direct naar inhoud van Regels

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009, eerste partiële herziening van de gemeente, Hollands Kroon, waarbij in deze regels uitsluitend de cursieve en onderstreepte tekstdelen deel uitmaken van dit plan, met dien verstande dat de dubbeldoorgehaalde tekstdelen zijn komen te vervallen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1911.BPLG2009hez01-VA01met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen),

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

een in bijlage 1 genoemd dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

een dienstverlenend beroep of bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 aan- of uitbouw

bijbehorend bouwwerk, in de vorm van een toevoeging aan een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm.

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.9 afgraven en ophogen van de bodem

het verrichten van handelingen, waardoor de hoogteligging van een terrein of de bodem van een water (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd. Hieronder wordt niet begrepen:

  • a. de werkzaamheden, die in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering worden verricht zoals (diep)ploegen en frezen;
  • b. het maken van ondiepe (circa 1 meter) en weder te dichten sleuven en gaten voor het leggen van buizen, drainagebuizen en kabels;
  • c. het reguliere onderhoud aan watergangen (baggerwerkzaamheden).
1.10 afhankelijke woonruimte

woonruimte die een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.11 afsluiterlocatie

een (eventueel fysiek) afgebakend terrein waarop/waarin zich een installatie bevindt, met als doel het kunnen afsluiten van hogedruk aardgastransportleidingen in geval van onderhoudswerkzaamheden en/of calamiteiten.

1.12 agrarisch bedrijf

een volwaardig bedrijf in de vorm van een akkerbouwbedrijf, tuinbouwbedrijf of dierhouderijbedrijf, dan wel in de vorm van een combinatie van daarvan;

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.13 agrarisch bouwperceel

gebied bestaande uit het gedeelte van het bouwvlak gelegen achter de voorgevellijn met daarbij gerekend naast- en achtergelegen gebied met een totale oppervlakte van 1,5 ha, gerekend vanaf de uiterste contouren van de bebouwing in de maximale verhouding van 2:1 of 1:2.

1.14 agrarisch gerelateerde bulkgoederen

onverpakte vaste en/of vloeibare goederen die in grote hoeveelheden tegelijk gestort, opgeslagen en vervoerd kunnen worden, zoals cellulose, Stesam® en dierlijke mest.

1.15 agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf

een bedrijf waarbinnen overwegend arbeid wordt verricht of materialen ter beschikking worden gesteld voor de productie van goederen en diensten ten behoeve van agrarische bedrijven. Hieronder wordt mede verstaan het be- en verwerken van agrarisch gelieerde producten alsmede tijdelijke op- en overslag hiervan.

1.16 agrarische kinderopvang

kinderopvang die plaatsvindt op een agrarisch bedrijf met als doel om de gebruikers kennis te laten maken met dieren, natuur en aspecten van de agrarische bedrijfsvoering.

1.17 agrowinkel

detailhandel gericht op agrarische producten.

1.18 ambachtelijke bedrijven

bedrijfsactiviteiten waarbij bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd.

1.19 assimilatiebelichting

kunstmatige belichting van gewassen, gericht op de beïnvloeding van het groeiproces van de gewassen, waarvan het elektrische vermogen op enig moment meer bedraagt dan 20 W/m2.

1.20 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.21 bed & breakfast:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit. Onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.22 bedrijf

een onderneming waarin doorgaans met economisch oogmerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, verwerkt, verhandeld en opgeslagen, danwel diensten worden verleend.

1.23 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.24 bedrijfs- en/of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts bedoeld is voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.

1.25 bedrijven voor agribusiness en logistiek

bedrijven die direct agrarische producten bewerken of verwerken uit de sectoren akkerbouw, bollenteelt, tuinbouw, glastuinbouw en veeteelt en bedrijven die (mede) de logistiek daarvan verzorgen en bedrijven die een ondersteunende functie vervullen voor de bedrijven op het bedrijventerrein.

1.26 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een richtwaarde voor het risico en/of een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

Onder beperkt kwetsbaar object wordt verstaan:

  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  • b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • c. kantoorgebouwen tot 1.500 m2 bvo;
  • d. hotels en restaurants tot 1.500 m2 bvo;
  • e. winkels waarin maximaal 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijke bruto vloeroppervlak niet meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover er niet meer dan 50 personen verblijven gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  • h. bedrijfsgebouwen tot 1.500 m2 bvo;
  • i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.27 bestaand:

het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel een vrijstelling op grond van de WRO, een ontheffing op basis van de Wro, of een afwijkingsprocedure op basis van de Wabo.

1.28 bestaand bouwwerk

een bouwwerk, dat ten tijde van inwerkingtreding van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd.

1.29 bestaand gebruik

bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan en niet in strijd met het vorige bestemmingsplan, de overgangsbepalingen daar mede onder begrepen.

1.30 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.31 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.32 bijbehorende bouwwerk:

aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.

1.33 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

bijbehorend bouwwerk, in de vorm van een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.

1.34 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.35 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.36 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond.

1.37 bouwperceel agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf

gebied bestaande uit het gedeelte van het bouwvlak gelegen achter de voorgevellijn met daarbij gerekend naast- en achtergelegen gebied met een totale oppervlakte van 1,5 ha, gerekend vanaf de uiterste contouren van de bebouwing in de maximaal verhouding van 2:1 of 1:2.

1.38 bouwperceel agrarisch loonbedrijf

gebied bestaande uit het gedeelte van het bouwvlak gelegen achter de voorgevellijn met daarbij gerekend naast- en achtergelegen gebied met een totale oppervlakte van 1,5 ha, gerekend vanaf de uiterste contouren van de bebouwing in de maximaal verhouding van 2:1 of 1:2.

1.39 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.40 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.41 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.42 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.43 bulkgoederen

onverpakte vaste en/of vloeibare goederen die in grote hoeveelheden tegelijk gestort, opgeslagen en vervoerd kunnen worden, waaronder zand, grond, grind, stenen, graan, afvalwater.

1.44 dagrecreatieve voorzieningen

vormen van recreatief gebruik, zoals wandelpaden, visplaatsen en parkeerplaatsen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, geen sprake is van overnachting en geen gemotoriseerde vormen van recreatie zijn toegestaan.

1.45 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst:

  • a. dakkapellen mogen uitsluitend worden uitgevoerd met gesloten zijwanden;
  • b. dakkapellen hebben een maximale hoogte van 1,75 m;
  • c. de afstand tussen de onderkant van de dakkapel en de dakvoet ligt tussen de 0,5 en 1 m;
  • d. de afstand tussen de bovenkant van de dakkapel en de daknok is 0,5 m of meer;
  • e. de afstand tussen de zijkanten van de dakkapel en de zijranden van het dak is 0,5 m of meer;
  • f. de breedte van de dakkapel beslaat ten hoogste 2/3 van de breedte van het dakvlak.
1.46 dakoverstek:

een dak over een ruimte bij een gebouw, welke ruimte niet zodanig door wanden is omgeven, dat deze ruimte als deel uitmakend van het gebouw is aan te merken.

1.47 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/ of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.48 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.49 dierenpension

een bedrijf waarbinnen bedrijfsmatig tijdelijke huisvesting aan huisdieren van derden wordt geboden, zoals een kennel/cattery, of een asiel; een hondenbewakingsbedrijf wordt hiermede onder begrepen.

1.50 druiplijn:

de horizontale snijlijn van het oplopende dakvlak met het daaronder gelegen buitenwerkse gevelvlak; dit betekent dat in voorkomende gevallen de druiplijn wordt bepaald overeenkomstig het hieronder staande:

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hez01-VA01_0003.jpg"

1.51 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.52 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.53 extensieve dagrecreatie

vormen van recreatief (mede)gebruik in een gebied, waarbij de recreatie geen specifiek beslag leg op de ruimte, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.54 extensieve veehouderij

vorm van veeteelt waarbij teelt afhankelijk is van de grond als productiemiddel.

1.55 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.56 geluidgevoelig object

woningen alsmede andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (hierna:"Wgh") en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder.

1.57 geluidzoneringsplichtige bedrijven

een bedrijf, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.58 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

1.59 gezondheidscentrum

het verlenen van medische diensten aan particulieren zoals counseling/coaching, massages, dieet-afslankadviezen, workshops en sporten.

1.60 glastuinbouwbedrijf

een agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie uitsluitend of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.

een agrarisch bedrijf, waarbij het voortbrengen van producten hoofdzakelijk plaatsvindt in kassen.

1.61 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt.

1.62 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik gemaakt wordt van open grond (waaronder ook begrepen grond met kassen met een hoogte van niet meer dan 1 m).

1.63 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder medebegrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/ of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.64 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.65 horeca

activiteiten, zoals bedoeld in Bijlage 3 bij deze regels, die in zijn algemeenheid zijn gericht op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken.

1.66 horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie.

1.67 hotel

een accommodatie waarin logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden, kleine etenswaren en dranken worden verstrekt aan gasten.

1.68 intensieve veehouderij

de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel.

1.69 kampeerboerderij

(deel van) een gebouw dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen.

1.70 kampeermiddelen

tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst.

1.71 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, groente, bloemen of planten.

1.72 koel- en sorteerbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het opslaan en sorteren van agrarische producten, als dan niet met mechanische koeling, met functiegebonden verhuur en verkoop.

1.73 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico en/of een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen.

Onder kwetsbaar object wordt verstaan:

  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld bij beperkt kwetsbaar object;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  • e. objecten die met de onder a tot en met d genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn.
1.74 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.

1.75 ligplaats

de ruimte, die door een woonschip (respectievelijk recreatiewoonschip of een schip) wordt ingenomen.

1.76 longeercirkel:

ruimte in de vorm van een cirkel, waarin een paard onder begeleiding specifieke training kan worden gegeven.

1.77 maatschappelijke en culturele voorzieningen

educatieve, culturele, sociaal-medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen sectoren, met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.78 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen sectoren, met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.79 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met en of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, functiegebonden horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodaties en het houden van wedstrijden en andere evenementen.

1.80 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychologische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.81 mer-grens

de grens zoals bedoeld in het Besluit mer, onderdeel D.

1.82 mestopslagplaats

een constructie van beton, hout of staal, dan wel een aarden put bekleed met folie of beton, dan wel een gemetselde constructie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest. Onder een mestopslagplaats wordt niet begrepen een mestkelder, zijnde een volledig ondergrondse bak, die is gecombineerd met een gebouw.

1.83 natuurwetenschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.84 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.85 ondergeschikte detailhandel:

detailhandelsactiviteiten die aan te merken zijn als rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van een niet-detailhandelsbedrijf en daaraan in bedrijfseconomisch en ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn.

1.86 ondersteunende voorzieningen

bedrijven en voorzieningen die faciliterend zijn aan de op het bedrijventerrein aanwezige bedrijven voor agribusiness en logistiek.

1.87 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet, óf met ten hoogste twee wanden is omsloten.

1.88 paardenbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.

1.89 paardenfokkerij:

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden en/of pony's, de verkoop van gefokte paarden en/of pony's, en/of het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van de fokkerij.

1.90 paardenhouderij:

een bedrijf dat gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's, niet zijnde een paardenfokkerij.

1.91 paardenpension

het houden van paarden en pony's ten behoeve van pensionstallen, niet zijnde manege.

1.92 paardenstoeterij / paardenfokkerij

het houden van paarden en pony's ten behoeve van het produceren van deze dieren, geschikt voor bepaalde taken zoals hengstenstations, opfokbedrijven, handelsstallen en africht- en trainingsstallen.

1.93 peil
  • 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  • 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

- de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij aanvang van de bouw;

  • 3. indien in of op het water wordt gebouwd:

- het Normaal Amsterdams Peil (of een plaatselijk aan te houden waterpeil).

  • 1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
  • 3. waterpeil: de gemiddelde hoogte van de waterlijn gemeten ten opzichte van de oever.
1.94 permanente bewoning

bewoning van een woning als hoofdverblijf.

1.95 plantaardig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk geteeld wordt in kassen of waarbij een hiermee vergelijkbare methode wordt gevolgd. Voorbeelden zijn de teelt van tulpen en witlof.

1.96 plattelandswoning:

een voormalige agrarische bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf.

1.97 poldertours

extensieve dagrecreatie in de vorm van gemotoriseerde toertochten met functiegebonden (ondergeschikte) horeca.

1.98 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient als verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.99 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat gelet op het aantal dieren, hoeveelheid grond en/of inrichting past bij ten minste een halve arbeidskracht.

1.100 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke volgens wettelijke regelingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.101 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen is een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.102 Stesam

organisch restproduct afkomstig van de celluloseproductie dat stuiven van percelen/zandvlaktes tegengaat.

1.103 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersborden, wegbebakening, bewegwijzering, verlichting, halteaanduiding, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, afvalcontainers, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens en abri's.

1.104 teeltondersteunend glas

glasopstand dienstbaar aan een vollegronds landbouwbedrijf en bestemd voor het broeien of opkweken van plantmateriaal.

1.105 toeristisch kamperen

recreatief buitenverblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen.

1.106 traditionele Wieringermeerboerderij

standaard type boerderij, bestaande uit woonhuis en schuur, gebouwd in de periode 1930 tot 1955, waarbij het woonhuis links of rechts van de schuur werd gebouwd, dan wel los of met een kleine tussenbouw aan de schuur vast of inpandig.

1.107 trainingsmolen:

ruimte in de vorm van een cirkel, waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen, draven of galopperen door aansturing via een computergestuurde bedieningskast.

