direct naar inhoud van Toelichting
Plan: N331 Zwartsluis-Vollenhove
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1896.BP0041-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

1.1.1 Aanleiding

De provinciale weg N331 tussen Zwartsluis en Vollenhove maakt onderdeel uit van de N331 die in Zwolle begint en via Hasselt, Zwartsluis, Vollenhove en Marknesse naar Emmeloord leidt. De N331 tussen Zwartsluis en Vollenhove (zie afbeelding 1.1) is een belangrijke regionale verbinding in de Kop van Overijssel, dagelijks maken circa (maximaal) 5.800 motorvoertuigen gebruik van de weg. In de Omgevingsvisie is de N331 tussen Zwartsluis en Vollenhove gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg A (GOW-A)1. Momenteel voldoet de weg niet aan deze vormgeving. Op de N331 Zwartsluis-Vollenhove vinden relatief veel ongevallen plaats. De weg is het meest verkeersonveilige provinciale wegvak van Noordwest Overijssel. Het wegvak tussen de Veerweg en Barsbeek/De Krieger is opgenomen in de zogenoemde Verkeersongevallenconcentratie/lijst (VOC-lijst) van Overijssel.

1.1.2 Tracé N331 Zwartsluis-Vollenhove in hoofdlijnen

De N331 Zwartsluis-Vollenhove (zie afbeelding 1.1, ook wel Oppen Swolle genoemd) is op te delen in twee deeltrajecten:

  • 1. Zwartsluis (rotonde Westeinde) tot aan de Krieger
  • 2. De Krieger tot aan Vollenhove (rotonde Schaarweg)

Het deel Zwartsluis tot aan de Krieger ligt op een primaire waterkering. De dijk en daarmee de weg kent een bochtig tracé. Door de verhoogde ligging is er sprake van grote openheid en vergezichten. De weg wordt op dit trajectdeel omringd door een drietal Natura2000 gebieden. Na de Krieger buigt het dijktracé in zuidelijke richting af en ligt de N331 landinwaarts (binnendijks). Het omringende landschap is geheel anders van karakter en wordt gekenmerkt door kleinschaligheid.

Een uitgebreide beschrijving van het huidige wegtracé is opgenomen in hoofdstuk 3.

Afbeelding 1.1; tracé N331 Zwartsluis-Vollenhove

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0041-VS01_0001.jpg"

1.1.3 Doelstelling

De doelstelling van het project is om de N331 Zwartsluis-Vollenhove op een kosteneffectieve wijze veiliger in te richten, zodanig dat de inrichting zoveel mogelijk overeenkomt met een Gebiedsontsluitingsweg A. De weg zodanig reconstrueren dat deze ingericht is conform een Gebiedsontsluitingsweg A is te duur gebleken. Om deze reden is gekozen voor een combinatie van duurzaam veilig maatregelen en kosteneffectieve maatregelen (KEM). De herinrichting resulteert in een verlaging van het aantal ongevallen op wegvakken en kruispunten.

1.2 Vigerend bestemmingsplan

De voorziene maatregelen (zie ook hoofdstuk 3) op het deel Zwartsluis tot aan de gemeentegrens met Steenwijkerland (ter hoogte van het Gemaal Barsbeek) passen niet in het vigerende bestemmingsplan, bestemmingsplan Buitengebied Midden van de (toenmalige) gemeente Brederwiede2, vastgesteld op 7 november 2000. Daarvoor is onderhavig bestemmingsplan opgesteld.

De N331 Zwartsluis-Vollenhove betreft één project dat zich in twee gemeenten afspeelt, te weten gemeente Steenwijkerland en gemeente Zwartewaterland. Vanwege het gemeentegrens overschrijdende karakter van onderhavig project, wordt in diverse paragrafen van deze toelichting (waaronder de beschrijving van het ontwerp en de consequenties ervan voor bijvoorbeeld verkeer(sveiligheid)) integraal het project beschreven. Dat wil zeggen dat ook die delen die op grondgebied van Steenwijkerland zijn gelegen, beschouwd worden in dit bestemmingsplan, ondanks dat deze maatregelen geen deel uit maken van de verbeelding en de regels in dit bestemmingsplan.

1.3 Crisis- en Herstelwet

Op dit bestemmingsplan is de Crisis- en herstelwet van toepassing. In paragraaf 2.4 wordt de Crisis- en herstelwet in relatie tot het project N331 nader behandeld.

1.4 Leeswijzer

In deze toelichting wordt beschreven hoe de N331 juridisch-planologisch wordt ingepast. In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader geschetst. Hierin komen onder meer nut en noodzaak, de voorgeschiedenis van het besluitvormingstraject, het ruimtelijk beleidskader en de relevante wet- en regelgeving naar voren. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige en toekomstige weginrichting. In hoofdstuk 4 komen de relevante milieutechnische aspecten aan bod evenals de overige aspecten, zoals archeologie en natuur. In hoofdstuk 5 worden de planregels nader toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven en in hoofdstuk 7 komt ten slotte de inspraak, het vooroverleg en de zienswijzen aan de orde.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Nut en noodzaak

De N331 Zwartsluis-Vollenhove voldoet qua functie en vormgeving niet aan de eisen van een Gebiedsontsluitingsweg A. Ondanks een goede doorstroming voldoet de veiligheid niet. Om deze reden worden maatregelen getroffen die moeten bijdragen aan een verbeterde verkeersveiligheid.

2.2 Voorgeschiedenis besluitvorming

2.2.1 Ontwerp Plan in Hoofdlijnen en PlanMER

In de voorafgaande fase heeft de provincie Overijssel in samenspraak met gemeenten Steenwijkerland, Zwartewaterland, waterschap Reest en Wieden en politie IJsselland een ontwerp Plan in Hoofdlijnen3 ((o)PiH) opgesteld. Tezamen met het ontwerp Plan in Hoofdlijnen heeft de provincie een vrijwillige plan-m.e.r-procedure doorlopen. Omdat de weg omringd wordt door drie Natura-2000 gebieden4 en significante negatieve effecten op voorhand niet uit te sluiten waren, is een Passende beoordeling uitgevoerd die is opgenomen in het PlanMER. De Commissie m.e.r. is van oordeel dat de essentiële informatie voor besluitvorming over het Ontwerpplan in het MER aanwezig is (zie bijlage 1).

In het onderhavig bestemmingsplan worden de maatregelen uit het Plan in Hoofdlijnen formeel-juridisch vastgelegd. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de opgestelde PlanMER. Daar waar het PlanMER niet voldoende actueel of gedetailleerd is, zijn in het kader van dit bestemmingsplan aanvullingen en actualisaties uitgevoerd, die bij dit bestemmingsplan als bijlage opgenomen zijn. De neerslag hiervan is opgenomen in hoofdstuk 4.

Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben op 5 juli 2011 het ontwerp Plan in Hoofdlijnen en de bijbehorende PlanMER vastgesteld en vrijgegeven voor inspraak. Het ontwerp Plan in hoofdlijnen en PlanMER hebben van 14 juli tot 10 oktober 2011 ter visie gelegen op het provinciehuis te Zwolle en de gemeentehuizen van de gemeenten Steenwijkerland en Zwartewaterland (locatie Hasselt) en zijn te downloaden geweest op de projectwebsite: www.overijssel.nl/N331. Op 7 september 2011 is door de provincie Overijssel een inloopavond georganiseerd in Hotel Zwartewater. Deze inloopavond is door circa 60 omwonenden en belangstellenden bezocht. De bezoekers konden op informatiepanelen het wegontwerp bekijken en hierover met vertegenwoordigers van de provincie van gedachten wisselen.

Gedurende de periode van tervisielegging zijn 20 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn gebundeld en beantwoord in de 'Reactienota N331 Zwartsluis – Vollenhove - Inrichting als gebiedsontsluitingsweg'.

2.2.2 Plan in Hoofdlijnen en PlanMER

De zienswijzen hebben geleid tot enkele wijzigingen van het Plan in Hoofdlijnen. Deze planaanpassingen hebben met name betrekking op het verbeteren van de verkeersveiligheid op parallelwegen voor de doelgroepen fietsers en landbouwverkeer. Daarnaast is een planaanpassing opgenomen om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren.

Gedeputeerde Staten hebben op 17 juli 2012 het Plan in Hoofdlijnen, de Milieueffectrapportage en de Reactienota voor de aanpak van de N331 provinciale weg gedeelte Zwolle - grens Flevoland, gedeelte Zwartsluis - Vollenhove hebben vastgesteld en Provinciale Staten hiervan op de hoogte gesteld.

2.2.3 (Ontwerp)bestemmingsplan

Aansluitend op de vaststelling van het Plan in Hoofdlijnen heeft Gedeputeerde Staten opdracht gegeven om het Plan in Hoofdlijnen verder uit te werken (planuitwerkingsfase, voorbereiding uitvoering) en juridisch-planologisch vast te leggen in een (ontwerp) bestemmingsplan. De eerste stap in de planuitwerkingsfase is het uitwerken van het wegontwerp in een definitief wegontwerp. Het definitief wegontwerp is op 11 december 2012 gepresenteerd door de provincie Overijssel in Zwartsluis op een goedbezochte informatieavond. Op die avond zijn door diverse belanghebbenden (omwonenden) vragen gesteld die ter plekke, of later telefonisch door de provinciale projectleider zijn beantwoord.

Gezien het feit dat er op het plan in hoofdlijnen al inspraak heeft plaatsgevonden en er voor het definitief ontwerp een uitgebreid voortraject heeft plaatsgevonden, waarbij de omgeving via inloopbijeenkomsten en website uitgebreid kennis heeft kunnen nemen van de plannen, is in overeenstemming met de gemeente Zwartewaterland voor wat betreft de inspraak afgesproken direct over te gaan tot het opstellen van een ontwerp-bestemmingsplan en daarmee voor wat betreft de inspraak de fase van voorontwerp-bestemmingsplan over te slaan.

Wel heeft op het voorontwerp bestemmingsplan formeel vooroverleg conform 3.1.1. Bro met de provincie Overijssel, het Waterschap Reest en Wieden en de Veiligheidsregio IJsselland plaatsgevonden. Deze drie instanties hebben geen opmerkingen op het voorontwerp-bestemmingsplan.

Het ontwerpbestemmingsplan “N331 Zwartsluis – Vollenhove” heeft met de bijbehorende stukken van 19 juni 2013 tot en met 30 juli 2013 (6 weken) ter visie gelegen. Gedurende deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen op het ontwerpbestemmingsplan. Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend.

2.2.4 Uitvoering

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad, wordt de voorbereiding van de uitvoering verder uitgewerkt. Tevens vindt dan eventuele grondverwerving plaats. De start van de uitvoering wordt voorzien in het eerste halfjaar van 2014.

2.3 Ruimtelijk beleidskader

2.3.1 Nationaal beleidskader
2.3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 de Nota Mobiliteit, en de Mobiliteitsaanpak. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken uit onder meer de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten vastgesteld:

  • 1. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro5, 30 december 2011). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen. Met het Barro geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast.
  • 2. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, 21 april 2008). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden.

Het Rijk geeft provinciale en gemeentelijke overheden ruimte voor maatwerk, in lijn met het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Het SVIR zet de gebruiker voorop, prioriteert investeringen scherp en verbindt ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.

In de SVIR wordt conform het bovenstaande gedachtegoed het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer aan provincies en gemeenten overgelaten. De Rijksoverheid kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk. Het gaat dan onder meer om een goede hoofdinfrastructuur, een aantrekkelijk vestigingsklimaat en internationale bereikbaarheid en het borgen van een goede waterveiligheid en een natuurnetwerk voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.

Infrastructuur

Provinciale wegen als de N331 maken geen onderdeel uit van het hoofdwegennet ´rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen´ waarvoor het rijk zich verantwoordelijk acht. Het project N331 raakt als zodanig dan ook geen rijksbelangen.

Wel is in bijlage 6 van de SVIR is limitatief opgenomen welke essentiële beleidsbeslissingen uit de Nota Mobiliteit (gewijzigd) van kracht blijven. Een relevant aspect hierbij is het nationale doel om de verkeersveiligheid permanente te verbeteren door een reductie van het aantal verkeersdoden en ernstige verkeersgewonden.

Het inrichten van de N331 Zwartsluis-Vollenhove als gebiedsontsluitingsweg en het aanbrengen van essentiële herkenbaarheidskenmerken dragen bij aan de doelstelling van het vergroten van de verkeersveiligheid en is daarmee in lijn met het rijksbeleid.

Waterveiligheid

Het Rijk is verantwoordelijk voor het integrale beheer van het hoofdwatersysteem en, samen met de waterschappen, verantwoordelijk voor de bescherming van Nederland tegen overstromingen. Het Rijk beschermt de primaire waterkeringen die in beheer zijn bij het Rijk evenals het kustfundament. Ook stelt het Rijk de normen voor de primaire waterkeringen, ook die in beheer bij waterschappen. Het project N331 Zwartsluis-Vollenhove is gedeeltelijk (van Zwartsluis tot De Krieger) gelegen op een primaire waterkering waarvoor het Rijk, samen met het waterschap voor deze primaire waterkering. Aan deze primaire kering vinden geen significante wijzigingen plaats die gevolgen hebben voor de waterveiligheid (zie ook paragraaf 4.7 Waterparagraaf).

Vanuit het rijksbeleid ten aanzien van waterveiligheid stuit het project N331 Zwartsluis-Vollenhove niet op belemmeringen.

Natuur

Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen zijn vanuit ruimtelijk oogpunt twee zaken essentieel: het behoud van leefgebieden en de mogelijkheden om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden. In internationaal verband heeft Nederland zich met het Biodiversiteitsverdrag en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000) gecommitteerd aan afspraken over soorten (flora en fauna) en leefgebieden van soorten (habitats). Het Rijk is verantwoordelijk voor en door de EU aanspreekbaar op het nakomen van die aangegane verplichtingen. Uitsluitend wanneer sprake is van nalatigheid van de provincies zal het Rijk de provincies aanspreken op het niet realiseren van de internationale verplichtingen.

Het project N331 Zwartsluis-Vollenhove heeft geen significante effecten op natuurwaarden. Vanuit het rijksbeleid ten aanzien van natuur bezien zijn er ten aanzien van dit project geen belemmeringen.

Conclusie

Het Rijksbeleid vormt geen belemmering voor het project N331 Zwartsluis-Vollenhove.

2.3.1.2 Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)

Om Nederland blijvend tegen hoogwater te beschermen, zijn er enkele grote verbeterprogramma's in uitvoering waaronder het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2). HWBP-2 is een programma waarin de Rijksoverheid en 22 waterkeringbeheerders intensief samenwerken om Nederland te beschermen tegen overstromingen. Zij werken samen om op 89 plekken in het land de afgekeurde waterkeringen te versterken.

De primaire kering waarop een deel (Zwartsluis-De Krieger) van de N331 gelegen is, maakt geen onderdeel uit van het HWBP-2). Tevens vinden er geen significante wijzigingen aan de dijk en de dijkveiligheid plaats. Als zodanig oefent de N331 Zwartsluis-Vollenhove geen invloed uit op het HWBP-2.

Ondertussen is het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma (nHWBP) opgestart. Het doel van het programma is om de afgekeurde primaire waterkeringen en kunstwerken, van zowel waterschappen als Rijkswaterstaat (RWS), uit de derde toetsronde op een sobere en doelmatige wijze te versterken. In 2013 wordt het programma, als onderdeel van het Deltaprogramma 2014, met de eerste uitvoeringsprojecten vastgesteld.

De primaire kering waarop een deel (Zwartsluis-De Krieger) van de N331 gelegen is, voldoet volgens de derde toetsronde6 aan de norm. Tevens vinden er geen significante wijzigingen aan de dijk en de dijkveiligheid plaats. Als zodanig oefent de N331 Zwartsluis-Vollenhove geen invloed uit op het nHWBP.

2.3.2 Provinciaal beleidskader

Voor wat betreft het provinciale beleidskader zijn de Omgevingsvisie Overijssel en de omgevingsverordening relevant. Navolgend worden de gevolgen van deze beleidsdocumenten ten aanzien van de N331 behandeld.

2.3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Provinciale Staten van Overijssel hebben op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie Overijssel vastgesteld. In de Omgevingsvisie zijn het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één structuurvisie. Daarmee is deze structuurvisie, met een doorkijk naar 2030, hét centrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarbij verschillende beleidsonderwerpen op elkaar zijn afgestemd.

Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn de rode draden van de Omgevingvisie. Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn leidend voor alle beleidskeuzes die de provincie Overijssel maakt.

Duurzaamheid wordt in de Omgevingsvisie gedefinieerd als: 'duurzame ontwikkeling voorziet in de bhoeften van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien'. Duurzaamheid wordt gerealiseerd door een transparante en evenwictige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

Ruimtelijke kwaliteit wordt in de Omgevingsvisie gedefinieerd als 'datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mensen belangrijk is. Of duurzamer gesteld: wat voor mens, plant en dier belangrijk is'. Anders gezegd: ruimtelijke kwaliteit is: de goede functie op de goede plek op de goede manier ingepast in de omgeving. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij de bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. Op basis van de gebiedskenmerken en beleidsambities zijn kwaliteitsambities geformuleerd. De gebiedskenmerken en de kwaliteitsambities zijn uitgewerkt in de Catalogus Gebiedskenmerken die bij de Omgevingsvisie hoort.

Om concreet invulling te geven aan de thema's duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit, zijn in de Omgevingsvisie negen centrale beleidsambities en onderwerpen van provinciaal belang aangegeven. Deze ambities zijn (zie ook paragraaf 2.2.2 van de Omgevingsvisie Overijssel):

  • 1. woonomgeving: aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus, die voorzien in de woonvraag;
  • 2. economie en vestigingsklimaat: een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden voor kennisintensieve maakindustrie en mkb;
  • 3. natuur: behoud en versterking van de rijkdom aan plant- en diersoorten;
  • 4. steden en landschap: behoud en versterken van de verscheidenheid en identiteit van stedelijke kwaliteit en mooie landschappen in het buitengebied;
  • 5. bereikbaarheid: een vlotte en veilige reis over weg, water, spoor en per fiets van en naar stedelijke netwerken en streekcentra binnen en buiten Overijssel;
  • 6. watersysteem en klimaat: watersystemen met goede ecologische en chemische kwaliteit, die voor de lange termijn klimaatbestendig en veilig zijn;
  • 7. veiligheid en gezondheid: veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen;
  • 8. energie: een betrouwbare en veilige energievoorziening met beperking van uitstoot broeikasgassen;
  • 9. ondergrond: balans behouden tussen gebruik en bescherming van de ondergrond.

