Westerpark West Kavel X    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

Het plangebied 'Kavel X' is een parkeerterrein ten oosten van het voormalige ING-kantoor aan de Haarlemmerweg 506. Kavel X maakte deel uit van het voorheen geldende bestemmingsplan ‘Bos en Lommer Noord’ dat is vastgesteld op 25 juni 2013. Evenals het ING-kantoor was 'Kavel X' onderdeel van een bouwplan van een ontwikkelaar om de locatie te herontwikkelen en te transformeren naar wonen. Ten behoeve van die ontwikkeling is het bestemmingsplan Westerpark West opgesteld en voorgedragen aan de gemeenteraad. Naar aanleiding van een aangenomen amendement is het bestemmingsplan 'Westerpark West' op 29 november 2017 gewijzigd vastgesteld, zodanig dat 'Kavel X', als onderdeel van de ontwikkeling en transformatie naar wonen, geen onderdeel is van het vastgestelde bestemmingsplan 'Westerpark West'. De wijziging bestond uit het schrappen van de bouwmogelijkheid met het oogmerk het parkeerterrein niet te bebouwen vanwege vergroeningskansen voor het Westerpark en de Brettenzone. Het voorgaande betekent dat in het voorliggende bestemmingsplan ‘Westerpark West Kavel X' de bestemming wordt gewijzigd van 'Gemengd-4' in 'Groen'. Met dit bestemmingsplan wordt zodoende uitvoering gegeven aan het amendement.

verplicht

Afbeelding: globale ligging plangebied op luchtfoto.

verplicht

Afbeelding: ligging plangebied op luchtfoto.

Doel van het voorliggende bestemmingsplan ‘Westerpark West Kavel X' is het bieden van een actueel juridisch planologische regeling voor het gebied. Kavel X zal niet worden bebouwd maar vergroend.

1.2 Bevoegdheden     

Bij besluit van het college van 14-11-2017 is het plangebied van bestemmingsplan Westerpark West aangewezen tot grootstedelijk project. Bij dit besluit is besloten dat de bevoegdheden op grond van de Wet ruimtelijke ordening bij de Centrale Stad blijven.

De aanwijzing tot grootstedelijk project heeft onder meer tot gevolg dat de voorbereiding van bestemmingsplannen niet ter hand wordt genomen door de bestuurscommissie maar door het college. Bestuurscommissies worden betrokken bij de voorbereiding ervan zoals vastgelegd in de Verordening (artikel 28).

1.3 Geschiedenis van het plangebied     

Tot aan het begin van de zeventiende eeuw vormde de slingerende Spaarndammerdijk, ook Haarlemmerdijk genoemd, de enige verbinding tussen Haarlem en Amsterdam.

Langs de dijk stonden enkele boerderijen die hun landerijen in de Overbraker binnenpolder hadden. Het eerste dorp op de route van Amsterdam naar Haarlem was Sloterdijk, ontstaan uit het kleine buurtschap Slooterdam dat oorspronkelijk behoorde tot Osdorp. Vanwege een gunstige ligging aan de Slochter, een waterverbinding tussen het voormalige Slotermeer en het IJ, kon het buurtschap uitgroeien tot dorp rondom een lus in de Spaarndammerdijk.

In 1631 werd besloten tot de aanleg van een trekvaart en zandweg tussen Amsterdam en Haarlem om de slingerende Spaarndammerdijk te omzeilen. De gunstige ligging van Sloterdijk werd hierdoor versterkt, omdat er ter hoogte van het dorp tol werd geheven.

De trekvaart kon niet lang concurreren met het snelle vervoer per wagen over de Haarlemmerweg. De aanleg van de eerste spoorlijn van Nederland in 1839, tussen Amsterdam en Haarlem droeg bij aan het einde van de trekvaart. Tot 1905 maakte de trein ook een stop in Sloterdijk. De bouw van het Centraal Station tussen 1881 en 1889 leidde ertoe dat Station Willemspoort in 1880 werd gesloopt en dat het spoor gedeeltelijk in een lus naar het noorden werd verlegd om een betere aansluiting op de overige spoorlijnen te verkrijgen. In de ruimte die ontstond tussen het spoor en de Haarlemmervaart is in 1885 de Westergasfabriek opgeleverd.

De ligging aan de spoorlijn en de Haarlemmerweg maakte Sloterdijk een gewilde locatie voor bedrijven om zich te vestigen. Een flauwe bocht in het voormalige spoortracé tussen Sloterdijk en Amsterdam liet ruimte open voor bebouwing. Deze strook is gelegen tussen de huidige Ring A10 en het punt waar de oude spoorlijn weer naar de vaart toe buigt. Vanaf het begin van de twintigste eeuw is de strook geleidelijk volgebouwd met lichte industrie.

verplicht

Afbeelding: Uitsnede kaart Dienst Bouw- en Woningtoezicht, 1922-1939 – 1. Amsterdamsche Poetsdoekenfabriek (het latere Linmij), 2. Parfumerie Boldoot, 3. Uitgeverij Blikman en Sartorius, 4. Steendrukkerij La Porte. Links het dorp Sloterdijk.

Rond 1900 vestigde de Amsterdamsche Poetsdoekenfabriek (het latere Linmij N.V.) zich er, in 1901 Parfumerie Boldoot, in 1912 Uitgeverij Blikman en Sartorius en in 1920 Steendrukkerij La Porte. In 1948 liet ook Coca-Cola ten westen van de oude Velserweg, de huidige Ring A10, een fabriek bouwen waardoor deze 'industriestrook' in westelijke richting werd doorgetrokken. Geen van deze bedrijfsgebouwen bestaat tegenwoordig nog.

verplicht

Afbeelding: Het RPS-gebouw in 1970 (foto: Stadsarchief Amsterdam)

Met de bouw van een nieuw kantoorgebouw in 1969 in de punt tussen de spoorlijn Amsterdam – Haarlem en de Haarlemmervaart door de Rijkspostspaarbank (RPS, later de Postbank en daarna de ING bank) werd er een begin gemaakt met de modernisering van de 'industriestrook'. Dit gebouw is ontworpen door architect A. Staal en werd in 1971 in gebruik genomen. Hoewel er voor het eerste bankgebouw niets werd afgebroken, gebeurde dat bij de daaropvolgende reeks nieuwe gebouwen wel. Parfumerie Boldoot en uitgeverij Blikman en Sartorius werden respectievelijk rond 1985 en 1990 gesloopt voor nieuwbouw van de nieuwe Postbank. De fabriek van Linmij sloot in 1993 en rond 1995 werd het huidige kantorencomplex gerealiseerd. Het kantoorgebouw op de hoek van de Molenwerf en de Haarlemmervaart is de opvolger van de oude drukkerij en werd rond 1980 gebouwd. Hiervoor werd ook het tot dan toe resterende naburige schoolgebouw afgebroken. Het gebouw is rond 2010 getransformeerd van kantoor naar hotel. Na deze reeks van sloop en nieuwbouw kreeg het aanzicht van de 'industriestrook' zijn huidige vorm. Het perceel oostelijk van het RPS gebouw was jarenlang het parkeerterrein bij de kantoorgebouwen.

Voor de transformatie van de voormalige ING-kantoren geldt ten behoeve van transformatie naar woningen het bestemmingsplan Westerpark West dat in 2018 onherroepelijk is geworden.

verplicht

Afbeelding: parkeerterrein op kavel X en casco van het te transformeren RPS/ING-gebouw

1.4 Ruimtelijke en functionele structuur     

Het plangebied bevindt zich binnen de ring van Amsterdam aan één van de belangrijkste toegangswegen van het centrum, de Haarlemmerweg.

Ten oosten van het plangebied ligt het Westerpark. Het huidige Westerpark is een combinatie van het oude park, ontworpen in een Engelse landschapsstijl, met de uitbreiding van het gasfabriekterrein waar oude industriële panden zijn getransformeerd tot culturele voorzieningen en horeca.