1.108 tuincentrum

een detailhandelsvestiging waar de volgende goederen ten verkoop worden aangeboden: boomkwekerijproducten, planten, kamerplanten, (bloem)bollen, knollen, zaden en snijbloemen, gewasbeschermingsmaterialen, meststoffen, grondproducten; attributen voor de verfraaiing en het onderhoud van tuinen, zoals tuingereedschappen en daarbij benodigde hulpmaterialen, zoals bestratingsmateriaal, potterie voor binnen en buiten, tuinhout en vijvermateriaal; tuinmeubilair, tuinhuisjes en kassen, decoratie voor binnen- en buitenshuis en seizoensartikelen en tevens de niet direct branche-eigen artikelen: wonen (klein meubelen) en workshops met dien verstande dat maximaal 20% van de verkoopvloeroppervlakte gebruikt mag worden voor deze artikelen.

1.109 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.110 veehouderijbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren.

1.111 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.112 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.113 voorgevellijn

de gevel van een woning of hoofdgebouw, alsmede het verlengde daarvan, langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing de evenwijdige aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.

1.114 wonen

bewonen van een woning door één afzonderlijke huishouding.

1.115 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming, al dan niet noodzakelijk is.

een complex aan ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

1.116 woonschip

een in het water drijvend object, dat dient als woning.

  • 1. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd tot dag- en/of nachtverblijf van één huishouden;
  • 2. een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder 1 in aanbouw;
  • 3. een casco dat tot vaar- of drijftuig als bedoeld onder 1 kan worden opgebouwd;
  • 4. elk vaar- of drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortgelijke activiteiten worden uitgeoefend of dat daartoe is ingericht;
  • 5. een vaar- of drijftuig als bedoeld onder 1 tot en met 4 dat is ingegraven, aangeaard, op de wal getrokken of door andere oorzaak niet onmiddellijk kan varen of drijven;
  • 6. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig als bedoeld onder 1 tot en met 5.
1.117 zorgboerderij

(voormalig) agrarisch bedrijf waar bedrijfsmatig dagbesteding voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap, personen met een psychische of sociale hulpvraag en/of zorgbehoevende ouderen al dan niet in combinatie met overnachtingsmogelijkheden voor de doelgroepen als zorginstelling, wordt geïnitieerd en begeleid.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd )gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen; daar waar aangekapt wordt aan het bestaande dakvlak wordt de goot niet als goothoogte gerekend.

2.5 hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarisch bedrijf en daarbij behorende bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met:
    • 1. Aan-huis verbonden beroepen en bedrijven, mits:
      • niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
      • alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage bij deze beleidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
      • er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;
      • degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
      • er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
      • er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
      • buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied.
    • 2. hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
      • er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
      • permanente bewoning niet is toegestaan;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.
  • b. teeltondersteunend glas;
  • c. bestaande intensieve veehouderij als nevenactiviteit;
  • d. infrastructurele voorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. ten hoogste 1 paardenbak per agrarisch bouwperceel;
  • g. aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven;
  • h. aan de functie als bedoeld onder a gebonden horeca (kantine, foyer en dergelijke);
  • i. het oprichten en ingebruiknemen van een biomassainrichting voor eigen gebruik;
  • j. een gronddepot ten behoeve van het versterken van de dijk, ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot';

met de daarbij behorende:

  • k. gebouwen;
  • l. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
  • m. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen;
  • n. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. erfontsluitingspaden;
  • q. bruggen;
  • r. waterlopen en waterbergingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • s. detailhandel ten behoeve van lokaal vervaardigde agrarische producten;
  • t. extensieve dagrecreatie.
3.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - proefboerderij' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor:

  • a. een agrarisch bedrijf waar wetenschappelijke onderzoek op het snijvlak van ecologie, techniek en landbouw wordt verricht;
  • b. kennisintensieve en arbeidsextensieve innovatie- en research bedrijven, in hoofdzaak gericht op onderzoek en ontwikkeling op het snijvlak van landbouw, ecologie, techniek, duurzame en hernieuwbare energie en grondstoffen;
  • c. instelling voor agrarisch wetenschappelijk onderzoek;
  • d. educatie/onderwijs als nevenactiviteit direct gekoppeld aan de hoofdactiviteit;
  • e. aan de hoofdfunctie gebonden horeca (kantine, foyer en dergelijke);
  • f. onderzoek ondersteunende kassen/glas;
  • g. veredelingsactiviteiten, met uitzondering van zaadveredeling;
  • h. proefvelden en demonstratietuinen.
3.1.3

Ter plaats van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - proefvelden' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een composteringsterrein en de ecotechnische verwerking van slib-/specie.

3.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een gezondheidscentrum als nevenfunctie.

3.1.5

Ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een glastuinbouwbedrijf.

3.1.6

Ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een intensieve veehouderij.

3.1.7

Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet-risicovolle, niet brand- en/of explosiegevaarlijk, niet agrarische goederen, die geen risico's voor de omgeving opleveren, alsmede opslag voor internetverkoop.

3.1.8

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf, binnen de gebouwen. Detailhandel is niet toegestaan.

3.1.9

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - koel- en sorteerbedrijf' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een koel- en sorteerbedrijf.

3.1.10

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hondentrainingsterrein' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een hondentrainingsterrein en dierenpension.

3.1.11

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kinderdagopvang' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor agrarische kinderopvang als nevenactiviteit bij de agrarische bedrijfsvoering.

3.1.12

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - testparkgebouw' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een testparkgebouw ten behoeve van windmolens.

3.1.13

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - testlocatie windmolens' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor het testen van windmolens en voor een mast met meet- en registratieapparatuur.

3.1.14

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - scaled wind farm' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd een windpark met kleinschalige windmolens.

3.1.15

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - windmolens in lijnopstelling ' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor het testen van   windturbines .

3.1.16

Ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een windturbine.

3.1.17

Ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor vuurwerkopslag.

3.1.18

Ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een zorgboerderij.

3.1.19

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - LA' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een vliegveld voor light aeroplanes.

3.1.20

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenpension' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een dierenpension.

3.1.21

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - biomassacentrale' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een biomassacentrale.

3.1.22

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslagplaats' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een mestopslagplaats.

3.1.23

Ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een paardenkliniek, paardenfokkerij en dierenartspraktijk.

3.1.24

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gps toepassingen' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een bedrijf dat gps-toepassingen voor de agrarische sector ontwikkelt.

3.1.25

Ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor 6 hotelkamerhuisjes.

3.1.26

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - roofvogelfokkerij' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een roofvogelfokkerij.

3.1.27

ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', is in afwijking van het bepaalde in lid 3.1.1 sub a, geen bedrijfswoning toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het agrarisch bouwperceel;
  • b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bouwperceel kleiner of gelijk aan 2,5 ha', is in afwijking van het bepaalde in artikel 1.13 een agrarisch bouwperceel toegestaan met een oppervlakte van maximaal 2,5 hectare;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' dienen de aangeduide bouwvlakken te worden beschouwd als één agrarisch bouwperceel;
  • d. de gebouwen en overkappingen mogen niet voor de bestaande voorgevellijn worden gebouwd;
  • e. kassen dienen op ten minste 10 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
  • f. de oppervlakte van teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 2.000 m2,, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering teeltondersteunend glas', de oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet meer mag bedragen dan 4.000 m2;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - koel-en sorteerbedrijf' de bebouwing binnen een aaneengesloten oppervlak van maximaal 3 ha binnen het bouwvlak en het aansluitende gebied worden gebouwd;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' mag de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan kassen worden uitgebreid met ten hoogste 10%;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen worden uitgebreid met ten hoogste 10%, mits deze uitbreiding onder de MER-grens valt;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenpension' mag de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen worden uitgebreid met ten hoogste 10%;
  • k. in het bouwvlak, als bedoeld onder a. mag de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan 30 m;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - solitaire schuur' de bestaande bebouwing buiten een bouwvlak gehandhaafd blijven;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hondentrainingsterrein' gelden de volgende specifieke regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd tot een hoogte van 3 m
    • 2. de bestaande bebouwing buiten een bouwvlak gehandhaafd mag blijven;
    • 3. de hoogte van erf- en terreinafscheiding mag ten hoogste 2 m bedragen;
    • 4. de hoogte van overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - testparkgebouw' mag een gebouw worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 200 m2 en een maximale goothoogte van 8 m en een maximale bouwhoogte van 15 m;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - windmolens in lijnopstelling' mogen windmolens in lijnopstelling worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de ashoogte niet meer mag bedragen dan 120 m;
    • 2. het aantal rotorbladen niet meer mag bedragen dan 3;
    • 3. de diameter van de rotor niet meer mag bedragen dan 126 m;
    • 4. bij (vervangende) nieuwbouw dienen windmolens in één lijn te worden geplaatst, waarbij de wieken dezelfde kant opdraaien;
    • 5. bij (vervangende) nieuwbouw dienen windmolens in één lijn dezelfde uiterlijke verschijningsvorm te hebben;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' mag één windmolen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de ashoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande hoogte;
    • 2. het aantal rotorbladen niet meer mag bedragen dan 3;
    • 3. de diameter van de rotor niet meer mag bedragen dan de bestaande diameter ;
  • q. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van agrarisch - testlocatie windmolens' mogen windmolens worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de ashoogte niet meer mag bedragen dan 175 m;
    • 2. de diameter van de rotor niet meer mag bedragen dan 150 m;
    • 3. per windmolen mag één meetmast worden geplaatst, mits geplaatst binnen een straal van 500 m gerekend vanaf de windmolen.
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' mogen zes hotelhuisjes worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m en een oppervlakte van 20 m2 per hotelhuisje;
  • s. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • t. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 15 m bedragen;
  • u. bedrijfsgebouwen dienen voorzien te worden van een kap met een minimale dakhelling van 18º;
  • v. de bouwhoogte van kassen mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • w. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte (m2)', mag de oppervlakte aan dierruimte ten behoeve van intensieve veehouderij niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding.
3.2.2 Bedrijfswoningen

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde bedrijfswoning gelden de volgende bouwregels:

  • a. per agrarisch bouwperceel mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. in geval van herbouw van een woning, dient de woning op dezelfde plaats te worden teruggebouwd;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning, niet zijnde aangeduid als 'karakteristiek', mag niet meer bedragen dan 175 m2;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder c toegelaten maximale oppervlakte, vermeerderd met de onder sub i, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag het bouwvolume van het hoofdgebouw, bestaande uit de woning en de aangebouwde schuur' niet worden vergroot;
  • f. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • g. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • h. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder dan 18º en niet meer dan 60º bedragen;
  • i. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    • 1. bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
      • de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
      • de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub c toegelaten maximale oppervlakte van de bedrijfswoning , vermeerderd met:
      • 70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
      • 100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
      • 125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
      • 150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
      • de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder de eerste t/m de vierde bullet is toegestaan;
    • 4. het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
    • 5. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
    • 6. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
    • 7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 8. een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
    • 9. ondergronds bouwen is niet toegestaan.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij stolpen en karakteristieke bebouwing

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.2, sub h, gelden voor stolpboerderijen en voor als karakteristiek aangeduide panden de volgende regels:

  • a. er mogen geen aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen worden gebouwd;
  • b. bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen op ten minste 5 m achter de achtergevel te worden gebouwd, dan wel op de bestaande afstand indien deze minder is.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bouwregels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen te worden opgericht binnen het agrarisch bouwperceel, waarbij:
    • 1. de hoogte van antenne-inrichtingen ten hoogste 23 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van vlaggenmasten ten hoogste 7 m mag bedragen;
    • 3. het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1;
    • 4. de bouwhoogte van zwembaden ten hoogste 3 m mag bedragen;
    • 5. de hoogte van erfafscheidingen, binnen het agrarisch bouwperceel, voor de voorgevellijn ten hoogste 1 m mag bedragen;
    • 6. de hoogte van erfafscheidingen, binnen het agrarisch bouwperceel, achter de voorgevellijn ten hoogste 2 m mag bedragen;
    • 7. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het agrarisch bouwperceel ten hoogste 5 m mag bedragen;
  • b. buiten het agrarisch bouwperceel mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde sleufsilo's, of erfafscheiding worden opgericht waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, niet zijnde erf- en terreinafscheidingen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'silo' mag buiten het bouwvlak een afgedekte silo worden gebouwd tot een hoogte van 6 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lichtbaken' de hoogte van een lichtbaken ten hoogste 40 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' de hoogte van een antenne-inrichting ten hoogste 140 m bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van agrarisch - testlocatie scaled wind farm' mag een windmolen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. het aantal windmolens mag niet meer bedragen dan 11;
    • 2. de ashoogte niet meer mag bedragen dan 7,5 m;
    • 3. de diameter van de rotor niet meer mag bedragen dan 8 m;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslagplaats' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale inhoud van 5.000 m3 en een maximale hoogte van 6 m exclusief afdekking.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • a. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en nokrichting van de gebouwen als bedoeld in lid 3.2;
  • b. de plaats van de gebouwen binnen het bouwvlak;
  • c. de landschappelijke inpassing van gebouwen en bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 onder a ten behoeve van een vergroting van het agrarisch bouwvlak tot 2 ha onder de voorwaarde dat:
    • 1. dat de uitbreiding noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering;
    • 2. de uitbreiding niet stuit op bezwaren van milieuhygiënisch aard;
    • 3. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
    • 4. de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen landschappelijk wordt ingepast;
  • b. lid 3.2.1 onder a ten behoeve van het afwijken van de maximale verhouding tussen breedte en diepte van het agrarisch bouwperceel van 1 : 2 (of omgekeerd) onder de voorwaarde dat:
    • 1. de voorgeschreven verhouding van 1 : 2 (of omgekeerd) leidt tot een onevenredig grote milieuhinder voor de direct omwonenden;
    • 2. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
    • 3. de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen landschappelijk wordt ingepast;
  • c. lid 3.2.1 onder e ten behoeve van een vergroting van de oppervlakte van teeltondersteunende kassen tot 4.000 m2 of tot een maximum van 200 m2 per hectare voor bedrijven die groter zijn dan 20 ha onder de voorwaarde dat:
    • 1. de uitbreiding noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
    • 2. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
    • 3. de uitbreiding van de teeltondersteunende kassen landschappelijk wordt ingepast;
    • 4. vooraf een ontheffing is verkregen van Gedeputeerde Staten;
  • d. lid 3.2.2 onder b en toestaan dat de bedrijfswoning op een andere plek wordt herbouwd, mits:
    • 1. herbouw niet stuit op bezwaren van milieuhygiënisch aard;
    • 2. herbouw landschappelijk aanvaardbaar is;
  • e. lid 3.2.2 , sub a en toestaan dat één extra bedrijfswoning wordt gebouwd, mits dit noodzakelijk is voor het toezicht;
  • f. lid 3.2.2, sub h, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    • 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    • 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
  • g. lid 3.2.3, sub 1, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen, met dien verstande dat:
    • 1. de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 2. de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping in het verlengde van de gevels van de stolp wordt gebouwd;
    • 3. de dakhelling van de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping overeenkomstig de dakhelling van de stolp is;
    • 4. voor het overige de bouwregels uit artikel 3.2.2 van overeenkomstige toepassing zijn.
  • h. lid 3.2.4 onder a ten behoeve van een bouwhoogte van torensilo's binnen het agrarisch bouwperceel tot een bouwhoogte van ten hoogste 25 m, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de bebouwing op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
    • 2. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
  • i. lid 3.2.4 onder b ten behoeve van de bouw van mestopslagplaatsen, voor zover als bouwwerk aangemerkt, buiten het agrarisch bouwperceel, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 3.000 m3;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m exclusief afdekking;
    • 3. situering op het agrarisch bouwperceel om milieutechnische of bedrijfsvoeringstechnische redenen niet mogelijk is;
    • 4. de gronden niet binnen een afstand van 100 m van woningen en bedrijfswoningen, verblijfsrecreatieterreinen groter dan 2,5 ha en de bestemmingen “natuur” en “bos” groter dan 5 ha liggen;
    • 5. voor zover noodzakelijk ecologisch onderzoek wordt verricht;
    • 6. vooraf een beeldkwaliteitplan wordt opgesteld ten behoeve van de landschappelijke inpassing, waarbij uitgangspunt is dat een mestopslag wordt ingepast door middel van een groen aangeklede grondwal.
  • j. lid 3.2.1 onder a ten behoeve van de oprichting van één schuilhut of melkstal per agrarisch bedrijf buiten het agrarisch bouwperceel, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m, mits er gebouwd wordt in één bouwlaag met kap;
    • 3. het gebouw op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • k. lid 3.2.4 onder a ten behoeve van de hoogtemaat van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten behoeve van zendmasten, tot een hoogte van maximaal 60 m;
  • l. lid 3.2.1 onder u ten behoeve van een afwijkende dakhelling, mits dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering en landschappelijk;
  • m. lid 3.2.4 onder f ten behoeve van de afstand van de meetmast tot de windmolen tot een afstand van 600 m, mits de landschappelijke inpassing voldoende is gewaarborgd en de noodzaak door de aanvrager is aangetoond.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd onder e, f en g kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1

Per agrarisch bouwperceel mag ten hoogte één agrarisch bedrijf worden gevestigd.

3.5.2

Binnen de bestemming is geen huisvesting van seizoenarbeiders toegestaan.

3.5.3

Wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.

3.5.4

De in lid 3.1.1 onder c bedoelde bestaande intensieve veehouderij als nevenactiviteit mag worden uitgebreid met maximaal 10% van de bestaande oppervlakte.

3.5.5

Binnen deze bestemming is het verboden terreinen te ontgronden.

3.5.6

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kinderdagopvang' mag van de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing ten hoogste 500 m2 worden gebruikt ten behoeve van de nevenfunctie agrarische kinderopvang.

3.5.7

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;
  • b. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;
  • d. het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 ten behoeve van het uitoefenen van ondergeschikte nevenactiviteiten in de bestaande bijgebouwen, naast de agrarische bedrijfsfunctie waarbij de functies zijn toegestaan als genoemd in de navolgende tabel "vernieuwend ondernemen", met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten onder 1 tot en met 9 en 12 niet meer mag bedragen dan 500 m2 per agrarisch bouwperceel;
  • b. de gezamenlijk oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten onder 12 tot en met 20, niet meer mag bedragen dan 100 m2 per agrarisch bouwperceel waarbij de oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' en traditionele Wieringermeerboerderijen niet meetelt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de onder a en b bedoelde activiteiten mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • d. de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet mag worden vergroot, tenzij wordt aangetoond dat de bestaande bebouwing vanwege bouwtechnische, milieutechnische of andere redenen niet geschikt meer is voor de beoogde agrarische functie;
  • e. de functiewijziging geen beperkingen veroorzaakt voor de omliggende (agrarische) bedrijven en het woon- en leefgenot van omliggende woningen;
  • f. in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
  • g. het parkeren op eigen terrein binnen het agrarisch bouwperceel plaatsvindt;
  • h. geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de openlucht plaatsvindt;
  • i. het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten;
  • j. de waterhuishoudkundige belangen niet worden geschaad;
  • k. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten is toegestaan.

Tabel: Vernieuwend ondernemen

  Te wijzigen in de functie (nevenactiviteit):  
1   agrarisch in hoofdzaak loonbedrijf;  
2   foeragehandel;  
3   dierenartsenpraktijk;  
4   kampeerboerderij of kampeerterrein met maximaal 25 tourplaatsen;  
5   extensieve poldersport en boerengolf op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied;  
6   overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen tentoonstellingsruimte, museum en sauna;  
7   educatie en voorlichting;  
8   zorgboerderij met dag- en nachtverblijf;  
9   (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;  
10   commerciële dienstverlening, zoals een computerservicebedrijf, een geluidsstudio of verhuur vergader- of workshopruimte;  
11   overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van Bijlage 2 bij deze regels;  
12   kinderopvang;  
13   paardenhouderijen en paardenpensions;  
14   manege;  
15   veehandelsbedrijf ;  
16   extensieve agrarische dagrecreatie, zoals boerengolf, agrarische kinderfeestjes, kinderboerderij en excursies;  
17   paarden-, kano-, roeiboot-, fluisterboot- of fietsenverhuur;  
18   bewerking en opslag van agrarische producten;  
19   hoefsmederij;  
20   ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij en riet- en vlechtwerk;  
21   agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf;  
22   opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet-risicovolle, niet brand- en/of explosiegevaarlijk, niet agrarische goederen, die geen risico's voor de omgeving opleveren, alsmede opslag voor internetverkoop  
23   lichte horeca zoals bedoeld in categorie 1 van Bijlage 3.  
24   andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder 1 tot en met 17 en beperkt worden tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 van de bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bij deze regels;  
25   wonen zoals bedoeld in artikel 17  
26   bed and breakfast zoals bedoeld in artikel 28  
3.6.2

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.2 ten behoeve van de permanente huisvesting van seizoensarbeiders onder de voorwaarde dat:

  • a. de huisvesting plaatsvindt in bestaande dan wel nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen binnen het agrarisch bouwperceel;
  • b. maximaal 20 personen gehuisvest mogen worden;
  • c. parkeren op eigen terrein plaats vindt;
  • d. een bedrijfswoning aanwezig is waar de eigenaar of een gedelegeerde bedrijfsleider woont;
  • e. de permanente huisvesting van tijdelijke werknemers niet gecombineerd mag worden met tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;
  • f. positief advies is uitgebracht door de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord onderscheidenlijk het Veiligheidsbureau Wieringen-Wieringermeer;
  • g. de huisvesting geen afbreuk mag doen aan de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen, dan wel de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven;
  • h. het perceel in de provinciale verordening structuurvisie is opgenomen in bestaand bebouwd gebied, dan wel Gedeputeerde Staten ontheffing hebben verleend voor het bouwen buiten bestaand bebouwd gebied.
3.6.3

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 ten behoeve van het afgraven en ophogen van de bodem onder de voorwaarde dat:

  • a. het afgraven en ophogen van de bodem op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. geen nadelige gevolgen plaatsvinden ten aanzien van bestaande wegen en bestaande verkeersstructuur;
  • c. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden niet onevenredig nadelig worden beïnvloed.
3.6.4

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen behorende bij het LA aan de Flevoweg, onder de voorwaarde dat:

  • a. de gebouwen op het agrarisch bouwperceel op het adres Flevoweg 1 worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte aan gebouwen niet meer bedraagt dan 2.500 m2;
  • c. de goothoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 8 m;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 15 m;
  • e. de bebouwing op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • f. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad.
3.6.5

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.5 onder de voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

3.6.6

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.7, sub c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:

  • a. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
  • b. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
  • c. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
  • d. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.

3.6.7

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.7, sub c en toestaan dat naast de in lid 3.2.2, sub h, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:

  • a. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
  • b. de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
  • c. het in lid 3.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
  • d. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • e. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.

3.6.8

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5.7, sub d en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:

  • a. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
  • b. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • c. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
  • d. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
  • f. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

3.6.9

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1, sub a en toestaan dat een bestaande bedrijfswoning als plattelandswoning gebruikt wordt, met dien verstande dat bij het agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfswoning deel uit maakte, geen nieuwe bedrijfswoning mag worden gerealiseerd.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1

Het is verboden buiten het agrarisch bouwperceel de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanleggen van waterbassins en mestbassins;
  • b. het vellen of rooien van houtopstanden met een minimale breedte van 10 m;
  • c. het dempen, graven en vergraven van watergangen, hieronder het aanleggen van dammen en bruggen mede begrepen;
  • d. de aanleg van verharde wandel-, fiets-, en kavelpaden;
  • e. het bebossen of inplanten op gronden die op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van het plan niet bebost of ingeplant waren.
3.7.2

Het lid 3.7.1 van dit artikel vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, welke uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.

3.7.3

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uit te voeren werkzaamheden geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de landschappelijke waarde dan wel de waterstaatkundige belangen van de gronden.

3.7.4

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 3.7.3 voor zover het gaat om werkzaamheden zoals bedoeld in lid 3.7.1 onder c en f advies in bij de waterbeheerder.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het verwijderen, dan wel verplaatsen van de aanduiding 'windturbine', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. verplaatsing niet leidt tot een beperking van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. milieutechnisch onderzoek heeft uitgewezen dat er geen belemmeringen zijn tegen verplaatsing;
  • c. de situatie met betrekking tot radarverstoring niet verslechtert.
3.8.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hondentrainingsterrein' onder de voorwaarde dat de activiteiten van de hondenclub en het dierenpension ter plaatse zijn beëindigd.

3.8.3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van mestopslagplaatsen tot een inhoud van ten hoogste 5.000 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m exclusief afdekking, met dien verstande dat:

  • a. de gronden niet binnen een afstand van 100 m van woningen en bedrijfswoningen, verblijfsrecreatieterreinen groter dan 2,5 ha en de bestemmingen “natuur” en “bos” groter dan 5 ha liggen;
  • b. de breedte van de ter plaatse aanwezige wegverharding ten minste 4 m bedraagt ten behoeve van verantwoord transport;
  • c. de wijziging plaatsvindt ten behoeve van een mestopslag voor 2 of meer (agrarische) bedrijven;
  • d. de bedrijfseconomische, landschappelijke, natuurlijke en/of milieukundige situatie in de afweging moet worden betrokken, waarbij voor zover nodig onderzoek wordt verricht naar bijvoorbeeld natuur of cultuurhistorische waarden;
  • e. vooraf een beeldkwaliteitplan wordt opgesteld ten behoeve van de landschappelijke inpassing, waarbij uitgangspunt is dat een mestopslag wordt ingepast door middel van een groen aangeklede grondwal.
3.8.4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het uitbreiden van de oppervlakte van een agrarisch bouwperceel tot een oppervlakte van ten hoogste 3 ha, met dien verstande dat:

  • a. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt;
  • b. de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel wordt afgestemd op de bedrijfsomvang;
  • c. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven;
  • d. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied;
  • e. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
  • f. vooraf een ontheffing is verkregen van Gedeputeerde Staten.
3.8.5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij algehele bedrijfsbeëindiging van agrarische bedrijven de bestemming van de gronden gelegen binnen het agrarisch bouwperceel te wijzigen conform onderstaande tabel "vernieuwend ondernemen", waarbij de oppervlakte van het bouwvlak wordt teruggebracht tot de gewenste / noodzakelijke bedrijfsomvang, met dien verstande dat:

  • a. de functiewijziging geen beperkingen veroorzaakt voor de omliggende (agrarische) bedrijven en het woon- en leefgenot van omliggende woningen;
  • b. de wijziging uitsluitend mag plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke;
  • c. de nieuwe functie mag alleen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing van het (voormalig) agrarische bouwperceel, met uitzondering van kassen;
  • d. er tussen de gemeente en de aanvrager een planschade overeenkomst wordt gesloten;
  • e. indien bestaande bebouwing wordt afgebroken, mag nieuwbouw plaatsvinden, waarbij de oppervlakte van de nieuwbouw maximaal 50% mag zijn;
  • f. de hoeveelheid extra verkeer moet passen bij de wegenstructuur;
  • g. het parkeren behorende bij het ander gebruik dient op eigen terrein binnen het agrarisch bouwperceel plaats te vinden;
  • h. er geen opslag van goederen in de open lucht plaatsvindt;
  • i. het gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties;
  • j. de waterhuishoudkundige belangen niet worden geschaad;
  • k. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of geteelde producten is toegestaan;
  • l. per agrarisch bouwperceel maximaal drie verschillende functies zijn toegestaan, waarbij de woonfunctie niet wordt meegerekend;
  • m. er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen bezwaren zijn tegen de wijzing;
  • n. voor de functie zoals bedoeld onder 24, het bedrijfsperceel niet binnen de aanduiding 'milieuzone - stiltegebied' is gelegen;
  • o. de veiligheidssituatie acceptabel wordt bevonden, waaronder in ieder geval wordt begrepen de toegankelijkheid voor de brandweer;
  • p. in aanvulling op het bepaalde onder a t/m o gelden kan de bestemming Agrarisch worden gewijzigd in de bestemming Wonen, met dien verstande dat:
    • 1. alleen de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning mag worden gebruikt. In het geval er sprake is van karakteristieke bebouwing (stolp, Wieringerboederij, Wieringermeerboerderij) dan mag de volledige karakteristieke bebouwing voor wonen worden gebruikt;
    • 2. in geval van een karakteristieke stolp, deze mag worden gesplitst in maximaal twee woningen als wordt aangetoond dat geen afbreuk wordt gedaan aan het oorspronkelijke karakter van de bebouwing;
    • 3. er kan worden voldaan aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder en de relevante AMvB's.