Bij voorgenomen ontwikkelingen stuurt de provincie op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hiertoe is het uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontwikkeld (zie afbeelding 2.1). Bij een voorgenomen initiatief wordt (iteratief) volgens de drie niveaus bepaald of er een behoefte is aan de voorgenomen ontwikkeling, waar de ontwikkeling past volgens de Omgevingsvisie en hoe de ontwikkeling het beste uitgevoerd kan worden (de zogenoemde of-, waar- en hoe-vraag).

Afbeelding 2.1. Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0041-VS01_0002.png"

Generieke beleidskeuzes (of) en Ontwikkelingsperspectieven (waar)

De 'of'-vraag gaat in op de nut en noodzaak van een voorgenomen ontwikkeling. Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn.

Om invulling te geven aan de provinciale beleids- en kwaliteitsambities is een zestal ontwikkelingsperspectieven opgesteld (zie paragraaf 2.6 Omgevingsvisie). De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan de 'waar'-vraag. De N331 Zwartsluis-Vollenhove en de directe omgeving vallen in de groene omgeving. Voor de N331 en de directe omgeving gelden de volgende ontwikkelingsperspectieven:

  • a. Ontwikkelingsperspectief 1 'Realisatie groene en blauwe hoofdstructuur' (met legenda-aanduiding 'Concreet begrensde EHS, nieuwe natuur)'.
  • b. Ontwikkelingsperspectief 3 ´Buitengebied accent veelzijdig ruimtegebruik' (met legenda-aanduiding 'Mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren').

Ad a

Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden met als hoofdaccent de ontwikkeling van natuur en versterking van het watersysteem. Dit omvat de EHS (inclusief de Natura 2000-gebieden) en het watersysteem. Het behouden en ontwikkelen van de natuur- en landschapskwaliteiten staan hier voorop. De aanpassing van de N331 staat deze ontwikkeling van natuur en het watersysteem niet in de weg. De huidige situatie zorgt niet voor significante wijzigingen.

Ad b

In dit ontwikkelingsperspectief is sprake van verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. De aanpassing van de N331 zorgt voor een goede veilige gebiedsontsluitingsweg en een parallelweg die beide landschappelijk gezien goed ingericht zijn (aandacht voor versterking ruimtelijke kwaliteit). Deze maatregelen ondersteunen daarmee de kwaliteitsambitie om de verweving van de verschillende functies te versterken. Daarmee past de voorziene ontwikkeling binnen het ontwikkelingsperspectief. Het rapport 'N331 ruimtelijke visie + landschapsplan' geeft aan op welke wijze de ontwikkelingsperspectieven een vertaling dienen te krijgen in de planvorming.

In paragraaf 4.5.1 van de Omgevingsvisie wordt de hoofdlijn van het beleid ten aanzien van het autoverkeer in de groene omgeving uiteengezet. Het buitengebied wordt vanaf de hoofdstructuur ontsloten met gebiedsontsluitingswegen (A) die dorpen, bedrijventerreinen en gebieden met bovenlokale verkeersbewegingen verbinden met de hoofdinfrastructuur. Deze wegen voegen zich naar het landschap en hebben een verkeersfunctie van provinciaal belang.

De N331 is in de omgevingsvisie aangemerkt als gebiedsontsluitingsweg type A (paragraaf 4.5 en pagina 160 Omgevingsvisie). Onderhavig bestemmingsplan is bedoeld om de N331 Zwartsluis-Vollenhove zodanig in te richten dat deze zoveel mogelijk voldoet aan de kenmerken van een gebiedsontsluitingsweg A. Daarmee is de voorgenomen ontwikkeling in lijn met de Omgevingsvisie.

Gebiedskenmerken (hoe)

Op basis van de gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en de lust- en leisure laag; zie paragraaf 2.4 Omgevingsvisie) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. In de bij de Omgevingsvisie behorende Catalogus Gebiedskenmerken zijn enerzijds zeven algemene kwaliteitsambities opgenomen en anderzijds worden in deze catalogus per laag verschillende gebiedstypen onderscheiden en per gebiedstype wordt het volgende beschreven:

  • 1. kenmerken;
  • 2. ontwikkelingen;
  • 3. ambities;
  • 4. sturing.

Bij 'sturing' is sprake van norm en/of richting en/of inspiratie. In het rapport 'N331 ruimtelijke visie + landschapsplan' die behoort bij onderhavig bestemmingsplan is hieraan uitwerking gegeven.

Het project N331 levert een bijdrage aan (en is op z'n minst in ieder geval niet in conflict met) bij deze beleidsambities, met name als het gaat om het borgen van een goede regionale bereikbaarheid (5), veiligheid (7), vitale regionale economie vestigingsklimaat (2), behoud van natuur (3), het voor de lange termijn klimaatbestendig en veilig zijn van het watersysteem (6) en het behoud en versterking van mooie landschappen in het buitengebied (4).

2.3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

Tegelijk met de Omgevingsvisie Overijssel hebben Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 de Omgevingsverordening Overijssel vastgesteld. De Omgevingsverordening van de provincie Overijssel is één van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken in ruimtelijke plannen van de provincie zelf en de daarbinnen gelegen gemeenten.

Het uitgangspunt van de Omgevingsverordening is dat niet meer geregeld wordt dan nodig is om uitvoering te geven aan de ambities en voornemens uit de Omgevingsvisie. Gemeente en provincie krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven. De provincie voorkomt extra regeldruk door in de Omgevingsverordening niet te regelen wat elders al wordt geregeld - bijvoorbeeld door het Rijk.

De Omgevingsverordening geeft regels voor onder meer:

  • 1. gemeentelijke ruimtelijke plannen (geeft instructies aan gemeenteraden over de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen);
  • 2. grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen (gericht op burgers, bedrijven en instellingen);
  • 3. kwantitatief en kwalitatief waterbeheer (geeft instructies aan waterschappen);
  • 4. verkeer (regeling voor provinciale wegen en scheepvaartwegen).

Ten aanzien van de N331 zijn de volgende beleidsregels uit de Omgevingsverordening Overijssel relevant:

  • 1. SER-ladder en Principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik;
  • 2. Ruimtelijke kwaliteit;
  • 3. Ecologische Hoofdstructuur (EHS);
  • 4. Gebieden met risico op overstroming;
  • 5. Nationaal Landschap.

Hierna wordt op deze beleidsregels nader ingegaan.

SER-ladder en Principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

De provincie hanteert in haar beleid voor woningbouw, bedrijfslocaties en voorzieningen in zowel de groene en als de stedelijke omgeving het principe van de zogenaamde SER-ladder. Dit komt er kort gezegd op neer dat voordat er extra ruimtebeslag in de groene ruimte kan worden toegestaan, eerst bekeken moet worden of er geen bestaande bebouwing / infrastructuur kan worden benut of door herstructurering geschikt kan worden gemaakt. Daarmee wordt zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bevorderd.

In principe zullen dus geen nieuwe grootschalige uitbreidingen in de groene ruimte worden gerealiseerd, tenzij binnen het bestaand bebouwd gebied / infrastructuur in de groene omgeving geen ruimte gevonden kan worden. De opwaardering van de N331 vindt plaats op het bestaande tracé. Het totale areaal aan EHS dat vernietigd wordt, bedraagt 0,027 ha. Dit wordt in ruime mate gecompenseerd met de realisatie van Natura 2000 (eveneens EHS) dat geschikt is voor kievitsbloemhooilanden. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan zal de invulling van de compensatietaakstelling geborgd zijn. Tevens vindt zorgvuldige inpassing plaats. Dit is uitgewerkt in de ruimtelijke visie (zie navolgend) waarvan relevante onderdelen opgenomen zijn in het wegontwerp.

Ruimtelijke kwaliteit

De Omgevingsverordening stelt acht concrete beleidsprincipes ten aanzien van het aspect ruimtelijke kwaliteit verplicht voor alle ruimtelijke plannen. In het rapport 'N331 ruimtelijke visie + landschapsplan' is invulling gegeven aan de ambities voor ruimtelijke kwaliteit. Dit is gedaan door ontwerpopgaven en -principes te benoemen en deze als richtlijn te gebruiken bij de opwaardering van de N331.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Ter verbreding van de zuidelijke parallelweg tussen Zwartsluis en De Krieger vindt 0,027 ha ruimtebeslag plaats in EHS-gebied (ganzenfoerageergebied). Er zal geen kwaliteitsverlies optreden van het EHS-gebied. Het verlies wordt in ruime mate gecompenseerd met de realisatie van Natura 2000 (eveneens EHS) dat geschikt is voor kievitsbloemhooilanden. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan zal de invulling van de compensatietaakstelling geborgd zijn.

Gebieden met risico op overstroming

De Omgevingsverordening schrijft voor dat 'voor gebieden met risico op overstroming een overstromingsrisicoparagraaf wordt opgenomen in de toelichting bij bestemmingsplannen'. De N331 tussen Zwartsluis en De Krieger ligt op een primaire waterkering (dijkring 9 Vollenhove). Dit bestemmingsplan bevat daartoe een overstromingsrisicoparagraaf (zie paragraaf 4.7.6).

Nationaal landschap

Op basis van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten heeft het Rijk7 in het verleden een selectie gemaakt van twintig 'Nationale landschappen'. Deze landschappen weerspiegelen samen de diversiteit en ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap.

Het Nationaal Landschap IJsseldelta ligt ten zuiden van de N331 Zwartsluis-De Krieger. De landschappelijke kernkwaliteiten van de IJsseldelta zijn:

  • 1. de grote mate van openheid;
  • 2. de oudste rationele, geometrische verkaveling;
  • 3. reliëf in de vorm van huisterpen en kreekruggen;
  • 4. de kleinschaligheid en openheid van het rivierenlandschap.

De opgave voor de Nationale Landschappen is het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. Ook de recreatieve toegankelijkheid moet vergroot worden. De landschappelijke kernkwaliteiten van de IJsseldelta vormen het krachtige uitgangspunt voor ruimtelijke ontwikkeling. Dit betekent in de eerste plaats dat de aanwezige waarden worden gekoesterd en beheerd. Daarnaast zal de beleving van de delta op specifieke plaatsen worden versterkt, onder andere door het uitgraven van kreken en hanken.

De maatregelen aan de N331 Zwartsluis-Vollenhove hebben geen invloed op het Nationale Landschap IJsseldelta. Met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing en het creëren van een rustplek in de nabijheid van Oppen Swolle 60, worden de landschappelijke kwaliteiten en de belevingswaarde ervan versterkt. Daarmee is zijn de maatregelen aan de N331 Zwartsluis-Vollenhove in lijn met de beleidsuitgangspunten voor het Nationaal Landschap.

Conclusie Omgevingsverordening

Bij het ontwerp van de N331 is rekening gehouden met de eisen die zijn gesteld in de Omgevingsverordening Overijssel. Hieruit resulteert een bestemmingsplan dat in lijn is met de Omgevingsverordening.

2.3.3 Gemeentelijk beleidskader
2.3.3.1 Structuurvisie 'Zicht op Zwartewaterland'

De structuurvisie Zwartewaterland 2013 (vastgesteld 25 april 2013) heeft als doel het ruimtelijk beleid te formulieren voor de periode tot 2025. De structuurvisie behandelt toekomstige ontwikkelingen en benoemt de kwaliteit en identiteit van de gemeente en de opgaven die er in de gemeente zijn.

Er worden geen knelpunten geconstateerd op de N331 Zwartsluis-Vollenhove. Als zodanig wordt vanuit mobiliteit geen opgave voorzien voor de N331 Zwartsluis-Vollenhove. Wel wordt geconstateerd dat het gebied waarin de N331 gelegen is, van bijzondere landschappelijke en ecologische waarde is. De voorgenomen maatregelen, zoals mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan, houden de bijzondere landschappelijke en ecologische waarden in stand. Tevens is er bijzondere aandacht voor de inpassing en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit (zie ook N331 ruimtelijke visie + landschapsplan, bijlage 2). Onderhavig bestemmingsplan is daarmee in lijn met de Structuurvisie.

2.3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan Zwolle, Zwartewaterland en Kampen (LOP)

De gemeenten Zwolle, Zwartewaterland en Kampen hebben gezamenlijk het landschapsontwikkelingsplan Zwolle, Zwartewaterland en Kampen (18 oktober 2012) opgesteld voor hun hele buitengebied. Het plan vormt een belangrijke bouwsteen voor het eveneens gezamenlijk op te stellen bestemmingsplan Buitengebied.

Met het landschapsontwikkelingsplan willen de gemeenten zich inzetten voor het behoud en de versterking van de kwaliteiten en kenmerken van het landschap. Hierbij gaan bescherming van het landschap en het ontstaan van nieuwe ontwikkelingen in het landschap hand in hand. Bij het maken van nieuwe bestemmingsplannen vormt het LOP de basis van wat wel en wat niet gewenst is. Het plan bevat kaarten waarop per landschapstype goede en slechte voorbeelden van ruimtelijke ontwikkelingen staan.

Op de gebiedsperspectievenkaart (pagina 32) is het plangebied ingedeeld onder 'D3 Kraggenlandschap - Recreatief Veen' (binnendijks) en 'D7 Zwartewater - Kievitsbloemen en schepen' (buitendijks).

Ad D3. Door de veenafgravingen in lange strekken is het gebeid grotendeels veranderd in water. Het is een aantrekkelijk natuur- en recreatielandschap met een zeer hoge grondwaterstand. Het gebied wordt gekenmerkt door een afwisseling en variatie tussen open- en geslotenheid, beheerd en ruig groen. Landbouw en rietteelt en natuurontwikkeling en –beheer trekken samen op.

Onderhavig bestemmingsplan staat de ontwikkeling van de natuurdoelen die hierbij horen niet in de weg.

Ad D7: Het Zwartewater maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en is van internationale betekenis voor doortrekkende en overwinterende vogelsoorten. De uiterwaarden worden beheerd als natuurgebied en zijn van belang voor stroomdalflora, die voorkomt op oeverwallen, dijken en in graslanden. De oeverlanden zijn één van de belangrijkste groeiplaatsen van de Kievitsbloem in Noordwest Europa. Hier wordt dan ook ingezet op een afwisseling van kievitsbloemgrasland tot (zachthout) ooibos, van oevervegetaties tot moerasvegetaties en van broedgebied voor weidevogels en water- en moerasvogels tot rust- en voedselgebied voor doortrekkende soorten en wintergasten. Het gebied heeft een kleinschalig karakter, maar er zijn wel prachtige vergezichten over het water. Extensieve vormen van landbouw passen prima in dit deelgebied. Het landbouwkundige gebruik heeft een belangrijke betekenis voor het natuurbeheer. De dijkwegen zijn geschikt voor recreatief medegebruik, met name voor fietsen. Struinpaden dragen bij aan de beleving van het water.

Onderhavig bestemmingsplan staat de ontwikkeling van de natuurdoelen die hierbij horen niet in de weg en stimuleert door de ruime compensatie van kievitsbloemhooilanden de natuurontwikkeling in de uiterwaarden en draagt zo bij aan de gestelde doelen uit het LOP.

2.3.3.3 Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan Zwartewaterland (GVVP)

Het GVVP van de gemeente Zwartewaterland (24 september 2008) geeft kaders en een visie op het gebied van verkeer en vervoer in de gemeente Zwartewaterland. Het GVVP bestaat uit een 'Inventarisatienota' en een 'Beleidsnota en Actieplan'. In de Inventarisatienota is het vigerend beleid uiteengezet en zijn de knelpunten geïnventariseerd. De 'Beleidsnota en Actieplan' bevat het (nieuw) geformuleerde beleid en de daaruit volgende maatregelen/acties.

Doel van het GVVP-beleid is het creëren van een doelmatig, veilig en duurzaam verkeers- en vervoerssysteem waarvan de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel.

Dit wordt onder meer geconcretiseerd in het ontwikkelen van een Duurzaam Veilig verkeers- en vervoerssysteem. In dat kader is in de GVVP het wegennet in de gemeente Zwartewaterland gecategoriseerd, waarbij het gecategoriseerde wegennet van de provincie het uitgangspunt vormt. De N331 Zwartsluis-Vollenhove is gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg (zie afbeelding 2 GVVP) met een maximum snelheid van 80 km/uur.

Het GVVP geeft aan dat een belangrijk (Duurzaam Veilig) inrichtingskenmerk van gebiedsontsluitingswegen is dat deze wegen beschikken over parallelwegen waarover naast het gemotoriseerde bestemmingsverkeer,tractoren, bromfietsers en fietsers dienen te rijden.

Erftoegangswegen die aansluiten op gebiedsontsluitingswegen moeten, in het kader van een duidelijke hiërarchie, zoveel mogelijk van het type erftoegangsweg A zijn. In een aantal gevallen wil de gemeente praktisch met dit principe omgaan, omdat het stringent volgen van dit principe leidt tot te grote ingrepen in de verkeersstructuur.

De maatregelen aan de N331 Zwartsluis-Vollenhove passen binnen het GVVP streven om de inrichting zoveel mogelijk te laten voldoen aan inrichtingskenmerken van een gebiedsontsluitingsweg. Ook aan het streven om aansluitingen die er zijn zoveel mogelijk te beperken tot het type erftoegangsweg A wordt tegemoetgekomen. Tot slot voorziet het GVVP in een rotonde ter plaatse van de kruising N331-Veerweg (zie afbeelding 6 GVVP). Dit is in overeenstemming met de geplande maatregelen. De maatregelen aan de N331 Zwartsluis-Vollenhove passen daarmee binnen het GVVP.

2.4 Crisis- en Herstelwet

Op het bestemmingsplan is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Deze wet is gericht op de versnelling van infrastructurele projecten, grote bouwprojecten en projecten voor duurzaamheid, energie en innovatie. Het doel is de gevolgen van de recessie te bestrijden en een duurzaam herstel van de economische structuur van Nederland te bevorderen.

Het project N331 valt onder de werking van de Chw omdat een bestemmingsplan wordt opgesteld dat valt onder bijlage I (categorie 3.4) van de Chw. Bijlage I definieert categorieën van ruimtelijke en infrastructurele projecten, terwijl bijlage II juist concrete projecten aanwijst. Het effect daarvan is dat versnellingsmogelijkheden in het bestuursprocesrecht van toepassing zijn.

