de kaart zijn jaargemiddelden. Het temperatuurverschil tussen stad en omringend gebied blijft daardoor onder de 3 graden. Op hete zomerdagen kan het verschil echter beduidend verder oplopen dan de waarden in de kaart, zeker tijdens de avonden als het platteland sneller afkoelt dan de stad.

Mogelijke maatregelen tegen hittestress

In het onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam, zie Bijlage 3, zijn maatregelen in kaart gebracht om de stad hittebestendig te maken. Inrichtingsmaatregelen voor een hittebestendige stad zijn onder te verdelen in

  1. maatregelen die stadsbreed zorgen voor een verlaging in de luchttemperatuur
  2. maatregelen die lokaal de gevoelstemperatuur verlagen, waarmee op straat- of buurtschaal koele plekken kunnen worden gecreëerd.

Bijna alle maatregelen zijn gebaseerd op vier verkoelende principes: verdamping, beschaduwing, reflectie en ventilatie, die ieder op een eigen manier zijn gekoppeld aan de stedelijke energiebalans en de energiebalans van het lichaam, die de uiteindelijke lucht- en gevoelstemperatuur bepalen.

Onderzoek op basis van metingen in Nederland heeft uitgewezen dat een toename van de fractie groen op wijk- of stadsschaal met 10 procentpunten tot een verkoeling van ongeveer 0,5°C leidt. Toename van verdamping door het aanleggen van zoveel mogelijk groene en blauwe oppervlakken is op stadsschaal de effectiefste manier om de luchttemperatuur naar beneden te krijgen. Hoe meer vegetatie en water er is, hoe meer energie er van het invallende zonlicht wordt gebruikt voor verdamping en hoe minder energie er overblijft om de stad en de lucht op te warmen.

Op basis van metingen in Nederland (Steeneveld et al., 2011; Heusinkveld et al., 2014; Van Hove et al., 2015) wordtvoor Nederlandse steden gesteld dat een toename van de fractie groen op wijk- of stadsschaal met 10 procentpunten zal leiden tot een verkoeling van ongeveer 0,5°C. Ook reflectie van zonnestraling terug de atmosfeer in door het gebruik van witte daken, andere reflecterende stedelijke materialen zorgen ervoor dat er minder energie beschikbaar is om de lucht op te warmen, waardoor de luchttemperatuur stadsbreed omlaag gaat. Een verlaging van de luchttemperatuur met 1°C (door 20 procentpunt meer groen) is overigens niet veel als het meer dan 30°C is. Om hitteproblemen overdag te beperken dient men de gevoelstemperatuur te beperken.

Van alle verkoelende principes hebben schaduw en wind het sterkste effect op de gevoelstemperatuur en kunnen er met schaduw en ruimte voor wind lokaal koele plekken worden gecreëerd. Schaduw zorgt ervoor dat ons lichaam minder wordt opgewarmd en wind bevordert de warmteuitwisseling tussen lichaam en omgeving, waardoor de gevoelstemperatuur lager blijft.

Van de genoemde principes is schaduw het effectiefste manier om de gevolgen van hitte tegen te gaan en lokaal koelteplekken te creëren. Dat kan met bomen. Bomen zorgen lokaal voor schaduw en verdampen daarnaast aanzienlijke hoeveelheden water – tot wel 170 liter per dag (Waternet, 2019). De sterkste verkoeling wordt in het onderzoek van de Hogeschool van Amsteram waargenomen bij de schaduw van een boom die ook nog de gevel beschaduwt. Op plaatsen waar de ruimte te klein is om bomen te planten, worden andere schaduwbiedende voorzieningen, zoals pergola's, parasols of doeken.

Hoewel laag groen in de straat weinig effect heeft op de gevoelstemperatuur kan het toch sterk bijdragen aan het aangenamer en aantrekkelijker maken van een straat. Maar ook vegetatie die niet veel schaduw geeft, kan effectief zijn. Heesters en kleine bomen en groene gevels zijn vooral effectief omdat ze de oppervlaktetemperaturen van gevels verkoelen; tot 15,5°C aan de buitenmuur en 1,7°C aan de binnenmuur (Hoelscher et al., 2016). Koelere gevels stralen minder warmte uit en dragen meer bij aan een comfortabele omgeving. Deze maatregelen kunnen ook worden gebruikt in andere wijktypen met smalle straten en weinig vegetatie, bijvoorbeeld in winkelstraten.

Zoals groene gevels de buitenmuur kunnen koelen, kan gras de oppervlaktetemperatuur verminderen. Vergeleken met betonnen bestrating kan de oppervlaktetemperatuur van gras 24°C lager zijn (Armson et al., 2012). Het onderzoek van de HvA laat zien dat het gazon ook de gevoelstemperatuur beïnvloedt.

Groene daken kunnen helpen het hitte-eilandeffect te verminderen en zomerse luchttemperaturen direct boven het dak te verlagen. Het effect van individuele en enkele groendaken wordt meestal niet waargenomen op straatniveau. Verschillende modelstudies hebben echter aangetoond dat als elk gebouw in de stad zou worden bedekt met een groendak, het verkoelend effect op straatniveau maximaal 4 ° C zou zijn

De bevindingen uit het onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam komen overeen met het advies van de GGD, zie Bijlage 2. Daarin wordt gesteld dat de temperatuur in de stad onder meer kan worden verlaagd door meer groen en minder bestrating of bebouwing. Groen kan voor schaduw zorgen en door verdamping vindt verkoeling plaats. Op een hete zomerse dag kan het wel 10 tot 15 graden koeler zijn onder een boom dan in de zon.

Gezondheidsrisico's hevige regenval

In Oud-West ligt een gemengd rioleringsstelsel. Dat betekent dat onder de straten in één rioolbuis regenwater en afvalwater van toilet, douche en wasmachine samenkomen. Het water stroomt via de riolering en een rioolgemaal naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) in Westpoort. Als het water gezuiverd is, loost de RWZI het schone water in het Noordzeekanaal. Wanneer er meer regen valt dan het rioleringsstelsel aan kan, raakt de buis vol. Het regenwater vloeit dan bij een gemengd stelsel via een overstort direct naar het oppervlaktewater, of komt op straat te staan. Dit noemen we riooloverstort. Omdat rioolwater verontreinigd is met ziekteverwekkers kan dit gezondheidsklachten (diarree, overgeven, keelpijn of huidklachten) veroorzaken wanneer mensen met het water in contact komen.

In een stedelijke omgeving leidt hevige regenval sneller tot overbelasting van het rioleringsstelsel. Verharding zorgt ervoor dat regenwater direct naar het riool vloeit. Door het oppervlak te verharden, kan regenwater niet meer in de grond zakken; het natuurlijke systeem van wateropvang is onderbroken. Oud-West is een van de dichtst bebouwde gebieden van Amsterdam. Overbelasting van het rioleringsstelsel is hier een punt van zorg, onder andere vanwege gezondheidsrisico’s bij contact met vervuild water. Dit risico kan toenemen als we in de toekomst meer en hevigere neerslag krijgen.

Het is daarom van groot belang dat de binnentuinen van Oud-West niet verder verdichten. Onverharde tuinen zijn nodig om hevige regenval te kunnen verwerken. Dit verkleint het risico dat riolen overstromen en de daarmee gepaarde gezondheidsrisico’s.Van een onverhard oppervlak wordt gemiddeld slechts 10 procent van de jaarlijkse neerslag via het riool afgevoerd – afhankelijk van de bodemsoort en met name bij hevige neerslag. De overige 90 procent infiltreert en verdampt. Het vergroten van rioolbuizen, waardoor extreme piekbuien wél direct verwerkt kunnen worden, is zeer kostbaar. Groenstroken, straten en pleinen zijn dus onmisbaar om bij hevige buien water tijdelijk op te slaan.

Conclusie

In Oud West vormen de tuinen en binnentuinen een belangrijke bijdrage aan de hoeveelheid groen en leveren een belangrijke bijdrage aan een prettig leefklimaat en de gezondheid en het welzijn van de bewoners. Binnentuinen bieden de bewoners een rustige en stille omgeving. In combinatie met een aangenaam uitzicht biedt dit de bewoners aan de achterzijde van de woning een plek voor rust en ontspanning. Daarnaast leveren de binnentuinen een bijdrage aan het mitigeren van de toenemende hitteproblematiek door de verkoelende werking van groen. Een afname van het groen door bebouwing in binnentuinen kan in het al erg versteende Oud West leiden tot meer hittestress. In volgebouwde of dichtbetegelde binnenterreinen krijgt groen geen kans om uit te groeien tot schaduwgevende of verdamping veroorzakende vegetatie. Ten slotte zorgt verharding voor een verhoogd risico op piekbelasting in het rioolstelsel en gezondheidsrisico’s bij contact met vervuild water. Verdere verdichting en verharding van de binnentuinen is vanuit gezondheidsoogpunt niet wenselijk.