Tabel:Vernieuwend ondernemen

  Te wijzigen in de functie (bedrijfsbeëindiging):  
1   agrarisch in hoofdzaak loonbedrijf;  
2   foeragehandel;  
3   dierenartsenpraktijk;  
4   kampeerboerderij of kampeerterrein met maximaal 25 tourplaatsen;  
5   extensieve poldersport en boerengolf op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied;  
6   overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen tentoonstellingsruimte, museum en sauna;  
7   educatie en voorlichting;  
8   zorgboerderij met dag- en nachtverblijf;  
9   (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;  
10   commerciële dienstverlening, zoals een computerservicebedrijf, een geluidsstudio of verhuur vergader- of workshopruimte;  
11   overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van Bijlage 2 bij deze regels;  
12   kinderopvang;  
13   paardenhouderijen en paardenpensions;  
14   manege;  
15   veehandelsbedrijf ;  
16   extensieve agrarische dagrecreatie, zoals boerengolf, agrarische kinderfeestjes, kinderboerderij en excursies;  
17   paarden-, kano-, roeiboot-, fluisterboot- of fietsenverhuur;  
18   bewerking en opslag van agrarische producten;  
19   hoefsmederij;  
20   ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij en riet- en vlechtwerk;  
21   agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf;  
22   opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet-risicovolle, niet brand- en/of explosiegevaarlijk, niet agrarische goederen, die geen risico's voor de omgeving opleveren, alsmede opslag voor internetverkoop  
23   lichte horeca zoals bedoeld in categorie 1 van Bijlage 3.  
24   andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder 1 tot en met 17 en beperkt worden tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 2  
25   wonen zoals bedoeld in artikel 17  
26   bed and breakfast zoals bedoeld in artikel 28  

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en herstel van het polderlandschap;
  • b. dagrecreatie;
  • c. verkeer, uitsluitend voorzover het bestaande wegen betreft;
  • d. waterlopen;
  • e. bosbouw in de vorm van kleinschalige boscomplexen en houtsingels;
4.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een zorgboerderij met ten hoogste twee bedrijfswoningen en hieraan ondergeschikt:

  • a. extensieve veehouderij;
  • b. een kaas- en kwarkmakerij;
  • c. een ondersteunende winkel;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • d. tuinen en erven;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. waterlopen;
  • h. opslag van materiaal ten behoeve van de onderhoudswerkzaamheden.
4.2 Bouwregels
4.2.1

Ten aanzien van de in lid 4.1.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. ten behoeve van dagrecreatie mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 2. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2 per bouwwerk;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan 250 m2.
4.2.2

Ten aanzien van de in lid 4.1.2 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 2.800 m2;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 200 m2;
  • d. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 13 m;
  • f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 5 m voor speelvoorzieningen;
    • 2. 7 m voor palen en vlaggenmasten;
    • 3. 2 m voor de overige, voorzover gelegen achter de voorgevellijn;
    • 4. het aantal vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 3.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • a. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en nokrichting van de gebouwen als bedoeld in lid 4.2.2;
  • b. de plaats van de gebouwen binnen het bouwvlak;
  • c. de landschappelijke inpassing van gebouwen en bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1

De oppervlakte van de in lid 4.1.2 onder b bedoelde kaas- en kwarkmakerij mag niet meer bedragen dan 80 m2.

4.4.2

De oppervlakte van de in lid 4.1.2 onder c bedoelde winkel mag niet meer bedragen dan 80 m2.

4.4.3

Onverminderd het bepaalde in lid 4.1.2 is uitsluitend de verkoop van ter plaatse vervaardigde producten, lokaal vervaardigde agrarische producten en opslag behorende bij de zorgboerderij toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1.2 en toestaan dat een bestaande bedrijfswoning als plattelandswoning gebruikt wordt, met dien verstande dat bij het agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfswoning deel uit maakte, geen nieuwe bedrijfswoning mag worden gerealiseerd;
  • b. lid 4.1.2 en toestaan dat één extra bedrijfswoning wordt gebouwd, mits dit noodzakelijk is voor het toezicht.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 4.1.1 de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het graven, dempen en vergroten van sloten en andere watergangen;
  • b. het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel;
  • c. het aanbrengen of verwijderen van dammen, stuwen en naar de aard hiermee vergelijkbare kunstwerken;
  • d. het wijzigen van het greppelsysteem;
  • e. het vellen of rooien van houtopstanden of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van de houtopstanden tot gevolg kunnen hebben;
  • f. de aanleg van verharde wandel-, fiets- en kavelpaden.
4.6.2

Het bepaalde in lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden inhouden;
  • b. uit oogpunt van de te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.
4.6.3

Een vergunning als bedoeld in lid 4.6.1 onder a tot en met f wordt uitsluitend verleend indien door de uit te voeren werkzaamheden geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de landschappelijke of cultuurhistorische waarde dan wel de waterstaatkundige belangen van de gronden.

4.6.4

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 4.6.1 onder a tot en met d advies in bij de waterbeheerder.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming Natuur, met dien verstande dat de gebieden een corridorfunctie vervullen tussen het Robbenoordbos en het Sluitgatbos, teneinde deze gebieden aan elkaar te laten groeien.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels, met dien verstande dat per bedrijf maximaal drie verschillende functies zijn toegestaan, waarbij de woonfunctie niet wordt meegerekend;
  • b. opslag, c.q. stalling met uitzondering van brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
  • c. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals erven, groen, water, parkeren en ondergeschikte nutsvoorzieningen;

en tevens voor:

  • d. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. Aan-huis verbonden beroepen en bedrijven, mits:
      • niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
      • alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage bij deze beleidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
      • er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;
      • degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
      • er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
      • er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
      • buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied.
    • 2. het hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
      • er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
      • permanente bewoning niet is toegestaan;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

  • e. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;

met in achtneming van het volgende:

  • f. detailhandel is niet toegestaan;
  • g. risicovolle-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • h. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.
5.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een agrarisch hulpbedrijf, een op- en overslagbedrijf van agrarisch gerelateerde bulkgoederen, een transportbedrijf in bulkgoederen met daaraan ondergeschikt kantoorruimte ten behoeve van de bedrijfsvoering, met dien verstande dat de oppervlakte van de kantoorrtuimte niet meer mag bedragen dan 625 m2.

5.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een agrarisch loonbedrijf in categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze regels.

5.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een timmerfabriek in categorie 3.1 en 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze regels.

5.1.5

Ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een tuincentrum.

5.1.6

Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor opslag ten behoeve van de waterstaatkundige functie.

5.1.7

Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een tankstation, inclusief de verkoop van lpg, met bijbehorende voorzieningen, zoals ondergeschikte detailhandel.

5.1.8

Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor nutsvoorzieningen.

5.1.9

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - delfstoffenwinning' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor delfstoffenwinning.

5.1.10

Ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een rioolwaterzuiveringsbedrijf met bijbehorende bebouwing en voorzieningen met een maximum capaciteit van 18.100 inwoner equivalenten.

5.1.11

Ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een gemaal.

5.1.12

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transformatorstation' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een transformatorstation.

5.1.13

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalstoffenterrein' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor het scheiden van afval, het verwerken van reststoffen, overslag van huishoudelijk afval, stort van restproducten en compostering, overdekt dan wel in de openlucht en een modelvliegtuigvereniging.

5.1.14

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- gascompressorstation' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een gascompressorstation.

5.1.15

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- afsluiterlocatie' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een afsluiterlocatie.

5.1.16

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mengstation' zijn de in lid lid  5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een gasontvangststation met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

5.1.17

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenpension' zijn de in lid  lid 5.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een dierenpension.

5.1.18

Ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' zijn de in lid lid  5.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor recreatieappartementen binnen de bestaande boerderij.

5.1.19

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - architectenbureau' zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een architectenbureau.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag de bebouwde oppervlakte niet meer bedragen dan het in de aanduiding opgenomen percentage van de oppervlakte van het bouwvlak; indien geen percentage is opgenomen, mag het volledige bouwvlak worden bebouwd;
  • c. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m; indien de bestaande maten hiervan afwijken dan gelden deze maten als maximale maat;
  • d. gebouwen en overkappingen mogen niet voor de bestaande voorgevellijn worden gebouwd;
  • e. de goothoogte van bedrijfsgebouwen, met uitzondering van kassen, mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • f. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m; indien de bestaande hoogte van bedrijfsgebouwen meer bedraagt dan geldt deze maat als maximale maat;
  • g. de dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 18º.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Ten aanzien van bedrijfswoningen gelden de volgende bouwregels:

  • a. per bouwvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder c mag ter plaatse van de aanduidingen zoals geregeld in lid 5.1.2, 5.1.6 tot en met 5.1.14 geen bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 175 m2;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder c toegelaten maximale oppervlakte, vermeerderd met de onder sub i, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  • e. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • f. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • g. de dakhelling van de bedrijfswoning mag niet minder dan 18º en niet meer dan 60º bedragen;
  • h. bij herbouw dient de bedrijfswoning op dezelfde plek te worden teruggebouwd, indien de afstand tot een agrarisch bouwperceel van derden minder dan 100 m bedraagt,
  • i. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    • 1. bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
      • de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
      • de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub c toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met:
      • 70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
      • 100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
      • 125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
      • 150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
      • de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder de eerste t/m de vierde bullet is toegestaan;
    • 4. het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
    • 5. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
    • 6. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
    • 7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 8. een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
    • 9. ondergronds bouwen is niet toegestaan.
  • j. met betrekking tot aanbouwen en uitbouwen bij bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. deze zijn gesitueerd achter de voorgevellijn;
    • 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2;
    • 3. goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 4. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen met dien verstande, dat deze ten minste 1 m onder de bouwhoogte van de bedrijfswoning dient te blijven;
    • 5. de dakhelling niet meer mag bedragen dan 60º;
  • k. met betrekking tot bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m2;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 4. de dakhelling niet minder dan 18 en niet meer dan 60º mag bedragen.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij stolpen en karakteristieke bebouwing

In afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.2 sub h, gelden voor stolpboerderijen en voor als karakteristiek aangeduide panden de volgende regels:

  • a. er mogen geen aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen worden gebouwd;
  • b. bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen op ten minste 5 m achter de achtergevel te worden gebouwd, dan wel op de bestaande afstand indien deze minder is.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bouwregels:

  • a. antennemasten zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan;
  • b. de hoogte van een antennemast mag ten hoogste 23 m bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag de hoogte maximaal 45 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van zwembaden mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • h. de hoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 7 m bedragen;
  • i. het aantal vlaggenmasten per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 1;
  • j. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf- afsluiterlocatie' en specifieke vorm van bedrijf - mengstation' mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen 3 m bedragen.
5.2.5 Gemengd

Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' gelden naast en in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.4 de volgende bouwregels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, voor de voorgevellijn ten hoogste 1 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, achter de voorgevellijn ten hoogste 2 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • d. de bouwhoogte van silo's bestemd voor opslag van (vloeibare) kunstmest en overige stoffen mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
5.2.6 Agrarisch loonbedrijf

Ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' gelden naast en in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.1 de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwperceel agrarisch loonbedrijf;
  • b. de gebouwen en overkappingen mogen niet voor de bestaande voorgevellijn worden gebouwd;
  • c. in het bouwvlak, als bedoeld onder a. mag de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan 30 m;
  • d. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 15 m bedragen;
  • f. bedrijfsgebouwen dienen voorzien te worden van een kap met een minimale dakhelling van 18º.
5.2.7 Afvalstoffenterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalstoffenterrein' gelden de volgende bouwregels:

  • a. het terrein mag niet meer dan voor 25% bebouwd worden ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. ten behoeve van de modelvliegtuigvereniging mag maximaal 50 m2 aan bebouwing worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. de hoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • e. de storthoogte van het terrein mag niet meer bedragen dan 15 m ten opzichte van het maaiveld;
  • f. de hoogte van een sorteerinstallatie en puinbreker mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • g. de hoogte van schoorstenen mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • h. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • i. het aantal vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 3;
  • j. de hoogte van lantaarnpalen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • k. het aantal lantaarnpalen mag niet meer bedragen dan 20;
  • l. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
5.2.8 Gascompressorstation

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gascompressorstation' gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de hoogte van antenne-inrichtingen mag niet meer bedragen dan 23;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.2.9 Afsluiterlocatie

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afsluiterlocatie' gelden in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.1 de volgende bouwregels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.2 onder g en toestaan dat de bedrijfswoning op een andere plek wordt herbouwd, mits:
    • 1. herbouw niet stuit op bezwaren van milieuhygiënisch aard;
    • 2. herbouw landschappelijk aanvaardbaar is;
  • b. lid 5.2.2 , sub h, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    • 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    • 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
  • c. lid 5.2.3 , sub 1, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen, met dien verstande dat:
    • 1. de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 2. de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping in het verlengde van de gevels van de stolp wordt gebouwd;
    • 3. de dakhelling van de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping overeenkomstig de dakhelling van de stolp is;
    • 4. voor het overige de bouwregels uit artikel 3.2.2 van overeenkomstige toepassing zijn.