Dit brengt onder andere mee dat de beroepsgronden in het beroepschrift moeten worden opgenomen en deze na afloop van de beroepstermijn niet meer kunnen worden aangevuld. Ook doet de rechter binnen 6 maanden na afloop van de beroepstermijn uitspraak in de zaak.

Hoofdstuk 3 Beschrijving huidige en nieuwe N331 Zwartsluis-Vollenhove

De voorziene maatregelen op het deel Zwartsluis tot juist ten westen van De Krieger (paragraaf 3.1.1 en 3.3) passen niet in het vigerende bestemmingsplan en zijn - voor wat betreft het grondgebied van de gemeente Zwartewaterland - in onderhavig bestemmingsplan opgenomen. De maatregelen op het deel van de gemeente Steenwijkerland (vanaf de gemeentegrens met Steenwijkerland (gemaal Barsbeek) tot aan De Krieger en verder tot aan Vollenhove) zijn gelegen binnen de gemeente Steenwijkerland, maar worden in deze toelichting voor de volledigheid - het betreft één project - beschreven.

3.1 Huidige tracé

De N331 Zwartsluis-Vollenhove kan worden opgedeeld in de volgende twee deeltrajecten:

  • 1. Zwartsluis (rotonde Westeinde) tot aan de Krieger (paragraaf 3.1.1 en 3.3)
  • 2. De Krieger tot aan Vollenhove (rotonde Schaarweg) (paragraaf 3.1.2 en 3.4)

3.1.1 Zwartsluis-De Krieger

Het deel Zwartsluis tot aan de Krieger ligt op een primaire waterkering. De dijk en daarmee de weg kent een bochtig tracé. Door de verhoogde ligging is er sprake van grote openheid en vergezichten.

De hoofdrijbaan ligt momenteel excentrisch op de dijk. Op het wegvak tussen de rotonde Westeinde (Zwartsluis) en de aantakking van de parallelweg even voorbij De Krieger maakt zowel het landbouw- als en autoverkeer gebruik van de hoofdrijbaan. Naast de hoofdrijbaan ligt op de dijk (aan de zuidzijde, zijde Zwarte Water) een in twee richtingen bereden fietspad. De bermbreedtes naast de hoofdrijbaan zijn relatief smal en variëren van 2 tot 4 meter.

De hoofdrijbaan heeft een breedte variërend van 6,45 tot 6,80 meter. Naast de hoofdrijbaan liggen aan de teen van de dijk op bepaalde delen parallelwegen. Deze parallelwegen zijn smal en hebben een gemiddelde breedte van gemiddeld 2,65 meter. Parallelwegen bevinden zich op de volgende gedeelten (zie ook bijlage 3 overzichtskaart):

  • a. rotonde Westeinde - Veerweg, aan noord- (binnendijks) en zuidzijde (buitendijks);
  • b. Veerweg - woning Oppen Swolle 62, aan de zuidzijde (buitendijks).

Ad a.

Op het gedeelte Westeinde - Veerweg maken zowel fietsers als aanwonenden nu gebruik van de noordelijke parallelweg. Op dit gedeelte bevinden zich aan de noordzijde twee woningen die door deze parallelweg worden ontsloten. De zuidelijke parallelweg dient enkel ter ontsluiting van de aanliggende percelen. Beide parallelwegen op dit gedeelte zijn aangesloten op de in 2005 aangelegde rotonde Westeinde en hebben een breedte van ca. 2,65 meter. Iets ten oosten van het kruispunt met de Veerweg sluit de noordelijke parallelweg op de hoofdrijbaan aan. Daar is een fietsoversteek gemaakt om de fietsers naar de zuidelijke parallelweg te leiden. De Veerweg is in eigendom en beheer bij de gemeente Zwartewaterland en heeft de functie van toegangsweg van en naar de pont richting Genemuiden.

Ad b.

Tussen de Veerweg en woning Oppen Swolle 62 ligt aan de zuidzijde een parallelweg met een breedte van ca. 2,65 meter. Ter plaatse van woning Oppen Swolle 62 sluit de parallelweg aan op de hoofdrijbaan. Op het deel Veerweg-De Krieger sluiten verschillende inritten naar woningen of landbouwgronden rechtsreeks aan op de hoofdrijbaan. Door het hoogteverschil tussen de dijk en de aanliggende percelen hebben deze toegangen de vormgeving van een hellingbaan gekregen.

Aan de noordzijde, op de gemeentegrens tussen gemeente Zwartewaterland en Steenwijkerland, bevindt zich het gemaal Barsbeek. Dit gemaal zorgt voor de bemaling van het achtergelegen gebied.

3.1.2 De Krieger-Vollenhove

Na de Krieger8 buigt het tracé in zuidelijke richting af en ligt de N331 landinwaarts (binnendijks). Het omringende landschap tussen De Krieger en Vollenhove is geheel anders van karakter en wordt gekenmerkt door kleinschaligheid.

Aan de zuidzijde van de kruising De Krieger ligt kort op de hoofdrijbaan woning Oppen Swolle 60. Tussen De Krieger en Vollenhove ligt over het grootste deel van dit wegvak een parallelweg aan de zuidzijde. Langzaam verkeer is niet toegestaan op de hoofdrijbaan en moet gebruik maken van deze parallelweg. Aan zowel de noord- als de zuidzijde sluiten op dit wegvak diverse zijwegen rechtstreeks aan op de N331.

3.2 Algemene uitgangspunten wegontwerp aangepaste N331

Vanuit de doelstelling, zoals verwoord in paragraaf 2.1 van deze toelichting, zijn randvoorwaarden gesteld aan de uiteindelijke oplossing. Met de maatregelen en de vertaling ervan in het wegontwerp, zoals dat in dit hoofdstuk beschreven wordt, is invulling gegeven aan de doelstelling.

De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd:

  • 1. het CROW handboek wegontwerp met richtlijnen voor een gebiedsontsluitingsweg type II;
  • 2. alle percelen dienen (volgens de Wet) door de wegbeheerder ontsloten te worden; daarom zijn langs de N331 daar waar nodig parallelwegen opgenomen;
  • 3. een logische en consequente samenhang op het gehele traject met betrekking tot de verschillende aspecten zoals verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid en landschappelijke inpassing.

Bij de uitwerking heeft afstemming plaatsgevonden met diverse instanties en tussen diverse disciplines. Onderstaand is opgesomd welke afstemmingen gevolgen hebben gehad voor het wegontwerp:

  • 1. in afstemming met de waterbeheerder, waterschap Reest en Wieden, is een watertoets opgesteld (zie paragraaf 4.7). Enkele gemaakte afspraken hebben ruimtelijke implicaties;
  • 2. ten aanzien van het openbaar vervoer heeft afstemming plaatsgevonden met de concessiebeheerder (provincie Overijssel) en de concessiehouder (Connexxion) over de OV-voorzieningen;
  • 3. op basis van de compensatietaakstelling is een compensatiegebied voor de kievitsbloemhooilanden vastgesteld en opgenomen, mede met behulp van de catalogus gebiedskenmerken (Omgevingvisie);
  • 4. teneinde zorg te dragen voor een goede landschappelijke inpassing van de N331 is een ruimtelijke visie + landschapsplan opgesteld (zie bijlage 2). Deze visie formuleert landschappelijke overwegingen en geeft input voor het wegontwerp. De principes gaan in op de herkenbaarheid van de weg zelf, de inpassing van de weg in de omgeving en de mogelijkheden voor het versterken van landschap.

3.3 Wegontwerp Zwartsluis - De Krieger

In hoofdlijnen worden de volgende maatregelen getroffen om dit deel van de N331 verkeersveiliger te maken.

Wegvak rotonde Westeinde – De Krieger

  • 1. het verbreden en centreren van de rijbaan op de kruin van de dijk naar een breedte conform Duurzaam Veilig inclusief bermverharding;
  • 2. het verwijderen van de aanwezige op- en afritten langs de dijk (toegang landbouwpercelen);
  • 3. het verwijderen van het op de kruin gelegen fietspad;
  • 4. het verbreden van de bestaande parallelweg aan de zuidzijde van de dijk voor fietsverkeer en lokaal verkeer;
  • 5. het aanleggen van een toegangsparallelweg (karrenspoor) aan de noordzijde van de dijk tussen de Veerweg en gemaal Barsbeek;
  • 6. het aanleggen van een nieuw gedeelte parallelweg voor fietsers en lokaal verkeer vanaf woning Oppen Swolle 62 tot aan de bestaande parallelweg, even voorbij De Krieger;
  • 7. het invoeren van een verbod op langzaam verkeer op de hoofdrijbaan;
  • 8. het toepassen van kosteneffectieve maatregelen (KEM) zoals het aanleggen van bermverharding langs beide zijden van de hoofdrijbaan en de aan te passen zuidelijke parallelwegen en het toepassen van Essentiële herkenbaarheidskenmerken (EHK) als een dubbele doorgetrokken asmarkering.

Kruispunt Veerweg

Het aanleggen van een rotonde op het kruispunt N331/Veerweg. Hierdoor verbetert de verkeersveiligheid en wordt fietsers een veilige oversteekmogelijkheid geboden.

Kruispunt De Krieger en Oppen Swolle 60

Het reconstrueren van het kruispunt De Krieger. Hier wordt de nieuwe parallelweg aangesloten op het kruispunt. Om de reconstructie mogelijk te maken, moet woonhuis Oppen Swolle 60 worden gesloopt. Deze woning inclusief kleinschalige bed and breakfast wordt verder van de weg op hetzelfde perceel herbouwd. Het bouwplan voor Oppen Swolle 60 past in het vigerende bestemmingsplan en maakt om deze reden geen deel uit van onderhavig bestemmingsplan.

3.4 Wegontwerp De Krieger - Vollenhove (past binnen vigerend bestemmingsplan)

In hoofdlijnen worden de volgende maatregelen getroffen om dit deel van de N331 verkeersveiliger te maken.

  • 1. kruispunten Dennenbos, Kadoelen, Kadoelerweg, Oldenhof (2x), Halleweg, Zuurbeek en Drostenbos (2x)
    • a. het kruispunt Dennenbos wordt veranderd in een oversteek (dus afslaan vanaf en naar de hoofdrijbaan wordt niet meer toegestaan) en er worden middengeleiders aangelegd voor de verkeersveiligheid;
    • b. het kruispunt Kadoelen wordt veranderd in een oversteek;
    • c. het kruispunt Kadoelerweg wordt gereconstrueerd en voorzien van middengeleiders en een separate linksafstrook;
    • d. de beide kruispunten Oldenhof worden veranderd in een oversteek;
    • e. het kruispunt Halleweg wordt veranderd in een oversteek;
    • f. het kruispunt Zuurbeek wordt veranderd in een oversteek;
    • g. de beide kruispunten Drostenbos worden veranderd in een oversteek.
  • 2. parallelweg De Krieger – Vollenhove:
    • a. geen aanpassingen.

3.5 Vluchthavens en hulpdienstuitgangen

De thans aanwezige vluchthaven vervallen in de toekomstige situatie. Dit is gezien de intensiteit en de inrichting van de weg verantwoord.

Voor wat betreft de hulpdienstuitgangen heeft de provincie Overijssel afstemming gezocht met de veiligheidsregio IJsselland. De gedeelde conclusie luidt dat de veiligheidsregio IJsselland en de provincie Overijssel van mening zijn dat er voldoende aansluitingen zijn en blijven om in geval calamiteiten een goede bereikbaarheid te waarborgen.

3.6 Openbaar vervoer

De Buslijnen 71 en 171 maken gebruik van de N331. Aan deze situatie wijzigt onderhavig plan niets. De bestaande bushaltes worden gehandhaafd en kwalitatief verbeterd.

Lijn 71 is een streekbus van Connexxion en rijdt van Zwolle via Hasselt en Zwartsluis over de N331 naar Sint Jansklooster, Vollenhove, Marknessse en Kraggenburg naar Emmeloord. Haltepunten: rotonde Westeinde, De Noorde, Zieltje, De Krieger en Barsbeek. Op zaterdag overdag wordt één keer per uur gereden tussen Zwolle en Emmeloord. Ook enkele late spitsritten rijden alleen tussen Zwolle en Zwartsluis.

Lijn 171 is een spitsbus van Connexxion en rijdt van Zwolle via Hasselt, Zwartsluis en Sint Jansklooster naar Vollenhove. Haltepunten: rotonde Westeinde, De Noorde, Zieltje, De Krieger, Dennenbos, Oldenhof, Kadoelerweg, Halleweg en Zuurbeek .In de ochtendspits wordt er naar Zwolle gereden en in de middagspits naar Vollenhove. Met de opening van de nieuwe Hanzelijn op 9 december 2012 is het lijnennet op de reisrelaties Dronten - Kampen en Kampen - Emmeloord - Zwolle aangepast. Vanwege de (magere) bezetting op lijn 171 is de lijn vanaf 9 december 2012 ingekort tot het traject Zwolle - Vollenhove. Reizigers van/naar Emmeloord kunnen gebruik maken van lijn 71 of 141.

Hoofdstuk 4 Milieu

Vanwege het gemeentegrens overschrijdende karakter zijn enkele thema's op een generieke wijze beschreven, gericht op het project N331 Zwartsluis-Vollenhove als geheel. Het gaat dan om de thema's verkeer (paragraaf 4.1), Ruimtelijke kwaliteit, landschap en cultuurhistorie (paragraaf 4.3.1), Water (paragraaf 4.7) en Natuur (paragraaf 4.8). Andere thema's zijn specifiek gericht op gemeente Zwartewaterland. Het gaat dan om Externe veiligheid (paragraaf 4.2), Archeologie (paragraaf 4.3.2), Geluid (paragraaf 4.4), Luchtkwaliteit (paragraaf 4.5) en bodem (paragraaf 4.6).

4.1 Verkeer

De maatregelen die voorzien worden zijn beschreven in hoofdstuk 3. De maatregelen zorgen voor een verbeterde verkeersveiligheid, waarbij tevens de doorstroming wordt bevorderd. In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de

  • 1. verkeersintensiteiten en doorstroming op de hoofdrijbaan (paragraaf 4.1.1);
  • 2. verkeersintensiteiten en doorstroming op de parallelweg(en) (paragraaf 4.1.2);
  • 3. verkeersveiligheid (paragraaf 4.1.3);
  • 4. Openbaar vervoer (paragraaf 4.1.4).

4.1.1 Verkeersintensiteiten en doorstroming hoofdrijbaan

In onderstaande tabel (tabel 4.1) zijn de (geprognosticeerde) werkdagintensiteiten voor de hoofdrijbaan weergegeven. Hierbij is het wegvak Zwartsluis-Vollenhove in twee meetvakken opgedeeld, namelijk Zwartsluis - aansluiting Kadoelerweg en aansluiting Kadoelerweg - Flevoweg in Vollenhove.

Tabel 4.1: werkdagetmaalintensiteiten (in mvt) voor de hoofdrijbaan N331 Zwartsluis-Vollenhove (referentiesituatie is gelijk aan plansituatie)

N331-wegvak   gemeten (onderstreept) en geschatte waarden per jaar   prognoses9   
  2000   2001   2002   2003   2004   2005   2006   2007   2008   2009   2010   2011   2020   2025  
Zwartsluis
Kadoelerweg  
6400   6300   6300   6100   5800   5800   5900   5800   5800   5900   6200   5800   6800   7000  
KadoelerwegFlevoweg (Vollenhove)   4800   5200   4200   4000   4100   3900   3800   3800   4000   4000   4000   4100   4400   4500  

Na een aanvankelijk lichte afname tussen 2000 en 2004, is de etmaalintensiteit op het wegvak Zwartsluis - Kadoelerweg vanaf 2004 vrij constant: rond de 5.800 motorvoertuigen op een gemiddelde werkdag. De verkeerintensiteit op het wegvak Kadoelerweg - Flevoweg (N 762) laat hetzelfde beeld zien: een forse afname tot aan 2003, daarna vrij constant rond de 4.000 motorvoertuigen per werkdag. Voor de doorkijk naar 2020 is conform het verkeersmodel NRM3.0 Oost-Nederland en het verkeersmodel NRM2011 Oost-Nederland uitgegaan van een lichte autonome groei (zie tabel 1) van 1% per jaar. Voor de periode en 2020-2025 is uitgegaan van 0,5% groei per jaar.

De verkeerskundige ingrepen zoals beschreven in hoofdstuk 3 leiden niet tot een verkeersaantrekkende werking op de hoofdrijbaan. Langzaam verkeer en bestemmingsverkeer wordt zoveel mogelijk afgewikkeld via de zuidelijke parallelweg en de koude oversteken. Hiermee is er op het gehele tracé, met name tussen De Krieger en Vollenhove, minder sprake van afslaand verkeer. Dit zorgt als zodanig voor verbeterde doorstroming. Daarentegen wordt er bij de aansluiting van de Veerweg een rotonde aangelegd waarmee een iets verminderde doorstroming (want: lagere passeersnelheid ten opzichte van huidige T-kruising) veroorzaakt wordt. Per saldo leiden de ingrepen echter niet tot een verkeersaantrekkende of -remmende werking. Aanvullend daarop geldt dat deze provinciale weg de enige doorgaande route vormt tussen Zwartsluis en Vollenhove en verder. Thans zijn er geen (aantrekkelijker) alternatieven, in de toekomstige situatie evenmin. Dit betekent dat al het verkeer dat na de ingreep van deze route gebruik zal maken, nu ook al over deze weg rijdt. Bovendien zijn de intensiteiten van het autoverkeer dermate laag (lage I/C-verhouding; zie verderop), dat nauwelijks gesproken kan worden over significante invloeden op de doorstroming.

Met andere woorden: er zal na realisatie van de plannen geen andere verkeersintensiteit op de hoofdrijbaan optreden dan wanneer er geen ingrepen getroffen zouden worden. Daarmee is vanuit verkeer bezien de plansituatie (situatie na uitvoering van voorziene maatregelen) gelijk aan de referentiesituatie (toekomstige situatie met autonome ontwikkeling). De (geprognosticeerde) intensiteiten voor de hoofdrijbaan zoals weergegeven in tabel 1 gelden dan ook voor zowel de referentiesituatie als de plansituatie.