2.4 Rainproof     

Het advies van het Programma Rainproof gaat in op de gevolgen van het vergunningsvrij uitbouwen van percelen op de regenbestendigheid in Oud West, zie Bijlage 4 Advies Rainproof. De conclusie is dat vergunningsvrij bouwen een negatieve invloed heeft op de regenbestendigheid van Oud-West. Dit is zeer onwenselijk omdat de regenbestendigheid van dit gebied al kwetsbaar is.

Hydrologische kenmerken Oud West

Oud West is ingesloten door de Singelgracht – Kostverlorenvaart – het Vondelpark en de Hugo de Grootgracht. In en rondom het gebied is oppervlaktewater aanwezig. Het overgrote deel van het gebied valt binnen het hydrologische boezemgebied Stadsboezem Amsterdam. Aan de zuidkant van Oud West is het lagere waterhuishoudingsgebied van het Vondelpark gelegen. De gemiddelde afstand tot het oppervlaktewater in Oud West is normaal.

Op een paar straten na heeft Oud West een gemengd rioolstelsel. Dit betekent dat het regenwater vermengd met het afvalwater wordt afgevoerd naar de zuivering. Als het harder regent dan het rioolgemaal aankan, vult het rioolstelsel zich. Uiteindelijk stroomt het regenwater vermengd met afvalwater via overstorten en bergbezinkbassins naar het oppervlaktewater en veroorzaakt daarmee een tijdelijke verslechtering van de waterkwaliteit.

Binnen Oud West zijn een aantal dieper gelegen polders aanwezig (het noordelijke deel van het Vondelpark tot de Overtoom, deel van de Tweede Constantijn Huygensstraat en Eerste Helmersstraat en een deel van de Bellamybuurt). Het regenwater moet met pompen uit deze gebieden worden afgevoerd.

Gevoeligheid Oud West voor extreme neerslag.

In het kader van Amsterdam Rainproof is een met een integraal hydrodynamisch model bekeken waar de stad kwetsbaar is voor extreme neerslag. Hiervoor is een fictieve bui van 60mm/uur gesimuleerd die twee uur aanhoudt. Om de verschillende hydrologische processen de simuleren is de stad gemodelleerd aan de hand van een hoogtekaart (AHN2), een weerstandskaart en een infiltratiekaart met daaraan gekoppeld het rioleringsmodel. Het simuleert hoe regenwater wordt afgevoerd en waar dit op het maaiveld achterblijft. Het geeft daarmee een beeld van water op straat. Uit de berekening wordt duidelijk dat een extreme bui zowel op particulier als op openbaar terrein voor overlast kan zorgen en mogelijk tot schade kan leiden.

Uit deze analyse blijkt dat er in Oud West veel plaatsen zijn waar er kans is op schade of overlast door accumulerend water in de openbare ruimte. De Bellamybuurt en een deel van de Overtoom en Eerste Helmerstraat zijn gedefinieerd als een extreem urgent knelpunt en respectievelijk zeer urgente knelpunten (kans op schade aan vastgoed en ernstige verkeershinder). Ook verzamelt zich veel water in de binnentuinen. Gezien de hoge mate van verharding, de hydrologische kenmerken (gemengd rioolstelsel en polderrioolstelsel) alsmede lagergelegen polders is de gevoeligheid van deze delen van Oud West voor extreme neerslag goed verklaarbaar.

verplicht

Afbeelding: gevoelige gebieden extreme neerslag

Reduceren gevoeligheid voor extreme neerslag

Een van de maatregelen om deze gevoeligheid te reduceren is het toevoegen van groen aan de buurt. Het groen vergroot de sponswerking en vertraagt de afvoer van regenwater, waardoor het risico op schade afneemt. Met Rainproof streeft Amsterdam ernaar om bij alle fysieke veranderingen in de stad, gelijk dit soort regenbestendige maatregelen op te nemen.

Gevolgen uitbouwen in Oud-West

In het algemeen zijn binnentuinen met een goede verhouding tussen groen en verharding niet aangesloten op het rioolstelsel. Naarmate de verharding toeneemt is er minder ruimte voor het regenwater en neemt de kans op overlast toe. Door uitbouwen neemt het groen oppervlak in de binnentuinen af. Dit omdat de maat van het terras meestal wordt gehandhaafd. Waarmee de uitbouw het groen uit de tuin duwt. De diepte van tuinen in Oud West variëren ca. tussen de 20 en 6 meter. Bij een vergunningsvrije uitbouw van 4 meter, reduceren deze tuinen naar een diepte van 16 m resp. 2 m.

Het uitbouwen van woningen gaat dus rechtstreeks ten koste van het waterbergend vermogen van zowel de onder- als bovengrond van de binnentuinen. Het niet bebouwde oppervlak en het groen neemt af, terwijl de afvoer van regenwater vanaf het extra dakoppervlak juist toeneemt. Voor de afvoer van het regenwater van de uitbouw zijn twee mogelijkheden:

  1. Aansluiten op het rioolstelsel, waarmee de al voor extreme neerslag gevoelige openbare ruimte van Oud West en in het bijzonder de lagergelegen polderrioleringsgebieden in kwetsbaarheid en daarmee de kans op schade nog verder toeneemt;
  2. Afwateren op de binnentuinen, waar de opvangmogelijkheid door de uitbouw juist is verkleind.

Conclusie

Gezien de al slechte situatie in delen van Oud West ten aanzien van de gevoeligheid voor extreme neerslag, de verslechtering van deze situatie door de bijkomende verharding ten gevolgen van uitbouwen en omdat de perceeleigenaar de zorgplicht heeft om hemelwater op eigen terrein te verwerken, wordt geadviseerd niet uit te bouwen. Als er wel wordt uitgebouwd, dan wordt geadviseerd zorg te dragen voor compenserende maatregelen voor het verwerken van hemelwater op eigen terrein. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een groen dak.

2.5 Cultuurhistorie     

Voldoende frisse lucht, licht en groen is al eeuwenlang het ideaal voor een kwalitatief goede leefomgeving. Maar dit was nog niet zo lang geleden bepaald niet vanzelfsprekend voor iedereen, zeker niet in de steden. Vanaf het midden van de 19de eeuw is er in eerste instantie gestreden, vervolgens uitermate zorgvuldig gestudeerd, geïnvesteerd en hard gewerkt om licht, lucht en groen ook voor de gewone man vorm te geven in de stad. Dit is beschreven in Bijlage 5 Cultuurhistorische analyse binnentuinen en Bijlage 6 Cultuurhistorische verkenning Oud-West.

Gesloten bouwbokken en een duidelijke scheiding tussen privé en openbaar - de binnenterreinen (al dan niet met tuinen) maken geen onderdeel uit van het straatbeeld. De tuindiepte is in principe 1:1 gekoppeld aan de bouwhoogte die weer gekoppeld is aan de straatbreedte. Vaak wordt daar vanaf geweken. De bezonning van de woningen is afhankelijk van de oriëntatie en niet persé gunstig. De binnenterreinen zijn doorgaans ondiep en langgerekt. De verkaveling van de 19de-eeuwse Ring is deels gebaseerd op de prestedelijke slotenverkaveling. De hoogte is nooit meer dan vier bouwlagen met een kap. Uitgebouwde keukenstroken steken in de aaneengesloten open ruimte. Bovendien zijn er vaak opslag- en werkplaatsen op de binnenterreinen en soms ook volledige huizen. Sommige binnenterreinen zijn vrijwel volledig dichtgebouwd. Andere zijn grotendeels onbebouwd en van groen voorzien. De onbebouwde terreinen vormen een rustige en deels groene tegenhanger van de drukke,stenige straatruimte. In incidentele gevallen zijn er straten met voortuinen. De openbare ruimte is stenig, met boombeplanting als aankleding langs met name de hoofdwegen, grachten en waterwegen of pleinen. Open, groene, ruimte is verder beperkt tot een aantal plantsoenen en parken.

Daarmee zijn groenvoorzieningen zoals de (binnen)tuinen integraal onderdeel van het gedachtengoed over en de ontwikkeling van een gezonde, leefbare stad voor arm en rijk. De (binnen)tuinen zijn zodoende onlosmakelijk verbonden met het verfijnde stedelijk weefsel dat Amsterdam kenmerkt.