Ten westen liggen de voormalige ING-kantoren die worden getransformeerd naar woningen.Ten noorden liggen het Brettenpad en de volkstuinverenigingen "Sloterdijkermeer" en “Nut en Genoegen”. De volkstuinen worden door stadsdeel West verhuurd aan de Bond van Volkstuinders. Het gebied behoort tot de hoofdgroenstructuur en is onderdeel van de Brettenzone (groene scheg) die vanaf het recreatiegebied Spaarnwoude de stad in komt. De primaire functie van de volkstuinen is in de afgelopen tientallen jaren verschoven van voedselproductie naar recreatief tuinieren.

1.5 Verkeer en parkeren     

Het onderhavige plangebied wordt via een toegangsdam met duikers over de Haarlemmervaart ontsloten vanaf de Haarlemmerweg: ter hoogte van de kruising met de Bos en Lommerweg. Deze is door middel van slagbomen afgesloten. Het huidige gebruik is parkeerterrein. Er is een fietspad vanaf de Bos en Lommerweg dat aansluit op het Brettenpad aan de noordzijde van het plangebied. Het Brettenpad is een fietspad voor doorgaand verkeer en onderdeel van het stedelijk Plusnet Fiets.

Er bevindt zich een autoverbinding van de Haarlemmerweg naar de huidige parkeerplaats.

verplicht

Afbeelding: parkeerplaatsen huidige situatie

De voormalige kantoorgebouwen aan de Haarlemmerweg 508-520 worden getransformeerd naar woningen. De woningen in het gebouw aan de Haarlemmerweg 508 (project 'De Voortuinen') worden als eerste opgeleverd. Omdat op dat moment de parkeervoorzieningen op eigen terrein van het project Westerpark West nog niet zijn voltooid, parkeren de bewoners van project 'De Voortuinen' tijdelijk op kavel X. De tijdelijkheid is in de planregels geborgd. Het parkeren ten behoeve van de woningen aan de Haarlemmerweg 508 mag voortduren tot uiterlijk 31 december 2021. Daarna wordt kavel X groen ingericht.

Het tijdelijk gebruik ten behoeve van parkeren voor de geprojecteerde woningen sluit aan bij de functie die het parkeerterrein al heeft. Het aantal parkeerplaatsen blijft gelijk. Binnen de grenzen van het plangebied is het technisch niet uitvoerbaar om nog meer parkeerplaatsen te creëeren aangezien het volledige plangebied al uit parkeerterrein bestaat. Ten opzichte van het voorgaande planologische regime is geen sprake van extra verkeersaantrekkende werking.

1.6 Water en groen     

De Haarlemmervaart loopt direct langs de zuidrand van het plangebied.

Waterstaatkundig maakt het plangebied onderdeel uit van de Overbrakerbinnenpolder (waterpeil NAP -2,15 m). De polder wordt bemalen en slaat uit op de Haarlemmervaart aan de zuidrand van het plangebied.

De Haarlemmervaart is een boezemwatergang van Rijnlandsboezem. Het streefpeil voor deze watergang is NAP- 0,60 m. Aan de noordzijde van de Haarlemmervaart ligt een secundair directe waterkering. 

verplicht

De Haarlemmervaart maakt onderdeel uit van de hoofdwaterstructuur van Amsterdam. Die bevat structuurbepalende wateren en wateren die vanuit ecologische, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige redenen van gemeentelijk belang zijn. De Haarlemmervaart valt onder klasse II. Dat betekent dat er geen demping is toegestaan en uitbreiding alleen onder ruimtelijke voorwaarden mogelijk is. Verder bevindt zich geen open water in het plangebied.

Aan de noordrand van het plangebied bevindt zich een groene corridor met fiets- en wandelpaden. Het fietspad behoort tot het Amsterdamse "Plusnet fiets" en ontsluit Amsterdam met de Brettenscheg.

1.7 Leeswijzer     

Het bestemmingsplan bestaat uit regels, een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling.

De verbeelding en de regels vormen samen de bestemmingsplanregeling zoals deze door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De toelichting geeft de achtergronden (relevant beleid, resultaten van uitgevoerde onderzoeken) bij de bestemmingsplanregeling.

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit 5 hoofdstukken. Hier wordt in het kort de inhoud van deze hoofdstukken beschreven.

Na dit eerste inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plankader met een beschrijving van het relevante ruimtelijk beleid afkomstig van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente. In hoofdstuk 3 wordt het beleid in dit bestemmingsplan beschreven alsmede de ruimtelijk-functionele en stedenbouwkundige aspecten. In hoofdstuk 4 worden diverse omgevingsaspecten beschreven. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid (het overleg ex artikel 3.1.1 Bro). Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 uitgelegd op welke wijze dit in juridische zin is vertaald. Tot slot zijn de relevante rapporten als bijlage bij de toelichting en regels gevoegd.

Hoofdstuk 2 Plankader     

2.1 Voorheen geldende bestemmingsplan     

In het plangebied van het nu voorliggende bestemmingsplan geldt het bestemmingsplan 'Westerpark West' vastgesteld op 29 november 2017.

Voorts is het inpassingsplan 'Aanpassing geluidszones Westpoort en Hoogtij' van kracht.

2.1.1 Westerpark West     

Het plangebied is bestemd als 'Gemengd - 4' (GD-4) zonder bouwvlak. De gronden zijn hier aangewezen voor kantoren, maatschappelijke dienstverlening, met uitzondering van geluidgevoelige functies en bedrijven van categorieën A en B van de bij de planregels horende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging', met daarbij behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, tuinen en erven, overige buitenruimte, ongebouwde parkeervoorzieningen, ondergrondse parkeergarages, bergingen en andere nevenruimten, nutsvoorzieningen en ondergrondse infrastructuur.

Kavel X maakte deel uit van het voorheen geldende bestemmingsplan ‘Bos en Lommer Noord’ dat is vastgesteld op 25 juni 2013. Evenals het ING-kantoor was 'Kavel X' onderdeel van een bouwplan van een ontwikkelaar om de locatie te herontwikkelen en te transformeren naar wonen.Ten behoeve van die ontwikkeling is het bestemmingsplan Westerpark West opgesteld en voorgedragen aan de gemeenteraad. Naar aanleiding van een aangenomen amendement is het bestemmingsplan 'Westerpark West' op 29 november 2017 gewijzigd vastgesteld, zodanig dat 'Kavel X', als onderdeel van de ontwikkeling en transformatie naar wonen, geen onderdeel is van het vastgestelde bestemmingsplan 'Westerpark West'.

verplicht

Afbeelding: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Westerpark West

2.1.2 Inpassingsplan 'Aanpassing geluidszones Westpoort en Hoogtij'     

Op 2 maart 2015 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland het inpassingsplan 'Aanpassing geluidszones Westpoort en Hoogtij' vastgesteld. Uitgangspunt van het inpassingsplan is om de geluidszones rond het gezoneerde industrieterrein van regionaal belang Westpoort en rond het gezoneerde lokale industrieterrein HoogTij als ook om de nieuwe begrenzing van het industrieterrein Westpoort na dezonering (onttrekking) van delen van de gebieden Sloterdijk en Sloterdijk-1 juridisch-planologisch vast te leggen.

Op het plangebied van 'Kavel X' is dit inpassingsplan niet van invloed, zij het dat het plangebied nog steeds is gelegen binnen de geluidzone (zie paragraaf 4.1).

2.2 Europees beleid en Rijksbeleid     

2.2.1 Europese Kaderrichtlijn Water     

Sinds 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Op grond hiervan moet in 2015 een goede (grond)waterstand zijn gerealiseerd. De kaderrichtlijn is op nationaal niveau vertaald in wetgeving, met name de Waterwet, maar er is ook doorwerking in de ruimtelijke ordening. Bij ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen, moet in het kader van de goede ruimtelijke ordening ondermeer worden beoordeeld of de gewenste watertoestand in gevaar wordt gebracht. Als nieuwe bestemmingen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de watertoestand zijn maatregelen nodig. Ruimtelijke besluiten moeten worden voorafgegaan door een watertoets. Doel van deze watertoets is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een zo evenwichtig mogelijke wijze in beschouwing worden genomen bij het te nemen ruimtelijk besluit. Het verband tussen de Kaderrichtlijn Water en ruimtelijke plannen is bij uitstek onderwerp van de watertoetsprocedure.