Doorstroming hoofdrijbaan

Of de capaciteit van een weg een bepaalde verkeersintensiteit aankan, kan inzichtelijk worden gemaakt via de zogenoemde intensiteit-/capaciteitsverhouding (I/C-verhouding). Hiertoe zijn de I/C-verhoudingen voor beide richtingen voor zowel de ochtend- als de avondspits berekend. De N331 is hierbij verdeeld in twee wegvakken, te weten Zwartsluis-De Krieger (aansluiting Kadoelerweg) en De Krieger (aansluiting Kadoelerweg)-Vollenhoven. De I/C-verhoudingen zijn weergegeven in tabel 4.2.

Tabel 4.2: I/C-verhoudingen N331

      aantal pae's in het drukste uur10    I/C-verhouding  
      ochtendspits   avondspits   ochtendspits   avondspits  
N331-wegvak   rich- ting   capaci-teit
pae/uur  
2008   2020   2025   2008   2020   2025   2008   2020   2025   2008   2020   2025  
Zwartsluis
Kadoelerweg  
oost   1.500   342   387   397   466   528   541   0,23   0,26   0,26   0,31   0,35   0,36  
  west   1.500   296   335   344   359   407   417   0,20   0,22   0,23   0,24   0,27   0,28  
Kadoelerweg
Vollenhove  
oost   1.500   223   252   258   265   299   306   0,15   0,17   0,17   0,18   0,20   0,20  
  west   1.500   183   206   212   232   262   268   0,12   0,14   0,14   0,15   0,17   0,18  

Indien de I/C-verhouding onder de 0,70 ligt, kan verkeer ongehinderd doorrijden11. Uit tabel 2 blijkt dat alle I/C-waarden zeer ruim onder de 0,70 liggen. De hoogste I/C-waarde (0,36) wordt in 2025 bereikt in de avondspits, op de zuidelijke rijstrook (in oostelijke richting) van het wegvak Zwartsluis - Kadoelerweg. De conclusie luidt dan ook dat de N331 nu en in de toekomst het verkeersaanbod goed kan verwerken.

4.1.2 Verkeersintensiteiten en doorstroming parallelweg(en)

In onderstaande tabel (tabel 4.3) zijn de (geprognosticeerde) werkdagintensiteiten voor de zuidelijke parallelweg weergegeven. Hierbij is de parallelweg in vier delen opgedeeld.

Tabel 4.3: werkdagetmaalintensiteiten (in mvt/uur) op zuidelijke parallelweg, tussen De Krieger en Vollenhove  

N331-wegvak   visuele tellingen   prognoses12   
  2002   2005   2020
autonoom  
2020
plansituatie  
2025
autonoom  
2025
plansituatie  
Barsbeek - Dennenbos   87   61   71   184   74   191  
Dennenbos - Kadoelerweg   135   81   95   285   98   295  
Kadoelerweg - Halleweg   174   165   193   335   200   347  
Halleweg - Schaarweg   237   n.b.   284   429   294   444  

In bovenstaande tabel is voor de peiljaren 2020 en 2025 onderscheid gemaakt in de situatie dat de N331 niet wordt aangepast (referentiesituatie inclusief autonome ontwikkeling) en de situatie dat deze provinciale weg wél wordt aangepast (plansituatie). In de plansituatie worden de huidige N331-aansluitingen van Dennenbos, Den Oldenhof, Wendelerweg, Halleweg, Zuurbeek en Drostenbos aangepast tot loodrechte 'koude' oversteken (doorsteken). Er vindt op de genoemde plaatsen derhalve geen uitwisseling van verkeer meer plaats tussen genoemde wegen/zuidelijke parallelweg en de hoofdrijbaan. In de autonome situatie blijven de aansluitingen gehandhaafd.

Aanleg van een doorlopende parallelweg en het afsluiten van diverse kruispunten leidt ertoe dat verkeer meer en langer van de parallelweg gebruik zal maken. In tabel 4.4 is de toename van het verkeer op de parallelweg weergegeven als gevolg van het treffen van verkeersmaatregelen.

Tabel 4.4: toename werkdagetmaalintensiteiten op zuidelijke parallelweg tussen De Krieger en Vollenhove, als gevolg van kruispuntaanpassing

N331-wegvak   2020   2025  
  autonoom   plansituatie   toename %   autonoom   plansituatie   toename %  
Barsbeek - Dennenbos   71   184   159   74   191   158  
Dennenbos - Kadoelerweg   95   285   200   98   295   201  
Kadoelerweg - Halleweg   193   335   74   200   347   74  
Halleweg - Schaarweg   284   429   51   294   444   51  

Hoewel de toenames fors zijn (groei tussen de 51 en 201%), zijn de intensiteiten in absolute waarden relatief gering. De intensiteiten liggen allen ver onder de voor verkeersmodellen vaak toegepaste waarde van 1800 mvt/etmaal. De inrichting13 en de capaciteit van de parallelweg is zodanig dat deze het verkeersaanbod goed en veilig kan afwikkelen.

4.1.3 Verkeersveiligheid

De verkeersveiligheid op het wegvak tussen de rotonde Westeinde (Zwartsluis) en De Krieger wordt sterk verbeterd doordat het langzaam gemotoriseerde verkeer geen gebruik meer maakt van de hoofdrijbaan. Hierdoor zullen inhaalmanoeuvres op het bochtige tracé tot het verleden behoren. Het aanbrengen van 'koude' oversteken geven eveneens een duidelijke verbetering van de verkeersveiligheidssituatie.

Uit een verkeersveiligheidsberekening (zie bijlage 4) voor de te nemen maatregelen volgt een verwachte reductie van het aantal verkeersongevallen met circa 36%. Dit komt in absolute zin neer op een reductie van 23 verkeersongevallen in 5 jaar tijd. Daarbij vallen gemiddeld 36% minder slachtoffers. Daarmee wordt de norm, die in de Omgevingsvisie is gesteld, ruim gehaald. De norm bedraagt een daling van 7,5% ziekenhuisslachtoffers in 8 jaar tijd.

Door de weg uniform in te richten als een Gebiedsontsluitingsweg wordt de herkenbaarheid voor de weggebruiker duidelijk verbeterd. Door het toepassen van de bijbehorende essentiële herkenbaarheidskenmerken (markering) kan de weggebruiker duidelijk opmaken wat de functie van de weg is, welke voertuigen hij/zij kan verwachten en welk snelheidsregime van toepassing is. Hierdoor wordt de verkeersveiligheid ook verbeterd.

(Brom)fietsverkeer Zwartsluis - De Krieger

Het huidige fietspad langs de N331 ligt tussen Zwartsluis en De Krieger boven op de dijk, naast hoofdrijbaan. Het gaat tussen Zwartsluis en De Krieger om een tweerichtingenfietspad met een breedte tussen de 2,00 en 2,50 meter. Dit is de normale breedte voor een éénrichtingenfietspad maar te smal voor een tweerichtingenfietspad. De afstand tot de hoofdrijbaan is met een gemiddelde van 2,00 meter klein te noemen. Het verplaatsen van het (brom)fietsverkeer boven op de dijk naar de naastgelegen parallelweg is daarom vanuit verkeersveiligheidsoogpunt is in eerste instantie positief, omdat de ruimte om elkaar te passeren (zowel inhalen als tegemoet komend) groter wordt. Bovendien wordt een potentieel conflict met het autoverkeer voorkomen. Denk hierbij aan de automobilist die de berm in rijdt en op het fietspad belandt.

Daar staat echter tegenover dat het (brom)fietsverkeer op de parallelweg gemengd wordt met het lokale en doorgaande landbouwverkeer en met incidenteel autoverkeer. Bij autoverkeer gaat het om incidenteel personenauto's en vrachtauto's van en naar de landbouwbedrijven aan de noordzijde van de dijk. De subjectieve verkeersveiligheid (gevoelsmatige veiligheid) kan door de aanwezigheid van landbouw- en autoverkeer verminderen, vooral veroorzaakt door het verschil in snelheid en massa. Om deze verkeersveiligheidsrisico's te verminderen, wordt de bestaande parallelweg tussen Zwartsluis en De Krieger zodanig verbreed dat (brom)fietsers en landbouwvoertuigen/vrachtauto's voldoende ruimte hebben om elkaar te kunnen passeren als tegemoet komend verkeer. Anderszins wordt de breedte van de parallelweg beperkt om te voorkomen dat landbouwvoertuigen en vrachtauto's met hoge snelheid de (brom)fietsers inhalen. Een snelle inhaalmanoeuvre zou het onveiligheidsgevoel juist vergroten.

Op basis van bovenstaande argumenten, verkrijgt de parallelweg tussen rotonde Veerweg en De Krieger een asfaltbreedte van 4,0 meter aan weerszijden aangevuld met een strook halfverharding van 0,60 meter en de parallelweg tussen Zwartsluis en rotonde Veerweg, vanwege het grotere aanbod fietsers, een asfaltbreedte van 4,5 meter aan weerszijden aangevuld met een strook halfverharding van 0,60 meter. Bij deze breedte kan bij het elkaar tegemoet rijden de (brom)fietser op de asfaltrijbaan rijden terwijl het landbouwvoertuig en de vrachtauto gebruik maken van de strook halfverharding. Het (met hoge snelheid) inhalen van de (brom)fietser wordt met deze breedte sterk ontmoedigd.

De intensiteit van het landbouw- en autoverkeer op de parallelweg blijft in absolute zin ook in de toekomstige situatie laag. Het gaat voornamelijk om landbouwverkeer van en naar de aangrenzende percelen en doorgaand landbouwverkeer tussen Zwartsluis en Vollenhove. Al met al kan daarom gesteld worden dat de verkeersveiligheid voor de (brom)fietsers niet verslechtert of verbetert maar per saldo gelijk blijft. Feitelijk krijgen de (brom)fietsers een 4,00 meter breed fietspad waarvan het in beperkte aantallen voorkomende landbouw- en autoverkeer ook gebruik maakt.

(Brom)fietsverkeer De Krieger - Vollenhove

De situatie op de parallelweg tussen De Krieger en Vollenhove verschilt van de bovenstaand beschreven situatie. Op deze parallelverbinding is in de huidige situatie reeds sprake van menging van (brom)fietsverkeer met landbouw- en autoverkeer. Dit als gevolg van de aanwezigheid van een groot aantal zijwegen op dit wegvak. Door het wijzigen van de aansluitingen van de aan de noordzijde van de N331 gelegen erftoegangswegen in 'koude' oversteken, neemt de intensiteit van het auto- en landbouwverkeer op de parallelweg fors toe. Op het wegvak tussen Dennenbos en Kadoelerweg zal in 2020 sprake zijn van een verdrievoudiging: van 95 naar 285 voertuigen per etmaal. Omdat de intensiteiten op de verschillende delen van de parallelweg in absolute zin laag blijven en de verhardingsbreedte 4,50 meter bedraagt, zijn de negatieve verkeersveiligheidseffecten op het (brom)fietsverkeer gering en acceptabel voor een dergelijk ingerichte parallelweg.

Verkeersveiligheidsaudit

Op basis van het definitieve wegontwerp heeft Witteveen+Bos een verkeersveiligheidsaudit uitgevoerd (zie bijlage 5). Een verkeersveiligheidsaudit is een gestandaardiseerde methode om tot een onafhankelijk oordeel te komen over de gevolgen van het wegontwerp op de verkeersveiligheid, voordat met de uitvoering wordt begonnen. Hiermee is het wegontwerp getoetst op te verwachten verkeersveiligheidseffecten.

Overall conclusie uit de verkeersveiligheidsaudit is dat de gezamenlijke maatregelen getroffen aan de N331 Zwartsluis-Vollenhove een positief effect hebben op de verkeersveiligheid.

4.1.4 Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer dat gebruik maakt van de hoofdrijbaan zal de voorgestelde maatregelen ervaren als positief. Doordat het langzaam gemotoriseerde verkeer van de hoofdrijbaan wordt gehaald, zal de reistijd op het traject tussen Zwartsluis en De Krieger worden verkleind. De aanleg van een rotonde bij de Veerweg zorgt voor meer discomfort voor de buspassagiers. Door de rotonde echter zodanig te ontwerpen dat deze goed berijdbaar is voor alle soorten en lengte bussen (ook gelede bussen), zal dit negatieve effect worden geminimaliseerd. De bestaande bushaltes zullen worden vervangen door nieuwe haltes conform de vigerende richtlijnen. Hierdoor verbetert de kwaliteit van het busvervoer langs de N331. Wijzigingen in de busroutes zijn niet noodzakelijk.

4.1.5 Conclusie

De maatregelen aan de N331 Zwartsluis-Vollenhove dragen bij aan een verbetering van de doorstroming en de verkeersveiligheid. De maatregelen dragen tevens zorg voor een verbeterde situatie voor het openbaar vervoer. Na uitvoering van het project N331 Zwartsluis-Vollenhove voldoet de aangepaste inrichting van aan de gestelde doelstellingen.

4.2 Externe Veiligheid

4.2.1 Wat is externe veiligheid?

Het transport, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen brengen risico's met zich mee door de mogelijkheid dat bij een ongeval gevaarlijke lading vrij kan komen. De discipline externe veiligheid houdt zich bezig met het beheersen van de hieraan verbonden risico's voor mensen die zich in de nabijheid van gevaarlijke stoffen bevinden. In het kader van onderhavig plan is getoetst of het voldoet aan de in Nederland geldende regelgeving ten aanzien van externe veiligheid.

Externe veiligheid maakt onderscheid tussen risicobronnen en risico-ontvangers en probeert deze van elkaar te scheiden. De risicobronnen zijn in twee groepen te verdelen:

  • 1. transportassen, zoals wegen en spoorwegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • 2. inrichtingen waarin productie, gebruik, verstrekking en/of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt

Twee termen vervullen bij externe veiligheid een centrale rol:

  • 1. plaatsgebonden risico (PR). Bij het PR gaat het om de kans per jaar dat een (denkbeeldig) persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.
  • 2. groepsrisico (GR). Het GR is de cumulatieve kans dat een (werkelijk aanwezige) groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

4.2.2 Wet- en regelgeving

Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS)

Langs transportassen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, bestaat een grotere kans dat een ongeluk met gevaarlijke stoffen plaatsvindt dan ergens anders. Het externe veiligheidsbeleid kan beperkingen opleggen aan langs zo'n transportas geprojecteerde plannen en projecten. De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen14 (Circulaire RNVGS) schrijft het beleid voor waarmee een afweging plaats kan vinden tussen de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen en de ruimtelijke structuur van de omgeving.

In de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is voor het PR ten opzichte van kwetsbare objecten een grenswaarde opgesteld. Met betrekking tot kwetsbare objecten is het PR een grenswaarde en tot beperkt kwetsbare objecten een richtwaarde. Voor het GR is geen harde norm vastgelegd. Er is voor gekozen het GR als oriënterende waarde te handhaven. Over elke overschrijding van de oriënterende waarde, dan wel elke toename van het GR, moet verantwoording worden afgelegd.

Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen

Momenteel wordt het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen ontwikkeld. Met de basisnetten Water, Weg en Spoor wordt beoogd een duurzaam evenwicht tussen ruimtelijke ontwikkelingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en veiligheid te realiseren. Dit gebeurt door alle hoofdvaarwegen, rijkswegen en spoorwegen in te delen in categorieën. Deze categorieën verschillen in de mate waarin er beperkingen gelden voor vervoer en/of ruimtelijke ontwikkelingen. Beperkingen voor het vervoer worden vastgelegd in een gebruiksruimte, beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen in een veiligheidszone. Daarnaast zal, in navolging van het externe veiligheidsbeleid voor inrichtingen, de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico juridisch worden vastgelegd. Voor elke weg die deel uitmaakt van het Basisnet, is vastgesteld hoeveel risico het vervoer van gevaarlijke stoffen over die weg maximaal mag veroorzaken. De Circulaire is op dit moment zodanig aangevuld dat deze op het basisnet anticipeert.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen15 (hierna: Bevi) zijn de risiconormen voor externe veiligheid rond inrichtingen waarin productie, gebruik of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, vastgelegd. Gemeenten en provincies moeten de normen uit het Bevi (en het daarbij horende Regeling externe veiligheid inrichtingen of Revi) naleven bij de vaststelling van ruimtelijke plannen. In het Bevi is voor het PR ten opzichte van kwetsbare objecten een grenswaarde opgesteld; voor beperkt kwetsbare objecten is het PR een richtwaarde. In het Bevi is geen harde norm voor het GR vastgelegd. Er is voor gekozen om de norm voor het GR als oriënterende waarde te handhaven, zij het met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht.

Externe veiligheidsbeleid Zwartewaterland

De gemeente Zwartewaterland heeft haar externe veiligheidsbeleid vastgelegd in de 'Visie op Externe Veiligheid' (mei 2012). Op basis van het wettelijk kader en het gemeentelijk beleid heeft de gemeente voor het landelijk gebied, waar de N331 Zwartsluis-Vollenhove onder valt, de volgende randvoorwaarden geformuleerd:

  • 1. toename van groepsrisico's is niet toegestaan, tenzij veroorzaakt door een toename van de personendichtheid in de omgeving van de risicobron;
  • 2. de PR-10-6 contour dient binnen de grens van de risicobron (inrichting of transportzone) te liggen, tenzij sprake is van een omgeving waar op basis van het geldende bestemmingsplan geen objecten kunnen worden gerealiseerd;
  • 3. toename van het groepsrisico's is toegestaan, tenzij het bestuur op basis van onvoldoende bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid het risico voor de omgeving onaanvaardbaar acht;
  • 4. nieuwe objecten binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico zijn niet toegestaan, tenzij in het bestemmingsplan is geborgd dat deze objecten niet kunnen uitgroeien tot kwetsbare objecten.

4.2.3 Inventarisatie en toets

Uit de provinciale risicokaart (risicokaart.nl) blijkt ten aanzien van externe veiligheid het volgende:

  • 1. conform het Bevi geldt de N331 niet als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
  • 2. langs de N331 bevinden zich geen risicobronnen voor de externe veiligheid, zoals LPG-tankstations;
  • 3. over de N331 vindt in beperkte mate vervoer van LPG plaats. Dit is incidenteel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats ter bevoorrading van bijvoorbeeld de LPG-tankstations;
  • 4. als gevolg van de te treffen maatregelen aan de N331 neemt het vervoer van gevaarlijke stoffen niet toe;
  • 5. het vervoer van gevaarlijke stoffen leidt niet tot een overschrijding van de grenswaarde van het PR
  • 6. het vervoer van gevaarlijke stoffen leidt niet tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het GR;
  • 7. het GR blijft als gevolg van de maatregelen aan de N331 in omvang ten minste gelijk of daalt.