De bebouwing in de 19de-eeuwse Ring, waarvan Oud West onderdeel uitmaakt, betreft voornamelijk gesloten bouwblokken. Sinds 1858 wordt, zoals hierboven weergeven, de hoogte van de blokken (maximaal vier woonlagen) medebepaald door de breedte van de straat, die nogal varieerde. Impliciet is de relatie (1:1) tussen de hoogte van het blok en de diepte van het achterterrein. Vanaf 1887 wordt een bepaling in de verordening opgenomen dat de percelen voor maximaal ¾ mogen worden bebouwd. De binnenterreinen zijn doorgaans ondiep en langgerekt. Sommige binnenterreinen zijn vrijwel volledig dichtgebouwd. Andere zijn grotendeels onbebouwd en van groen voorzien. De bezonning is afhankelijk van de oriëntatie en niet persé gunstig. De resterende onbebouwde terreinen vormen, net als in de binnenstad, evengoed een rustige en deels groene tegenhanger van de drukke, stenige straatruimte. Ze zijn dus zeer belangrijk voor de kwaliteit van het wonen.

De stad wordt, al vanaf het eind van de 19de eeuw, steeds meer als een groot en samenhangend bouwwerk opgevat. In het begin van de 20ste eeuw wordt groen aan voldoende licht en frisse lucht gekoppeld, waarop volgens de Woningwet (1901) en de Gezondheidswet (1901) iedereen recht had. De idealen worden in de praktijk gebracht door middel van een stedenbouw waaraan zorgvuldige studies vooraf gaan, zoals verkavelingsvormen, verhoudingen tussen bouwhoogtes, blokdieptes, straatbreedtes en bezonningsmodellen.

Conclusie

De stedenbouwkundige opzet van Oud West (met overwegend gesloten bouwblokken) brengt met zich mee dat veel groen zich aan het oog onttrekt. Het bevindt zich in de binnenhoven van de blokken die niet publiek toegankelijk zijn. 42% van Oud West is openbaar gebied of openbare ruimte. Omdat het aantal parken en pleinen in Oud West beperkt is en de inrichting van straten vooral uitgaat van verkeer en niet van verblijf, zijn mogelijkheden voor verblijf beperkt. Dit betekent dat de niet bebouwde ruimte binnen een bouwblok extra belangrijk is voor de kwaliteit van het wonen. Momenteel zijn de bouwblokken in het stadsdeel al behoorlijk verdicht door de vele aan- en uitbouwen op het achtererf. Een verdere verdichting van de binnenterreinen doet ernstig afbreuk aan de hoeveelheid groen in de stad en is daarom onwenselijk.

2.6 Ecologie en biodiversiteit     

Minder tegels in de stad levert niet alleen minder wateroverlast en minder hitte op, maar betekent ook meer ruimte voor flora en fauna, een gezondere bodem, meer biodiversiteit en een betere luchtkwaliteit. De particuliere tuinen leveren een belangrijke bijdrage aan de ecologische waarden en biodiversiteit in de stad. Biodiversiteit is gebaseerd op een voedselketen. Die begint in de bodem waar bodemleven (schimmels/ongewervelden/ insecten) een voedselbron vormt voor planten, insecten en hogere levensvormen als vogels en zoogdieren.

De enige plek waar in het binnenstedelijk milieu die 'basis' zich ongestoord kan ontwikkelen zijn rustige achtertuinen met een lage beheerintensiteit. In tuinen zijn de randvoorwaarden hiervoor meer aanwezig dan in het openbare groen De tuinen zijn in die zin voor de biodiversiteit en flora en fauna complementair aan het openbaar groen. Het groen in de openbare ruimte laat een monocultuur zien aan beplanting, die grotendeels niet interessant voor insecten of vogels. Tevens is het beheer niet ecologisch en intensief. Dat wil zeggen dat kruidenvegetaties worden weggeschoffeld en de toplaag met het meeste bodemleven meerder keren per jaar wordt verstoord. Tevens is de gebruiksdruk en de verkeersdruk van de openbare ruimte sterk nadelig voor de ontwikkeling van natuurwaarden of de instandhouding van soorten.

Biodiversiteit is essentieel voor het in stand houden van ecosystemen en daarmee een gezonde leefomgeving. De biodiversiteit neemt echter af in een rap tempo door toedoen van de mens. Zonder snelle, ingrijpende maatregelen zullen honderdduizenden soorten uitsterven en onmisbare ecosystemen verarmen. Gelukkig biedt de stad veel kansen om biodiversiteit te bevorderen. In Amsterdam leven zo'n 10.000 verschillende soorten dieren en planten (Groenvisie 2050). De Natuurwaardenkaart Amsterdam 2016 toont aan dat de natuurwaarde in Amsterdam toeneemt. Specifieke deelonderzoeken naar de verspreiding van huismus, dagvlinders, wilde bijen en muurplanten onderbouwen die conclusie.

Voor de meeste organismen is groen een vereiste. Een groot deel van het stedelijk groen in Amsterdam bestaat uit private tuinen. De tuinen spelen dan ook een grote rol in het behoud van biodiversiteit. Met name wanneer het percentage van het groen in de openbare ruimte slechts enkele procenten bedraagt, zoals het geval is in Oud West, zijn (binnen)tuinen een belangrijke uitvalsbasis voor flora en fauna. In vergelijking met openbaar groen, zijn de omstandigheden voor organismen beter in de meeste (binnen)tuinen. Uit de Natuurwaardenkaart 2016 blijkt dat de volgende aspecten een invloed hebben op de biodiversiteit in een groengebied:

  • Structuurrijkdom (landschappelijke heterogeniteit) Een gebied met hectaren van allemaal dezelfde monoculturen is funest voor de variatie aan dieren- en plantenleven. Slechts weinig dieren gedijen wel op een dieet wat bestaat uit één soort planten. Een veld vol mais, levert dus weinig op voor de biodiversiteit. In een tuin zijn doorgaans verschillende soorten planten te vinden. Bovendien is elke tuin anders. Het geheel van tuinen is een interessante verblijfplaats voor organismen.
  • Gebruiksdruk: Een groengebied dat vaak gebruikt wordt, heeft een lagere biodiversiteit. Een sportveld of een park waarin regelmatig evenementen worden gehouden, is voor veel organismen niet aantrekkelijk. Een tuin is aantrekkelijker.
  • Het gevoerde agrarische beheer: In extensief beheerde gebieden is de biodiversiteit hoger. In groengebieden waar traditioneel beheer wordt toegepast, worden relatief lage soortenaantallen aangetroffen. Hier wordt regelmatig onkruid verwijderd en de toplaag, waarin het meeste bodemleven zich bevindt, wordt meerdere keren per jaar verstoord. Een tuin waarin de natuur veel mogelijk haar eigen gang kan gaan, heeft dus de meeste potentie.
  • De structuur van het landschap: Structuurrijke ruigtegebieden laten meer biodiversiteit zien.
  • Oppervlakte en isolatie van de gebieden: Ondanks dat tuinen in Amsterdam veelal klein zijn, kunnen zij veel bijdragen aan de biodiversiteit. In hele kleine tuintjes kun je per vierkante meter gemiddeld minstens evenveel soorten vinden als in grotere tuinen. Het meeste leven bevindt zich tenslotte in de bodem. Bovendien sluiten stadstuinen meestal aan op een groter geheel van tuintjes, die uitwisseling van dierenleven mogelijk maken.



Kortom, rustige achtertuinen met een lage beheerintensiteit zijn complementair aan openbaar groen. Het is daarom van belang dat wordt voorkomen dat tuinen verder verstenen.

2.7 Beleid     

Groene, onverharde en onbebouwde binnenterreinen zijn waardevol voor de ecologische kwaliteit van de stad. Het beleid van de gemeente Amsterdam is gericht op het borgen van natuurwaarden en het beschermen van biotopen in de stad. Deze beleidsdoelen van Amsterdam zijn onder andere verwoord in de Structuurvisie 2040, de Agenda Groen (2016), en het ontwerp van de Groenvisie (2020).

Structuurvisie Amsterdam 2040

Het belang van publiek en particulier groen wordt onderstreept in de Structuurvisie Amsterdam 2040 in de volgende passages.

Amsterdammers vinden water en groen zo belangrijk omdat het op allerlei niveaus de kwaliteit van het stedelijke leven verbetert. Er is een directe, positieve relatie tussen het groen in de straat en de gezondheid van de bewoners van die straat. Het straatgroen is belangrijk voor het psychologisch welbevinden en nodigt uit tot bewegen

Waterberging is voor Amsterdam een steeds groter probleem omdat er meer verhard oppervlak komt en de piekbelastingen door stortbuien groter worden. Onverharde grond vangt water op, houdt het vast en voert het langzaam af naar het grondwater, zodat het rioolstelsel niet wordt belast. Bomen en struiken verdampen veel water. Ze verminderen ook de concentraties van NO2, CO2 en fijnstof in de lucht en dragen daardoor bij aan een betere luchtkwaliteit. Bomen, grasvelden en parken, fonteinen en waterpleinen zorgen voor demping van de zomerhitte en bevochtiging van de lucht, waardoor het stadsklimaat aangenamer wordt.