2.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)     

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en deze is op 13 maart 2012 in werking getreden. In de structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:

  1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn. Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn daarom geborgd in de Amvb Ruimte. Deze Amvb wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van o.a. Rijksvaarwegen, Defensie, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Vertrouwen in medeoverheden is de basis voor het decentraliseren van beslissingsbevoegdheid. Om die reden bevat deze structuurvisie een beperkter aantal nationale belangen dan voorheen en bevat de Amvb Ruimte minder regels dan eerder was voorgenomen. Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving aan andere overheden opgedragen worden door hen goed worden behartigd. Waar de Amvb Ruimte bepalingen bevat aangaande gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk er vanuit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal de bestemmingsplannen dan ook niet (tijdens de vaststellingsprocedure) toetsen op een correcte doorwerking van nationale ruimtelijke belangen. Wel zal het Rijk door middel van systeem- of themagerichte onderzoeken achteraf nagaan of bestemmingsplannen aan nationale wet- en regelgeving voldoen.

Het bij de structuurvisie behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 aangevuld. De in het Barro geregelde onderwerpen hebben geen betrekking op het plangebied.

2.2.3 Nationaal Waterplan     

Het ontwerp Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden.

Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen. Als bijlage bij het ontwerp Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen. Het nu voorliggende bestemmingsplan gaat uit van behoud van de bestaande waterstructuur, waaronder het behoud van het bestaande groen en waterlopen.

In hoofdstuk 4.3 wordt nader ingegaan op het wateraspect van het voorliggende bestemmingsplan.

2.3 Provinciaal beleid     

2.3.1 Provinciale Structuurvisie (PS) / Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV)     

In de Structuurvisie legt de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vast en moet zij tevens aangeven hoe zij deze visie denkt te realiseren. De structuurvisie is uitsluitend zelfbindend. Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid naar de gemeenten toe, staan de provincie diverse juridische instrumenten ter beschikking, zoals een provinciale ruimtelijke verordening.

De Structuurvisie Noord-Holland en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie zijn op 21 juni 2010 vastgesteld en zijn sindsdien enkele malen op onderdelen herzien. Voor dit bestemmingsplan is de verordening van belang zoals deze in werking is getreden per 1 maart 2017.

De Verordening bevat algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. Deze verordening is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. Wel zal hierin duidelijk het provinciaal belang naar voren moeten komen. Het uitgangspunt daarbij is dat de bevoegdheden ter doorwerking van het ruimtelijk beleid zoveel mogelijk proactief worden ingezet en het provinciale beleid daarbij zoveel mogelijk eenduidig wordt geregeld.

In het beleid bestaat ruimte voor nadere afwegingen of is in de bewoordingen beleidsruimte voor maatwerk aanwezig. De verordening maakt het mogelijk om 'af te wijken' mits goed gemotiveerd, waarbij nut en noodzaak evident wordt aangetoond. Hierdoor wordt de verordening flexibeler ten behoeve van maatwerk situaties. De verordening richt zich op de inhoud van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij niet alleen om de inhoud in strikt juridische zin, maar ook om eisen aan de toelichting.

Bestaand Stedelijk Gebied (BSG)

Het hele plangebied van het onderhavige bestemmingsplan ligt in het 'Bestaand Stedelijk Gebied' (BSG) zoals benoemd in de verordening. De herontwikkeling tot een gemengd stedelijk gebied past binnen de kaders van de provinciale ruimtelijke verordening.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Een bestemmingsplan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. De voor dit bestemmingsplan relevante afspraken zijn paragraaf 2.4 toegelicht. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Bedrijventerreinen en kantoorlocaties

In de verordening zijn beperkende regels gesteld ten aanzien van nieuwe bedrijventerreinen en kantoorlocaties binnen het 'Bestaand Stedelijk Gebied' (BSG). Een bestemmingsplan binnen bestaand stedelijk gebied kan voorzien in een nieuw bedrijventerrein en kantoorlocatie of een uitbreiding van een bestaand terrein voor zover deze in overeenstemming zijn met de geldende provinciale planningsopgave. Het plangebied omvat circa 7,5 hectare en is in gebruik voor kantoren met een oppervlak van circa 55.000 m2 bvo. Het kwalificeert daardoor als bestaande kantoorlocatie.

Er is al met al geen sprake van een nieuw bedrijventerrein of kantoorlocatie, noch van een uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein of kantoorlocatie. Toetsing aan de geldende provinciale planningsopgave is niet aan de orde. De transformatie van kantoorlocaties kent geen belemmeringen. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

2.4 Regionaal beleid     

2.4.1 Metropoolregio Amsterdam     

De Metropoolregio Amsterdam is het informele samenwerkingsverband van lokale en provinciale overheden in de Noordvleugel van de Randstad. Belangrijk kenmerk van de metropool samenwerking vormt het feit dat dit gebeurt op vrijwillige basis. De democratische legitimatie van besluiten vindt plaats in de Staten en Raden van de aangesloten gemeenten en provincies.

Het versterken van de concurrentiepositie, nationaal en internationaal, vormt de rode draad binnen de metropool samenwerking. Om in de Europese top mee te kunnen blijven spelen, is de gezamenlijke ambitie gericht op het creëren van een hoogwaardig, veilig en duurzaam leef- en woonmilieu voor bedrijven, bewoners en bezoekers, nu en straks. Door in te zetten op compacte, hoogwaardige en bereikbare steden die omringd worden door recreatief groen moet het vestigingsklimaat aantrekkelijk blijven.

2.5 Gemeentelijk beleid     

2.5.1 Structuurvisie Amsterdam 2040, 'Economisch sterk en duurzaam'     

De structuurvisie 'Amsterdam 2040 Economisch sterk en duurzaam' is op 17 februari 2011 vastgesteld door de Gemeenteraad. In de Structuurvisie zijn keuzes vastgelegd voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad. In de structuurvisie is als centrale ambitie verwoord dat Amsterdam zich als kernstad verder dient te ontwikkelen binnen een internationaal concurrerende duurzame Europese metropool. Deze ambitie wordt in het document verder uitgewerkt in onder meer de doelstelling om de bestaande stad intensiever te gebruiken.

Het bestemmingsplan voor Kavel X voorziet in het aanbrengen van groen. Er wordt niet voorzien in gebouwen en het past binnen de structuurvisie.

2.5.2 Watervisie Amsterdam 2040     

De Watervisie Amsterdam 2040 is op 14 september 2016 vastgesteld door de gemeenteraad. Deze visie geeft een ruimtelijk-economisch perspectief op het gebruik van water met een uitvoeringsagenda tot 2018. De Watervisie gaat over het gebruik van water en water als onderdeel van de openbare ruimte. Andere aspecten, zoals waterbestendigheid, veiligheid, waterkwaliteit en ecologie zijn of worden uitgewerkt in ander beleid en andere programma's.

Het bestemmingsplan voor Kavel X heeft geen gevolgen voor bovengenoemde aspecten.

2.5.3 Cultuurhistorie en archeologiebeleid Amsterdam     

Erfgoed voor de stad (2016)

In de Erfgoedagenda worden de hoofdlijnen, aandachtspunten en acties voor de komende jaren uiteengezet. Rode draad is het optimaal inzetten van erfgoed bij de transformatie en groei van de stad. De agenda benoemt acties hoe de gemeente de aandacht voor erfgoed in planprocessen in zal brengen.

Bovengrondse cultuurhistorie

In de Amsterdamse Beleidsnota 'Ruimte voor Geschiedenis' (vastgesteld 13 april 2005) en 'Spiegel van de Stad, visie op het erfgoed van Amsterdam' (vastgesteld november 2011) wordt het verankeren van cultuurhistorische waarden in het proces van ruimtelijke ordening geagendeerd. Cultuurhistorische aspecten maken een stad bijzonder en zorgen voor de kwaliteit van de openbare ruimte en de bebouwing; ze bevorderen ook een aantrekkelijk woon- en vestigingsklimaat. In hoofdstuk 4.10 wordt nader ingegaan op de bovengrondse cultuurhistorie.

Archeologie

Bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan is een nadere waardestelling nodig van de aanwezige archeologische verwachting in de vorm van een bureauonderzoek. Dit bureauonderzoek behelst een specificatie van eventuele archeologische waarden binnen een specifiek plangebied en een advies met betrekking tot het daarbij behorende beleid en/of te nemen maatregelen. Bij de formulering van het beleid staat altijd een realistische balans tussen het archeologische belang ten opzichte van de voortgang van het ruimtelijke ontwikkelingsproces in de stad centraal. In hoofdstuk 4.10 wordt hier nader op ingegaan.