De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1

Het is niet toegestaan de onbebouwde gronden buiten het bouwvlak te gebruiken voor buitenopslag.

5.4.2

Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

5.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • a. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en nokrichting van de gebouwen als bedoeld in lid 5.2;
  • b. de plaats van de gebouwen binnen het bouwvlak;
  • c. de landschappelijke inpassing van gebouwen en bouwwerken.

5.6 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;
  • b. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;
  • d. het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen.

5.7 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.1 ten behoeve van bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1 van de staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover de betreffende activiteit naar aard en invloed gelijk gesteld kan worden met de volgens lid 5.1.1 toegelaten categorieën;
  • b. bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen, voor zover de betreffende activiteit naar aard en invloed gelijk gesteld kan worden met de volgens lid 5.1.1 toegelaten categorieën;
  • c. artikel 5.6 , lid c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
    • 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    • 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
    • 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    • 4. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.
  • d. artikel 5.6 , lid c en toestaan dat naast de in lid 5.2.2 , sub h, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    • 2. de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
    • 3. het in lid 3.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
    • 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
  • e. artikel 5.6 , lid d en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:
    • 1. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
    • 2. permanente bewoning niet is toegestaan;
    • 3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
    • 4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    • 6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd in artikel 5.7, onder c t/m e kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.
5.8 Wijzigingsbevoegdheid
5.8.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming Agrarisch als bedoeld in artikel 3, indien en voor zover de bedrijfsactiviteiten worden gestaakt en niet aannemelijk is dat binnen de bestemming de bedrijfsactiviteiten zullen worden voortgezet.

5.8.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen als bedoeld in artikel 17, indien en voor zover de bedrijfsactiviteiten worden gestaakt en niet aannemelijk is dat binnen de bestemming de bedrijfsactiviteiten zullen worden voortgezet, met dien verstande dat:

  • a. de belangen van de in de directe omgeving gelegen bedrijven niet worden geschaad;
  • b. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • c. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid.

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en herstel van bosbouwkundige en landschappelijke waarden;
  • b. dagrecreatie;
  • c. water;
  • d. fiets- en voetpaden.
6.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - bezoekerscentrum' zijn de in lid 6.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een maatschappelijke en educatieve functie in de vorm van een bezoekerscentrum.

6.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de in lid 6.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een al dan niet verhard parkeerterrein.

6.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' zijn de in lid 6.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een antennemast en bijbehorende voorzieningen.

6.1.5

Ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' zijn de in lid 6.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een camping met bijbehorende gebouwen, voorzieningen, wegen, paden en water.

6.1.6

Ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' zijn in lid 6.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een laad- en of losplaats.

6.2 Bouwregels
6.2.1

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. de bebouwde oppervlakte van gebouwen ten behoeve van het onderhoud en educatie, inclusief het bezoekerscentrum zoals bedoeld in lid 6.1.2 mag niet meer bedragen dan 200 m2 per 25 ha aaneengesloten te beheren bos.
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
6.2.2

Ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' gelden de volgende bouwregels:

  • a. binnen de aanduiding gebouwen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van de zendmast in totaal niet meer mag bedragen dan 225 m;
  • b. het bestaande bebouwde oppervlak mag met maximaal 15% worden uitgebreid;
  • c. de hoogte van overige gebouwen en bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m.
6.2.3

Ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' gelden de volgende bouwregels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 6 m;
  • c. de hoogte van terrein- en erafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • e. in overige gevallen mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan 5 m.
6.2.4

Ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan in de vorm van een hulpconstructie voor het laden en lossen, de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1

Voorzieningen, waaronder mede begrepen parkeerplaatsen, ten behoeve van dagrecreatie als bedoeld in lid 6.1.1 mogen een gezamenlijke grondoppervlakte van ten hoogste 250 m2 hebben, waarbij de gronden binnen de aanduiding 'parkeerterrein' niet worden meegerekend.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 6.1 de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het graven, dempen en vergroten van sloten en andere watergangen;
  • b. het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel;
  • c. het aanbrengen of verwijderen van dammen, stuwen en naar de aard hiermee vergelijkbare kunstwerken;
  • d. het wijzigen van het greppelsysteem;
  • e. het vellen of rooien van houtopstanden of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van de houtopstanden tot gevolg kunnen hebben;
  • f. de aanleg van verharde wandel-, fiets- en kavelpaden.
6.4.2

Het bepaalde in lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden inhouden;
  • b. uit oogpunt van de te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.
6.4.3

Een vergunning als bedoeld in lid 6.4.1 onder a tot en met f wordt uitsluitend verleend indien door de uit te voeren werkzaamheden geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de landschappelijke of cultuurhistorische waarde dan wel de waterstaatkundige belangen van de gronden.

6.4.4

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 6.4.1 onder a tot en met d advies in bij de waterbeheerder.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een parenclub;
  • b. functiegebonden horeca in categorie 4 als bedoeld in de staat van horecatypen, zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels;

en tevens voor:

  • c. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. Aan-huis verbonden beroepen en bedrijven, mits:
      • niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
      • alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage bij deze beleidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
      • er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;
      • degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
      • er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
      • er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
      • buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied.
    • 2. het hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
      • er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
      • permanente bewoning niet is toegestaan;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

  • d. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
  • e. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals groen, water, verharding en parkeren
7.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bestaande oppervlakte aan gebouwen mag met ten hoogste 10% worden uitgebreid;
  • c. per bouwvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 5,5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • f. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 175 m2;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder f toegelaten maximale oppervlakte, vermeerderd met de onder sub l, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  • h. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • i. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • j. bij vrijstaande bedrijfswoningen mag de dakhelling niet minder 30º en niet meer dan 60º bedragen;
  • k. bij herbouw dient de bedrijfswoning op dezelfde plek te worden teruggebouwd, indien de afstand tot een agrarisch bouwperceel van derden minder dan 100 m bedraagt,
  • l. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    • 1. bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
      • de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
      • de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub f toegelaten maximale oppervlakte van de bedrijfswoning , vermeerderd met:
      • 70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
      • 100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
      • 125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
      • 150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
      • de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder de eerste t/m de vierde bullet is toegestaan;
    • 4. het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
    • 5. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
    • 6. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
    • 7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning ;
    • 8. een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
    • 9. ondergronds bouwen is niet toegestaan.
  • m. met betrekking tot aanbouwen en uitbouwen bij bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m2;
    • 2. goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen met dien verstande, dat deze ten minste 1 m onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw dient te blijven;
    • 4. de dakhelling niet meer mag bedragen 60º;
  • n. met betrekking tot bijgebouwen bij bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m2;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 4. de dakhelling niet minder dan 18 en niet meer dan 60 mag bedragen;
  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen te worden opgericht binnen het bouwvlak, waarbij:
    • 1. de hoogte van vlaggenmasten ten hoogste 7 m mag bedragen;
    • 2. het aantal vlaggenmasten niet meer dan 1 mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van zwembaden ten hoogste 3 m mag bedragen;
    • 4. de hoogte van erfafscheiding mag ten hoogste 2 m bedragen
    • 5. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5 m mag bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2 onder j en toestaan dat de bedrijfswoning op een andere plek wordt herbouwd, mits:
    • 1. herbouw niet stuit op bezwaren van milieuhygiënisch aard;
    • 2. herbouw landschappelijk aanvaardbaar is;
  • b. lid 7.2 , sub k, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    • 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    • 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.

De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;
  • b. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;
  • d. het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen;
  • e. het gebruiken, dan wel laten gebruiken, van de gronden zonder te voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 7.4, lid c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
    • 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    • 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
    • 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    • 4. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.
  • b. artikel 7.4 , lid c en toestaan dat naast de in artikel 7.2, lid k, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    • 2. de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
    • 3. het in lid 3.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
    • 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
  • c. artikel 7.4 , lid d en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:
    • 1. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
    • 2. permanente bewoning niet is toegestaan;
    • 3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
    • 4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    • 6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd in artikel 7.5, onder a t/m c kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
7.6.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming Agrarisch als bedoeld in artikel 3 onder de voorwaarde dat de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd.

7.6.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen als bedoeld in artikel 17 onder de voorwaarde dat:

  • a. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • a. de belangen van de in de directe omgeving gelegen bedrijven niet worden geschaad;
  • b. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke en culturele voorzieningen;
  • b. kantoor;
  • c. lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de in Bijlage 2;

en tevens voor:

  • d. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. Aan-huis verbonden beroepen en bedrijven, mits:
      • niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
      • alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage bij deze beleidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
      • er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;
      • degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
      • er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
      • er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
      • buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied.
    • 2. het hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
      • er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
      • permanente bewoning niet is toegestaan;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

  • e. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
  • f. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals groen, water, verharding en parkeren.
8.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • e. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 175 m2;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder c toegelaten maximale oppervlakte, vermeerderd met de onder sub i, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  • g. de bedrijfswoning dient in het hoofdgebouw te worden gesitueerd;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' mag het bouwvolume van het hoofdgebouw, bestaande uit de woning en de aangebouwde schuur' niet worden vergroot;
  • i. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    • 1. bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
      • de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
      • de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub e toegelaten maximale oppervlakte van de bedrijfswoning , vermeerderd met:
      • 70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
      • 100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
      • 125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
      • 150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
      • de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder de eerste t/m de vierde bullet is toegestaan;
    • 4. het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
    • 5. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
    • 6. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
    • 7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 8. een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
    • 9. ondergronds bouwen is niet toegestaan;
  • j. met betrekking tot bijgebouwen bij de bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 150 m2;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 4. de dakhelling niet minder dan 18º en niet meer dan 60º mag bedragen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen te worden opgericht binnen het bouwvlak, waarbij:
    • 1. de hoogte van antenne-inrichtingen ten hoogste 23 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van vlaggenmasten ten hoogste 7 m mag bedragen;
    • 3. het aantal vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 3;
    • 4. de bouwhoogte van zwembaden ten hoogste 3 m mag bedragen;
    • 5. de hoogte van erfafscheiding achter de voorgevellijn mag ten hoogste 2 m bedragen;
    • 6. de hoogte van erfafscheiding voor de voorgevellijn mag ten hoogste 1 m bedragen;
    • 7. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5 m mag bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 8.2 sub g, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    • 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    • 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;
  • b. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;
  • d. het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 8.4, lid c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
    • 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    • 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
    • 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    • 4. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.
  • b. artikel 8.4 , lid c en toestaan dat naast de in artikel 8.2lid g, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    • 2. de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
    • 3. het in lid 3.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
    • 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
  • c. artikel 8.4 , lid d en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:
    • 1. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
    • 2. permanente bewoning niet is toegestaan;
    • 3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
    • 4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    • 6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd in artikel 8.5, onder a t/m c kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

Artikel 9 Natuur

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en herstel van natuurwaarden;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. water;
  • d. fiets- en voetpaden.
9.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de in lid 9.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een verhard parkeerterrein.

9.2 Bouwregels
9.2.1

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bebouwde oppervlakte van nutsvoorzieningen, waaronder gemalen, ten behoeve van het onderhoud mag niet meer bedragen dan 50 m2 per gebouw tot een gezamenlijke oppervlakte van 200 m2 per bestemmingsvlak en een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • c. het aantal gebouwen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 4.
9.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1.1 ten behoeve van het realiseren van een al dan niet verhard parkeerterrein van ten hoogste 300 m2 per bestemmingsvlak, onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting van de natuurwaarden mag plaatsvinden.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 9.1 de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het graven, dempen en vergroten van sloten en andere watergangen;
  • b. het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel;
  • c. het aanbrengen of verwijderen van dammen, stuwen en naar de aard hiermee vergelijkbare kunstwerken;
  • d. het verhogen of verlagen van de waterstand;
  • e. het vellen of rooien van houtopstanden of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van de houtopstanden tot gevolg kunnen hebben;
  • f. de aanleg van verharde wandel-, fiets- en kavelpaden.
9.4.2

Het bepaalde in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden inhouden;
  • b. uit oogpunt van de te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.
9.4.3

Een vergunning als bedoeld in lid 9.4.1 onder a tot en met f wordt uitsluitend verleend indien door de uit te voeren werkzaamheden geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de landschappelijke of cultuurhistorische waarde dan wel de waterstaatkundige belangen van de gronden.

9.4.4

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 9.4.1 onder a tot en met d advies in bij de waterbeheerder.

