direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Facetbestemmingsplan parkeren Dinkelland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1774.BPFACETPARKEREN-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel van het plan

Door de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 per 29 november 2014 is de Woningwet gewijzigd en zijn de stedenbouwkundige voorschriften uit de Bouwverordening vervallen. Eén van de stedenbouwkundige voorschriften die vervallen is, is de verplichting tot het realiseren van voldoende parkeergelegenheid. Dit betekende dat indien een gemeente na 29 november 2014 het parkeren wilde reguleren bij nieuwe bestemmings- en wijzigingsplannen, dit geregeld moest worden in die plannen.
Voor bestaande bestemmings- en wijzigingsplannen die in werking zijn getreden voor 29 november 2014 is in de wetswijziging een overgangstermijn opgenomen waarin is bepaald dat de Bouwverordening aanvullende werking houdt tot 1 juli 2018. Na 1 juli 2018 geldt echter ook voor bestaande bestemmings- en wijzigingsplannen dat als de gemeente het parkeren wil reguleren dat dient te gebeuren via het bestemmingsplan. Is dit na 1 juli 2018 niet voor deze bestemmingsplannen geregeld, dan kan bij een aanvraag om omgevingsvergunning het parkeren niet meer gereguleerd worden.

Om deze situatie te voorkomen is dit "Facetbestemmingsplan parkeren Dinkelland" opgesteld. Daarbij zijn in dit plan regels opgenomen die - samengevat- de 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018' van toepassing verklaren op alle bestemmings- en wijzigingsplannen die eerder in werking zijn getreden dan dit plan. De overige regels uit deze geldende bestemmings- en wijzigingsplannen, met uitzondering van regels die betrekking hebben op parkeren, blijven ongewijzigd en onverkort van toepassing.

Door de parkeerregeling zoals opgenomen in dit bestemmingsplan kan de gemeente het parkeren reguleren voor alle bestemmings- en wijzigingsplannen die in werking zijn getreden voor de inwerkingtreding van dit plan.

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

Dit "Facetbestemmingsplan parkeren Dinkelland" heeft betrekking op alle bestemmings- en wijzigingsplannen binnen het grondgebied van de gemeente Dinkelland die eerder in werking zijn getreden dan dit plan. Het plangebied omhelst dan ook het gehele grondgebied van de gemeente Dinkelland.

1.3 Geldend planologisch regime

Het gaat te ver om alle geldende bestemmings- en wijzigingsplannen te benoemen waarop dit plan van toepassing is. Daar komt bij dat het specifiek benoemen van alle bestemmings- en wijzigingsplannen waarop dit plan van toepassing, het risico met zich meebrengt dat een bepaald plan niet genoemd wordt waardoor de parkeerregeling op dat plan niet van toepassing wordt verklaard. Dat is een onwenselijke situatie. Feit is dat de in deze geldende bestemmings- en wijzigingsplannen opgenomen bestemmingen ongewijzigd blijven. Wel worden de regels ten aanzien van het parkeren in deze plannen vervangen door de parkeerregeling in dit plan zodat sprake is van een eenduidige regeling voor wat betreft het parkeren. In de huidige situatie moet bij een omgevingsvergunning voor het bouwen of het wijzigen van gebruik van gronden en/of bouwwerken voorzien worden in voldoende parkeergelegenheid. Met de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan wijzigt dit niet.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Facetbestemmingsplan parkeren Dinkelland" bestaat uit de volgende stukken:

  • Regels;
  • Verbeelding (tek. nr. NL.IMRO.1774.BPFACETPARKEREN-VG01

Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave van de onderbouwing van het bestemmingsplan en bij uitleg van verbeelding en planregels.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de parkeerregeling zoals opgenomen in dit plan. In hoofdstuk 3 wordt de juridische planopzet toegelicht. Hier wordt beschreven en verantwoord hoe hetgeen in voorliggend plan is beschreven juridisch is geregeld. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en tot slot wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de procedure/maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Parkeerregeling

2.1 Algemeen

Artikel 3.1.2 van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de mogelijkheid om zogenaamde 'wetsinterpreterende regels' op te nemen in het bestemmingsplan. Concreet betekent dit dat ten behoeve van 'een goede ruimtelijke ordening' in een bestemmingsplan regels kunnen worden opgenomen, waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels. Op basis hiervan is het mogelijk om in het bestemmingsplan een regeling voor parkeren op te nemen.