2.5.4 Groenbeleid     

In de agenda Groen 2015-2018 wordt uitwerking gegeven aan de afspraak in het coalitieakkoord om met groen de stad aantrekkelijker te maken om in te wonen, te werken en te verblijven. Hiermee wordt de grote waarde erkend die de groene stad heeft voor al zijn bewoners. Er is bijzondere aandacht voor groen in de buurt, gebruik van groen voor meerdere functies: voor ontspanning, om in te werken, af te spreken, te sporten, te spelen, om iets te vieren, of om voedsel te verbouwen en over voedsel te leren.

De monitor agenda Groen december 2017 geeft aan wat de doelstellingen zijn richting 2040 en wat de focus is voor de periode 2015-2018. De gemeente zal vanaf de ontwerpfase daar waar in nieuwe woonbuurten wordt geinvesteerd, aandacht besteden aan groenvoorzieningen die uitnodigen tot bewegen. De gemeente zal haar investering in meer en betere groene plekken in de buurt voortzetten.

Hoofdstuk 3 Beleid in dit bestemmingsplan     

3.1 Groenvoorziening     

Uitgangspunt in het voorliggend bestemmingsplan is het voorzien in groen. In het bestemmingsplan is dit vertaald door dit gebied te bestemmen als "Groen". Gebouwen zijn niet toegestaan.

3.2 Stedenbouwkundige aspecten     

Het bestemmingsplan Kavel X voorziet niet in gebouwen. In het plangebied zullen uitsluitend een aantal bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd. De maximale hoogte van deze bouwwerken is 8 meter.

verplicht

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheidsaspecten     

4.1 Bodem     

Volgens de Wet bodembescherming is er sprake van een bodemverontreiniging als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de 'streefwaarde' overschrijdt. Daarnaast zijn er in de wet 'interventiewaarden' vastgesteld.

Interventiewaarden liggen hoger dan streefwaarden. De vraag of de aanwezigheid van verontreiniging acceptabel is, hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden. Mobiele verontreiniging leidt tot een verdere verontreiniging van omliggende gronden en is daarom over het algemeen saneringsplichtig. Bij woonbestemmingen is eventuele verontreiniging een groter probleem dan bij bijvoorbeeld een parkeerterrein. Dit bestemmingsplan voorziet in het vergroenen van het bestaande parkeerterrein.

Op basis van de bodemkwaliteitskaart kan geconcludeerd worden dat de bodem binnen het plangebied valt in Klasse 1: schone en MVR-grond. Bij functiewijzigingen en bouwactiviteiten zal per geval bekeken moeten worden of verkennend dan wel nader bodemonderzoek wenselijk is om te zien of de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor het beoogde nieuwe gebruik.

Ten behoeve van het project (transformatie ING-kantoren naar wonen) is verkennend onderzoek uitgevoerd. Uit het bodemonderzoeksrapport 'Haarlemmerweg 506-520 te Amsterdam', van Tauw, met kenmerk R002-1232223JFK-lhl -V01-NL, van 16 augustus 2016 (zie blijkt het volgende:

  • In de toplaag (0-0,5 m-mv) zijn licht verhoogde gehalten aan diverse zware metalen, Polychloorbifenyl (PCB), Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK) en minerale olie aangetoond. Plaatselijk is een matig verhoogd gehalte aan zink aangetoond (boring 27).
  • In de ondergrond (0,5-2,5 m-mv) zijn plaatselijk sterk verhoogde gehalten aan koper en lood aangetoond.
  • Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal is visueel geen specifiek asbestverdacht materiaal waargenomen. In de puinhoudende grond is ook analytisch geen asbest aangetoond.
  • In het grondwater zijn plaatselijk matig verhoogde gehalten aan arseen en licht verhoogde gehalten aan barium, zink en dichlooretheen aangetoond.

Al bij een licht verhoogd gehalte aan PCB in een tuin kan sprake zijn van onaanvaardbare humane risico's. Zonodig zal een risicobeoordeling met behulp van Sanscrit moeten worden uitgevoerd ter bepaling van eventuele risico's bij het nieuw beoogde bodemgebruik.

Conclusie rapport Tauw 

Geconcludeerd wordt dat er vermoedelijk sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Omdat een bodemonderzoek moet zijn afgestemd op de bouwactiviteiten is het mogelijk dat in het kader van een aanvraag van een omgevingsvergunning een aanvullend bodemonderzoek nodig is.

Aanvullend bodemonderzoek is in het kader van het aanvragen van omgevingsvergunningen in ieder geval nodig op de volgende punten:

Er is een aanvullende bodemonderzoek momenteel in uitvoering ten behoeve van de omgevingsvergunningen. Dat kan leiden tot de noodzaak van bodemsanering, waardoor de bodemkwaliteit verbetert.

Beoordeling aanvullend bodemonderzoek Omgevingsdienst noordzeekanaalgebied

Naar aanleiding van de mogelijke plannen om ter plaatse van Kavel X, welke momenteel in gebruik is als een parkeerterrein, een kinderspeelplaats te realiseren, heeft de Omgevingsdienst noordzeekanaalgebied op basis van het reeds uitgevoerde 'Bodemonderzoek Haarlemmerweg 506-520 te Amsterdam' van Tauw d.d. 16 augustus 2016 (Bijlage 3) een beoordeling uitgevoerd, onder het zaaknummer 8666752, documentnummer 12779224, bodemlocatiecode: AM0363/17998 van 23 november 2018 (Bijlage 4), Beoordeling aanvullend onderzoek parkeerterrein Kavel X ) Geconcludeerd wordt dat er op basis van dit onderzoek er vermoedelijk geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging op de locatie. Bij de aangetoonde lichte verontreinigingen is geen sprake van onaanvaardbare risico's bij gebruik als kinderspeelplaats. De chemische bodemkwaliteit is voldoende voor het beoogde gebruik van de locatie als kinderspeelplaats.

4.2 Luchtkwaliteit     

4.2.1 Luchtkwaliteitseisen     

In Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, worden normen gesteld aan de luchtkwaliteit, wat betreft een zestal stoffen. Voor de normen voor zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood geldt dat overschrijding daarvan in Nederland nauwelijks valt te verwachten. De norm voor stikstofdioxide wordt in Nederland met name in de directe omgeving van drukke (snel)wegen overschreden. De norm voor zwevende deeltjes wordt eveneens op diverse locaties overschreden.

In de Wet milieubeheer is indirect een koppeling gelegd met ruimtelijke plannen. Deze koppeling houdt in dat ondermeer bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan moet worden getoetst aan de grenswaarden.

De gevolgen van een ruimtelijk besluit voor de luchtkwaliteit hangen direct samen met de eventuele verkeersaantrekkende werking van het plan ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan dan wel de bestaande toestand. Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden, dat luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. 'Niet in betekende mate' is sinds de inwerkingtreding van het nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10.

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' wordt aangegeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term 'niet in betekende mate'. De bijlage geeft een harde omschrijving van een aantal gevallen. Voor woningbouw geldt bij één ontsluitingsweg een aantal van 1.500 nieuwe woningen netto, bij twee ontsluitingswegen geldt een aantal van 3.000 woningen. Voor de bouw van kantoren geldt bij één ontsluitingsweg een bedrijfsvloeroppervlak van 100.000 m2 en bij twee ontsluitingswegen geldt een bedrijfsvloeroppervlak van 200.000 m2.

Dit bestemmingsplan voorziet in de functieverandering van parkeerterrein naar Groen.Geconcludeerd kan worden dat deze functieverandering 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.3 Watertoets     

Het Rijk, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen hebben in februari 2001 de 'Startovereenkomst Waterbeheer 21ste eeuw' ondertekend. Deze startovereenkomst is in 2003 omgezet in het Nationaal Bestuursakkoord Water dat is geactualiseerd in juni 2008. Hiermee hebben deze partijen elkaar gecommitteerd om een watertoets toe te passen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De watertoets is wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening, waarin is bepaald dat de betrokken waterbeheerders moeten worden geraadpleegd bij het opstellen van bestemmingsplannen en bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning die in strijd is met het bestemmingsplan. De watertoets is een instrument om dergelijke ruimtelijke plannen te toetsen op de mate waarin rekening wordt gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als waterkwaliteit en waterkwantiteit (ruimte voor water) en veiligheid (bescherming tegen overstroming).