Artikel 10 Recreatie

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. extensieve dagrecreatie;
  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals groen, water, verharding en parkeren.
10.1.2
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij' zijn de in lid 10.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een kampeerboerderij en ten hoogste 1 bedrijfswoning al dan niet in combinatie met:
    • 1. Aan-huis verbonden beroepen en bedrijven, mits:
      • niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
      • alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage bij deze beleidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
      • er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;
      • degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
      • er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
      • er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
      • buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied.
    • 2. het hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
      • er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
      • permanente bewoning niet is toegestaan;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.
  • b. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen; ;
10.1.3
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zweefvliegveld' zijn de in lid 10.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een zweefvliegveld.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Kampeerboerderij

Ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij' gelden de volgende bouwregels:

  • a. de oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet worden vergroot;
  • b. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. de oppervlakte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 175 m2;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder c toegelaten maximale oppervlakte, vermeerderd met de onder sub g onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  • f. bij herbouw dient de bedrijfswoning op dezelfde plek te worden teruggebouwd, indien de afstand tot een agrarisch bouwperceel van derden minder dan 100 m bedraagt,
  • g. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    • 1. bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
      • de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
      • de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub d toegelaten maximale oppervlakte van de bedrijfswoning, vermeerderd met:
      • 70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
      • 100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
      • 125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
      • 150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
      • de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder de eerste t/m de vierde bullet is toegestaan;
    • 4. het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
    • 5. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
    • 6. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
    • 7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
    • 8. een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
    • 9. ondergronds bouwen is niet toegestaan;
  • h. met betrekking tot bijgebouwen geldt het volgende:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m2;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 4. de dakhelling mag niet minder dan 18º en niet meer dan 60º bedragen;
  • i. de hoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 7 m bedragen;
  • j. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 3 bedragen;
  • k. de bouwhoogte van zwembaden ten hoogste 3 m mag bedragen;
  • l. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
  • m. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn maximaal 1 m bedragen;
  • n. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen.
10.2.2 Zweefvliegveld

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zweefvliegveld' gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 1.250 m2;
  • e. de hoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 7 m bedragen;
  • f. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 3 bedragen;
  • g. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn maximaal 1 m bedragen;
  • i. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 10.2.1 onder e en toestaan dat de bedrijfswoning op een andere plek wordt herbouwd, mits:
    • 1. herbouw niet stuit op bezwaren van milieuhygiënisch aard;
    • 2. herbouw landschappelijk aanvaardbaar is.
  • b. lid   10.2.1 sub f, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    • 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    • 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;
  • b. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;
  • d. het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 10.4, lid c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
    • 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    • 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
    • 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    • 4. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.
  • b. artikel 10.4 , lid c en toestaan dat naast de in lid 10.2.1, sub f, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    • 2. de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
    • 3. het in lid 3.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
    • 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
  • c. artikel 10.4 , lid d en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:
    • 1. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
    • 2. permanente bewoning niet is toegestaan;
    • 3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
    • 4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    • 6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd in artikel 10.5, onder a t/m c kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

Artikel 11 Recreatie - Jachthaven

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. jachthaven met maximaal 450 ligplaatsen;
  • b. ondergeschikte detailhandel ten behoeve van de pleziervaart;
  • c. jachtwerf met opslag en reparatie;
  • d. ten hoogste 55 recreatiewoningen;
  • e. ten hoogste 3 bedrijfswoningen behorende bij de jachthaven, al dan niet in combinatie met:
    • 1. Aan-huis verbonden beroepen en bedrijven, mits:
      • niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
      • alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage bij deze beleidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
      • er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;
      • degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
      • er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
      • er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
      • buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied.
    • 2. het hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
      • er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
      • permanente bewoning niet is toegestaan;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.
  • f. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen.
11.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' zijn de in lid 11.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor 1 restaurant alsmede horeca in categorie 1 van de Staat van horecatypen, zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels. Bij de horecavoorzieningen is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Ten aanzien van de in lid 11.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5.000 m2;
  • b. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van detailhandel mag niet meer bedragen dan 175 m2;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning, inclusief bijgebouwen en overkappingen, mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder c toegelaten maximale oppervlakte, vermeerderd met de onder sub i onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  • f. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • g. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • h. de dakhelling mag niet minder dan 18º en niet meer dan 60º bedragen;
  • i. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    • 1. bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
      • de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
      • de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub d toegelaten maximale oppervlakte van de bedrijfswoning, vermeerderd met:
      • 70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
      • 100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
      • 125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
      • 150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
      • de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder de eerste t/m de vierde bullet is toegestaan;
    • 4. het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
    • 5. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
    • 6. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
    • 7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
    • 8. een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
    • 9. ondergronds bouwen is niet toegestaan;
  • j. de goothoogte van bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • k. de bouwhoogte van bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • l. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • m. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m.
11.2.2 Recreatiewoning

Ten aanzien van de in lid 14.1 bedoelde recreatiewoningen gelden de volgende bouwregels:

  • a. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan 2 lagen;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen 8 m;
  • d. de bebouwde oppervlakte, inclusief bijgebouwen en overkappingen, mag niet bedragen dan 90 m²;
  • e. de perceeloppervlakte per recreatiewoningen mag ten hoogste 250 m² bedragen;
  • f. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid  11.2.1, sub h, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    • 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    • 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;
  • b. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;
  • d. het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen;
  • e. het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 11.4, lid c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
    • 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    • 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
    • 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    • 4. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.
  • b. artikel 11.4 , lid c en toestaan dat naast de in lid 11.2.1 sub f, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    • 2. de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
    • 3. het in lid 3.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
    • 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
  • c. artikel 11.4 , lid d en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:
    • 1. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
    • 2. permanente bewoning niet is toegestaan;
    • 3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
    • 4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    • 6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd in artikel 11.5, onder a t/m c kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

Artikel 12 Recreatie - Volkstuinen

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1

De voor 'Recreatie - Volkstuinen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. met de daarbij behorende voorzieningen zoals hobbykasten, broeibakken, opbergkisten en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;
12.2 Bouwregels

Voor het bouwen ten behoeve van 'volkstuin' gelden de volgende bepalingen;

  • a. per volkstuin mag, naast één bergruimte, niet meer dan één hobbykas of één broeibak worden gebouwd mits de tuin tenminste 100 m2 bedraagt;
  • b. de oppervlakte van een hobbykas of een broeibak mag niet meer bedragen dan 5% van de oppervlakte van een volkstuin;
  • c. de oppervlakte van een bergruimte mag ten hoogste 2 m² bedragen;
  • d. de totale bebouwde oppervlakte per tuin mag niet meer dan 12 m² bedragen;
  • e. de hoogte van een bergruimte mag niet meer bedragen dan 0,80 m;
  • f. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2,30 m.

Artikel 13 Sport - Manege

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. paardensport in de vorm van een manege;
  • b. aan de functie als bedoeld onder a gebonden horeca (kantine, foyer en dergelijke);
  • c. maximaal 1 bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met:
    • 1. Aan-huis verbonden beroepen en bedrijven, mits:
      • niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
      • alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage bij deze beleidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
      • er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;
      • degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
      • er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
      • er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
      • buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied.
    • 2. het hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
      • er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
      • permanente bewoning niet is toegestaan;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.
  • d. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen.
  • e. parkeervoorzieningen.
13.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 13.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. de oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van de manege mag met maximaal 10% worden vergroot ten opzichte van de bestaande oppervlakte;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. maximaal 1 bedrijfswoning mag worden gebouwd;
  • d. de oppervlakte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 175 m2;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder d toegelaten maximale oppervlakte, vermeerderd met de onder sub i onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  • f. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • g. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • h. de dakhelling van de bedrijfswoning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60º bedragen;
  • i. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    • 1. bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
      • de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
      • de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub d toegelaten maximale oppervlakte van de bedrijfswoning, vermeerderd met:
      • 70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
      • 100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
      • 125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
      • 150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
      • de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder de eerste t/m de vierde bullet is toegestaan;
    • 4. het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
    • 5. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
    • 6. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
    • 7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
    • 8. een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
    • 9. ondergronds bouwen is niet toegestaan;
  • j. met betrekking tot aanbouwen en uitbouwen bij bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. deze zijn gesitueerd achter de voorgevellijn;
    • 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2;
    • 3. goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 4. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen met dien verstande, dat deze ten minste 1 m onder de bouwhoogte van de bedrijfswoning dient te blijven;
    • 5. de dakhelling niet meer mag bedragen dan 60º;
  • k. met betrekking tot bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m2;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 4. de dakhelling niet minder dan 18 en niet meer dan 60º mag bedragen.
  • l. de hoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 7 m bedragen;
  • m. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 1 bedragen;
  • n. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
  • o. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn maximaal 1 m bedragen;
  • p. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 15 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel  13.2 sub h, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    • 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    • 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;
  • b. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;
  • d. het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen;
  • e. het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 13.4, lid c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
    • 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    • 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
    • 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    • 4. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.
  • b. artikel 13.4 , lid c en toestaan dat naast de in artikel 13.2 sub h, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    • 2. de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
    • 3. het in lid 3.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
    • 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
  • c. artikel 13.4 , lid d en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:
    • 1. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
    • 2. permanente bewoning niet is toegestaan;
    • 3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
    • 4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    • 6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd in artikel 13.5, onder a t/m c kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, waarbij het bestaande aantal rijstroken volgens het bestaande profiel niet mag toenemen;
  • b. parkeren met bijbehorende voorzieningen als toiletgebouwen en picknicktafels;
  • c. fiets- en wandelpaden
  • d. bermen en bermsloten;
  • e. brugwachtershuisjes;
  • f. water;
  • g. andere verkeersvoorzieningen, één en ander met uitsluiting van verkooppunten voor motorbrandstoffen en met de daarbij behorende voorzieningen.
14.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - overslagstation' zijn de in lid 14.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een overslagstation.

14.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' zijn de in lid 14.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een antennemast ten behoeve van mobiele telefonie en bijbehorende voorzieningen.

14.2 Bouwregels
14.2.1

Ten aanzien van de in lid 14.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. buiten het bouwvlak mag de totale bebouwde oppervlakte niet meer bedragen dan 400 m² per bestemmingsvlak;
  • c. de hoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag maximaal 5 m bedragen;
  • d. de hoogte van gebouwen buiten het bouwvlak mag maximaal 4 m bedragen;
  • e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 12 m.
14.2.2

Ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' gelden de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van een antennemast mag niet meer bedragen dan 45 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan 2m.
14.2.3

Ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan in de vorm van een hulpconstructie voor het laden en lossen, de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen.

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen;
  • b. sluizen, sluizencomplexen, duikers alsmede kunstwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. bermen;
  • d. natuuroevers;
  • e. beroepsscheepvaart;
  • f. dagrecreatie;
  • g. watervoorzieningen ten behoeve van de landbouw.

15.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' zijn de in lid 15.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een woonschip.

15.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' zijn de in lid 15.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor het behoud en herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden.

15.1.4

Ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' zijn de in lid 15.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor het afmeren van recreatievaartuigen gedurende één of meerdere dagen.

15.1.5

Ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' zijn in lid 15.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een laad- en of losplaats.

15.2 Bouwregels
15.2.1

Ten aanzien van de in lid 15.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' mag de bestaande maatvoering van het woonschip niet worden vergroot;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' zijn steigers toegestaan die naar keuze haaks, dan wel evenwijdig aan de oever mogen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de lengte mag niet meer bedragen dan 10 m;
    • 2. de breedte mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
    • 3. de hoogte mag niet meer bedragen dan 0,75 boven het waterpeil;
  • d. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d, mag de hoogte van bruggen niet meer bedragen dan 8 m.
15.2.2

Ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan in de vorm van een hulpconstructie voor het laden en lossen, de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen.
15.3 Specifieke gebruiksregels
15.3.1

Het is verboden gronden met de bestemming Water te gebruiken of te laten gebruiken als ligplaats voor woonschepen en/of drijvende woningen, een en ander behoudens de op grond van lid in 15.1.2 toegestane ligplaatsen.

15.3.2

Ten behoeve van het beheer en onderhoud van natuuroevers en bermen dient een zone van ten minste 2 meter gerekend vanaf de waterkant vrij te blijven van bouwwerken, een en ander behoudens de op grond van lid in 15.1.2 toegestane ligplaatsen en steigers ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteigers'.

Artikel 16 Water - Waterweg

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1

De voor 'Water - Waterweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. visserij;
  • c. beroepsscheepvaart.
  • d. dagrecreatie.
16.2 Bouwregels
16.2.1

Ten aanzien van de in lid 16.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden gronden met de bestemming Water - Waterweg te gebruiken of te laten gebruiken als ligplaats voor woonschepen en/of drijvende woningen.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. Aan-huis verbonden beroepen en bedrijven, mits:
      • niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
      • alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage bij deze beleidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
      • er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;
      • degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
      • er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
      • er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
      • buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied.
    • 2. het hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
      • er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
      • permanente bewoning niet is toegestaan;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.
  • b. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen.

met daaraan ondergeschikt:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. water;
  • e. aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven.
  • f. ten hoogste één paardenbak per vrijstaande woning.
17.1.2

Ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' zijn de in lid 17.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor extensieve dagrecreatieve functies, waaronder mede begrepen poldertours, met dien verstande dat de bestaande oppervlakte met 15% mag worden uitgebreid.