Voor het behoud van de biodiversiteit tenslotte spelen steden wereldwijd een steeds belangrijker rol. In Amsterdam vinden we onder andere 140 soorten broedvogels en 30 soorten zoogdieren. Een groot deel van die soorten is afhankelijk van het groen en het water in en om de stad.

Wat de overige functies van het groen voor de stad betreft is vooral inzet gewenst in het stedelijke gebied zelf. Hoe dichter de bebouwing, hoe meer behoefte er is aan de waterbergende, luchtzuiverende en warmtedempende functies van het groen. Juist in het hoogstedelijke gebied is veel inventiviteit nodig om voor voldoende groen van goede kwaliteit te zorgen. Daarbij kunnen naast het maaiveld ook de gevels en de daken worden benut.

Agenda Groen (2016)

Amsterdam groeit en vernieuwt zich elke dag. Veranderende leefgewoonten van Amsterdammers, de groei van de stad en de grote aantallen bezoekers vragen om een andere omgang met het groen in de stad. Het vele groen dat er al in Amsterdam is, krijgt er nieuwe functies bij om het vestigingsklimaat, de toenemende drukte en de effecten van klimaatverandering te faciliteren, terwijl bestaande functies zoals biodiversiteit, recreatie en ondersteuning van de gezondheid moeten worden versterkt.

Met de Agenda Groen wordt gestimuleerd om overal in Amsterdam de mogelijkheden te benutten om tijdelijk of permanent groen in de buurt toe te voegen of op te knappen, Het gaat daarbij om geveltuinen, (binnen)tuinen, groene muren, groene boomspiegels, speelplekken, bomen in de straat en postzegelparken.

Groenvisie 2050

Per 12 mei 2020 ligt het concept van de Groenvisie 2050 ter inzage. Amsterdam wil een groene stad zijn, voor nu en voor de generaties na ons. Een leefbare stad voor mens en dier, waar gezondheid, natuur, klimaatadaptatie en sociaal welzijn voorop staan. Groen zorgt ervoor dat Amsterdam nog meer een fijne plek wordt én blijft voor mensen en dieren. Om dit te bereiken heeft de gemeente Amsterdam de ‘Groenvisie 2050’ gemaakt. In de concept-Groenvisie wordt een beeld van Amsterdam geschetst als groene stad en hoe Amsterdam tussen nu en 2050 verder vergroend kan worden. Hieronder worden enkele ambities uit de Groenvisie weergegeven.

Groen is belangrijk voor een fijne en gezonde leefomgeving en is hard nodig om de stad te beschermen tegen droogte, hitte en extreme regenval. Groen is voor Amsterdam van levensbelang. In een groeiende stad waar er steeds meer vraag is naar woonruimte en de openbare ruimte onze achtertuin is, is er daarom aandacht nodig voor aanleg, behoud en beheer van groen, zodat iedereen daarvan kan blijven genieten.

We geven aan wat we daarvoor gaan doen in de hele stad, en voor welk type groen. We leggen nieuw groen aan op daken en gevels, langs straten, op pleinen, en maken nieuwe stadsparken en een stadsbos. We zorgen ervoor dat het bestaande groen aantrekkelijker wordt voor meer mensen en dieren, door daar de waarde voor natuur, gezondheid, sociaal welzijn en klimaatadaptatie te vergroten. Dat doen we door in binnentuinen tegels weg te halen, door in stadsparken het eigen karakter te versterken, door groene gebieden zoals volkstuinparken toegankelijker te maken, en door landschapsparken te ontwikkelen in het landschap direct om de stad.

Bewoners, bedrijven en organisaties worden aangemoedigd om (binnen)tuinen, gevels en daken groener te maken en ecologisch te beheren.Een robuuste groene structuur heeft veel waarde voor mens en dier. Ze bestaat uit verschillende groene elementen:

  • Een groen gebouw (door groene gevel, groen dak en/of (binnen)tuin).Buurtgroen (in straten, op pleinen, langs het water, in buurtparkjes).
  • Parkgebieden (onder andere stads-parken, sportparken, volkstuinparken).
  • Het landschap aan de rand van de stad.
  • Groen en groen-blauwe verbindingen, zoals groene straten, oevers en (wandel- en fiets)routes die tussen de groene elementen de verbindingen vormen

Nieuwe natuur in de stad heeft vaak weinig ruimte nodig. Langs kades, straten, op pleinen, in parken, aan gebouwen en in tuinen, overal liggen kansen voor meer natuur. Bijna de helft van de stad bestaat uit gebouwen, tuinen en bedrijventerreinen. Nu we meer verdichten wordt die ruimte steeds belangrijker. We zien kansen om die groener te maken.

In 2050 zijn (binnen)tuinen groen en zo ingericht dat ze een paradijs vormen voor bijen en vlinders. Gebouwen hebben daken met planten, geveltuinen, groene gevels met klimplanten en zijn aantrekkelijk voor insecten, vleermuizen en vogels. Het groen op kavels en gebouwen draagt bij aan een verlaging van de temperatuur in de stad op hete dagen en zorgt dat het riool minder belast wordt tijdens hoosbuien.

Vooral op plekken in de stad die erg versteend zijn en waar weinig schaduw is, stimuleren we om gevels, daken en tuinen groener te maken. Zo kan op natuurlijke wijze voor verkoeling worden gezorgd. In de binnentuinen, voortuinen en geveltuinen kan het regenwater worden opgevangen en gebruikt bij het tuinieren.

We zorgen voor meer samenwerking tussen tuingebruikers en eigenaren van binnentuinen. Dat biedt de kans om meer binnentuinen klimaatbestendig en groen te maken.

2.8 Belangenafweging     

In het plangebied spelen meerdere belangen als het gaat om bebouwing van binnentuinen. Er is een uitbreidingswens van bewoners en ondernemers op de begane grond. Deze wens staat in bepaalde gevallen haaks op de andere belangen zoals de zorg voor een goed woon- en leefklimaat, het behoud van een cultuurhistorische waarde van de binnentuinen als onderdeel van een voor de 19e eeuw kenmerkende bouwstijl, het behoud van een stedenbouwkundig waardevolle verhouding tussen groen en grijs en het anticiperen op klimaatveranderingen door het waterbergend vermogen van de binnentuinen op peil te houden en hittestress zoveel mogelijk te beperken. Deze belangen zijn allen gediend bij het tegengaan van verregaande verdichting van bebouwing en verharding van de binnentuinen.

Het algemeen belang van klimaatadaptatie, volksgezondheid, waterberging, ecologie en cultuurhistorie enerzijds is afgewogen tegen het individuele belang van eigenaren met bouwrechten in het achtererfgebied anderzijds. Deze belangenafweging leidt tot twee maatregelen om het bestaande groen en de onverharde delen van het achtererfgebied te beschermen:

  1. het vergunningvrij uitbouwen in het achtererfgebied wordt beperkt. Dit houdt in dat het aanbouwen in het achtererfgebied alleen nog kan onder voorwaarden of zelfs in het geheel niet.
  2. Het wordt verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning nieuwe verharding aan te brengen. Er zijn twee voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning wel verleend kan worden:
    1. als aangetoond wordt dat het waterbergend vermogen van de tuin minstens 60 millimeter per uur bedraagt;
    2. als de gronden voor niet meer dan 50% wordt verhard, waarbij de oppervlakte van bebouwde gronden als verharding wordt meeberekend.

2.9 Conclusie     

In landelijke wetgeving, het Besluit Omgevingsrecht (Bor), is geregeld dat bepaalde bouwwerken in het achtererfgebied zonder vergunning gebouwd mogen worden. Omdat er geen vergunning nodig is, kan de gemeente nu geen voorwaarden verbinden aan dat soort bouwwerken.

De tuinen en binnentuinen op het achtererfgebied zijn waardevol voor de volksgezondheid, waterberging, cultuurhistorie en biodiversiteit. Met het oog op een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en een goede ruimtelijke ordening worden deze waarden geborgd door een dubbelbestemming Waarde - Landschap te leggen op het achtererfgebied, zodat de tuinen in Oud-West zo goed mogelijk zijn voorbereid op klimaatveranderingen. Vergunningvrije bouwwerken zijn niet langer onvoorwaardelijk mogelijk. Daarnaast wordt het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning nieuwe verharding, bijvoorbeeld in de vorm van tegels, aan te brengen in het achtererfgebied.