Het plangebied van het bestemmingsplan valt binnen het beheergebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Waternet voert de zorg voor het oppervlaktewatersysteem uit in opdracht van AGV. In opdracht van Amsterdam voert Waternet overige watertaken uit, met name de grondwaterzorgtaak, de zorg voor afvoer en behandeling van afvalwater en de drinkwatervoorziening. Het nautisch beheer ligt sinds 1 januari 2019 weer bij de gemeente zelf.

4.3.1 Watersysteem     

Waterstaatkundig maakt het plangebied onderdeel uit van de Overbraker-Binnenpolder (waterpeil NAP -2,15 m). De polder wordt bemalen en slaat uit op de Haarlemmervaart. Dit gebeurt ter plaatse van het gemaal "Haarlemmerweg" (ter plaatse van Haarlemmerweg 20). Het gemaal is uitgerust met een schroefpomp met een capaciteit van 22 m3/minuut en een opvoerhoogte van 1,70 m. Het gemaal zorgt voor de afvoer van overtollig water uit de Overbraker-Binnenpolder naar de Haarlemmervaart.

De Haarlemmervaart is een boezemwatergang van Rijnlandsboezem en bevindt zich aan de zuidrand van het plangebied. Het streefpeil voor deze watergang is NAP- 0,60 m. Aan de noord- en zuidzijde van de Haarlemmervaart ligt een secundair directe waterkering. In de Keur staan onder andere verbodsbepalingen die betrekking hebben op ingrepen en activiteiten op/aan watergangen, waterstaatkundige werken en keringen.

De Haarlemmervaart maakt onderdeel uit van de hoofdwaterstructuur van Amsterdam. Die bevat structuurbepalende wateren en wateren die vanuit ecologische, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige redenen van gemeentelijk belang zijn. De Haarlemmervaart valt onder klasse II. Dat betekent dat er geen demping is toegestaan en uitbreiding alleen onder ruimtelijke voorwaarden mogelijk is.

4.3.2 Waterkwaliteit     

Het gebruik van uitlogende materialen beïnvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewater negatief en dient voorkomen te worden (gedurende zowel de bouw- en gebruiksfase alsmede bij de inrichting van de openbare ruimte). Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (verduurzaamd hout), lood, (onbehandeld) zink en koper (via regenwaterafvoer) moeten worden tegengegaan.

4.3.3 Waterberging     

Bij vergroting van het verhard oppervlak van meer dan 1.000 m2 dient 10% van dit oppervlak aan extra oppervlaktewater te worden gerealiseerd. Dit extra water dient als bergingscapaciteit voor het versneld afvoeren van hemelwater op verhard oppervlak. Doordat de gronden in het plangebied worden vergroend, is er sprake van een afname van verhard oppervlak.

4.3.4 Waterkering     

Voor wat betreft de secundaire waterkering ter plaatse van de Haarlemmerweg kan het volgende worden opgemerkt. De Haarlemmervaart is een boezemwater met aan beide zijden een waterkering. Zowel de Haarlemmerweg aan de zuidzijde van de vaart (gelegen buiten het onderhavige plangebied) als de oever aan de noordzijde van de vaart (binnen het onderhavige plangebied gelegen) is een boezemkering. De secundaire waterkering loopt vanaf de Molenwerf verder in noordelijke richting via het dorp Sloterdijk naar de Coentunnelweg. Deze kering is op de keurkaart ook deels aangeduid als "verholen kering". Deze secundaire waterkering omvat een kernzone, een beschermingszone en een strook buiten de beschermingszone.

Er was tijdelijke sprake van dat ligging van de secundaire waterkering zou worden aangepast. Op basis van een variantennotitie heeft het DB van waterschap AGV op 5 juli 2016 besloten tot het verleggen van de waterkering naar het fietspad tussen kavel X en het volkstuinengebied, het Brettenpad. Aan dit besluit is vervolg gegeven door een procedure voor een dijkverlegging te doorlopen.

Het DB van het Waterschap heeft echter op 14 mei 2019 besloten om de eerder vastgestelde dijkverlegging van de secundaire waterkering ter hoogte van de Haarlemmerweg 506-520 te herzien. Na het onherroepelijk worden van de voornoemde besluiten heeft er intensief overleg plaatsgevonden tussen gemeente Amsterdam, Waternet/Waterschap AGV, Vattenfall (voorheen NUON) en de initiatiefnemer van het project Westerpark West. Er hebben zich sinds voornoemde besluitvorming een aantal belangrijke ontwikkelingen voorgedaan en er zijn een aantal belangrijke wijzigingen in het project Westerpark West doorgevoerd, waardoor een verlegging van de secundaire waterkering niet langer noodzakelijk is. Het betreft op hoofdlijnen de volgende ontwikkelingen/wijzigingen:

  1. Nuon Warmte in naam van Westpoort Warmte heeft aangegeven ruimte nodig te hebben voor de aanleg van een nieuwe stadswarmtetransportleiding wat, in combinatie met de aanwezige hoofdleiding persriool zorgt voor ruimtegebrek in de ondergrond;
  2. Vattenfall heeft diverse tracés onderzocht voor de aanleg van de stadswarmtetransportleiding. Uit dit tracé onderzoek is gebleken dat door de ondergrondse en bovengrondse infrastructuur maar één tracé mogelijk is, namelijk op de plek waar de nieuwe secundaire waterkering is voorzien;
  3. Het besluit van de gemeenteraad om Kavel X niet te bebouwen maar te vergroenen;
  4. Het komen te vervallen van de voorgenomen realisatie van een jachthaven aan de Haarlemmervaart in het project Westerpark West, gelet op het niet doorvaarbaar maken van de Haarlemmervaart

Alle betrokken partijen hebben verschillende alternatieven voor de locatie van de secundaire waterkering onderzocht. Partijen zijn tot de conclusie gekomen dat de meest gunstige variant het laten liggen van de huidige secundaire waterkering is, in combinatie met een gedeeltelijke ophoging van het maaiveld inclusief (een deel van) de bebouwing binnen het project Westerpark West. Door het 'laten liggen' van de secundaire waterkering aan de Haarlemmervaart, ontstaat de benodigde ruimte voor de aanleg van de stadswarmtetransportleiding.

In het voorliggende bestemmingsplan is aan de secundaire waterkering de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' gegeven.

4.4 Natuur en landschap     

4.4.1 Wet Natuurbescherming     

Voor de bescherming van diersoorten is per 1 januari 2017 de Wet Natuurbescherming in werking getreden. In deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 98, Flora en faunawet en Boswet geintegreerd tot één wet.

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten en diersoorten. Indien uit gegevens danwel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de betreffende bouwwerkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na ontheffing c.q. vergunning.

De planlocatie is geen onderdeel van de Hoofdgroenstructuur, Ecologische Hoofdstructuur of Ecologische Verbindingszone. Ter plaatse geldt daarom het normale regime van de wet Natuurbescherming.

Het plangebied heeft geen relatie met het Natura 2000 gebied Markermeer & IJmeer en zijn op de instandhoudingsdoelstellingen daarvan niet van invloed.

verplicht

Het gebied grenst aan de Brettenzone, de groene en recreatieve verbinding tussen de Haarlemmerpoort en Halfweg. Dit betreft ook de twee aan elkaar grenzende volkstuinparken: "Nut en Genoegen" en "Sloterdijkermeer". De beide volkstuincomplexen en de aangrenzende schoolwerktuinen worden omgeven door een smal groen lint. Dit is het Sloterdijkerpark. De Haarlemmervaart is de natte verbinding.

Het westelijke deel van de Brettenzone maakt deel uit van de Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur). Dit natuurgebied ligt op 2,1 kilometer van het plangebied. Via Spaarnwoude en verder is de Brettenzone verbonden met Natura 2000 gebied Kennemerland-Zuid, maar van een uitwisseling van ecologische waarden en invloed op de instandhoudingsdoelstellingen is geen sprake.