De conclusie luidt dan ook dat risicobronnen voor de externe veiligheid geen belemmerende factor vormen voor het treffen van verkeersmaatregelen aan de N331 Zwartsluis-Vollenhove.

Buisleidingen

Binnen de gemeente Zwartewaterland bevinden zich hogedruk aardgasleidingen. Deze leidingen lopen voornamelijk door het buitengebied. Er doen zich op dit moment geen plaatsgebonden of groepsrisicoknelpunten voor.

Toetsing aan regels en ambities gemeente Zwartewaterland

In tabel 4.5. zijn de ambities van de gemeente Zwartewaterland (zie paragraaf 4.2.2) getoetst aan het voornemen.

Tabel 4.5. De ambities van Zwartewaterland getoetst

doelstelling   hoe wordt hier bij de aanpassing met de N331 mee omgegaan?  
toename van groepsrisico's is niet toegestaan, tenzij veroorzaakt door een toename van de personendichtheid in de omgeving van de risicobron.   De verkeerskundige ingrepen aan de N331 Zwartsluis-Vollenhove leiden niet tot overschrijding van de grenswaarde van het plaatsgebonden risico en/of de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.  
de PR-10-6 contour dient binnen de grens van de risicobron (inrichting of transportzone) te liggen, tenzij sprake is van een omgeving waar op basis van het geldende bestemmingsplan geen objecten kunnen worden gerealiseerd.   idem  
toename van het groepsrisico's is toegestaan, tenzij het bestuur op basis van onvoldoende bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid het risico voor de omgeving onaanvaardbaar acht.   idem  
nieuwe objecten binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico zijn niet toegestaan, tenzij in het bestemmingsplan is geborgd dat deze objecten niet kunnen uitgroeien tot kwetsbare objecten.   dit bestemmingsplan voorziet niet in de toevoeging van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Een weg is geen object dat kan uitgroeien tot kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.  
   
4.2.4 Conclusie

De verkeerskundige ingrepen aan de N331 Zwartsluis-Vollenhove leiden niet tot overschrijding van de grenswaarde van het plaatsgebonden risico en/of de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Risicobronnen voor de externe veiligheid vormen geen belemmerende factor voor het treffen van verkeersmaatregelen aan de N331 Zwartsluis-Vollenhove. De omvang van het GR blijft tenminste ongewijzigd, of daalt.

4.3 Landschap, archeologie, cultuurhistorie en Ruimtelijke kwaliteit

4.3.1 Ruimtelijke kwaliteit, landschap en cultuurhistorie
4.3.1.1 Beleidskader

Uitgangspunten, randvoorwaarden en ambities ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit, landschap en cultuurhistorie zijn vastgelegd in de provinciale omgevingsvisie (2009). De omgevingsvisie stelt dat nieuwe ontwikkelingen verbonden moeten worden aan bestaande gebiedskwaliteiten, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. De omgevingsvisie onderschrijft de beide landschapsontwikkelingsplannen van Zwartewaterland en Steenwijkerland.

4.3.1.2 Onderzoek

De maatregelen voor het wegontwerp van de N331 hebben hun weerslag op het ruimtegebruik en bepalen voor een groot gedeelte hoe het landschap rondom de weg functioneert en hoe het eruit komt te zien. Het is daarom van belang om vroegtijdig aandacht te geven aan ruimtelijke kwaliteit, landschap en cultuurhistorie, zodat de weg op een juiste manier wordt ingepast in de omgeving.

Het duurzaam veilig maken van de N331 biedt kansen om de ruimtelijke kwaliteit rondom de weg een impuls te geven. Vanuit deze gedachte is het document 'N331 ruimtelijke visie + landschapsplan' opgesteld (zie bijlage 2). Het document, opgesteld voor het gehele project N331 van Zwartsluis tot Vollenhove, vormt een richtinggevend en inspirerend kader gedurende het ontwerpproces en tijdens uitvoering van het wegontwerp. Het biedt aanknopingspunten voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit, zodanig dat bestaande kwaliteiten blijven behouden en ontwikkelingen worden ingezet om nieuwe kwaliteiten toe te voegen. De functie is drieledig:

  • 1. het leveren van een bijdrage aan het wegontwerp vanuit het aspect ruimtelijke kwaliteit;
  • 2. het vastleggen van de ambities voor ruimtelijke kwaliteit richting de uitvoeringfase;
  • 3. en het bieden van een handreiking voor toekomstige ontwerpvraagstukken bij gemeenten, waterschap en derden, gelieerd aan het project 'ombouw N331 Zwartsluis-Vollenhove'.

Het document N331 ruimtelijke visie + landschapsplan is opgesteld binnen de kaders van de Omgevingsvisie (Provincie Overijssel, 2009). Bij het formuleren van kwaliteiten en het uitwerken van ontwerpopgaven en -principes is gebruik gemaakt van de gebiedskenmerken en kwaliteitsambities uit de Catalogus Gebiedskenmerken (Provincie Overijssel, 2009). De ruimtelijke visie vormt een vertaling van de gebiedskenmerken en kwaliteitsambities naar ontwerpopgaven. Deze ontwerpopgaven zijn achtereenvolgens:

  • 1. een contrastrijke overgang van polderlandschap naar coulisselandschap;
  • 2. de dijk als continue lijn in het landschap;
  • 3. kenmerkend veenpolderlandschap;
  • 4. waardevolle natuur in buitendijks gebied;
  • 5. de N331 als panoramische kustroute;
  • 6. de N331 als route door het coulisselandschap;
  • 7. representatieve stads- en dorpsgezichten.

Vanuit deze ontwerpopgaven zijn ontwerpprincipes benoemd die aangeven wat gedaan zou moeten worden om de weg op een juiste manier in het landschap te verankeren. Voor enkele cruciale locaties is in het landschapsplan een concrete locatie-uitwerking gemaakt. Deze uitwerkingen vormen een oplegger bij het wegontwerp en maken inzichtelijk hoe zaken als beplanting, berminrichting, type verharding en meubilair in het wegontwerp zijn meegenomen.

4.3.1.3 Conclusie

De N331 is geen autonoom object in het landschap, maar ligt ingebed in zijn omgeving. Dit komt in veel facetten terug. Het belangrijkste aspect daarbij is het ruimtelijke verschil tussen de dijk en polders enerzijds en stuwwal anderzijds. Bij het lint van Barsbeek 'verschiet de weg van kleur' en is er een plotselinge overgang tussen deze twee landschappen.

De N331 is een gebiedsontsluitingsweg en ligt grotendeels op de dijk. Bij de inrichting van deze weg is vanuit landschappelijk oogpunt weinig winst te behalen. Parallelwegen en landbouwwegen liggen naast de dijk en zijn onderdeel van het lokale landschap. Het ontwerp en de inrichting van parallelwegen en bermen is van cruciaal belang voor het behouden en versterken van de verbondenheid van de weg met het landschap. Juist op het niveau van de parallelweg is veel te winnen met een landschappelijk verantwoord ontwerp van verhardingen, bermsloten, berminrichting en beplanting. Daarbij is het van belang om het wegontwerp integraal te bezien in het kader van ander ruimtelijke vraagstukken. Denk daarbij aan de uitwerking van natuurdoelen, de nieuwe erfinrichting van de Krieger en het te ontwikkelen uitzichtpunt bij Oppen Swolle 60.

4.3.2 Archeologie
4.3.2.1 Wet- en regelgeving

Op basis van het verdrag van Malta en de vertaling daarvan in Nederlands beleid en wetgeving (zoals de provinciale Omgevingsvisie, de Monumentenwet en het Besluit ruimtelijke ordening), dient bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te worden gehouden met archeologische waarden in de bodem. Omdat er voor dit project in de voorfase ten behoeve van het Plan in Hoofdlijnen een PlanMER is opgesteld, waarin ook het aspect archeologie is behandeld, heeft het archeologische onderzoek met name in die fase plaats gevonden. Deze paragraaf geeft een weergave van het uitgevoerde onderzoek. Tevens wordt aangegeven waarmee rekening moet worden gehouden in de fasen tot en met uitvoering van het project.

4.3.2.2 Onderzoek

Op grond van de gemeentelijke archeologische waardenkaart van de gemeente Zwartewaterland, zijn aan het plangebied diverse verwachtingen toegekend op het aantreffen van archeologische sporen. De verwachtingskaart van Zwartewaterland geeft over het algemeen een lage archeologische verwachtingswaarde aan voor het plangebied. In het plangebied en directe omgeving zijn geen archeologische monumenten aanwezig.

Vanwege het bovengemeentelijke karakter van dit project is in overleg met de provinciaal archeoloog de onderzoeksaanpak bepaald. Naar aanleiding van bureauonderzoek16 is de conclusie getrokken dat voor het graven van sloten en verbreden van de parallelwegen in het deel tussen Zwartsluis en Barsbeek geen vervolgonderzoek nodig is.

4.3.2.3 Conclusie

Ter plaatse van het plangebied geldt een lage archeologische verwachtingswaarde. Verder archeologisch onderzoek is niet nodig. In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. Naast de meldingsplicht is de vinder verplicht om het gevonden object zes maanden lang ter beschikking te houden of te stellen voor wetenschappelijk onderzoek.

4.4 Geluid

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie het akoestisch rapport in bijlage 6). Bij dit onderzoek zijn de akoestische effecten als gevolg van de aanpassingen aan de N331 beoordeeld. Op basis van dit onderzoek is bepaald voor welke geluidgevoelige bestemmingen sprake is van een overschrijding van de (voorkeurs-)grenswaarde, zoals die is gesteld in de Wet geluidhinder (Wgh).

4.4.1 Wettelijk kader

Bij een wijziging of aanleg van een weg wordt in het kader van de Wgh een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van artikel 74 van de Wgh heeft iedere weg een zone, waarbinnen het gebied ligt waarop akoestisch onderzoek betrekking heeft. De bepalingen uit de Wgh zijn alleen van toepassing binnen de geluidszone van de weg. De grenswaarden uit de Wgh gelden uitsluitend voor geluidsgevoelige bestemmingen die liggen binnen deze geluidszone van de weg. De geluidszone heeft bij een weg van 2 rijstroken een breedte van 250 meter.

De geluidsbelasting voor de huidige en toekomstige situatie wordt uitgedrukt in Lden (Lday/evening/night) in dB. De geluidsbelasting voor de huidige en toekomstige situaties is berekend volgens het Reken- en Meetvoorschrift Geluid 2012.

Voor wijzigingen op of aan een bestaande weg geldt de algemene systematiek van de Wgh als een tweetrapsraket. Voor elke geluidsgevoelige bestemming wordt op grond van de wet eerst de geldende 'grenswaarde' bepaald. Vervolgens wordt bezien of deze grenswaarde in de toekomstige situatie, in de regel 10 jaar na realisatie van dit project, met (afgerond) 2 dB of meer overschreden wordt. Als dit het geval is, dan is er volgens de Wet geluidhinder sprake van een 'reconstructie van een weg' en moeten geluidsmaatregelen overwogen worden. De geldende grenswaarden worden bepaald voor alle geluidsgevoelige bestemmingen. De geldende grenswaarde is bij wijziging van een hoofdweg over het algemeen gelijk aan de geluidsbelasting één jaar vóór de wijziging van de weg. Dit wordt de 'heersende geluidsbelasting' genoemd. Hierbij geldt dat een geluidsbelasting van 48 dB altijd is toegestaan. Dat is dus de 'drempelwaarde' voor de vaststelling van de geldende grenswaarde. Als er echter in het verleden een hogere grenswaarde is vastgesteld die lager is dan de geluidsbelasting die heerste vóór wijziging van de weg, dan geldt deze 'hogere grenswaarde' als grenswaarde.

Zodoende is de geldende grenswaarde in dat geval de laagste waarde van:

  • 1. de geluidsbelasting één jaar voor de fysieke ingreep;
  • 2. een eventueel eerder vastgestelde hogere waarde.

4.4.2 Onderzoek

Uit het akoestisch onderzoek (zie bijlage 6) blijkt dat er geen geluidgevoelige bestemmingen zijn waarbij de grenswaarde wordt overschreden. Voor het gehele tracé wat valt binnen de gemeente Zwartewaterland is geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.

4.4.3 Conclusie

Het project N331 leidt niet tot een overschrijding van grenswaarden bij geluidgevoelige bestemmingen. Vanuit het thema geluid zijn er daarmee geen belemmeringen voor de ontwikkeling zoals met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

4.5 Luchtkwaliteit

De gevolgen voor de luchtkwaliteit van de ombouw van de N331 Zwartsluis - Vollenhove tot een gebiedsontsluitingsweg (GOW) zijn onderzocht17 . Aanvullend op dit onderzoek is een oplegnotitie opgesteld (zie bijlage 7). De resultaten van het onderzoek inclusief oplegnotitie zijn hieronder samengevat.

4.5.1 Wettelijk kader

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De Wet Milieubeheer (luchtkwaliteitseisen hierna: Wet luchtkwaliteit) geeft grenswaarden voor concentraties in de buitenlucht van de stoffen stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO). In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide en fijn stof.

Grenswaarden

De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in tabel 4.8.

Tabel 4.8. Grenswaarden PM10 en NO2

stof   criterium   grenswaarde
(µg/m³)  
geldig per  
PM10   jaargemiddelde concentratie   40   1 juni 2011  
  etmaalgemiddelde concentratie
(mag maximaal 35 keer per jaar worden overschreden)  
50   1 juni 2011  
NO2   jaargemiddelde concentratie   40   1 januari 2015  
  uurgemiddelde concentratie
(mag maximaal 18 keer per jaar worden overschreden)  
200   1 januari 2015  

4.5.2 Onderzoek

Het plan is doorgerekend en getoetst aan de Wet luchtkwaliteit voor de berekeningsjaren 2010, 2015 en 2020. In de berekeningen is voor wat betreft de verkeerscijfers uitgegaan van de aantallen die in de desbetreffende jaren zullen gaan rijden. Uit de berekeningen zijn de volgende resultaten naar voren gekomen voor:

  • 1. de grenswaarde van 40 µg/m³ voor de jaargemiddelde concentratie van NO2 wordt niet overschreden; de hoogst berekende NO2-concentratie bedraagt maximaal 17,8 µg/m³ in 2010;
  • 2. de grenswaarde van 40 µg/m³ voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 wordt niet overschreden; de hoogst berekende PM10-concentratie bedraagt maximaal 22,0 µg/m³ in 2010;
  • 3. de grenswaarde van de uurgemiddelde concentratie van NO2 wordt niet overschreden;
  • 4. de grenswaarde van de etmaalgemiddelde concentratie van PM10 wordt minder dan 35 keer per jaar overschreden (maximaal 10 keer).

Uit het onderzoek blijkt tevens dat de ombouw van de N331 tot een GOW nauwelijks gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit. De maximale concentratietoename op de beoordelingspunten bedraagt 0,1 µg/m³ voor de jaargemiddelde concentratie van NO2. Voor PM10 is geen sprake van gevolgen voor de luchtkwaliteit.

Verder blijkt uit het onderzoek dat de aanleg van een parallelweg nauwelijks invloed heeft op de luchtkwaliteit.

4.5.3 Conclusie

De grenswaarden uit de Wet milieubeheer worden na ombouw van de N331 tot een GOW niet overschreden. Er wordt ruimschoots voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10). Hiermee wordt voldaan aan artikel 5.16 lid 1 sub a van de Wet milieubeheer. Vanuit luchtkwaliteit bezien zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling zoals met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

4.6 Bodem

4.6.1 Wettelijk kader

Nationaal beleid

Voor (saneren van) de landbodem is de Wet bodembescherming van toepassing. Voor het toepassen van grond en bagger is het Besluit bodemkwaliteit het vigerende beleidskader op nationaal niveau. Buitendijks is veelal sprake van uiterwaarden. Als beleidskader voor uiterwaarden en watergangen (waterbodem) geldt de Waterwet.

Wet bodembescherming (Wbb)

De Wet bodembescherming is gericht op het saneren van bestaande verontreinigingen, het voorkomen van nieuwe verontreinigingen en het terugdringen van verontreinigingen door diffuse bronnen.

Voor het vaststellen van de saneringsnoodzaak (vaststellen of het een geval van ernstige bodemverontreiniging betreft) wordt gebruik gemaakt van interventiewaarden. Volgens de Wbb is er sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging (en dus van saneringsnoodzaak) als voor tenminste één stof het gemiddeld gemeten gehalte van tenminste 25 m3 bodemvolume, of 100 m3 poriënverzadigde bodemvolume in het geval van een grondwaterverontreiniging, hoger is dan de interventiewaarde.

Besluit bodemkwaliteit (Bbk)

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) is van kracht op alle toepassingen van grond, baggerspecie of steenachtige bouwstoffen op of in de bodem of oppervlaktewater. Het Bbk bevat toetsingskaders gericht op hergebruik van grond en baggerspecie. Op basis van het toetsingskader wordt grond ingedeeld als zijnde vrij toepasbaar, klasse wonen, klasse industrie en niet toepasbaar. Bij toepassing van grond op de landbodem dient de toe te passen grond in het generieke beleid zowel getoetst te worden aan de kwaliteit van de ontvangende bodem als de bodemfunctiekaart. Indien geen bodemfunctiekaart aanwezig is mag alleen vrij toepasbare grond toegepast worden. Als grond en baggerspecie worden toegepast op waterbodem moet alleen getoetst worden aan de kwaliteit van de ontvangende bodem. Voor het toepassen van is de gemeente Zwartewaterland het bevoegd gezag.

Uiterwaarden maken onderdeel uit van het oppervlaktewatersysteem en hiervoor geldt het toetsingskader voor toepassing van grond en bagger in oppervlaktewater. Dat betekent, dat de kwaliteit van de grond en bagger getoetst moet worden aan de klassenindeling die geldt voor toepassen in oppervlaktewater (vrij toepasbaar, klasse A, klasse B en niet toepasbaar). Indien grond of baggerspecie wordt toegepast op of in de waterbodem is de waterkwaliteitsbeheerder (Rijkswaterstaat) het bevoegd gezag.

Voor de grootschalige toepassing (minimaal 5.000 m²) van grond zijn nadere beleidsregels opgesteld, zoals het aanbrengen van een leeflaag en de minimale toepassingshoogte van 2 meter.