Het doel van het bestemmingsplan is niet het nastreven van een absoluut verbod op aanbouwen of betegelen, maar het creëren van een vergunningstelsel. Zodat per bouwplan en per situatie een afweging kan worden gemaakt in welke gevallen wel en in welke gevallen geen vergunning verleend wordt. Deze afweging zal moeten plaats vinden in het kader van een buitenplanse afwijking (op grond van artikel 2.12 lid 1, sub a onder 2 en 3 van de Wabo).

Bestaande bouwwerken, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze herziening vergunningvrij zijn gerealiseerd, zijn op grond van Artikel 10 positief bestemd. Dat wil zeggen dat ze legaal zijn en niet, als gevolg van deze herziening, onder overgangsrecht worden gebracht. Bestaande bouwwerken, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze herziening vergunningvrij zijn gerealiseerd, mogen worden vernieuwd of veranderd.

Hoofdstuk 3 Wijzigingen bouwregels voor daktoegangsopbouwen, dakterrassen en balkons     

Het dagelijks bestuur van het stadsdeel West heeft op 21 januari 2020, na de vaststelling van het bestemmingsplan Oud West 2018, nieuwe uitvoeringsrichtlijnen vastgelegd voor daktoegangsopbouwen, dakterrassen en balkons. Deze herziening van het bestemmingsplan wordt aangegrepen om bouwregels te wijzigen dan wel toe te voegen aan de regels van het bestemmingsplan Oud West 2018.

3.1 Dakterrassen     

In het bestemmingsplan Oud West 2018 zijn, conform het paraplubestemmingsplan stadsdeel West (vastgesteld 5 juni 2012), dakterrassen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. dakterrassen niet zijn toegestaan op orde-1 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidelijke welstandskaarten;
  2. dakterrassen en toegangsopbouwen alleen zijn toegestaan op daken die plat zijn afgedekt;
  3. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen tuinen of gemeenschappelijke binnentuinen minimaal 1 meter bedraagt, met dien verstande dat dit niet geldt voor aanbouwen;
  4. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen openbare ruimte minimaal 2 meter bedraagt, met dien verstande dat dit niet geldt voor aanbouwen;
  5. de totale hoogte vanaf het dakvlak tot de bovenkant van de terrasvloer maximaal 0,5 meter bedraagt;
  6. hekwerken zijn toegestaan van maximaal 1,2 meter, gemeten vanaf de te realiseren terrasvloer;

Dakterrassen op het hoofdgebouw blijven toegestaan, maar voor maximaal 50% van het platte dak. Hierdoor wordt meervoudig ruimtegebruik van daken mogelijk, bijvoorbeeld om nu en in de toekomst ruimte te bieden voor daktuinen, regenwater-opvang en zonnepanelen, maar ook warmtepompsystemen.

Dakterrassen op de hoofdbebouwing verhogen het woon- of verblijfsgenot, terwijl de ruimtelijke invloed op de omgeving over het algemeen beperkt is. Maar bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van dakterrassen spelen ook zichtbaarheid vanuit de omgeving en het gewenste meervoudige ruimtegebruik van juist de daken in de stad een rol.

Het beperken van het (totaal beschikbare) platte dakoppervlak is nieuw ten opzichte van het eerder gevoerde beleid. Het realiseren van dakterrassen heeft in het stadsdeel met name de laatste jaren een hoge vlucht genomen. Dit heeft als gevolg gehad dat het daklandschap in sommige straten en buurten aanmerkelijke veranderingen heeft ondergaan, die steeds breder gedeelde zorgen baren. Naast dit gegeven is bij het stellen van deze nieuwe voorwaarde ook van belang dat de daken in de stad kansen bieden voor (toekomstig) meervoudig ruimtegebruik. Deze kansen worden nog onvoldoende benut, terwijl het meervoudig ruimtegebruik van daken bijvoorbeeld nodig is om nu en in de toekomst ruimte te bieden voor daktuinen, regenwater-opvang en zonnepanelen, maar ook warmtepompsystemen. Juist in de bestaande stad is het vaak niet eenvoudig belangrijke duurzaamheidsopgaven te realiseren. De daken in de bestaande stad kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van regenwater-opvang door de aanleg van groene daken (is ook een bijdrage aan het toenemende probleem van 'hittestress') en aan duurzame energievoorziening door het aanbrengen van zonnepanelen/zonnecollectoren e.d. De beperkende voorwaarde die nu wordt gesteld, maakt de kansen op het gewenste meervoudige ruimtegebruik van daken, met name ten behoeve van toekomstige duurzaamheidsmaatregelen, groter en draagt ook bij aan een breder bewustzijn.

Voor platte daken geldt dat een nieuw dakterras niet groter mag zijn dan 50% van het platte dakoppervlak. Met dit maximum percentage blijft het enerzijds mogelijk dakterrassen te realiseren die het woongenot kunnen verhogen en anderzijds blijft er in voldoende mate ruimte gereserveerd voor bovengenoemde vormen van meervoudig ruimtegebruik. Hierbij is gerekend met een percentage van 50% om bijvoorbeeld in substantiële mate zonnepanelen te kunnen aanbrengen. Voor hierbij ondersteunende voorzieningen, (buitenunits van) waterpompen en/of groenvoorzieningen blijft dan ook nog ruimte, naast het ruimtebeslag voor het dakterras.

De maatvoering van 50% geldt overigens niet voor de eventueel aan te brengen draagconstructie van het dakterras. Hiervoor kunnen (stalen) balken nodig zijn die het hele dakvlak overspannen, maar die het meervoudig ruimtegebruik niet beletten.

De maatvoering van 50% geldt evenmin voor reeds vergunde dakterrasen die al aanwezig zijn of die op grond van een vergunning nog gebouwd kunnen worden. Rechtsgeldige vergunningen worden door vaststelling en inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet aangetast. Bovendien kunnen dakterrassen, na het uitvoeren van dakonderhoud of dakherstelwerkzaamheden, met de oorspronkelijke vergunde maatvoering worden terug geplaatst. Doorgaans is voor onderhoud- of herstelwerkzaamheden geen omgevingsvergunning vereist, noch voor het terugplaatsen van het dakterras. Indien een dakterras in zijn geheel vervangen moet worden, kan deze activiteit vergunningplichtig zijn. In die uitzonderlijke gevallen wordt terug gevallen op het overgangsrecht en kan dus alsnog terug gebouwd worden wat ooit vergund is.

3.2 Daktoegangsopbouwen     

In het bestemmingsplan Oud West 2018 zijn, conform het paraplubestemmingsplan stadsdeel West (vastgesteld 5 juni 2012), daktoegangsopbouwen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. deze alleen zijn toegestaan indien een dakterras is toegestaan;
  2. daktoegangsopbouwen niet zijn toegestaan op orde-1 en orde-2 panden, zoals bedoeld in de betreffende onderscheidenlijke welstandskaarten;
  3. de toegangsopbouw een oppervlak heeft van maximaal 6 m2 (inclusief overstekken en dergelijke);
  4. de hoogte van de toegangsopbouw niet meer is dan 2,8 meter gemeten vanaf de bestaande dakhoogte;
  5. de afstand van de toegangsopbouw tot de dakrand minimaal de hoogte van de toegangsopbouw bedraagt.

Deze voorwaarden zijn er op gericht het zicht op de daktoegangsopbouwen vanaf de straat zo veel mogelijk te beperken. Vanwege de maximum bouwhoogte en de minimale afstand tot de dakrand is er sprake van het 45-graden principe. De gemiddelde bouwhoogte en gemiddelde straatbreedte in Oud West is ongeveer 15 meter. Daktoegangsopbouwen zijn daardoor vanaf het straatpeil in veel gevallen niet goed zichtbaar.

In de praktijk is gebleken dat de daktoegangsopbouwen desondanks een onaanvaardbare visuele verstoring vormen van en een te grote bijdrage leveren aan de verrommeling van het daklandschap. Bij langere zichtlijnen (bijvoorbeeld bij straathoeken, pleinen, plantsoenen, parken, singels en kanalen) zijn de opbouwen goed zichtbaar. Ook vanuit binnentuinen en vanuit woningen op hoger gelegen bouwlagen worden de daktoegangsopbouwen ervaren als een storend element. Deze verstoring weegt niet op tegen de voordelen van de individuele dakterrasgebruiker. Daarom zijn de bouwmogelijkheden voor daktoegangsopbouwen geschrapt. Toegangen tot een dakterras blijven uiteraard nodig, maar hiervoor kan worden volstaan met een dakluik of scheepsluik. Bij een dakterras achter een 'schijnkap' kan een toegangsdeur in de kap worden gemaakt.