In dit geval vormt de gemeentelijke 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018' de basis voor de in dit plan opgenomen regeling voor parkeren waarbij voor de regels zelf de voormalige bepalingen van de bouwverordening zijn gebruikt. Het voortborduren op de bepalingen van de bouwverordening heeft als voordeel dat hierover veel jurisprudentie is. De opvattingen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn bekend. Toegevoegd is het gebruik. De eisen voor het parkeren gelden dus niet alleen meer voor bouwen. Bij een gebruiksverandering moet er ook sprake zijn van voldoende parkeerruimte.

2.2 Parkeren op eigen erf

Elke initiatiefnemer van een plan is zelf verantwoordelijk voor het realiseren van zijn eigen parkeervoorzieningen. Een nieuw initiatief (uitbreiding, nieuwbouw of functiewijziging) mag geen onaanvaardbare problemen veroorzaken in de omgeving. Dit betekent dat in beginsel de parkeerbehoefte op eigen erf (de bij het bouwwerk behorende en daartoe bestemde gronden, voor de uitleg van het begrip 'erf' wordt aangesloten bij de definitie uit het Besluit omgevingsrecht) moet worden gerealiseerd. Aanvragers van een omgevingsvergunning zullen bij de aanvraag moeten aantonen hoeveel parkeerplaatsen er op eigen erf worden gerealiseerd. Indien er op het eigen erf onvoldoende parkeerruimte is en initiatiefnemer gebruik wil maken van één van de afwijkingsmogelijkheden, zal de initiatiefnemer moeten aantonen dat op een andere wijze in de parkeerruimte wordt voorzien.

2.3 Bepalen parkeerbehoefte

Voor het bepalen van de parkeerbehoefte vormen de gemeentelijke parkeernormen, de rekensystematiek definities, uitgangspunten en de afmetingen van de parkeerplaatsen in de gemeentelijke 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018' de leidraad. Het betreffen de gemeentelijke normen die gelden op het moment van besluitvorming van een aanvraag om een omgevingsvergunning. Indien er geen omgevingsvergunning vereist is, dan zijn de gemeentelijke parkeernormen bepalend die gelden op het moment dat de gebruiksverandering feitelijk plaatsvindt.

Bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen wordt aan het eind van de berekening afgerond naar boven. Reden hiervoor is dat bij afronding naar beneden het aantal aan te leggen parkeerplaatsen niet overeenkomt met de totale parkeerbehoefte.

In de parkeerregeling is een zogenoemde 'dynamische verwijzing' naar het gemeentelijk beleid opgenomen. Als de beleidsinzichten met betrekking tot parkeren gedurende de looptijd van het bestemmingsplan wijzigen en dit in het parkeerbeleid wordt vastgesteld, kan er in het vervolg bij aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen en/of gebruikswijziging aan dit nieuwe beleid worden getoetst (ABRvS 9 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2837). Daardoor hoeven de bestemmingsplannen niet te worden herzien als het gemeentelijk beleid wijzigt.

In deze beleidsregels is nader uitgewerkt wat de parkeerbehoefte bij een bepaald gebruik is (de parkeernormen) en (als de extra parkeerbehoefte niet op eigen erf kan worden gerealiseerd) onder welke voorwaarden er een omgevingsvergunning voor het strijdig gebruik van het bestemmingsplan, de zogenoemde binnenplanse afwijking, kan worden verleend.

2.4 Afmetingen parkeerplaatsen

Voor het berekenen van het aantal parkeerplaatsen moet uit worden gegaan van standaardmaten. Zo geldt er een andere afmeting voor parkeren in de lengterichting van de weg dan voor parkeren in dwarsrichting van de weg. Zie bijlage V van de 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018' voor de afmetingen van parkeergelegenheden. Indien tijdens de planperiode deze beleidsnotitie wordt gewijzigd, wordt verwezen naar het nieuwe beleid.