Waterwet (Wtw)

Met de inwerkingtreding van de Waterwet (Wtw) per 22 december 2009 is de Wet bodembescherming (Wbb) voor waterbodems komen te vervallen. Het omgaan met waterbodemverontreinigingen is nu een onderdeel van de Waterwet.

De Wtw regelt het beheer van het watersysteem en de waterkeringen. Ook verbetert het de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Wtw beschouwt de waterbodem als een integraal onderdeel van het watersysteem en is van toepassing op het beheer van de bodem en oevers van oppervlaktewaterlichamen (de waterbodem). Het begrip 'saneren' uit de Wbb is in de Wtw als zodanig vervallen, ook voor die gevallen waarbij wel sprake is van de milieuhygiënische reden (risico's, ernst en spoedeisend) om de waterbodem te ontgraven of te baggeren.

Provinciaal beleid

Op 1 juli 2009 hebben Provinciale Staten de Visie op de Ondergrond vastgesteld als bijlage bij de Omgevingsvisie Overijssel 2009. In de Visie op de Ondergrond geeft de provincie haar beeld van duurzaam beheer van de Overijsselse ondergrond. De kern van de Visie op de Ondergrond wordt verwoord in de begrippen beschermen, gebruiken en herstellen van de ondergrond. De centrale ambitie is het behouden van een balans tussen gebruik en bescherming van de ondergrond.

Lokaal beleid

De gemeente Zwartewaterland is bevoegd gezag voor toepassingen van grond (landbodem). De gemeente beschikt over een bodemkwaliteitskaart.

4.6.2 Beschikbare informatie en onderzoek

Bij nieuwe ontwikkelingen moet gecontroleerd worden of de bodemkwaliteit voldoet aan de beoogde functie. Een groot deel van het plangebied heeft in de huidige en toekomstige situatie de functie verkeer. Op het deel van het plangebied tussen Zwartsluis en de gemeentegrens met Steenwijkerland vinden ook ontwikkelingen plaats buiten het gebied met de functie verkeer (weg + wegbermen). De aangrenzende percelen hebben grotendeels de functie landbouw/natuur. Op delen van het traject worden bestaande kavelsloten en watervoerende watergangen verplaatst (demping huidige sloten/watergangen en aanleg nieuwe sloten/watergangen).

Onderstaand is opgesomd welke ingrepen plaatsvinden:

  • 1. Op het deel Zwartsluis-gemeentegrens met Steenwijkerland (ter hoogte van Barsbekergemaal) ligt de N331 op de kruin van het dijklichaam. De weg wordt met ca. 1,0m verbreed en gecentreerd;
  • 2. Op het deel tussen rotonde Westeinde en aansluiting Veerweg ligt in de huidige situatie aan de noordzijde een parallelweg. Deze behoudt zijn huidige breedte. Mogelijk vinden er verbeteringen plaats aan de weg (aanbrengen markering), maar deze hebben geen invloed op de bodem;
  • 3. Op het deel tussen de Veerweg en het Barsbekergemaal wordt aan de noordzijde van de dijk, aan de teen van het talud, een karrenspoor aangelegd ter ontsluiting van de aldaar aanwezige landbouwpercelen. Hiertoe moeten de kavelsloten op enkele delen18 een aantal meters verlegd worden (in binnendijkse richting);
  • 4. Op het deel tussen rotonde Westeinde en aansluiting Veerweg wordt aan de zuidzijde de bestaande parallelweg verbreed (van circa 2,5m naar 4,0m met aan weerszijden een 0,60m brede strook grasbetonstenen). De kavelsloten moeten hier tevens enkele meters verlegd worden (in buitendijkse richting);
  • 5. Op het deel tussen de Veerweg en het Barsbekergemaal wordt aan de zuidzijde de bestaande parallelweg verbreed (van circa 2,5m naar 4,0m met aan weerszijden een 0,60m brede strook grasbetonstenen). De kavelsloten aan de zuidzijde en de watervoerende watergang aan de noordzijde van de bestaande parallelweg blijven gehandhaafd.

Kwaliteit wegbermen

De meeste ingrepen in de bodem zullen plaatsvinden in de bermen van de wegen (kruin N331 en de naastgelegen (zuidelijke parallelweg). Het gaat om ingrepen 1, 2 (is feitelijk geen ingreep), 3 en 4 (exclusief de sloot). Voor de begrenzing van de bermen wordt de definitie van het Besluit bodemkwaliteit aangehouden. In artikel 65 van het Besluit Bodemkwaliteit staat dat een berm een maximale breedte heeft van 10 m of wordt begrensd door een fysieke afscheiding (zie afbeelding 4.1). De kwaliteit van de provinciale wegen wordt op basis van de provinciale bodemkwaliteitskaart wegbermen beoordeeld als klasse Industrie (op zowel de ontgravingskaart, de bodemfunctiekaart als de toepassingskaart)19 .

Verwacht wordt dat de kwaliteit van de bermen naast de gemeentelijke wegen tevens voldoet aan de klasse Industrie. De kwaliteit van de gemeentelijke en provinciale wegbermen wordt naar verwachting in 2013 vastgesteld in de regionale Bodemkwaliteitskaart en de Nota bodembeheer van regio IJssel-Vecht.

Afbeelding 4.1 Begrenzing wegbermen

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0041-VS01_0003.jpg"

Kwaliteit aangrenzend terrein

Voor het gebied buiten de wegbermen kan de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart informatie bieden over de bodemkwaliteit. Op de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Zwartewaterland wordt het gebied rondom de weg (exclusief de wegbermen) als 'schoon' beoordeeld. Het gaat om ingreep 5 en de sloten van ingreep 4.

Het buitendijkse gebied (de sloot van ingreep 3) in de gemeente Zwartewaterland (ten zuiden van de dijk) is niet gezoneerd. Op basis van de ligging en op basis van het vergelijkbare gebruik als bij het gebied ten noorden van de dijk, wordt hier tevens een vergelijkbare kwaliteit van de bodem verwacht. Op basis van de bodemkwaliteitskaart vormt de kwaliteit van de bodem geen belemmering voor de voorgenomen ingrepen.

Langs het traject zijn geen verdere verdachte locaties aanwezig.

Asbest in de bodem

Op de asbestsignaleringskaart van de provincie Overijssel is het plangebied grotendeels als 'onverdacht' aangegeven op het voorkomen van asbest (klasse: kleine kans op aanwezigheid asbest). Alleen de erven langs de weg zijn aangemerkt als asbestverdacht (klasse: grote kans op aanwezigheid asbest). Er vinden echter vrijwel geen ingrepen plaats ter plaatse van deze erven.

Verhardings- en fundatiemateriaal

Van het verhardingsmateriaal en het fundatiemateriaal onder of naast de wegen is de milieuhygiënische kwaliteit niet bekend. Voor eventueel hergebruik van vrijkomend verhardingsmateriaal is het relevant of al dan niet sprake is van teerhoudend asfalt. In het fundatiemateriaal is mogelijk puin aanwezig. Bij meer dan 20 gewichtsprocent bodemvreemd materiaal wordt niet meer gesproken over bodem en de bodemkwaliteitskaart (voor wegbermen) is dan niet van toepassing. Bij puinbijmengingen moet rekening worden gehouden met de kans op aanwezigheid van asbest en met een afwijkende milieuhygiënische kwaliteit. Voorafgaand aan de geplande werkzaamheden wordt de kwaliteit van het (eventueel aanwezige) verhardings- en fundatiemateriaal vastgesteld.

Kwaliteit waterbodem

Het buitendijkse gebied tussen de gemeentegrens met Steenwijkerland en Zwartsluis valt onder het beheersgebied van Rijkswaterstaat en wordt als waterbodem gezien. Voor dit gebied is de bodemkwaliteitskaart niet van toepassing. Voorafgaand aan grondverzet is hier een verkennend onderzoek nodig om de kwaliteit van de ontvangende bodem en/of vrijkomende grond in beeld te brengen. Ditzelfde geldt voor te dempen sloten (binnen- of buitendijks). De kwaliteit van het slib en de vaste waterbodem dient voorafgaand aan de demping te worden vastgesteld.

4.6.3 Conclusie

Op basis van de beschikbare informatie wordt geconcludeerd dat de kwaliteit van de bodem voldoet aan de beoogde functies. Er is voor zover bekend geen ernstige verontreiniging aanwezig binnen het plangebied, waardoor geen sprake is van sanering onder de Wet bodembescherming. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem dient op enkele locaties (verhardings- en fundatiemateriaal, waterbodem) voorafgaand aan de realisatie van de werkzaamheden nog aanvullend onderzocht te worden. Indien uit dit aanvullend onderzoek blijkt dat sprake is van verontreinigd verhardings- en fundatiemateriaal en/of verontreinigde waterbodem, dan dient dit afgevoerd te worden naar een erkende verwerker. Vanuit bodem bezien zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling zoals met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.

4.7 Waterparagraaf

4.7.1 Inleiding

Om Nederland veilig en aantrekkelijk te houden is het nodig om bij ruimtelijke planvorming voldoende rekening te houden met de waterhuishouding. Daarom is in het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesproken om het watertoetsproces te doorlopen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten van rijk, provincies en gemeenten. De watertoets (zie bijlage 8) betekent dat vroegtijdig afstemming plaatsvindt tussen het waterschap en het initiatiefnemende overheidsorgaan. In deze waterparagraaf (samenvatting watertoets) zijn de volgende aspecten van belang:

  • 1. grondwater (paragraaf 4.7.2);
  • 2. oppervlaktewatersysteem (paragraaf 4.7.3);
  • 3. ecologie (paragraaf 4.7.4);
  • 4. waterkeringen (paragraaf 4.7.5);
  • 5. overstromingsrisico (paragraaf 4.7.6);
  • 6. riolering (paragraaf 4.7.7).

4.7.2 Grondwater

In de omgeving van de N331 bevindt zich een grondwaterbeschermingsgebied (zie afbeelding 4.2). In het grondwaterbeschermingsgebied vindt in de omgeving van Sint Jansklooster drinkwaterwinning plaats. De N331 valt buiten het grondwaterbeschermings- en intrekgebied.

Afbeelding 4.2. Grondwaterbeschermingsgebied (Wateratlas, provincie Overijssel) afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0041-VS01_0004.png"

4.7.3 Oppervlaktewatersysteem

Enkele delen van bermsloten worden een paar meter verlegd. De profielen van de bermsloten zijn overeenkomstig aan de huidige profielen. Alleen het talud wordt aangepast naar 2 op 3. De profielen en hoogteligging van bermsloten sluiten aan op de aanwezige kavelsloten.

Op het traject van circa 1 km oostelijk van Oppen Swolle 62 tot Oppen Swolle 62 waar de weg van de waterkering afloopt, wordt de watergang enkele meters verlegd en wordt het profiel aangepast conform de eisen van het waterschap: talud 1 op 2 en de hoogteligging van de bodem conform de legger.

De diameters van de duikers bij de zuidelijke watergang zijn als volgt gedimensioneerd:

  • 1. tussen rotonde Westeinde en Veerweg Ø300 mm (kavelsloot);
  • 2. tussen rotonde Veerweg en gemaal Barsbeek: ongewijzigd (sloten en duikers blijven daar onaangetast);
  • 3. tussen gemaal Barsbeek en De Krieger: Ø600 mm zoals in de huidige situatie (watervoerende watergang).

De aanpassingen aan de N331 leiden tot een toename van verhard oppervlak. Op basis van 10% van de toename verharding en de toename open water is berekend of er een netto opgave is. Er is sprake van een opgave indien de toename verharding de grens van 1.500 m2 overschrijdt. In peilvak VH71, VH72 en VH13 is de toename verharding meer dan 1.500 m2. In VH71 en VH72 is door de toename open water geen bergingsopgave meer, omdat de toename ervoor zorgt dat de grens van 1.500 m2 niet meer overschreven wordt. In de overige peilvakken is de toename in verharding ook kleiner dan 1.500 m2. Alleen in peilvak VH13 is een bergingsopgave van 727 m2. De bergingsopgave wordt ingevuld door de oever over circa 750 m in te richten als waterbergingsoever. Bij waterstanden hoger dan het normale peil doet de oever mee als berging. Hiermee wordt voldaan aan de compensatie eis. In afbeelding 4.3 is het principe profiel weergegeven.

Afbeelding 4.3. Principe profiel

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0041-VS01_0005.png"

4.7.4 Ecologie

Het gebied is gelegen in een drietal Natura 2000-gebieden: De Wieden, Zwarte Meer en Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. De aanpassingen aan de N331 brengen geen grote veranderingen in de waterhuishoudkundige situatie. In de toekomstige waterhuishoudkundige situatie worden delen van bermsloten enkele meters verlegd. De oorspronkelijke profielen van de bermsloten worden toegepast. Alleen de taluds worden aangepast. De invloedsfeer van de verlegde bermsloten is beperkt, mede door de hoge slootdichtheid waardoor er geen effect op de grondwaterstanden zal zijn en ontwatering niet significant zal toenemen. De natte elementen die een grote rol spelen als habitat voor weidevogels in de Barsbekerbinnenpolder en Zwarte Meer, zoals plas-dras situaties, liggen niet binnen de invloedsfeer van de sloot worden niet aangetast.

Door het verbreden en de aanleg van parallelwegen en het verplaatsen van bermsloten neemt het ruimtebeslag van de N331 toe. Er gaat habitat van het Natura 2000-gebied verloren. Het verlies aan habitat zal worden gecompenseerd. In het kader van de bestemmingsplanprocedure heeft hiernaar specifiek onderzoek plaatsgevonden (zie onder meer paragraaf 4.8 van de toelichting van het bestemmingsplan).

4.7.5 Waterkeringen

De waterkering waar de N331 op gelegen is (zie afbeelding 4.4, betreft een primaire waterkering van dijkringgebied 9. De veiligheidsnorm voor de waterkering bedraagt 1/1.250 jaar. Dat is de gemiddelde kans per jaar dat de hoogste waterstand, waarop de primaire waterkering moet zijn berekend, wordt overschreden. Het dijkvak voldoet aan de norm [Veiligheidstoetsing primaire wateringen, derde ronde toetsing (aanvulling), oktober 2012]. De hoogte van de waterkering blijft in de toekomstige situatie onveranderd.

Ter hoogte van de kruising N331 met de Veerweg wordt een rotonde aangelegd. Hiervoor vinden kleinschalige werkzaamheden (aanvullend grondlichaam) aan de dijk plaats. Ten opzichte van het dijktracé als geheel, betreft dit een kleinschalige ingreep die op de dijk als geheel geen negatieve effecten sorteert. Tevens vindt in de beschermingszone van de dijk, kleinschalig grondwerk plaats. De werkzaamheden zijn kleinschalig van aard en hebben geen negatieve invloed op de stabiliteit van de dijk.

Afbeelding 4.4. Primaire waterkering Zwartsluis - De Krieger

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0041-VS01_0006.png"

4.7.6 Overstromingsrisico

De provincie Overijssel verplicht alle projectinitiatieven in een gebied waarbinnen sprake is van een risico op overstroming om een overstromingsrisicoparagraaf op te nemen in een ruimtelijk plan. Het projectgebied van de N331 ligt in een gebied waarbinnen sprake is van een risico op overstroming (zie afbeelding 4.5). Om die reden is deze paragraaf opgenomen. De overstromingsrisicoparagraaf moet inzicht geven in de risico's bij overstroming en de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen dan wel te beperken.

Hoogwater wordt in de benedenloop van de IJssel en de Vecht bepaald door twee factoren: hoge rivierafvoeren en hoge waterstanden in het IJsselmeer. Het gebied is gelegen binnen dijkring 9: Vollenhove, een gebied dat bij overstroming langzaam en ondiep onderloopt. Dit geldt voor het gebied tussen Zwartsluis en de Krieger. De maatregelen aan de N331 leiden niet tot een verandering van de risico's omtrent overstromingen.

Afbeelding 4.5. Overstromingsdiepte bij het falen van dijkring 9 (www.risicokaart.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0041-VS01_0007.png"

4.7.7 Riolering

Net ten noordwesten van de aansluiting Veerweg wordt de bermsloot enkele meters verplaatst. Naast de bermsloot is een persleiding van de drukriolering van de gemeente Zwartewaterland gelegen. De persleiding zal worden verlegd om de verplaatsing van de bermsloot mogelijk te maken.

De huidige N331 watert af via de berm naar de bermsloten. De N331 en de parallelweg wateren in de toekomstige situatie ook af via de berm naar de bermsloten. Zie voor nadere detaillering afbeelding 4.6.

Afbeelding 4.6. Riolering

afbeelding "i_NL.IMRO.1896.BP0041-VS01_0008.png"

4.7.8 Conclusie waterparagraaf

Op basis van bovenstaande blijkt dat vanuit het thema water bezien er geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling zoals met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Over deze waterparagraaf is overleg gevoerd met het waterschap Reest en Wieden en zij delen deze conclusie.

In het kader van het vooroverleg conform 3.1.1. Bro is het voorontwerp-bestemmingsplan en de bijbehorende Watertoets voorgelegd aan het waterschap. Het Waterschap Reest en Wieden heeft geen opmerkingen op het voorontwerp-bestemmingsplan geleverd. In het kader van de Watertoets zal het ontwerp-bestemmingsplan wederom aan het waterschap worden toegezonden.

4.8 Natuur

Voor de herinrichting van de Provinciale weg N331 tussen Zwartsluis en Vollenhove tot een gebiedsontsluitingsweg (GOW) zijn meerdere effectstudies uitgevoerd voor natuuraspecten (onder andere Passende beoordeling (onderdeel van bijlage 9) en PlanMER). Aspecten die zijn onderzocht zijn, zijn: Natuurbeschermingswet 1998 gebieden (Natura 2000), Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en beschermde soorten onder de Flora- en faunawet (Ffw). Hierbij zijn de effecten van het voorontwerp (VO) in beeld gebracht. In het Definitieve ontwerp (DO) zijn enkele optimalisaties doorgevoerd. Nagegaan moet worden of de conclusies in de effectstudies voor natuur nog actueel zijn. In paragraaf 4.8.1 is het wettelijk (toetsings)kader weergegeven per aspect. Vervolgens is in paragraaf 4.8.2 per aspect nagegaan of de getrokken conclusies op basis van het VO wijzigen als gevolg van de optimalisaties in het DO.