17.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' zijn de in lid 17.1.1 bedoelde gronden tevens   uitsluitend bestemd voor een woonzorgboerderij, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van een kamer mag maximaal 40 m2 bedragen;
  • b. de kamers moeten gevestigd worden in de bestaande boerderij;
  • c. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
17.2 Bouwregels
17.2.1

Ten aanzien van de in lid 17.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. binnen ieder bestemmingsvlak mag ten hoogste 1 vrijstaande woning worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen in afwijking van het bepaalde in lid 17.2.1 onder a twee-aaneen gebouwde woningen worden gebouwd;
  • c. gebouwen en overkappingen mogen niet voor de bestaande voorgevellijn worden gebouwd;
  • d. het grondoppervlak van de woning mag niet meer bedragen dan 175 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' het grondoppervlak van de woning niet meer dan 80 m2 mag bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van een woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder d toegelaten maximale oppervlakte, vermeerderd met de onder sub j, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  • f. de goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • g. de bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • h. bij herbouw dient de woning op dezelfde plek te worden teruggebouwd, indien de afstand tot een agrarisch bouwperceel of de bestemming 'Bedrijf' minder dan 100 m bedraagt,
  • i. de woning mag niet dichterbij omliggende agrarische bedrijven gesitueerd worden, dan in de bestaande situatie het geval was, indien de afstand tussen de woning en het agrar i sch bouwperceel 100 m of minder dan 100 m bedraagt;
  • j. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een woning gelden de volgende regels:
    • 1. bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
      • de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
      • de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
      • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub d toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met:
      • 70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
      • 100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
      • 125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
      • 150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
      • de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder de eerste t/m de vierde bullet is toegestaan;
    • 4. het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
    • 5. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
    • 6. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
    • 7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 8. een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
    • 9. ondergronds bouwen is niet toegestaan.
  • k. bij iedere woning mogen aan- en uitbouwen worden opgericht, waarbij:
    • 1. de oppervlakte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan 30 m2;
    • 2. aan- en uitbouwen zijn gelegen achter de voorgevellijn;
    • 3. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m met dien verstande, dat deze ten minste 1 m lager dient te zijn dan de bouwhoogte van de woning;
    • 5. de dakhelling niet meer mag bedragen dan 60º;
  • l. bij iedere woning mogen bijgebouwen en overkappingen worden opgericht, waarbij:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m2;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen 6 m;
    • 4. de dakhelling niet minder dan 18º en niet meer dan 60º mag bedragen.
  • m. ten hoogste 50% van de gronden, welke niet behoren tot het grondoppervlak van het hoofdgebouw, mogen worden bebouwd met aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
17.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij stolpen en karakteristieke bebouwing

In afwijking van het bepaalde in artikel 17.2.1 sub h, gelden voor stolpboerderijen en voor als karakteristiek aangeduide panden de volgende regels:

  • a. er mogen geen aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen worden gebouwd;
  • b. bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen op ten minste 5 m achter de achtergevel te worden gebouwd, dan wel op de bestaande afstand indien deze minder is.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bouwregels:

  • a. de hoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 7 m bedragen;
  • b. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 1 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van zwembaden mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaatsing van bijgebouwen bij woningen waarbij geëist kan worden dat deze worden opgericht achter de lijn, welke kan worden getrokken in het verlengde van de achtergevel.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 17.2.1 onder g ten behoeve van een andere situering van de woning op het perceel onder de voorwaarde dat:
    • 1. de nieuwe situering vanuit stedenbouwkundig of milieuhygiënisch oogpunt of om redenen van algemeen belang gewenst of toelaatbaar is;
    • 2. de nieuwe situering landschappelijk aanvaardbaar is;
    • 3. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
    • 4. de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 5 m bedraagt.
  • b. lid 17.2.1 , sub i, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    • 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    • 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
  • c. lid 17.2.2 , sub 1, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen, met dien verstande dat:
    • 1. de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 2. de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping in het verlengde van de gevels van de stolp wordt gebouwd;
    • 3. de dakhelling van de aan- of uitbouw of aangebouwde overkapping overeenkomstig de dakhelling van de stolp is;
    • 4. voor het overige de bouwregels uit artikel 3.2.2 van overeenkomstige toepassing zijn.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd onder eb en c kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.5.1

Tot een gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt mede gerekend het hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4;
  • b. er is geen eigen kookgelegenheid toegestaan;
  • c. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden en er moet sprake zijn van een acceptabele verkeerssituatie;
  • d. de bed & breakfast functie ondergeschikt is aan de woonfunctie.
17.5.2

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument', 'karakteristiek' en ter plaatse van de bestaande traditionele Wieringermeerboerderijen mag in afwijking van het bepaalde in lid 17.2.1 onder d het volledige hoofdgebouw voor wonen worden gebruikt.

17.5.3

Aan huis verbonden beroep en bedrijf zijn in overeenstemming met de woonfunctie, met dien verstande dat:

  • a. niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan-, uit- en bijgebouwen, voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van 75 m2;
  • b. alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet vergunningsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in categorie 1 van de bedrijvenlijst van de VNG ( Bijlage 2 ), of die activiteiten die niet onder het activiteitenbesluit, dan wel enig andere Algemene maatregel van bestuur vallen;
  • c. geen horeca-activiteiten worden uitgeoefend;
  • d. de beroepsactiviteiten door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • e. er geen personeel werkzaam is, met uitzondering van huis- en tandartspraktijken waarbij maximaal 1 fte in dienst mag zijn;
  • f. er op eigen terrein voldoende parkeerruimte beschikbaar is;
  • g. buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak;
  • h. detailhandel is uitsluitend toegestaan indien het ondergeschikt is aan en voortvloeit uit de ter plaatse uitgeoefende activiteit.
17.5.4

Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van een woning voor recreatieve bewoning, met uitzondering van bestaande recreatieve bewoning;
  • b. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte;
  • d. het gebruik voor bed & breakfast voor meer dan 4 personen.
  • e. het gebruiken, dan wel laten gebruiken, van de gronden zonder te voorzien in voldoende Het is verboden (vrijstaande) bijgebouwen, aan- en uitbouwen of een gedeelte van een hoofdwoning te gebruiken als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 17.5.4, sub c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
    • 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    • 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
    • 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    • 4. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt.
  • b. lid 17.5.4 , sub c en toestaan dat naast de in artikel 17.2.1 sub i, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
    • 2. de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
    • 3. het in lid 3.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
    • 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
  • c. lid 17.5.4 , sub d en toestaan dat een bed & breakfast bedrijfsmatig wordt toegestaan voor maximaal 7 personen, met dien verstande dat:
    • 1. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
    • 2. permanente bewoning niet is toegestaan;
    • 3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
    • 4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    • 6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.

De omgevingsvergunningen zoals genoemd in artikel 17.6, onder a t/m c kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.
17.7 Wijzigingsbevoegdheid
17.7.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in Agrarisch als bedoeld in artikel 3 onder de voorwaarde dat:

  • a. de woning een oorspronkelijke boerderij/ voormalige agrarische bedrijfswoning betreft;
  • b. de belangen van de in de directe omgeving gelegen percelen/woningen niet worden geschaad.
17.7.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat bij de bestemming 'Wonen' tevens lichte horeca zoals bedoeld in categorie 1 van Bijlage 3 wordt toegestaan, onder voorwaarde dat:

  • a. de parkeerbehoefte wordt opgevangen op eigen terrein;
  • b. de belangen van de in de directe omgeving gelegen percelen/woningen niet worden geschaad.

Artikel 18 Bedrijf - Opslag - Voorlopig

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Opslag - Voorlopig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op- en overslag van bermgras;
  • b. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals paden, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van een weegbrug, hekwerken en keerwanden.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 meter.
18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen/producten zoals folie, afval, puin, bouwmateriaal, voertuigen en mest;
  • b. het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem.
18.4 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming ex artikel 3.2 Wet ruimtelijke ordening als bedoeld in artikel 3.1 geldt voor een termijn van maximaal 5 jaar, te rekenen vanaf het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

18.5 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming Agrarisch

De voor Bedrijf - Opslag - Voorlopig aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in artikel 18.4 bestemd voor agrarisch gebruik zoals bedoeld in artikel 3 Agrarisch.

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een gasleiding.

19.1.2

De belangen van de in lid 19.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

19.1.3

Indien de belangen van de in lid 19.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een samenvallende andere dubbelbestemming dan geldt de volgende prioriteitsvolgorde:

  • a. Waterstaat - Waterkering;
  • b. Leiding - Gas;
  • c. Waarde - Natuur;
  • d. Waarde - Geomorfologie;
  • e. Waterstaat - waterbergingsgebied.
19.2 Bouwregels
19.2.1

Ten aanzien van de in lid 19.1 bedoelde dubbelbestemming gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 4 m.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, conform de bouwregels op grond van de betreffende bestemming, mits de belangen van de gasleiding niet worden geschaad. Alvorens bij de omgevingsvergunning af te wijken winnen burgemeester en wethouder schriftelijk advies in bij de beheerder van de gasleiding.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 19.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanleggen van wegen, fiets- en wandelpaden;
  • b. het aanbrengen van verhardingen;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • d. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • e. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen;
  • f. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen van waterlopen of vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen.
19.4.2

Het bepaalde in lid 19.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die normale onderhoudswerkzaamheden inhouden.

19.4.3

Een vergunning als bedoeld in lid 19.4.1 wordt uitsluitend verleend indien door de uit te voeren werkzaamheden geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de gasleiding.

19.4.4

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 19.4.1 advies in bij de leidingbeheerder.

Artikel 20 Waarde - Archeologie

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

20.1.2

De belangen van de in lid 20.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

20.1.3

Indien de belangen van de in lid 20.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een samenvallende andere dubbelbestemming dan geldt de volgende prioriteitsvolgorde:

  • a. Waterstaat - Waterkering;
  • b. Leiding - Gas;
  • c. Waarde - Natuur;
  • d. Waarde - Geomorfologie;
  • e. Waterstaat - waterbergingsgebied.
20.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 10.000 m² wordt uitgebreid;
  • b. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met meer dan 10.000 m² wordt uitgebreid, maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld;
  • c. bouwwerken met een oppervlakte van 10.000 m² of minder;
  • d. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 10.000 m² maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2, mits:

  • a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. een verplichting tot het laten begeleiden van het bouwen door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren indien de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betrekking hebben op een gebied met een oppervlakte groter dan 10.000 m² en waarbij de werken, geen bouwwerken zijnde of de werkzaamheden op een diepte van meer dan 50 cm – maaiveld plaatsvinden:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook worden gerekend ontgronden, af- of uitgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen;
  • b. het aanbrengen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en ander oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, (tele)communicatie, en/of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • d. het aanleggen, verbreden, verruimen van sloten, vijvers en overige waterpartijen;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen.
20.4.2

De in lid 20.4.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
20.4.3

Een vergunning als bedoeld lid 20.4.1 wordt slechts verleend, mits:

  • a. is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, hetzij dient te blijken uit een archeologisch rapport van een gecertificeerd bureau;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden onevenredig kunnen worden verstoord;
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
20.4.4

De regels zoals bedoeld in lid 20.4.1 zijn niet van toepassing indien door de grondeigenaar aannemelijk kan worden gemaakt dat de bodem reeds verstoord is als gevolg van in het verleden uitgevoerde grondbewerkingen, zoals bedoeld in lid 20.4.1 onder a, c, d en e.

Artikel 21 Waarde - Geomorfologie

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1

De voor 'Waarde - Geomorfologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar

voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van geomorfologische waarden.

21.1.2

De belangen van de in lid 21.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

21.1.3

Indien de belangen van de in lid 21.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een samenvallende andere dubbelbestemming dan geldt de volgende prioriteitsvolgorde:

  • a. Waterstaat - Waterkering;
  • b. Leiding - Gas;
  • c. Waarde - Natuur;
  • d. Waarde - Geomorfologie;
  • e. Waterstaat - waterbergingsgebied.
21.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.2.1

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 21.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanleggen van wegen, fiets- en ruiterpaden, dagrecreatieve voorzieningen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het ophogen, afgraven, ontgronden, ontginnen, egaliseren en diepploegen van gronden;
  • c. het beplanten en/of bebossen van gronden;
  • d. het aanleggen van waterlopen of vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • e. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen.
21.2.2

Het bepaalde in lid 21.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden inhouden;
  • b. uit oogpunt van de te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.
21.2.3

Een vergunning als bedoeld in lid 21.2.1 wordt uitsluitend verleend indien door het aanleggen van bovengenoemde werken of het uitvoeren van bovengenoemde werkzaamheden, dan wel de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de in bedoelde gronden aanwezige oudheidkundige sporen niet, dan wel in geringe mate worden aangetast of als de mogelijkheid bestaat of het doen van voorafgaand wetenschappelijk onderzoek of het doen van oudheidkundige (geomorfologische) waarnemingen.

21.2.4

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 21.2.1 advies in bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Artikel 22 Waarde - Natuur

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1

De voor 'Waarde - Natuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en herstel van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden in de vorm van waardevolle oever- en watervegetatie.

22.1.2

De belangen van de in lid 22.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

22.1.3

Indien de belangen van de in lid 22.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een samenvallende andere dubbelbestemming dan geldt de volgende prioriteitsvolgorde:

  • a. Waterstaat - Waterkering;
  • b. Leiding - Gas;
  • c. Waarde - Natuur;
  • d. Waarde - Geomorfologie;
  • e. Waterstaat - waterbergingsgebied.
22.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.2.1

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 22.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanbrengen of verwijderen van oeverbeplantingen;
  • b. het verhogen of verlagen van de waterstand;
  • c. het aanleggen van een zandwinplaats tot 5 miljoen m3 voorzover het het Amstelmeer betreft.
22.2.2

Het bepaalde in lid 22.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden inhouden;
  • b. uit oogpunt van de te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.
22.2.3

Een vergunning als bedoeld in lid 22.2.1 wordt uitsluitend verleend indien voor de uit te voeren werkzaamheden geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de natuurwaarden.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.

23.1.2

De belangen van de in lid 23.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

23.1.3

Indien de belangen van de in lid 22.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een samenvallende andere dubbelbestemming dan geldt de volgende prioriteitsvolgorde:

  • a. Waterstaat - Waterkering;
  • b. Leiding - Gas;
  • c. Waarde - Natuur;
  • d. Waarde - Geomorfologie.
23.2 Bouwregels

Op de in lid 23.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van de bouwwerken niet meer mag bedragen dan 10 m.

23.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, conform de bouwregels op grond van de betreffende bestemming, mits de belangen van de waterkering niet worden geschaad.
  • b. Alvorens bij een omgevingsvergunning af te wijken, zoals bedoeld onder a winnen burgemeester en wethouder schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.
23.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de waterkerende functie is komen te vervallen, dan wel uit berekeningen is gebleken dat een andere ligging noodzakelijk, c.q. verantwoord is, blijkens een schriftelijke verklaring van de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene bouwregels

25.1 Parkeren

Een gebouw waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd, indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd.