Naast dit gegeven is bij het schrappen van de voorheen geldende mogelijkheid ook afgewogen dat de daken in de stad kansen bieden voor (toekomstig) meervoudige ruimtegebruik en dat deze kansen nog onvoldoende worden benut. Zie hiervoor 3.1 Dakterrassen

3.3 Balkons     

In het bestemmingsplan Oud West 2018 zijn met toepassing van de binnenplanse afwijkingsregels uit artikel 28 balkons mogelijk tot een diepte van 2,00 meter.

Gelijk de redenering met het reguleren van de aanbouwen wordt ook bij balkons het belang onderschreven van een prettig woon- en leefklimaat en de gezondheid en het welzijn van de bewoners. Dat betekent enerzijds dat het realiseren van een buitenruimte voor bewoners van groot belang wordt geacht. De balkons die kunnen worden gerealiseerd liggen aan de achterzijde van de woningen en manifesteren zich in de binnentuinen. Die moeten juist rust en ruimte bieden. In Oud West, waar aan de voorzijde van de (woon)bebouwing de drukte van de stad duidelijk aanwezig is en de mogelijkheden tot recreëren in een rustige omgeving zich op enige afstand van de woning bevinden, dient de rust aan achterzijde van de woning als compensatie. Dat waardevolle belang mag niet ten kosten gaan van het belang van het realiseren van een buitenruimte op de tweede bouwlaag en verder.

Een balkon van een te grote omvang brengt de mogelijkheid van een te intensief gebruik met zich mee met het risico op overlast en hinder voor de omgeving. Dit gaat dat ten koste van de ruimtelijke beleving van de binnentuin.

De diepte van balkons wordt daarom teruggebracht van 2,00 meter naar 1,50 meter.

Bovendien wordt voor het realiseren van balkons een voorwaarde opgenomen over daglichttoetreding. De aanvrager dient de negatieve gevolgen voor daglichttoetreding van de onderliggende woning in beeld te brengen. Met deze voorwaarde is geborgd dat de daglichttoetreding ook daadwerkelijk wordt betrokken bij de belangenweging. Enerzijds is daarmee verzekerd dat de onderliggende woning geen onevenredige hinder ondervindt door het plaatsen van het balkon en tegelijk is duidelijk dat bij de aanvrager de 'bewijslast' hiervoor ligt. Als referentie gelden daarbij de relevante eisen uit het Bouwbesluit 2012. Daarbij kan het overigens niet anders dan dat de onderliggende woning enige mate van hinder zal ondervinden. Dat is inherent aan de keuze om balkons mogelijk te maken.

Met de situatie van de woningen op de begane grond zal daarbij extra omzichtig omgegaan moeten worden. Voor balkons die grenzen aan de openbare ruimte en zichtbaar zijn vanuit openbare ruimte is maatwerk nodig is. Datzelfde geldt voor balkons die aan hoekpanden worden bevestigd. Omdat de planregels waarin de balkons zijn opgenomen (binnenplanse afwijking) het bestuur enige ruimte laten voor aanvullende overwegingen, is het maatwerk voor dit type balkon ook verzekerd.

Hoofdstuk 4 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

Het dagelijks bestuur van stadsdeel West, gemeente Amsterdam heeft ten behoeve van participatie en het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening op 19 februari 2020 in de Staatscourant en in de gemeentelijke bekendmakingen bekend gemaakt dat het voorontwerpbestemmingsplan digitaal beschikbaar is gesteld op http://www.ruimtelijkeplannen.nl

Vanwege de maatregelen rond het coronavirus kon een geplande bewonersavond begin april geen doorgang vinden. Om bewoners toch goed te kunnen betrekken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan, was alle informatie online beschikbaar op een projectenwebsite van de gemeente. Via Facebook is deze website extra onder de aandacht gebracht. Tot 1 mei 2020 was het mogelijk om op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren via bestemmingsplanoudwest@amsterdam.nl

De reacties uit de participatie en het 3.1.1. vooroverleg zijn hieronder samengevat en van een reactie voorzien.

4.1 Particpatiereacties     

Naast enkele steunbetuigingen hebben in totaal 7 verschillende partijen inhoudelijk gereageerd op het voorontwerp.

4.1.1 Rochdale     

Rochdale onderschrijft in het algemeen het belang van de herziening van het bestemmingsplan, maar stelt dat er wordt miskend dat er binnen het plangebied grote verschillen zijn tussen de diverse bouwblokken en de bijbehorende binnentuinen. Sommige bouwblokken met binnentuinen lenen zich volgens Rochdale uitstekend voor uitbreiding van bebouwing. Verwezen wordt naar het specifieke voorbeeld van de Bellamystraat 31-37, waar de binnentuin circa 38 meter diep is. Volgens Rochdale is het realiseren van bebouwing aldaar mogelijk zonder onaanvaardbare aantasting van het rustige karakter, de cultuurhistorie, de verkoelende werking en de het waterbergend vermogen van de binnentuinen. Rochdale verzoekt maatwerk te leveren en percelen waar bebouwing en verharding wenselijk en mogelijk is, deze bebouwing en verharding niet te verbieden.

Daarnaast wil Rochdale benadrukken dat het belang om hier en elders binnen het plangebied nieuwe woonruimte te realiseren niet slechts een particulier maar een maatschappelijk belang dient, dat Rochdale als woningcorporatie behartigt.

Beantwoording

Met de herziening van het bestemmingsplan wordt beoogd het vergunningvrij bouwen in het achtererfgebied te beperken. Dat wil niet zeggen dat er een absoluut verbod wordt opgelegd, maar dat er een vergunningstelsel wordt geïntroduceerd, zodat de gemeente, gelet op een goede ruimtelijke ordening, per geval een betere afweging kan maken welke bouwwerken een onaanvaardbaar effect hebben op de waterberging, de verkoelende werking en de cultuurhistorie van de binnentuinen.

Het genoemde voorbeeld in de Bellamystraat is een uitzonderlijk diepe binnentuin en één van de laatste grote onbebouwde tuinen van de Bellamybuurt. De buurt is in het kader van Amsterdam Rainproof (zie bijlage Bijlage 4 Advies Rainproof) gedefinieerd als een extreem urgent knelpunt met kans op schade aan vastgoed en ernstige verkeershinder. De buurt is een zeer gevoelig gebied vanwege de hoge mate van verharding en het lagergelegen polderpeil van maaiveld en binnentuinen. Bovendien heeft de buurt een gemengd rioolstelsel hetgeen betekent dat het regenwater vermengd met het afvalwater wordt afgevoerd naar de zuivering. Als het harder regent dan het rioolgemaal aankan, vult het rioolstelsel zich. Uiteindelijk stroomt het regenwater vermengd met afvalwater via overstorten en bergbezinkbassins naar het oppervlaktewater en veroorzaakt daarmee een tijdelijke verslechtering van de waterkwaliteit. Het is wenselijk om ieder bouwplan in elk achtererfgebied in Oud West maar zeker in de Bellamybuurt, vergunningplichtig te maken, ongeacht de grootte of diepte van het binnenterrein. Op die manier kan per geval een bestuurlijke afweging worden gemaakt en worden beoordeeld of een vergunning al dan niet kan worden verleend.

Verder onderschrijft de gemeente het maatschappelijk belang van woningcorporaties. In de woningbouwopgave trekken zij samen op. Dat betekent echter niet dat in alle gevallen de juridisch-planologische ruimte wordt geboden om woningbouw of uitbreidingen van specifieke woningen toe te staan.

Deze reactie geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan te wijzigen.

4.1.2 Ten Kateschool     

Ten Kateschool V.O.F. en Stedelijke Ontwikkel Maatschappij I B.V. zijn respectievelijk ontwikkelaar van de voormalige Ten Kateschool en mede-erfpachter van het perceel Ten Katestraat 8/Wenslauerstraat 1. Beide partijen stellen dat met de dubbelbestemming Waarde - Landschap de bestaande rechten voor het binnenterrein bij de Ten Kateschool niet of onvoldoende worden gerespecteerd. Ten eerste is het terrein al lange tijd verhard en is het te beschermen groen niet aanwezig zodat de te beschermen landschappelijke waarden hier geen rol spelen. Bovendien verdraagt de dubbelbestemming zich niet met het recent vastgestelde bestemmingsplan Oud West 2018, waarin het terrein een functieaanduiding 'parkeerterrein' heeft gekregen, waardoor ongebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan. Ten slotte wordt het terrein al jaren feitelijk als parkeerterrein gebouwd. Dit zal ook in de toekomst zo zijn. De school is recent verbouwd tot appartementencomplex. Het parkeerterrein zal worden gebruikt ten behoeve van deze woningen.