Door de omvang en ligging is een effect op beschermde natuurgebieden uitgesloten. Er is geen vergunning van de Natuurbeschermingswet nodig of een verklaring van geen bedenkingen voor het voornemen.

Conclusie stadsecoloog

Gezien de geringe natuurwaarden van het parkeerterrein is geen ecologische quick-scan nodig om vast te stellen of nader onderzoek nodig is. Langs het fietspad staan een rij nog vrij jonge bomen. Deze zijn van geen betekenis voor beschermde soorten. In de hagen op het parkeerterrein kunnen vogels als een lijster, heggenmus of winterkoning broeden. Aan de oostkant sluit het parkeerterrein aan op de natuurlijke zone tussen het fietspad en de Haarlemmertrekvaart. Vanuit deze zone kunnen de vogels wel op het parkeerterrein komen. Echter een leefgebied is er voor deze soorten niet.

verplicht

Met de herinrichting van het parkeerterrein dient rekening te worden gehouden met de broedtijd van vogels en de mogelijkheid dat er soorten uit de aangrenzende zone in het plangebied komen. Eventuele maatregelen kunnen worden opgenomen in een ecologisch werkprotocol. Indien er bomen gaan worden gekapt, kan er alsnog een quick-scan plaatsvinden in het kader van de omgevingsvergunning.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie     

4.5.1 Algemeen     

Naar aanleiding van de Modernisering van de Monumentenwet en de wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, d.d.17 juni 2011, staatsblad 5 juli 2011, nr 339) dient sinds 1 januari 2012 bij het maken van bestemmingsplannen een beschrijving te worden opgenomen “van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden”. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Het is meestal niet nodig alle cultuurhistorische elementen aan te wijzen als beschermd monument of gezicht. Het is wel van belang dat cultuurhistorische waarden worden betrokken in de planvorming en worden meegewogen in de besluitvorming over de inrichting van een gebied.

Het archeologisch erfgoed bestaat uit voorwerpen en structuren die in de bodem bewaard zijn. Ook landschappelijke of infrastructurele elementen kunnen een archeologische waarde hebben. Deze materiële overblijfselen vormen een onderdeel van onze leefomgeving waarvan het behoud of de ontsluiting op maat gesneden maatregelen vergt. Het archeologisch bodemarchief levert een bijdrage aan de cultuurhistorie van onze stad en maakt de beleving van het verleden bovendien tastbaar.

Vanwege het ruimtelijke karakter van het bodemarchief vertoont het archeologisch beleid raakvlakken met dat van de ruimtelijke ordening. Door de invoering van de nieuwe Monumentenwet 1988 in september 2007 is archeologische zorg formeel geïntegreerd in de ruimtelijke ordening. Een essentieel uitgangspunt van de wet is dat het erfgoed in de bodem beter wordt beschermd. Dit betekent dat bij ruimtelijke planontwikkeling vroegtijdig rekening wordt gehouden met archeologisch erfgoed. Als behoud in de bodem geen optie is, dan is, voorafgaand aan de bodemverstoring, onderzoek nodig om archeologische overblijfselen te documenteren en de informatie en vondsten te behouden. In de dichtbebouwde stedelijke omgeving is in de praktijk doorgaans sprake van deze laatste optie.

4.5.2 Archeologie     

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Daarin is bepaald dat bij de vaststelling van bestemmingsplan archeologische waarden in acht moeten worden genomen.

De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de Provinciale Cultuurnota Noord-Holland 2001-2004 de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland ontwikkeld. Naast bescherming van objecten richt de provincie zich op de bescherming en ontwikkeling van structuren en ensembles op grotere schaal, zoals bijzondere landschapstypen, waterstaatswerken, defensielinies, etc. De Cultuurhistorische waardenkaart geeft een overzicht van de (inter)nationale, regionale en lokale cultuurhistorische waarden. De kaart dient als basis bij de toetsing van gemeentelijke plannen op het gebied van cultuurhistorie.

In november 2018 is door het Bureau Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam een bureauonderzoek verricht naar de archeologische waarden in het plangebied van het ontwerpbestemmingsplan Westerpark West Kavel X. Op grond van de lage verwachting geldt hier een vrijstelling van archeologisch onderzoek bij alle bodemingrepen (Zie Bijlage 1 Archeologische quick-scan). Nader onderzoek is niet nodig.

4.5.3 Cultuurhistorie     

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) uit 2010, waarin de Wro nader is uitgewerkt, is opgenomen dat per 1 januari 2012 bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden met de in een gebied aanwezige cultuurhistorische waarden. Bij nieuwe ontwikkelingen in een gebied dienen de gevolgen voor de cultuurhistorische waarden op voorhand in kaart te worden gebracht. In opdracht van het stadsdeel West heeft Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) in november 2018 een cultuurhistorische verkenning en advies opgesteld ten behoeve van het ontwerpbestemmingsplan Westerpark West Kavel X. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting opgenomen (Zie Bijlage 2 Cultuurhistorische verkenning).

Ten aanzien van de cultuurhistorie blijkt uit de verkenning, dat het plangebied volledig onbebouwd is en niet in een beschermd stadgezicht is gelegen. Er zijn geen (rijks- of gemeentelijke) monumenten aanwezig. De kavel ligt in de Brettenscheg maar is geen formeel onderdeel van de Hoofdgroenstructuur van Amsterdam. Echter, er zijn nabij de planlocatie een aantal cultuurhistorische structuren/elementen aanwezig. De opgave bestaat eruit om rekening te houden met de uiteenlopende ruimtelijke systemen die hier samenkomen, inclusief de woonwijk in aanbouw ten westen van het plangebied, zodat deze nieuwe groene openbare ruimte goed ingebed is in haar omgeving en recht doet aan het veelzijdige, cultuurhistorisch gelaagde karakter van het gebied.

Er zijn geen cultuurhistorische waarden in het geding die een belemmering vormen of bijzondere eisen stellen aan de groene inrichting van Kavel X.

4.6 Behoefte     

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving te bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Daarvan is geen sprake in dit bestemmingsplan.

4.7 Economische uitvoerbaarheid     

Wettelijk kader

Ruimtelijke ontwikkelingen gaan in de regel gepaard met gemeentelijke investeringen in gemeenschappelijk te gebruiken voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, waarvan de gemeente de kosten kan en mag verhalen op de ontwikkelaar. Alhoewel er reeds lange tijd gemeentelijke instrumenten bestaan voor kostenverhaal, bleken deze telkens tekort te schieten, waardoor gemeenten uiteindelijk bleven zitten met gemaakte kosten die niet meer te verhalen waren. Een nieuw instrument, de Grondexploitatiewet (Grex), dient om het risico van grondexploitatie voor gemeenten te verkleinen.

De Grex is als aparte wet tot stand gekomen, maar uiteindelijk ingepast in hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en is daarmee sinds 1 juli 2008 van kracht. In de Grex wordt de verdeling van kosten en opbrengsten bij de ontwikkeling van een bouwlocatie geregeld, voor het geval dat de gemeente niet de ontwikkelende partij is. In de fase van de bouwplantoetsing zal de aanvraag omgevingsvergunning ook moeten worden getoetst aan een op grond van de Grex opgesteld exploitatieplan, tenminste: als het noodzakelijk was een exploitatieplan op te stellen.

In artikel 6.12 lid 1 Wro en artikel 6.2.1 Bro is geregeld, dat voor welke bouwplannen een exploitatieplan verplicht is. In het onderhavig bestemmingsplan wordt niet voorzien in een bouwplan zoals genoemd in bovenstaande artikelen. Een exploitatieplan is niet nodig.

De gronden in dit plangebied zijn volledig in eigendom van de gemeente Amsterdam.

Planschade

Bij inkomstenderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak als gevolg van een bestemmingsplan, kan degene die schade lijdt, een planschadeclaim indienen. De gronden zijn eigendom van de gemeente zodat een planschade verhaalovereenkomst niet nodig is.