25.2 Bestaande maten
  • a. Voor een bouwwerk dat krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan de in hoofdstuk 2 voorgeschreven maximummaten, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan de in hoofdstuk 2 voorgeschreven minimummaten, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is sub a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats geschiedt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is het overgangsrecht bouwwerken, zoals opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 26 Algemene gebruiksregels

26.1 Parkeren

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken zonder te voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

26.2 Gebruik aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Het is verboden (vrijstaande) bijgebouwen, aan- en uitbouwen of een gedeelte van een hoofdgebouw te gebruiken als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

27.1 Luchtvaartverkeerzone - laagvlieggebied

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - laagvlieggebied' geldt een laagvliegroute voor straaljagers en helikopters.

27.2 Vrijwaringszone - dijk
27.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' geldt dat in afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding. Deze regel is niet van toepassing op bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze gebiedsaanduiding, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
27.2.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2.1, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de werking van de waterkering;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap.
27.2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' wordt verwijderd;
  • b. de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' wordt aangebracht;

indien uit berekeningen is gebleken dat een andere ligging noodzakelijk, c.q. verantwoord is, blijkens een schriftelijke verklaring van de beheerder van de waterkering.

27.3 Vrijwaringszone - radar

Ter plaats van de aanduiding ' Vrijwaringszone - radar ' zijn de gronden tevens bestemd voor de functie van de radar.

27.3.1 Aanduidingsomschrijving
  • a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar' geldt, in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2, een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan 89 m boven NAP, in verband met het obstakelvrij kunnen functioneren van een radarinstallatie voor vliegbewegingen;
  • b. Het verbod zoals bedoeld onder a. geldt niet voor bouwwerken welke op het moment van inwerking treden van dit bestemmingsplan reeds een hoogte hebben van meer dan 89 m boven NAP en welke niet worden verhoogd.
27.3.2 Afwijken
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.3.1  onder de voorwaarde dat de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
  • b. voorafgaand aan de beslissing omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen van het Ministerie van Defensie en Luchtverkeersleiding Nederland.
27.4 Vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan zoals aangegeven op het kaartbeeld in bijlage 4, zulks ter bescherming van het straalverbindingstraject.

27.5 Monumenten en karakteristieke bebouwing
  • a. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - monument' en 'karakteristiek' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' is primair het bepaalde in de Monumentenwet van toepassing;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening, verboden bouwwerken te slopen;
  • d. het verbod zoals opgenomen in lid c geldt niet indien sloop betrekking heeft op geveldelen of ondergeschikte delen van het dakvlak en sloop noodzakelijk is ter realisering van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw, een dakkapel en / of instandhouding van het gebouw;
  • e. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder c indien handhaving van de bestaande bebouwing in redelijkheid niet van de eigenaar kan worden gevergd;
  • f. alvorens bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder c wordt voorafgaand een advies ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie;
  • g. het verbod als bedoeld onder c geldt niet voor zover het betreft bouwwerkzaamheden ten behoeven van het onderhoud van het pand.
27.6 Industrielawaai
  • a. binnen de aanduiding "Geluidzone - industrie" is de bouw van geluidgevoelige objecten niet toegestaan
  • b. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a ten behoeve van de bouw van geluidgevoelige functies.
27.7 LPG risico-contour

Op de gronden binnen de aanduiding "veiligheidszone - lpg" geldt dat:

  • a. geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd;
  • b. burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bepaalde onder a indien dit op grond van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan toelaatbaar wordt geacht;
  • c. onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen: op een zodanige wijze dat de plaatsgebondenrisicocontour (10-6) van het vulpunt, reservoir en verkooppunt buiten de veiligheidszone LPG komt te liggen.
27.8 Bodembeschermingsgebied

Op de gronden binnen de aanduiding "milieuzone - bodembeschermingsgebied" is verboden:

  • a. het opsporen en winnen van delfstoffen;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van inrichtingen als afvalstort of - verwerking.
27.9 Stiltegebied

Op de gronden binnen de aanduiding "milieuzone - stiltegebied" is verboden om zonder bij een omgevingsvergunning af te wijken bouwwerken te realiseren en werken en werkzaamheden uit te voeren die afbreuk aan de te beschermen belangen.

27.10 Veiligheidszone - Bevi

Op de gronden binnen de aanduiding "veiligheidszone - Bevi" geldt dat:

  • a. geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd;
  • b. burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bepaalde onder a indien dit op grond van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan toelaatbaar wordt geacht.
27.11 Milieuzone - geurzone

Op de gronden binnen de aanduiding "Milieuzone - geurzone" geldt dat:

  • a. geen geurgevoelige objecten mogen worden gebouwd;
  • b. burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bepaalde onder a indien de geurzone wordt verkleind of de bedrijfsactiviteiten worden beëindigd.

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

28.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:

  • a. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare nutsdoeleinden of andere naar doelstelling daarmede vergelijkbare instellingen, zoals gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de inhoud van de gebouwtjes niet meer bedraagt dan 75 m3;
    • 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. afwijkingen van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen en voorgeschreven maten met ten hoogste 10% maar niet meer dan 2 m, en voor kassen niet meer dan 5 m, voor zover dit om technische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk is en uit het oogpunt van welstand en beeldkwaliteit niet bezwaarlijk is.
28.2 Mantelzorg
28.2.1 Afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 en toestaan dat een aan- of uitbouw of een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte qua maatvoering binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen wordt ingepast.
28.2.2 Tijdelijke bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 en 17.2.1 onder h en i en toestaan dat een grotere oppervlakte aan aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen wordt gebouwd ten behoeve van een tijdelijke mantelzorgwoning of een tijdelijke aanbouweenheid, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen is een indicering van onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
  • b. er sprake is van gemeenschappelijke nutsvoorzieningen;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en (agrarische) bedrijven;
  • d. de tijdelijke mantelzorgwoning/aanbouweenheid qua maatvoering met betrekking tot bouw en goothoogte voldoet aan het bepaalde in lid 17.2.1 onder h en i ;
  • e. de woonunit op maximaal 15 m afstand van het hoofdgebouw is gelegen;
  • f. het te bebouwen erf niet meer dan 50% wordt bebouwd.
  • g. De maximale oppervlakte van het gebouw niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  • h. De tijdelijke woonruimte achter de voorgevellijn wordt geplaatst;
  • i. Als de noodzaak voor mantelzorg komt te vervallen, wordt de omgevingsvergunning ingetrokken en dient de mantelzorg woning verwijderd te worden
  • j. aan het afwijken bij een omgevingsvergunning de voorwaarde wordt verbonden dat beëindiging van het gebruik van de tijdelijke (semi-permanent) woonruimte binnen één maand daarna schriftelijk moet worden gemeld aan burgemeester en wethouder. Bij beëindiging van het gebruik van de tijdelijke (semi-permanent) woonruimte trekken burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning in en dient het gebruik van de van de tijdelijke (semi-permanent) woonruimte weer plaats te vinden conform de regels van het bestemmingsplan.
28.3 Bed & breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de vestiging van bed & breakfast onder de voorwaarde dat:

  • a. voor de percelen met de aanduiding 'karakteristiek' en/of traditionele Wieringermeerboerderijen de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. maximaal 20 personen mogen worden gehuisvest;
    • 2. de functie mag in de traditionele Wieringermeerboerderij, c.q. karakteristieke bebouwing worden gevestigd of er dient gebruik te worden gemaakt van de binnen de bestemming toegestane bouwmogelijkheden voor bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning;
    • 3. tussen de gemeente en initiatiefnemer dient een planschade overeenkomst te worden gesloten;
    • 4. binnen een kamer mag een zelfstandige keukenvoorziening of een gezamenlijke keukenvoorziening worden aangebracht;
    • 5. permanente bewoning is uitgesloten;
    • 6. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden en er moet sprake zijn van een acceptabele verkeerssituatie;
    • 7. er mag geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en zich daarop bevinden bouwwerken plaatsvinden;
    • 8. afstandsnormen ten opzichte van milieuhinderlijke activiteiten dienen in acht te worden genomen.
  • b. voor percelen met de bestemming Agrarisch en Wonen, niet zijnde aangeduid als traditionele Wieringermeerboerderijen of aangeduid als 'karakteristiek', de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. maximaal 20 personen mogen worden gehuisvest;
    • 2. gebruik dient te worden gemaakt van de binnen de bestemming toegestane bouwmogelijkheden voor bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning;
    • 3. de afstand tot naastgelegen erven dient minimaal 10 m te bedragen;
    • 4. permanente bewoning is uitgesloten;
    • 5. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden en er moet sprake zijn van een acceptabele verkeerssituatie;
    • 6. de bed & breakfast functie ondergeschikt is aan de woonfunctie;
    • 7. tussen de gemeente en initiatiefnemer dient een planschade overeenkomst te worden gesloten;
    • 8. er is geen eigen kookgelegenheid toegestaan;
    • 9. er mag geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en zich daarop bevinden bouwwerken plaatsvinden;
    • 10. afstandsnormen ten opzichte van milieuhinderlijke activiteiten dienen in acht te worden genomen.
28.4 Transformatorstations

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de bouw van transformatorstations binnen de bestemmingen Agrarisch, onder de voorwaarde d;at:

  • a. het aantal transformatorstations niet meer mag bedragen dan 3;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten hoogste 800 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte ten hoogste 6 m mag bedragen;
  • d. aangetoond is dat het transformatorstation noodzakelijk is voor de energievoorziening;
  • e. de bebouwing op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • f. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad.
28.5 Paardenbakken
28.5.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde t.b.v. hobbymatig houden van paarden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het realiseren bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden bij de bestemming Agrarisch en Wonen onder de voorwaarde dat :

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden zoals een paardenbak, trainingsmolen en longeercirkel, niet meer dan 1.250 m² mag bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • b. de hoogte van een omheining niet meer dan 1,5 m mag bedragen;
  • c. ten hoogste 4 lichtmasten ten behoeve van het verlichten van een paardenbak mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen en dat het verlichtingsniveau geen hinder of overlast voor de omgeving met zich mee mag brengen.

Een omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het landschaps- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen van derden;
  • de verkeersveiligheid.

28.5.2 Paardenbakken hobbymatig gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het realiseren van één paardenbak per bouwvlak behorende bij de bestemming Agrarisch en Wonen onder de voorwaarde dat :

  • a. ingeval van de bestemming Wonen de paardenbak ten dienste staat van een hobbymatige activiteit;
  • b. per bouwvlak / agrarisch bouwperceel is één paardenbak toegestaan;
  • c. het daarbij behorende perceel minimaal 2.500 m2 bedraagt;
  • d. ingeval van de bestemming Agrarisch de paardenbak ten dienste staat van een hobbymatige activiteit, dan wel een niet-agrarische nevenactiviteit bij het volwaardige bedrijf;
  • e. de paardenbak achter de voorgevellijn is gesitueerd;
  • f. de oppervlakte van de paardenbak niet meer bedraagt dan 800 m2;
  • g. de hoogte van de afscheiding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  • h. de kortste afstand van de paardenbak tot de dichtstbijzijnde grens van het bouwvlak van de woning van derden of een ander stank- of stofgevoelig object minimaal 50 meter bedraagt;
  • i. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 5 m bedraagt, met dien verstande dat de lichtmasten zo worden geplaatst dat geen lichthinder optreedt buiten de paardenbak;
  • j. de doorsnee van de longeercirkel mag niet meer bedraagt dan 12 m;
  • k. per bestemmingsvlak is één longeercirkel toegestaan.
28.5.3 Paardenbakken professionele exploitatie

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 ten behoeve de aanleg van één paardenbak en één longeercirkel per agrarisch bouwperceel voor professionele exploitatie, mits:

  • a. de paardenbak ten dienste staat van een agrarisch bedrijf, een stoeterij of paardenhouderij;
  • b. de paardenbak achter de voorgevellijn is gesitueerd;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak niet meer bedraagt dan 800 m2';
  • d. de hoogte van de afscheiding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • e. de kortste afstand van de paardenbak tot de dichtstbijzijnde grens van het bebouwingsvlak van de woning van derden of een ander stank- of stofgevoelig object minimaal 50 meter bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 5 m bedraagt, met dien verstande dat de lichtmasten zo worden geplaatst dat geen lichthinder optreedt buiten de paardenbak;
  • g. de doorsnee van de longeercirkel mag niet meer bedraagt dan 12 m;
  • h. de hoogte van tred- en trainingsmolens niet meer bedraagt dan 4 m, met dien verstande dat deze niet worden overdekt;
  • i. de doorsnede van tred- en trainingsmolens bedraagt maximaal 20 m.

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

29.1 Advies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen bij verandering van de windmolenopstelling, mits advies is gevraagd aan de Luchtverkeersleiding Nederland.

29.2 Archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het schrappen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

29.3 Veiligheidszone - LPG

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het schrappen of wijzigen van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' of de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', indien de risicosituatie is gewijzigd.

Artikel 30 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit om bij een omgevingsvergunning af te wijken, zoals opgenomen in dit plan, is de in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Artikel 31 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 32 Overgangsrecht

32.1 Overgangsrecht bouwwerken
32.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
32.1.2

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 32.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 32.1.1 met maximaal 10 %.

32.1.3

Lid 32.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

32.2 Overgangsrecht gebruik
32.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

32.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 32.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

32.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 32.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

32.2.4

Lid 32.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

32.2.5 Beleid en regelgeving

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009, eerste partiële herziening .

Vastgesteld door de raad van de gemeente Hollands Kroon in de in de vergadering

6 november 2014.