4.8.1 Wettelijk Kader
4.8.1.1 Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw '98) biedt de juridische basis voor de aanwijzing van te beschermen gebieden en landschapsgezichten, vergunningverlening, schadevergoeding, toezicht en beroep. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn (VR) en Habitatrichtlijn (HR), maar ook verdragen als bijvoorbeeld het Verdrag van Ramsar (Wetlands) zijn hiermee in nationale regelgeving verankerd. De Nbw '98 heeft als doel het beschermen en in stand houden van bijzondere gebieden, waaronder Natura 2000. Natura 2000 is de benaming voor een Europees netwerk van natuurgebieden waarin belangrijke flora en fauna voorkomen, gezien vanuit een Europees perspectief. In juridische zin komt Natura 2000 voort uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. Elk Natura 2000-gebied wordt vastgesteld middels een aanwijzingsbesluit. In dit besluit is de begrenzing van het gebied en de zogeheten instandhoudingsdoelen weergegeven.

Met de inwerkingtreding van de herziene Natuurbeschermingswet in 2005 moet een bestuursorgaan bij al haar besluiten rekening houden met de gevolgen van het besluit voor Natura 2000-gebieden (artikel 19j Nbw'98). Het bestuursorgaan dient via een voortoets en/of passende beoordeling duidelijk te maken dat uitvoering van besluiten niet strijdig is met de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden. Kunnen de ontwikkelingen die het voorgenomen bestemmingsplan mogelijk maakt - gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor de Natura 2000-gebieden in het plangebied en de directe omgeving - de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in die gebieden verslechteren of een significant verstorend effect hebben? En zo ja, zijn er mitigerende maatregelen nodig om significante gevolgen te voorkomen.

4.8.1.2 Ecologische Hoofdstructuur

In de Nota Ruimte is een aantal uitwerkingen van ruimtelijke afwegingskaders voor de EHS aangekondigd. De EHS beoogt de realisatie van een samenhangend netwerk van natuurgebieden en verbindingszones. Door natuur te verbinden blijft diversiteit behouden en verkleint de kans op uitsterven van soorten. Het streven voor het huidige regeerakkoord was om in Nederland in 2020 meer dan 750.000 ha aan EHS-gebieden te hebben. Het grootste deel daarvan zijn bestaande bossen en natuurgebieden.

Op 13 maart 2012 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu (I&M) de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR is een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid en geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt verschillende rijksbeleidsstukken, zoals onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.

Eén van de belangrijkste voornemens in de SVIR met betrekking tot EHS is om te komen tot een herijkte nationale EHS. Zij vloeit voort uit de bezuinigingen door de rijksoverheid op de middelen voor natuurbeleid en gebiedsgericht beleid. Deze herijking tast de tot nu toe gerealiseerde EHS (inclusief de Natura 2000-gebieden) evenwel niet aan.

Juridische borging EHS

De juridische borging van de nationale ruimtelijke belangen die in de SVIR worden aangewezen, vindt plaats via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In titel 2.10 van de tweede tranche van het Barro zijn regels opgenomen over de wijze waarop het Rijk haar internationale verdragsverplichtingen op het vlak van biodiversiteit planologisch zeker wil stellen. De realisatie van de EHS blijft echter de verantwoordelijkheid van de provincies.

De in het Barro neergelegde beschermingsregime voor de EHS sluit voor een groot deel aan bij de bestaande praktijk. In veel provinciale ruimtelijke verordeningen zijn immers al regels opgenomen over EHS.

De specifieke waarden en kwaliteiten (veelal vastgelegd in beheer- en natuurdoeltypen) van een EHS-gebied bepalen of ruimtelijke initiatieven doorgang kunnen vinden. Iedere provincie heeft deze voorwaarden in een verordening vastgelegd. Over het algemeen geldt dat er geen bestemmingswijzigingen mogelijk zijn als daardoor de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast; dit alles tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegd gezag erop toezien dat hiernaar door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht. Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken zal de provincie de te behouden wezenlijke kenmerken en waarden per gebied moeten specificeren.

4.8.1.3 Flora- en faunawet (Ffw)

Onder de Ffw zijn diverse inheemse en uitheemse dier- en plantensoorten beschermd. Doel van de wet is de instandhouding en het herstel van een zo natuurlijk mogelijke verscheidenheid van in het wild levende soorten. De Ffw dient daarnaast ook als nationale implementatie van het soortenbeschermingsrecht zoals dat voorvloeit uit de Habitat- en Vogelrichtlijn. Niet alle soorten zijn op grond van de Ffw even strikt beschermd. Hieronder zullen de verschillende beschermingsregimes besproken worden.

Algemene soorten (licht beschermd)

Voor algemene soorten (tabel 1-soorten of licht beschermd) geldt een vrijstelling voor de algemene verbodsbepalingen uit artikel 8 tot en met 13 van de Ffw. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld, behalve de zorgplicht uit artikel 2 van de Ffw. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd.

Minder algemene soorten (middelzwaar beschermd)

Voor een aantal minder algemene soorten (tabel 2-soorten of middelzwaar beschermd) geldt een vrijstelling voor artikel 8 tot en met 13 van de Ffw, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van Economische zaken (EZ, voorheen EL&I/ LNV) goedgekeurde gedragscode. Een gedragscode kan door een sector of ondernemer zelf opgesteld worden ter goedkeuring door de Minister van EZ of er kan een reeds goedgekeurde gedragscode worden gebruikt. Wanneer volgens een goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt, hoeft voor deze soorten geen ontheffing te worden aangevraagd. Als niet volgens een goed gekeurde gedragscode wordt gewerkt moet voor het overtreden van verbodsbepalingen ten aanzien van deze soorten een ontheffing van de Ffw worden aangevraagd. Bij de beoordeling van deze aanvraag vindt een zogenaamde lichte toets plaats, wat wil zeggen dat alleen wordt getoetst of geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

Soorten van bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en bijlage IV van de Habitatrichtlijn (zwaar beschermd)

Voor ingrepen in het kader van bestendig beheer & onderhoud en bestendig gebruik, kan gebruik gemaakt worden van een door het ministerie van EZ goedgekeurde gedragscode. Als het werken volgens een goedgekeurde gedragscode niet mogelijk is moet voor het overtreden van verbodsbepalingen ten aanzien van deze soorten (tabel 3-soorten of zwaar beschermd) een ontheffing van de Ffw worden aangevraagd. Voor het overtreden van verbodsbepalingen ten aanzien van deze soorten in deze groep voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling is altijd een ontheffing noodzakelijk. Een ontheffingaanvraag voor deze groep soorten wordt getoetst aan drie criteria: 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (zie volgende alinea), 2) er is geen alternatief, 3) doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

Een ontheffing voor soorten van bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten kan worden aangevraagd op grond van alle belangen uit dit Besluit. Hieronder vallen onder andere:

  • 1. bescherming van flora en fauna (b);
  • 2. volksgezondheid of openbare veiligheid (d);
  • 3. dwingende redenen van groot openbaar belang, van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e);
  • 4. uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (j).

Een ontheffing voor soorten van bijlage IV van de Habitatrichlijn kan worden aangevraagd op grond van alle belangen uit artikel 16 van de Habitatrichtlijn. Dat zijn onder andere:

  • 1. bescherming van flora en fauna;
  • 2. volksgezondheid of openbare veiligheid, of om andere redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van sociaal en economische redenen.

Een groot verschil met het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten is dat belang j, uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling, daarin niet is opgenomen. In die combinatie kan een initiatief alleen plaatsvinden als alle negatieve effecten volledig worden voorkomen.

Vogelsoorten

De meeste vogelsoorten maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik vallen alleen tijdens het broedseizoen onder de bescherming van artikel 11 van de Ffw. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig voor werkzaamheden buiten het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mogen deze nesten worden verwijderd of verplaatst, tenzij in specifieke situaties er een ecologisch zwaarwegend belang is om nesten die normaliter niet jaarrond beschermd zijn toch jaarrond te beschermen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer door een ingreep een groot deel van de nestgelegenheid van een bepaalde populatie dreigt te verdwijnen. Voor het verstoren van vogels (in het broedseizoen) is het aanvragen van ontheffing voor ruimtelijke ingrepen in principe niet aan de orde omdat bijna altijd een alternatief voorhanden is, namelijk werken wanneer geen broedende vogels aanwezig zijn. De Ffw kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het gaat erom of er een broedgeval is.

Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken zijn jaarrond beschermd. Hieronder vallen:

  • 1. nesten die buiten het broedseizoen worden gebruikt als vaste rust- en verblijfplaats (bijvoorbeeld: steenuil);
  • 2. nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop (bijvoorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus);
  • 3. nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing (bijvoorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk);
  • 4. vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (bijvoorbeeld boomvalk, buizerd en ransuil).

Voor verstoring van deze soorten is een ontheffing noodzakelijk. Deze kan alleen aangevraagd worden op basis van een wettelijk belang uit artikel 9 van de Vogelrichtlijn. Dat zijn:

  • 1. bescherming van flora en fauna (b);
  • 2. veiligheid van het luchtverkeer (c);
  • 3. volksgezondheid of openbare veiligheid (d).

4.8.2 Onderzoek
4.8.2.1 Natuurbeschermingswet 1998

In het kader van de Nbw'98 is een Passende beoordeling (Tabak, 2011) opgesteld waarin de effecten van het voorlopig ontwerp (VO) op de omliggende Natura 2000-gebieden (Zwarte Meer, Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht en De Wieden) zijn bepaald. In de Passende beoordeling zijn de volgende effecttypen beoordeeld in relatie tot de relevante instandhoudingsdoelen:

  • 1. ruimtebeslag (als gevolg ontwerp);
  • 2. versnippering/ barrièrewerking (als gevolg ontwerp);
  • 3. verstoring door geluid (als gevolg verkeer);
  • 4. vermesting (als gevolg verkeer).

In hoeverre de conclusie dat significante gevolgen zijn uitgesloten (Tabak 2011)20 ook gelden bij wijziging van het ontwerp in het definitief ontwerp (DO) en natuurmaatregel is nagegaan in de oplegnotitie van de Passende beoordeling (bijlage 9). Hieronder is een samenvatting gegeven van de resultaten uit de oplegnotitie.

Wijzingen ontwerp en invulling natuurmaatregel

De aanpassingen aan het ontwerp zijn doorgevoerd om het ruimtebeslag van de weg zo gering mogelijk te maken. Door deze ontwerpwijzigingen wijkt het ruimtebeslag van het DO in Natura 2000 af van het berekende in 2011 (Arcadis). Onderdeel van het VO was (naast de ombouw) de inrichting van circa 6 ha kievitsbloem-hooiland in de directe omgeving van de N331 als zijnde natuurmaatregel. De invulling van de natuurmaatregel is in overleg met het bevoegd gezag gewijzigd en akkoord bevonden (contactpersoon: R. van Leeuwen, provincie Overijssel). De natuurmaatregel heeft nu betrekking op de realisatie van 3.000 m2 en de uitvoering van de maatregelen in het 'herstelplan kievitsbloemhooiland' (in samenwerking met Natuurmonumenten). Hiermee wordt een aanzienlijke kwaliteitsverbetering gerealiseerd in zowel het Natura 2000 Zwarte Meer (herstelplan kievitsbloemhooilanden) als Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht (aankoop en realisatie) en draagt de maatregel bij aan de uitbreidingsdoelen voor H6510B Glans-haver- en vossenstaart hooilanden. In samenwerking met Natuurmonumenten is invulling gegeven aan het herstelplan kievitsbloemhooilanden. De maatregelen bestaan concreet uit het aanleggen van een zomerdijk en een slenk en het aanpassen van watergang(en). Het herstelplan heeft betrekking op een gebied van circa 20 ha in het Natura 2000-gebied Zwarte Meer. Het grondwerk (zomerdijk + slenk) voor het herstelplan wordt opgenomen in het bestek voor de 'Ombouw N 331 Zwartsluis - Vollenhove', en maakt daarmee integraal onderdeel uit van dit plan.

Ruimtebeslag Natura 2000

Het ruimtebeslag van het DO in Natura 2000 is in de onderste tabel weergegeven, Hierbij is onderscheid gemaakt in areaal dat permanent verloren gaat door verharding, en areaal dat nu verhard is en na realisatie onverhard.


Tabel 4.9. Overzicht ruimtegebruik in Natura 2000 als gevolg van het DO

  De Wieden   Zwarte Meer   Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht   totaal  
ruimtegebruik verhard opp. (m2)   95   1.814   1.052   2.962  
van verhard naar onverhard (m2)   256   -   64   320  
netto toename verhard opp. (m2)   - 161   1.814   988   2.642  

In het Natura 2000-gebied De Wieden neemt als gevolg van het DO het verhard oppervlak netto af met 161 m2. In de Natura 2000-gebieden Zwarte Meer & Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht neemt het verhard oppervlak netto toe met respectievelijk 1.814 en 988 m2. Hieronder is per Natura 2000-gebied nagegaan in hoeverre kwalificerende habitattypen binnen het ruimtegebruik aanwezig zijn.

De Wieden. Binnen het ruimtegebruik van de ingreep liggen geen beschermde habitatty-pen (Arcadis, 2011).

Zwarte Meer. In het Natura 2000-gebied Zwarte Meer is binnen het ruimtebeslag sprake van percelen met overwegend matig en een aantal goed ontwikkelde delen van het habitattype Glanshaver- en vossenstaarthooilanden. Binnen het matige ontwikkelde deel is de wilde kievitsbloem als typische soort en aspectbepalend element van het habitattype niet aanwezig. Overige habitattypen waarvoor instandhoudingsdoelen gelden zijn niet aanwezig binnen het ruimtebeslag in Natura 2000-gebied Zwarte Meer.

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. Binnen het ruimtebeslag zijn een aantal percelen aangemerkt als Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (Arcadis, 2011). Op de genoemde percelen zijn actuele groeiplaatsen van de wilde kievitsbloem aanwezig, maar de aantallen zijn zeer laag. Binnen het ruimtebeslag komt overwegend een verarmde vorm van het habitattype voor, zonder wilde kievitsbloem. De overige percelen in dit gebied langs de N331 bestaan uit beemd- en raaigrasweide en akkerland, welke niet tot het habitattype H6510B Glanshaver- en vossenstaart hooilanden behoort of overige habitattypen waarvoor instandhoudingsdoelen gelden.


Effectbeoordeling ruimtebeslag

De Wieden. Binnen het ruimtegebruik van de ingreep liggen geen beschermde habitatty-pen (Arcadis, 2011). De locaties in het plangebied waar direct ruimtebeslag is hebben be-tekenis als leefgebied voor kleine modderkruiper, grote modderkruiper en bittervoorn. Het oppervlakte verlies is van tijdelijke aard, omdat na realisatie weer geschikt leefgebied be-schikbaar komt. In het kader van de Flora- en faunawet worden mitigerende maatregelen genomen om doden en/of verwonden van individuen zoveel mogelijk te voorkomen en het aantasten van de vaste rust- en verblijfplaatsen te minimaliseren. Van significant negatief effect op betreffende vispopulaties is zodoende geen sprake.

Zwarte Meer. In het Natura 2000-gebied Zwarte Meer is binnen het ruimtebeslag sprake van percelen met overwegend matig en een aantal goed ontwikkelde delen van het habitattype Glanshaver- en vossenstaarthooilanden. Binnen het matige ontwikkelde deel is de wilde kievitsbloem als typische soort en aspectbepalend element van het habitattype niet aanwezig. De netto toename aan verhard oppervlak in het Natura 2000-gebied is 1.814 m2 (0,18 ha) waarvan een deel als habitattype Glanshaver- en vossenstaarthooilanden is gekwalificeerd. Het herstelplan in de Groote Buitenlanden voorziet in het herstel en ontwikkeling van 20 hectare kievitsbloemhooiland. Hiermee wordt ruimschoots invulling gegeven aan herstel en ontwikkeling van kievitsbloemhooilanden om de geringe aantasting van een matig ontwikkeld deel (van maximaal 1.814 m2) teniet te doen. Daarbij neemt het oppervlak en kwaliteit van kievitsbloemhooilanden toe in het Natura 2000-gebied Zwarte Meer. De conclusie in Arcadis (2011) dat significante effecten zijn uitgesloten voor habitattype H6510B Glanshaver- en vossenstaart hooilanden wijzigen door het DO niet.

De locaties in het plangebied waar direct ruimtebeslag is hebben betekenis als leefgebied voor kleine modderkruiper en grote modderkruiper. Het oppervlakteverlies is van tijdelijke aard, omdat na realisatie weer geschikt leefgebied beschikbaar komt. In het kader van de Flora- en faunawet worden mitigerende maatregelen genomen om doden en/of verwonden van individuen zoveel mogelijk te voorkomen en het aantasten van de vaste rust- en verblijfplaatsen te minimaliseren. Van een significant negatief effect op betreffende vispopulaties is zodoende geen sprake.

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. Het ruimtebeslag binnen het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht ligt binnen het Vogelrichtlijngebied. Hierbinnen zijn een aantal percelen aangemerkt als Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (Arcadis, 2011). Omdat de percelen binnen aangewezen Vogelrichtlijngebied zijn gelegen, is toetsing aan het instandhoudingsdoel niet strikt noodzakelijk. Daarentegen geldt voor Glanshaver- en vossenstaarthooilanden wel een uitbreidingsdoel voor kwaliteit en oppervlakte. Om deels invulling te geven aan het uitbreidingsdoel en het areaalverlies aan Glanshaver- en vossenstaarthooilanden teniet te doen wordt de natuurmaatregel genomen zoals eerder beschreven in deze paragraaf. Van een negatief effect op habitattypen met een instandhoudingsdoel is zodoende geen sprake.

De locaties in het plangebied waar direct ruimtebeslag is, hebben betekenis als leefgebied voor kleine modderkruiper en grote modderkruiper. Het oppervlakte verlies is van tijdelijke aard, omdat na realisatie weer geschikt leefgebied beschikbaar komt. In het kader van de Flora- en faunawet worden mitigerende maatregelen genomen om doden en/of verwonden van individuen zoveel mogelijk te voorkomen en het aantasten van de vaste rust- en verblijfplaatsen te minimaliseren. Van significant negatief effect op betreffende vispopulaties is zodoende geen sprake.