Beantwoording

De bestaande rechten worden niet weggenomen met de dubbelbestemming Waarde - Landschap. Het gebruik als parkeerterrein blijft toegestaan. Uit de planregeling blijkt tevens dat het slechts verboden is nieuwe verharding aan te brengen en dat bestaande verharding mag blijven bestaan. Daarnaast beletten de planregels het niet om parkeerplaatsen voor de nieuwe woningen te realiseren in een deel van het binnenterrein dat nu nog niet verhard is, aangezien er een binnenplanse afwijking is opgenomen om, in afwijking van de verbodsregel, een vergunning te verlenen ten behoeve van verharding van de gronden indien aangetoond wordt dat het waterbergend vermogen van de tuin minstens 60 millimeter per uur bedraagt én de gronden binnen deze bestemming niet voor meer dan 50% wordt verhard, waarbij de oppervlakte van bebouwde gronden als verharding wordt meeberekend. Daardoor is het mogelijk om met de bestaande verharding 'te schuiven' of om parkeerplaatsen aan te leggen die niet volledig maar deels verhard zijn.

Deze reactie geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan te wijzigen.

4.1.3 Jan Pieter Heijestraat/Borgerstraat     

De C.V. Jan Pieter Heijestraat heeft voor de locatie Jan Pieter Heijestraat 66 t/m 74 / hoek Borgerstraat 186 t/m 198 een bouwplan dat bestaat uit een (appartementen)hotel, detailhandel op de begane grond en in de kelder waarvan 500 m² voor een (biologische) supermarkt, en een café-restaurant op de begane grond en kelder.

Ten behoeve van de realisatie van dit bouwplan is op 22 juli 2015 een omgevingsvergunning (1e fase) verleend waarover langjarig is geprocedeerd. De huidige stand van zaken is dat het College van B en W thans tot een nieuw besluit dient te komen op de aanvraag voor de omgevingsvergunning, welke aanvraag dateert van 2014.

De C.V. stelt dat het bouwplan ten onrechte niet is meegenomen in het bestemmingsplan omdat ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan niet alleen sprake was van een vergund recht maar dat de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het bouwplan bovendien meermaals is bekrachtigd door het College en de gemeenteraad.

De C.V. verzoekt dit in deze 1e herziening 'recht te zetten' door het bouwplan conform te bestemmen waardoor het alsnog mogelijk zal zijn het gebouw te realiseren én te gebruiken, temeer omdat, indien na afronding van de hiervoor bedoelde besluitvorming er alsnog/opnieuw over een omgevingsvergunning wordt beschikt, er sprake is van een concreet voornemen waaraan medewerking wordt verleend.

Beantwoording

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 januari 2020 uitspraak gedaan inzake de verleende omgevingsvergunning van 22 juli 2015. Het hoger beroep van de Huurdersvereniging Oud-West en drie overige appellanten is gegrond verklaard. De uitspraak vernietigt onder andere het besluit van 22 juli 2015. Op dit moment ligt er nog de aanvraag omgevingsvergunning van 25 juni 2014 voor onder andere een appartementenhotel. Op deze aanvraag zal het stadsdeel opnieuw moeten beslissen. Er is zodoende geen sprake van een verleende omgevingsvergunning.

Daarnaast wordt opgemerkt dat de C.V. bovenstaande gronden reeds heeft aangevoerd in het beroep dat zij heeft ingesteld tegen de vaststelling van bestemmingsplan Oud West 2018. De zitting en de uitspraak wordt verwacht binnen een jaar na afloop van de beroepstermijn (16 januari 2020).

Deze stand van zaken geeft geen aanleiding om het bouwplan in de 1e herziening van bestemmingsplan Oud West 2018 mee te nemen.

4.1.4 Overige reacties bewoners     

Reactie 4: dakterras

Het overgangsrecht in artikel 12 borgt onvoldoende dat vergunde dakterrassen weer volledig mogen worden opgebouwd na het uitvoeren van dakherstelwerkzaamheden of het vervangen van het dak.

Beantwoording

Rechtsgeldige vergunningen worden door vaststelling en inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet aangetast. Na het uitvoeren van dakonderhoud of dakherstelwerkzaamheden kunnen dakterrassen met de oorspronkelijke vergunde maatvoering worden terug geplaatst. Doorgaans is voor onderhoud- of herstelwerkzaamheden geen omgevingsvergunning vereist, noch voor het terugplaatsen van het dakterras. Indien een dakterras in zijn geheel vervangen moet worden, kan deze activiteit vergunningplichtig zijn. In die uitzonderlijke gevallen wordt terug gevallen op het overgangsrecht en kan dus alsnog terug gebouwd worden wat ooit vergund is. Deze reactie geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan te wijzigen.

Reactie 5: Tollenstraat 301

Kan de bestemming van Tollenstraat 301 gewijzigd worden naar Wonen?

Beantwoording

Bij de vaststelling van bestemmingsplan Oud West 2018 heeft het pand Tollenstraat 301 de bestemming 'Gemengd – 2' met de aanduiding 'parkeergarage' gekregen, overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan en de bestaande situatie. Het beleid van de gemeente is om kleinschalige bedrijfsruimtes zoveel mogelijk te behouden, met name op zichtlocaties zoals straathoeken. Zie onder andere de uitgangspunten uit de vastgestelde beleidsnotitie 'Ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid in West' en het Amsterdams Ondernemers Programma (AOP) 'Ruimte voor ondernemers!' 2015-2018. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het beleidsuitgangspunt van de gemeente (Structuurvisie Amsterdam 2040) dat de voorraad (kleinschalige) bedrijfsruimten op peil blijft en dat een gedifferentieerde mix van functies van belang is voor de (wijk)economie en de leefbaarheid. Verdringing van bedrijfsruimtes door een dominante woningmarkt is ongewenst.Deze reactie geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan te wijzigen.

Reactie 6: dakterrassen en daktoegangsopbouwen

De maatregelen ten aanzien van dakterrassen en daktoegangsopbouwen beperken de mogelijkheden om op het dak groenten te telen en zaailingen te starten als het nog te koud is om buiten te planten.

Beantwoording

Ook zonder daktoegangsopbouw is het mogelijk om groenten te telen, bijvoorbeeld in kweekbakken. In veel gevallen zal een omgevingsvergunning, gelet op de beperkte afmetingen van kweekbakken, niet nodig zijn. Vergunningplichtige kweekbakken of plantenkassen op het dak zijn uitzonderingen waarvoor per geval een maatwerkbeoordeling nodig is. Daarom zijn in dit bestemmingsplan geen criteria opgenomen voor kweekbakken of plantenkassen. Deze reactie geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan te wijzigen.

Reactie 7: dakterrassen en daktoegangsopbouwen

Maximaal 50 procent van het dak bebouwen is te weinig omdat de daken al niet zo groot zijn. Langs de randen van het dak wordt ook al niet bebouwd. Het dak van de dakopbouw is ook met groen te beplanten. Groene dakbedekking zou juist gestimuleerd moeten worden door beter toegankelijke subsidies in plaats van de maximaal bebouwbare oppervlakte bepalen.Momenteel krijg je alleen subsidie bij (ik dacht) 30 vierkante meter groene dakbedekking. Dan wordt het best duur terwijl ik best iets minder vierkante meters wél groen zou willen bedekken maar dat nu dus niet doe.

Beantwoording

Uitgangspunt van de maatregelen ten aanzien van het dakterras is het stimuleren van meervoudig ruimtegebruik van daken, bijvoorbeeld om nu en in de toekomst ruimte te bieden voor daktuinen, regenwater-opvang en zonnepanelen, maar ook warmtepompsystemen. Dat gebeurt enerzijds door een subsidieregeling en anderzijds door in dit bestemmingsplan te borgen dat maximaal de helft van het dak in beslag wordt genomen door een dakterras. Alleen groene daken met een oppervlak van 30 m2 of meer komen in aanmerking voor een subsidie maar het is mogelijk meerdere daken in 1 aanvraag samen te voegen om boven de 30 m2 uit te komen, bijvoorbeeld samen met buren.

Daarnaast zijn de afmetingen van dakterrassen al beperkt omdat er 2 meter afstand vanaf de dakrand in acht moet worden genomen voor dakranden die grenzen aan de lager gelegen openbare ruimte en 1 meter voor dakranden die grenzen aan lager gelegen tuinen of gemeenschappelijke binnentuinen.

Het schrappen van de bouwmogelijkheden voor daktoegangsopbouwen is niet alleen vanwege het stimuleren van meervoudig ruimtegebruik maar ook vanwege de onaanvaardbare visuele verstoring en verrommeling van het daklandschap, zie 3.2 Daktoegangsopbouwen. Deze reactie geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan te wijzigen.