Kredietbesluit

Op 18 juli 2018 heeft de gemeenteraad krediet beschikbaar gesteld ten behoeve van de verwervings-, inrichtings- en proceskosten benodigd voor de groene inrichting van kavel X, en dit krediet ten laste te brengen van de Reserve Algemeen Deel van het Vereveningsfonds. Het krediet wordt direct ten laste van de Reserve Algemeen deel Vereveningsfonds gebracht omdat de verkregen grond niet opnieuw kan worden uitgegeven, waardoor er geen grondexploitatie zal worden vastgesteld. Hierdoor kunnen de gemaakte kosten niet worden terugverdiend. Het Vereveningsfonds wordt als dekkingsbron aangemerkt omdat er een direct verband is tussen de gebiedsontwikkeling, zijnde de transformatieopgave in het betreffende gebied, en de kosten die samenhangen met het verkrijgen van de grond.De geschatte inrichtingskosten zijn gebaseerd op een groene, parkachtige inrichting van bijzonder niveau, passend bij het kwaliteitsniveau van het Westerpark.

4.8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

4.8.1 Participatie     

Bij de bestemmingswijziging wordt geen apart participatietraject doorlopen, nu Kavel X als gevolg van het amendement het resultaat is van participatie over het bestemmingsplan Westerpark West. In een later stadium, te weten bij het maaiveldontwerp en de groene inrichting, zal er verdere participatie plaatsvinden met bewoners.

4.8.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro     

Conform het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vindt overleg plaats met "de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn". In dat kader is het ontwerpbestemmingsplan voor advies voorgelegd aan Waternet.

Waternet heeft aangegeven dat het plan geen aanleiding geeft tot het geven van opmerkingen.

4.8.3 Ambtelijk overleg     

Ambtelijk vooroverleg is gevoerd met Monumenten en Archeologie en team Structuurvisietoets van de gemeente Amsterdam. Monumenten en Archeologie en team Structuurvisietoets hebben geen opmerkingen.

4.8.4 Zienswijzen     

Het ontwerpbestemmingsplan heeft overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening met ingang van donderdag 11 juli 2019 gedurende een termijn van zes weken tot en met woensdag 21 augustus 2019 ter inzage gelegen. Gedurende bovenstaande termijn zijn twee zienswijzen ingediend. Deze zijn in Bijlage 5 Nota van beantwoording zienswijzen geanonimiseerd samengevat en van een reactie voorzien.

Vanwege de zienswijzen is de toelichting op een aantal onderdelen aangepast. Omdat de toelichting geen onderdeel is van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan leiden deze aanpassingen niet tot een wijziging van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de werking van het bestemmingsplan     

Dit bestemmingsplan bestaat uit een GML-bestand, regels en een toelichting. Het GML-bestand bevat de verbeelding (plankaart), waaraan de regels zijn gekoppeld. Deze vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

5.1 Verbeelding     

Op grond van de Wro moeten alle plannen volgens de standaarden 2012 in elektronische vorm worden voorbereid, vastgesteld en vervolgens beschikbaar gesteld. Daarnaast moet er een versie van het plan in analoge vorm worden vastgesteld. Op de analoge verbeelding van het bestemmingsplan (plankaart) wordt door middel van letters, kleuren, cijfers, lijnen en aanduidingen het toegestane gebruik van de gronden en de bouwregels aangegeven.

Mocht tussen de inhoud van het analoge plan en van de elektronische weergave of van het plan in de digitale vorm en de papieren weergave een verschillende uitleg mogelijk zijn, dan prevaleert de elektronische weergave of plan in digitale vorm. Als er tussen beide vormen van het plan een verschillende uitleg mogelijk is, prevaleert het digitale plan. Als ondergrond voor de plankaart is een recente topografische kaart gehanteerd. Daarmee kan exact worden bepaald waar het plan is gelegen en hoe begrenzingen lopen.

5.2 Regels     

Standaarden

In de standaarden voor vergelijkbaarheid, de SVBP 2012, is voorgeschreven hoe de regels van het bestemmingsplan dienen te worden opgebouwd. Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden. De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden de begrippen en wijze van meten behandeld. Deze hebben als doel begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten die zijn opgenomen in de regels dienen te worden gemeten. In het tweede hoofdstuk zijn de regels opgenomen, die betrekking hebben op alle bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Het derde en vierde hoofdstuk omvat een aantal regels, die niet op een bepaalde bestemming betrekking hebben, maar voor het gehele bestemmingsplan gelden.

Het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling zijn opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit hoeft dus niet in de planregels te worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling.

In een bestemmingsregel wordt aangegeven waarvoor en – zo nodig – hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid dient hierbij een vaste volgorde te worden aangehouden. Voor zover voor het betrokken bestemmingsplan van toepassing, geldt dit voor alle soorten bestemmingen.

Ingevolge de standaarden voor vergelijkbaarheid, de SVBP 2012, moeten de regels van een bestemming als volgt opgebouwd en benoemd worden:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijking van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijking van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het aanleggen
  • Omgevingsvergunning voor het slopen;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

In de bestemmingsomschrijving wordt beschreven welke functies binnen de betreffende bestemming zijn toegestaan. In de bouwregels wordt weergegeven of en hoe gebouwd mag worden. Daarin wordt in algemene zin geregeld in alle bestemmingen dat er slechts gebouwd mag worden ten behoeve van de bestemming. In de navolgende (sub)leden worden maten zoals oppervlakten en bouwhoogten opgenomen, die betrekking hebben op de toegestane gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

Het voorliggende bestemmingsplan 'Westerpark West' gaat uit van het transformeren van een bestaand kantoor/bedrijfsgebouw.

5.3 Toelichting per artikel     

In de bestemmingsomschrijving van de planregels wordt beschreven welke functies binnen de betreffende bestemming zijn toegestaan. In de bouwregels wordt weergegeven of en hoe gebouwd mag worden. Daarin wordt in algemene zin geregeld dat er slechts gebouwd mag worden ten behoeve van de bestemming. In de navolgende (sub)leden worden maten zoals oppervlakten en bouwhoogten opgenomen, die betrekking hebben op de toegestane gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. In de specifieke gebruiksregels worden nadere bepalingen gegeven omtrent de functies die zijn vermeld in de doeleindenomschrijving. Zo kan bijvoorbeeld de omvang van bepaalde functies beperkt worden, of de situering van functies worden aangewezen.

In dit hoofdstuk wordt elk artikel van de planregels kort toegelicht.

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van begrippen die in dit bestemmingsplan worden gebruikt. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. De begripsbepalingen staan, behalve voor de begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan' op alfabetische volgorde.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is geregeld op welke manier moet worden gemeten.

 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

De bestemming Groen is gelegd op het volledige Kavel X. De bestemming geeft ruimte voor de groene herinrichting van het terrein. Naast groenvoorzieningen zijn onder andere kunstobjecten, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan. Tot uiterlijk 31 december 2021 mag er geparkeerd worden door bewoners van het gebouw aan de Haarlemmerweg 508 (project 'De Voortuinen').

Op de gronden met bestemming Groen mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

Artikel 4 Waterstaat - Waterkering

Langs de Haarlemmervaart ligt een waterkering. De waterkering is voorzien van een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Deze gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming Groen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van een waterkering. De bestemming 'Waterstaat - Waterkering' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

Voor de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gelden beperkingen voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden op grond van de Keur AGV. In artikel 1.3.1 'Beleidsregels Keurvergunningen' zijn voorwaarden beschreven voor het plaatsen van werken in en nabij waterkeringen.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Door middel van dit artikel wordt voorkomen dat grond welke betrokken is geweest bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van een later bouwplan wederom betrokken is.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

In dit artikel wordt geregeld welk gebruik is toegelaten. In lid 1 is een algemeen gebruiksverbod opgenomen. In lid 2 worden inrichtingen die vallen onder bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor), uitdrukkelijk uitgesloten van vestiging in het plangebied op grond van de te verwachten overlast van dergelijke bedrijfsuitoefening. Verder zijn o.a. een automatenhallen, seksinrichtingen, prostitutie, massagesalons, belwinkels, geldwisselkantoren en bedrijfsmatige opslag van materialen, voertuigen, machines, etc., voor dit plangebied als verboden gebruik aangemerkt aangezien dergelijke inrichtingen als ongewenst worden beschouwd.