Uit bovenstaande opsomming blijkt dat de wijzigingen in het ontwerp minder ruimtebeslag tot gevolg hebben in Natura 2000, en dat de gewijzigde natuurmaatregel ook tot een aan-zienlijke kwaliteitsverbetering en areaaltoename van kievitsbloemhooiland tot gevolg heeft. In de Passende beoordeling zijn de effecten van ruimtebeslag hierdoor als niet significant beoordeeld. De conclusie in de Passende beoordeling (namelijk significante effecten zijn uitgesloten) ten aanzien van ruimtebeslag wijzigen door het DO niet.

Versnippering

Het plan heeft mogelijk een versnipperend effect (barrièrewerking) op het leefgebied van meervleermuis, meerdere vissoorten, broedvogels en niet-broedvogels. Een negatief effect op de meervleermuispopulatie is voor het DO ook uit te sluiten, omdat er geen maatregelen zijn voorzien bij de zijwetering (de migratieroute voor de meervleermuis). Het verplaatsen van de parallelweg vormt geen extra barrière voor de meervleermuis, omdat hier geen migratieroute langs loopt. Voor de vissoorten geldt dat als gevolg van het verplaatsen van de bermsloot, het leefgebied tijdelijk versnipperd raakt. De tijdelijke gevolgen zijn minimaal en niet significant. De conclusie voor het VO geldt dan ook voor het DO. Voor broedvogels en niet-broedvogels geldt dat de aanleg van een parallelweg niet leidt tot extra barrièrewerking omdat vogels niet afhankelijk zijn van migratie over de grond. Dit geldt zowel voor het VO als het DO. De conclusie in de Passende beoordeling (namelijk significante effecten zijn uitgesloten) ten aanzien van versnippering wijzigen door het DO niet.

Verstoring door geluid

Als gevolg van het plan is er geen verkeersaantrekkende werking (plan- en referentiesituatie zijn dus gelijk). In het DO neemt de verkeersintensiteit op de zuidelijke parallelweg tussen Vollenhove en De Krieger toe omdat diverse kruispunten worden afgesloten en worden omgebouwd tot loodrechte 'koude' oversteken (doorsteken). Het verkeer rijdt hierdoor meer en langer op de zuidelijke parallelweg. In absolute zin gaat het om (zeer) geringe hoeveelheden verkeer (minder dan 450 motorvoertuigen per etmaal). Het areaal geluidbelast oppervlak neemt hierdoor ook nauwelijks tot niet toe. Van geluidbelasting in Natura 2000-gebied is op dit deel van het traject geen sprake, omdat de Natura 2000-gebieden Zwarte Meer en De Wieden niet grenzen aan de zuidelijke parallelweg tussen De Krieger en Vollenhove, waardoor er geen sprake is van extra geluidbelast oppervlak in Natura 2000. De conclusie, dat significante effecten uitgesloten zijn, over verstoring door geluid in de Passende beoordeling is daarom ook van kracht voor het DO.

Vermesting

Als gevolg van het plan is er geen sprake van verkeersaantrekkende werking. Door het plan komen er niet meer voertuigen per etmaal. Wel wordt het bestemmingsverkeer over de zuidelijke parallelweg geleid. Uit stikstofdepositieberekeningen volgt dat de bijdrage van het verkeer op de parallelweg nihil is. De wijzigingen in het DO hebben hier geen invloed op. De conclusie in de Passende beoordeling, namelijk significante effecten zijn uitgesloten, voor het VO geldt ook voor het DO.

Conclusie Natuurbeschermingswet 1998

De conclusies in de Passende beoordeling, namelijk dat significante effecten zijn uitgesloten, wijzigen niet als gevolg van het DO.

4.8.2.2 Ecologische hoofdstructuur

Als gevolg van de aanpassingen aan de N331 is er sprake van 0,027 ha ruimtebeslag in EHS-gebied. Er zal geen kwaliteitsverlies optreden. Het gebied waar ruimtebeslag plaatsvindt, is aangewezen als ganzenfoerageergebied (Huuskes et al, 2011)21 . Deze 0,027 ha EHS betreft tevens Natura2000-gebied. De EHS zal in ruime mate gecompenseerd met de realisatie van Natura 2000 (tevens EHS) dat geschikt is voor kievitsbloemhooilanden.

Conclusie Ecologische Hoofdstructuur

De bevindingen in het MER over de EHS wijzigen niet als gevolg van het definitieve weg-ontwerp (DO). Compensatie van de EHS zal in ruime mate plaatsvinden door invulling van de natuurmaatregel.

4.8.2.3 Flora- en faunawet

Langs de dijk komen enkele beschermde vissoorten, vaatplanten (onder andere wilde kievitsbloem) en vleermuizen voor. In het kader van de Ffw is het noodzakelijk een ontheffing aan te vragen voor de zwaarder beschermde soorten als bittervoorn en grote modderkruiper. Ontheffing voor kleine modderkruiper is niet aan de orde omdat de uitvoering plaatsvindt conform de Gedragscode van de Unie van Waterschappen. Daarnaast zijn enkele mitigerende maatregelen nodig om effecten op water- en meervleermuis te voorkomen. Maatregelen hebben betrekking op het voorkomen van barrièrewerking van migratieroutes, behoud van landschappelijke elementen en het niet toepassen van kunstlicht bij migratieroutes en foerageergebieden. De mitigerende maatregelen moeten worden uitgewerkt in een Ecologisch Werkprotocol.

Als gevolg van het DO worden er geen andere beschermde soorten verstoord dan genoemd in de PlanMER. De gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten komt niet in gevaar als gevolg van het DO.

Conclusie Flora- en faunawet

Voor het DO gelden dezelfde bevindingen over het voorkomen van en effecten op beschermde soorten. Ook zijn de zelfde vervolgstappen noodzakelijk.

4.8.3 Conclusie

De optimalisaties in het DO hebben geen gevolgen voor de getrokken conclusies in de relevante effectstudies (op basis van het VO) voor de natuuronderdelen Nbw '98, EHS en Ffw. De conclusies zoals gesteld in de PlanMER en de passende beoordeling blijven gehandhaafd.

4.9 Algehele conclusie

Op basis van paragraaf 4.1 tot en met paragraaf 4.8 blijkt dat vanuit milieu bezien er geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling zoals met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridische gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).

Het bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen: de toelichting, de regels en de verbeelding. Op elk van deze onderdelen is hieronder eerst ingegaan. Vervolgens is de opzet en de systematiek van het plan beschreven en volgt een toelichting per artikel.

5.2 Planvorm

5.2.1 Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

5.2.2 Planonderdelen

Het bestemmingsplan N331 Zwartsluis-Vollenhove bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.

Op de verbeelding, zowel digitaal als analoog, krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een topografische ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan N331 Zwartsluis-Vollenhove zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en tenslotte de overgangs- en slotregels.

5.3 Artikelgewijze toelichting

5.3.1 Inleiding

In deze paragraaf worden alle in de regels opgenomen artikelen toegelicht. De paragrafen waarin de artikelen zijn verdeeld weergeven het onderscheid tussen regels. Er zijn vier soorten regels: inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.

5.3.2 Inleidende regels
5.3.2.1 Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen.

5.3.2.2 Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

5.3.3 Bestemmingsregels
5.3.3.1 Verkeer

De bestemming Verkeer is gebruikt voor het gedeelte van de N331 van Zwartsluis tot aan de gemeentegrens met Steenwijkerland (ter hoogte van het Gemaal Barsbeek). Naast de hoofdrijbaan op de dijk bestaande uit 2x1 rijstroken, kunnen binnen de bestemming parkeervoorzieningen, paden, wegen en straten. Ondergeschikte functie binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, kunstwerken, herdenkingsmonumenten, afvalinzameling, bruggen, tunnels, viaducten, dammen en/of duikers, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.3.3.2 Leiding - Hoogspanning

Nabij Zwartsluis (rotonde Westeinde) kruist de N331 een ondergrondse hoogspanningsleiding. De dubbelbestemming Leiding-Hoogspanning legt aanvullende regels op ten opzichte van de basisbestemmingen. Deze bestemming is gebruikt om de ondergrondse hoogspanningsleiding veilig te stellen. Zonder toestemming van de beheerder van de hoogspanningsleiding mag in deze zone niet worden gebouwd of gegraven.

5.3.3.3 Waterstaat - Waterkering

Het wegdeel Zwartsluis tot aan de gemeentegrens met Steenwijkerland ter hoogte van het Gemaal Barsbeek ligt op een primaire waterkering. De dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering geeft aanvullende regels op ten opzichte van de basisbestemmingen. Deze bestemming is gebruikt om de waterkerende functie van de dijk langs Zwarte Water veilig te stellen. Zonder toestemming van de beheerder van de waterkering mag in deze zone niet worden gebouwd of gegraven.

5.3.4 Algemene regels
5.3.4.1 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling weergeeft de regeling met betrekking grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan en latere bouwplannen.

5.3.4.2 Algemene bouwregels

Deze bepaling bevat de onderwerpen van algemene bouwregels.

5.3.4.3 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning van kunnen afwijken. De criteria, die bij de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

5.3.4.4 Algemene procedureregels

In deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij het stellen van nadere eisen.

5.3.4.5 Voorrangsregels

In deze bepaling is de voorrang in het geval van strijdigheid tussen bestemmingen en dubbelstemmingen en de onderlinge relatie tussen dubbelbestemmingen geregeld.

5.3.5 Overgangs- en slotregels
5.3.5.1 Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.

5.3.5.2 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Financiering

Op grond van artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient de Gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. Bro worden de bouwplannen, waarvoor een exploitatieplan moet worden opgesteld, genoemd. De aanleg van de N331 valt niet onder één van de genoemde bouwplannen. Op grond hiervan bestaat dan ook geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.

De totale kostenomvang van de N331, zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan, bedraagt afgerond € 7,6 miljoen, prijspeil 2010, ex BTW en met een ramingsmarge van 25%. De financiering van de N331 wordt gedekt uit de reserve provinciale infrastructuur van de provincie Overijssel (€7,35 miljoen) en een bijdrage van de gemeenten Zwartewaterland en Steenwijkerland van respectievelijk € 180.000,00 en € 67.000,00

6.2 Grondverwerving

Indien ten behoeve van de realisatie van de nieuwe N331 het noodzakelijk is dat de provincie gronden dient te verwerven, wordt getracht om deze gronden door middel van minnelijke verwerving in eigendom te krijgen. Mocht minnelijke verwerving niet haalbaar blijken dan beschikt de Provincie op grond van de Onteigeningswet over de mogelijkheid om de gronden te onteigenen.

Hoofdstuk 7 Inspraak, vooroverleg en zienswijzen

7.1 Inleiding

Voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan is de bestemmingsplanprocedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro, afdeling 3.2.) doorlopen.

Gezien het feit dat er op het plan in hoofdlijnen al inspraak heeft plaatsgevonden en er voor het definitief ontwerp een uitgebreid voortraject heeft plaatsgevonden, waarbij de omgeving via inloopbijeenkomsten en website uitgebreid kennis heeft kunnen nemen van de plannen, heeft de gemeente Zwartewaterland besloten om voor wat betreft de inspraak de fase van voorontwerp-bestemmingsplan over te slaan en voor wat betreft de inspraak direct over te gaan tot het opstellen van een ontwerp-bestemmingsplan. B&W van de gemeente Zwartewaterland hebben conform art 2.1 Inspraakverordening van de gemeente Zwartewaterland hiertoe dit besluit genomen.

Wel heeft op het voorontwerp bestemmingsplan formeel vooroverleg conform 3.1.1. Bro met de provincie Overijssel, het Waterschap Reest en Wieden en de Veiligheidsregio IJsselland plaatsgevonden. Deze drie instanties hebben geen opmerkingen op het voorontwerp-bestemmingsplan.

7.2 Vooroverleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Het voorontwerp-bestemmingsplan 'N331 Zwartsluis-Vollenhove' is aan de daartoe aangewezen instanties toegezonden. De instanties hebben geen opmerkingen op het voorontwerp-bestemmingsplan.

7.3 Advies commissie M.e.r.

De Commissie M.e.r. heeft op 24 oktober 2011 een toetsingsrapport (Toetsingsadvies over het milieueffectrapport, rapportnummer 2154-88) uitgebracht over het milieueffectrapport N 331 Zwartsluis - Vollenhove - Inrichting als gebiedsontsluitingsweg. In het kader van de (ontwerp)bestemmingsplanprocedure heeft de commissie M.e.r. op 23 september 2013 opnieuw een toetsingsadvies uitgebracht ('Toetsingsadvies over het milieueffectrapport ten behoeve van de bestemmingsplannen', rapportnummer 2154-109) uitgebracht (zie bijlage 1).

De Commissie is wederom van oordeel dat het MER plus de aanvullende stukken de essentiële informatie bevatten om een besluit te kunnen nemen over de bestemmingsplannen.

In haar toetsingsadvies (bijlage 1) adviseert de Commissie M.e.r. de verkeersveiligheid bij de verdere uitwerking nadrukkelijk mee te nemen. Bij het maken van het Definitief Ontwerp (DO) en bij de uitwerking van dit DO naar bestek is veel aandacht besteed aan de verkeersveiligheid en hiermee invulling gegeven aan het advies van de Commissie M.e.r.. Concreet zijn het volgende maatregelen opgenomen:

  • het verbreden en vernieuwen van de hoofdrijbaan, van de huidige 6,60 naar 7,50 meter;
  • het verbreden en vernieuwen van de zuidelijke parallelweg, van de huidige 2,00 naar 4,00 meter;
  • het afwikkelen van het landbouwverkeer over de parallelwegen ter voorkoming van grote verschillen in snelheid en massa op de hoofdrijbaan;
  • het verplaatsen van het fietsverkeer van het fietspad op de dijk (vlak naast de hoofdrijbaan) naar de verbrede en vernieuwde parallelweg onder aan de dijk;
  • het aanbrengen van voldoende brede wegbermen met bermverharding langs de hoofdrijbaan ter voorkoming van eenzijdige ongevallen (het in de berm geraken);
  • het aanbrengen van een rotonde met vrijliggende fietsdoorsteek ter plaatse van de aansluiting van de Veerweg op de provinciale weg;
  • het aanleggen van het ontbrekende stuk parallelweg tussen Barsbeek (De Krieger) en woning Oppen Swolle 58;
  • het ombouwen van kruispunten naar koude oversteken ter voorkoming van kop-staart ongevallen bij afslaande bewegingen van en naar de hoofdrijbaan;
  • het aanbrengen van bermverharding langs de bestaande parallelweg tussen Barsbeek (De Krieger) en Kadoelen om langzaam en snelverkeer meer ruimte te geven bij het inhalen en elkaar passeren;
  • het aanbrengen van een extra brede parallelweg (4,50m) tussen rotonde Westeinde en rotonde Veerweg, vanwege de fietsroute tussen het veerpont en Zwartsluis;
  • het als extra maatregel aanbrengen van bermverharding langs de gehele zuidelijke parallelweg tussen Westeinde en Barsbeek (De Krieger) om langzaam en snelverkeer meer ruimte te geven bij het inhalen en elkaar passeren.

7.4 Tervisielegging en zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan "N331 Zwartsluis - Vollenhove" heeft met de bijbehorende stukken van 19 juni 2013 tot en met 30 juli 2013 (6 weken) ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen op het ontwerpbestemmingsplan. Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend.

7.4.1 Doorgevoerde wijzigingen in het bestemmingsplan

Onderstaand zijn de relevante, ambtshalve doorgevoerde, wijzigingen en aanvullingen opgesomd. De wijzigingen hebben voornamelijk betrekking op de toelichting. De verbeelding is op één onderdeel gewijzigd. De regels zijn onveranderd gebleven.


Wijzigingen in de verbeelding

Gebleken is dat de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsleiding' onjuist op de verbeelding behorende bij het ontwerpbestemmingsplan was opgenomen. Deze ommissie is thans hersteld.


Wijzigingen in de toelichting

Ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn de volgende aanpassingen en aanvullingen verricht in de toelichting:

  • paragrafen 2.2.3, 2.2.4. en 2.3.3. zijn geactualiseerd;
  • paragraaf 4.8: De invulling van de natuurcompensatie is opgenomen;
  • hoofdstuk 7 (onderhavig hoofdstuk): is aangepast op basis van de doorgevoerde wijzigingen ten opzichte van het ontwerbestemmingsplan en het advies van de Commissie M.e.r.;
  • bijlage 1 'Toetsingsadvies over het milieueffectrapport' is daarom vervangen door 'Toetsingsadvies over het milieueffectrapport ten behoeve van de bestemmingsplannen' (zie ook paragraaf 7.3);
  • bijlage 2 'Bijlage 2 Ruimtelijke visie' is vervangen door 'Bijlage 2 Ruimtelijke visie + landschapsplan'. Het Landschapsplan is uitgewerkt en derhalve toegevoegd aan dit document;
  • bijlage 9: 'Passende beoordeling reconstructie N 331 ZV' is gewijzigd in 'Oplegnotitie Passende beoordeling reconstructie N 331 ZV'. De oorspronkelijke 'Passende beoordeling reconstructie N 331 ZV' maakt onderdeel uit van deze oplegnotitie.

7.5 Wettelijke procedure

Naar aanleiding van het bestuurlijk vooroverleg en de zienswijzen is het ontwerp bestemmingsplan aangepast tot een bestemmingsplan. De procedure is als volgt:

  • 1. de gemeenteraad stelt het raadsvoorstel Bestemmingsplan N331 Zwartsluis-Vollenhove vast;
  • 2. de gemeenteraad stelt het Bestemmingsplan N331 Zwartsluis-Vollenhove vast;
  • 3. B&W doen namens de gemeenteraad een algemene bekendmaking van het vaststellen van het bestemmingsplan, en leggen deze gedurende 6 weken ter inzage;
  • 4. eenieder die tijdig een zienswijze op het ontwerp bestemmingsplan heeft ingediend én belanghebbende is, kan binnen 6 weken na de algemene bekendmaking van het vaststellen van het bestemmingsplan een beroep indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook belanghebbenden die geen zienswijze hebben ingediend, en het niet eens zijn met ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan vastgestelde wijzigingen, kunnen tegen deze wijzigingen in beroep gaan;
  • 5. op de dag na afloop van de beroepstermijn treedt het bestemmingsplan in werking, tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het plan wordt onherroepelijk als er geen beroep wordt ingediend (dan vallen inwerkingtreding en onherroepelijkheid samen) of, in het geval van beroep, na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin het beroep ongegrond wordt verklaard.