4.2 Vooroverleg artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening     

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Waternet, Brandweer Amsterdam Amstelland en Gasunie is om een reactie gevraagd. De Brandweer heeft niet gereageerd. Aangenomen wordt dat het voorontwerp voor de Brandweer geen aanleiding gaf voor een inhoudelijke reactie en dat zij daarmee instemt.

Waternet is positief over het voornemen de principes van Rainproof op deze manier te vertalen in het voorontwerpbestemmingsplan en gaat er vanuit dat de voorgestelde maatregelen zullen bijdragen aan een klimaatbestendige stad. Waternet heeft geen aanvullende opmerkingen.

Gasunie heeft het voorontwerpbestemmingsplan getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor aardgastransportleidingen, zoals bepaald in het per 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en komt op grond van deze toetsing tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van de dichtstbij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Liander heeft verzocht om aan de grond waarop de gasdrukmeet- en regelstations aan het Bellamyplein 40 aan de Tesselschadestraat 12 zijn gevestigd, de functieaanduiding 'nutsvoorziening' te koppelen en te voorzien van de daarbij behorende veiligheidscontour (Activiteitenbesluit - zone). Omdat deze gasdrukmeet- en regelstations echter niet onder de externe veiligheid regelgeving vallen, op grond waarvan toetsing aan grenswaarden in het bestemmingsplan plaats zou moeten vinden, is er geen gevolg gegeven aan dit verzoek. Het bestemmingsplan is niet gewijzigd.

4.3 Ontwerpbestemmingsplan     

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 10 september tot en met 21 oktober 2020 voor zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn drie zienswijzen naar voren gebracht. De zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in Bijlage 7 Nota van beantwoording zienswijzen. Eén van de zienswijzen heeft geleid tot een aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Naar aanleiding van de zienswijze van Kess Corporation zijn bestaande bouwwerken, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze herziening vergunningvrij zijn gerealiseerd, positief bestemd in Artikel 10 van de planregels. In Artikel 13 Overgangsrecht zijn de overgangsregels voor gebruik toegevoegd. Deze standaardregels zijn verplicht op grond van artikel 3.2.2. van het Besluit ruimtelijke ordening.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Voor zover planregels hieronder niet zijn gewijzigd blijven alle planregels, die in het bestemmingsplan Oud West 2018 zijn vastgesteld, van kracht.

Artikel 1 Begrippen     

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan:     

Het bestemmingsplan Oud West 2018 met identificatienummer NL.IMRO.0363.E1503BPSTD-VG01 van de gemeente Amsterdam.

1.2 Herziening     

het bestemmingsplan Oud West 2018 1e herziening met identificatienummer NL.IMRO.0363.E2001BPSTD-VG01 van de gemeente Amsterdam.

Alle begrippen van het bestemmingsplan Oud West 2018 blijven gelden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingregels     

Artikel 2 Herziening bestemming Gemengd - 1 (artikel 4 van het bestemmingsplan Oud West 2018)     

2.1 Dakterrassen     

Aan artikel 4, lid 4.2.4 wordt toegevoegd:

g. maximaal 50% van een plat dak mag worden ingericht en gebruikt als dakterras.

2.2 Daktoegangsopbouwen     

In artikel 4 worden lid 4.2.5. Daktoegangsopbouwen en lid 4.3 Afwijken van bouwregels volledig geschrapt.

Artikel 3 Herziening bestemming Gemengd - 2 (artikel 5 van het bestemmingsplan Oud West 2018)     

3.1 Dakterrassen     

Aan artikel 5, lid 5.2.4 wordt toegevoegd:

g. maximaal 50% van een plat dak mag worden ingericht en gebruikt als dakterras.

3.2 Daktoegangsopbouwen     

In artikel 5 worden lid 5.2.5. Daktoegangsopbouwen en lid 5.3 Afwijken van bouwregels volledig geschrapt.

Artikel 4 Herziening bestemming Gemengd - 3 (artikel 6 van het bestemmingsplan Oud West 2018)     

4.1 Dakterrassen     

Aan artikel 6, lid 6.2.4 wordt toegevoegd:

g. maximaal 50% van een plat dak mag worden ingericht en gebruikt als dakterras.

4.2 Daktoegangsopbouwen     

In artikel 6 worden lid 6.2.5. Daktoegangsopbouwen en lid 6.3 Afwijken van bouwregels volledig geschrapt.

Artikel 5 Herziening bestemming Gemengd - 4 (artikel 7 van het bestemmingsplan Oud West 2018)     

5.1 Dakterrassen     

Aan artikel 7, lid 7.2.4 wordt toegevoegd:

g. maximaal 50% van een plat dak mag worden ingericht en gebruikt als dakterras.

5.2 Daktoegangsopbouwen     

In artikel 7 worden lid 7.2.5. Daktoegangsopbouwen en lid 7.3 Afwijken van bouwregels volledig geschrapt.

Artikel 6 Herziening bestemming Gemengd - 5 (artikel 8 van het bestemmingsplan Oud West 2018)     

6.1 Dakterrassen     

Aan artikel 8, lid 8.2.4 wordt toegevoegd:

g. maximaal 50% van een plat dak mag worden ingericht en gebruikt als dakterras.

6.2 Daktoegangsopbouwen     

In artikel 8 worden lid 8.2.5. Daktoegangsopbouwen en lid 8.3 Afwijken van bouwregels volledig geschrapt.

Artikel 7 Herziening bestemming Gemengd - 6 (artikel 9 van het bestemmingsplan Oud West 2018)     

7.1 Dakterrassen     

Aan artikel 9, lid 9.2.4 wordt toegevoegd:

g. maximaal 50% van een plat dak mag worden ingericht en gebruikt als dakterras.

7.2 Daktoegangsopbouwen     

In artikel 9 worden lid 9.2.5. Daktoegangsopbouwen en lid 9.3 Afwijken van bouwregels volledig geschrapt.

Artikel 8 Herziening bestemming Horeca (artikel 11 van het bestemmingsplan Oud West 2018)     

8.1 Dakterrassen     

Aan artikel 11, lid 11.2.4 wordt toegevoegd:

g. maximaal 50% van een plat dak mag worden ingericht en gebruikt als dakterras.

8.2 Daktoegangsopbouwen     

In artikel 11 worden lid 11.2.5. Daktoegangsopbouwen en lid 11.3 Afwijken van bouwregels volledig geschrapt.

Artikel 9 Herziening bestemming Wonen (artikel 19 van het bestemmingsplan Oud West 2018)     

9.1 Dakterrassen     

Aan artikel 19, lid 19.2.4 wordt toegevoegd:

g. maximaal 50% van een plat dak mag worden ingericht en gebruikt als dakterras.

9.2 Daktoegangsopbouwen     

In artikel 19 worden lid 19.2.5. Daktoegangsopbouwen en lid 19.3 Afwijken van bouwregels volledig geschrapt.

Artikel 10 Herziening bestemming Tuin (artikel 16 van het bestemmingsplan Oud West 2018)     

Aan artikel 16, lid 16.1 wordt toegevoegd:

f. bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan, waar deze ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn gerealiseerd of waarvan de realisatie aangevangen is.

Artikel 11 Toevoegen artikel Waarde - Landschap     

Na artikel 23 wordt, onder vernummering van de artikelen 24 tot en met 30 van het plan:een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 24 Waarde - Landschap

24.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor 'Waarde – Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor uitsluitend instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarde.
  2. De dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.

24.2 Bouwregels

Op en onder de in artikel 24.1 genoemde gronden mogen geen gebouwen worden opgericht, anders dan de gebouwen die op grond van artikel 16.2 zijn toegestaan. Deze gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.3.1 Verbodsregel

Het is verboden op en onder de in artikel 16 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning nieuwe verharding aan te brengen.

24.3.2 Afwijken van de verbodsregel

Het bevoegd gezag kan, gelet op het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, en in afwijking van het bepaalde in artikel 24, een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verlenen ten behoeve van verharding van de gronden indien

  1. aangetoond wordt dat het waterbergend vermogen van de tuin minstens 60 millimeter per uur bedraagt;
  2. de gronden binnen deze bestemming niet voor meer dan 50% worden verhard, waarbij de oppervlakte van bebouwde gronden als verharding wordt meeberekend.

Artikel 12 Herziening algemene afwijkingsregels (artikel 28 van het bestemmingsplan Oud West 2018)     

In artikel 28 lid e. wordt de term 'balkons' geschrapt.

Aan artikel 28 wordt toegevoegd:

f. een overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen tot ten hoogste 1,5 meter ten behoeve van balkons, waarbij de negatieve gevolgen voor daglichttoetreding van de onderliggende woning door de aanvrager in beeld worden gebracht.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels     

Artikel 13 Overgangsrecht     

13.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het college kan eenmalig in afwijking van onderdeel a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Onderdeel a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Oud West 2018 1e herziening