Het overgangsrecht bepaalt in 7.2 onder c dat bestaand legaal gebruik dat na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, niet meer mag worden hervat.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is vastgelegd dat de gronden ter plaatse van de betreffende aanduiding mede zijn bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege Industrieterrein 'Westpoort' op geluidsgevoelige gebouwen, zoals woningen. Tevens is bepaald dat bijvoorbeeld woningen of een uitbreiding van woningen alleen zijn toegestaan indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de woning niet hoger zal zijn dan de voorkeurgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels 

Artikel 8 Overgangsrecht

In dit artikel wordt geregeld dat bouwwerken mogen worden behouden of gebruik mag worden voortgezet vanaf het moment dat het plan rechtskracht heeft verkregen ondanks dat de bebouwing of het gebruik niet (langer) overeenkomt met de regels die in dit bestemmingsplan worden gegeven.

Het overgangsrecht vindt op deze wijze zijn plaats in dit plan. Artikel 8.1 regelt de bebouwing, waarbij onder lid 1 vernieuwing en verandering van bebouwing, die in strijd is met het bestemmingsplan wordt toegestaan, onder voorwaarde dat de afwijking van het bestemmingsplan niet wordt vergroot. Een reeds eerder afgegeven omgevingsvergunning mag worden benut, ook al is het bouwen in strijd met het bestemmingsplan. Het hier gestelde geldt niet indien een raadsbesluit tot onteigening is genomen. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. De omgevingsvergunning kan gelet op het bepaalde onder c niet worden verleend indien het betreffende bouwwerk in strijd is met het daarvoor geldende plan, inclusief de daarin opgenomen overgangsbepaling.

Artikel 8.2 regelt het gebruik. Onder a is geregeld dat gebruik dat volgens eerdere bepalingen was toegestaan maar op basis van dit nieuwe bestemmingsplan wordt verboden mag worden voortgezet. Onder b is geregeld dat gebruik als bedoeld onder a niet mag worden gewijzigd in een ander strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang afneemt. Indien het strijdig gebruik langer dan een jaar wordt onderbroken is het conform het bepaalde onder c niet meer toegestaan om het strijdig gebruik daarna te hervatten. Gelet op het bepaalde onder d is het bepaalde in lid a niet van toepassing indien het betreffende gebruik reeds in strijd is met het daarvoor geldende plan, inclusief de daarin opgenomen overgangsbepaling.

Artikel 9 Slotregel

Dit wordt ook wel de citeerbepaling genoemd. Hierin wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan genoemd is.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan:     

Het bestemmingsplan 'Westerpark West Kavel X' met identificatienummer NL.IMRO.0363.E1806BPGST-VG01 van de gemeente Amsterdam.

1.2 Bestemmingsplan:     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding     

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens     

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanduidingsvlak     

Een aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 Autodelen     

Gedeeld autogebruik voor zakelijk of consumptief gebruik, waarbij op vaste plaatsen geparkeerde auto's permanent worden aangeboden voor verhuring.

1.7 Archeologisch rapport     

Rapportage waarin de archeologische waarde van het terrein waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt vastgesteld die naar het oordeel van burgemeester en wethouders/ het dagelijks bestuur voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie als bedoeld in de Regeling archeologische monumentenzorg, zoals deze geldt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

1.8 Archeologische verwachting     

Waarden waarvan de aanwezigheid in de bodem aannemelijk is of vermoed wordt

1.9 Archeologische waarde     

Waarden waarvan de aanwezigheid bekend is in de vorm van fysieke overblijfselen in de bodem.

1.10 Bebouwing     

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 Bebouwingspercentage     

Een met een maatvoeringsaanduiding of in de regels aangegeven percentage dat het gedeelte van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat mag worden bebouwd.

1.12 Bestemmingsgrens     

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bouwen     

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 Bouwgrens     

De grens van een bouwvlak.

1.16 Bouwvlak     

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 Bouwwerk     

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 Gebouw     

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 Groenvoorzieningen     

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren.

1.20 Nutsvoorzieningen     

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen, windmolens, windturbines en zendmasten.  

1.21 Omgevingsvergunning     

Vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.22 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden     

Omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 Peil     

  1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang, tenzij anders is bepaald;
  2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw, tenzij anders is bepaald.

1.24 Planregels     

De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan 'Westerpark West Kavel X'.

1.25 Prostitutie     

Het aanbieden of verrichten van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding.

1.26 Prostitutiebedrijf     

Een bedrijf waar prostitutie wordt bedreven.

1.27 Seksinrichting     

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijke inrichtingen.

1.28 Verbeelding     

De verbeelding van het bestemmingsplan 'Westerpark West Kavel X' bestaande uit de kaart NL.IMRO.0363.E1806BPGST-OW01.

1.29 Verblijfrecreatie     

Recreatief buitenverblijven, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, dan wel in bouwwerken, die beschikbaar zijn gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf.

1.30 Waterhuishoudkundige voorzieningen     

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bouwhoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 Minimum bouwhoogte van een bouwwerk     

vanaf peil tot aan het punt van het gebouw of bouwwerk, geen gebouwzijnde, waaraan de bouwhoogte ten minste moet voldoen, waarbij in ieder geval geldt dat de omhullende gevel van een gebouw aan deze minimum bouwhoogte moet voldoen.

2.3 Begrenzing bestemmingen     

De begrenzing van de onderscheiden bestemmingen wordt vastgesteld door middel van meting met een nauwkeurigheidsgraad van 1 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Groen     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. plantsoenen;
  2. parken;
  3. groenvoorzieningen;
  4. kunstobjecten;
  5. waterlopen en waterpartijen;
  6. dagrecreatie;
  7. parkeren;

met de daarbij behorende voorzieningen zoals:

  1. oeververbindingen;
  2. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  3. speelvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen, uitgezonderd zendmasten;
  5. ondergrondse infrastructuur.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Algemeen     

Op en onder de in artikel 3.1 genoemde gronden mogen slechts bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  1. maximum bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde: 8 meter

3.3 Specifieke gebruiksregels     

voor het parkeren genoemd onder artikel 3.1 g geldt dat het parkeren uitsluitend mag plaats vinden ten behoeve van de woningen aan de Haarlemmerweg 508 (project Voortuinen) met dien verstande dat het parkeren slechts is toegestaan tot uiterlijk 31 december 2021.

Artikel 4 Waterstaat - Waterkering     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

  1. De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het in stand houden en het onderhoud van de waterkering met daarbij behorende voorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  2. De bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Bouwen ten behoeve van de waterkering     
  1. Op de tot Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming) bestemde gronden mogen slechts worden gebouwd, bouwwerken krachtens de in lid 3.1genoemde bestemmingen, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterkerende functie van deze gronden;
  2. Bouwen binnen de kernzone van de waterkering is niet toegestaan;
  3. Het bouwen krachtens de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, mag uitsluitend geschieden nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheerder van het betreffende water en de beheerder van de betreffende waterkering.

4.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning, aan bouwplannen die leiden tot ondergronds bouwen, ter voorkoming van overmatige grondwateroverlast, nadere eisen stellen ten aanzien van situering en vormgeving van bouwwerken. In dat kader kan het college van de aanvrager van de omgevingsvergunning verlangen een geohydrologisch onderzoek aan hen te overleggen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels     

6.1 Algemeen gebruiksverbod     

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

6.2 Verbodsregels     

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 5.1 wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:

  1. een inrichting en bedrijf die wordt begrepen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  2. een automatenhal;
  3. een seksinrichting;
  4. prostitutie;
  5. een prostitutiebedrijf;
  6. een belwinkel;
  7. een geldwisselkantoor;
  8. massagesalons;
  9. bedrijfsmatige opslag van materialen, voertuigen, machines, etc.

tenzij deze op grond van de regels zijn toegestaan.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels     

7.1 Geluidszones     

7.1.1 Westpoort     
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - industrie - Westpoort' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein “Westpoort” op geluidsgevoelige bestemmingen.
  2. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - industrie - Westpoort' de volgende regel:
    1. een op grond van de andere aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welk aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelige bestemming, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het Industrieterrein “Westpoort” op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 8 Overgangsrecht     

8.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig ontheffing verlenen van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Westerpark West Kavel X.

De volledige naam is de aanhaaltitel.

Bijlagen bij regels