Er dient sprake te zijn van bruikbare parkeerplaatsen. Dit betekent dat de ruimte om de parkeerplaats te kunnen bereiken wel reëel moet zijn en dat de afstanden tussen parkeerplaatsen onderling en tussen parkeerplaatsen en gebouwen voldoende moet zijn om daadwerkelijk gebruik te kunnen maken van de parkeerplaatsen. Bij publieke voorzieningen geldt dat voldoende parkeerplaatsen voor minder valide gebruikers moeten worden aangelegd. Het betreft hier de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen.

Hoofdstuk 3 Juridische planopzet

3.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

3.2 Inleidende regels

In dit artikel zijn begrippen opgenomen die noodzakelijk voor de uitleg van dit bestemmingsplan. Voor het overige wordt in dit artikel verwezen naar artikel 3.1 (Reikwijdte en toepassing), in dat artikel wordt aangegeven dat de overige regels uit de bestemmings- en wijzigingsplannen die eerder in werking zijn getreden dan dit plan, ongewijzigd en onverkort van toepassing blijven.

Dit plan omvat geen nieuwe wijze van meten. Ook hiervoor geldt dat in dit artikel wordt verwezen naar artikel 3.1 (Reikwijdte en toepassing). Dit betekent dat de wijze van meten zoals opgenomen in de bestemmings- en wijzigingsplannen die eerder in werking zijn getreden dan dit plan, ongewijzigd en onverkort van toepassing blijven.

3.3 Bestemmingsregels

Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bestemmingen. Ook in dit hoofdstuk wordt verwezen naar artikel 3.1 (Reikwijdte en toepassing). In dat artikel is bepaald dat de overige regels uit de bestemmings- en wijzigingsplannen die eerder in werking zijn getreden dan dit plan, dus ook de in die plannen opgenomen bestemmingsregels, ongewijzigd en onverkort van toepassing blijven.

3.4 Algemene regels

In dit hoofdstuk wordt in artikel 3.1 ingegaan op de Reikwijdte en toepassing van dit bestemmingsplan. Hierbij is bepaald dat de regels in artikel 3.2, in dit artikel zijn de daadwerkelijke regels voor wat betreft parkeren opgenomen, van toepassing zijn op alle bestemmings- en wijzigingsplannen die eerder in werking zijn getreden dan dit plan. Ook is bepaald dat indien in de eerder in werking getreden bestemmings- en wijzigingsplannen regels zijn opgenomen over parkeren, deze regels vervallen en worden vervangen door de parkeerregels uit dit plan. Tot slot is tevens bepaald dat de overige regels uit de eerder in werking getreden bestemmings- en wijzigingsplannen ongewijzigd en onverkort van toepassing blijven.

In artikel 3.2 zijn de regels voor wat betreft het parkeren opgenomen. Deze regels zijn in hoofdstuk 2 al separaat toegelicht.

3.5 Overgangs- slotregels

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning kan worden verleend. Er kan dus in beginsel nog gewoon gehandhaafd worden.

Het legaal gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

In de slotregel wordt aangegeven onder welke titel het plan bekend staat.

Hoofdstuk 4 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met artikel 6.12 lid 4 Wro is de gemeenteraad verplicht om de kosten te verhalen en een exploitatieplan vast te stellen gelijktijdig met het besluit (het bestemmingsplan) waarop het exploitatie-plan betrekking heeft. Niet in alle gevallen is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen. Op grond van artikel 6.12 lid 2 kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als aan de cumulatieve bepalingen van artikel 6.12, lid 2 sub a, b en c is voldaan.

De door de gemeente te maken kosten bestaan in dit geval uit plan- en proceskosten samenhangende met dit bestemmingsplan. Deze kosten komen ten laste van de algemene middelen van de gemeente. Met dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro waardoor geen exploitatieplan vastgesteld hoeft te worden.

Hoofdstuk 5 Procedure

5.1 Vooroverleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Het lokale gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeren is een onderwerp waarover het Rijk, de provincie of het waterschap zich niet uitlaten, het betreft hier een gemeentelijke aangelegenheid. Zowel het rijks- als provinciaal beleid omvatten geen (beleids)regels die ten aanzien van het onderwerp 'parkeren' doorwerken op gemeentelijk niveau. Van waterschapsbelangen is daarnaast ook geen sprake. Het voeren van vooroverleg met de provincie en het Rijk wordt dan ook niet nodig geacht.

5.2 Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, ook is dit in de Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. Gelet op het feit dat zowel op dit moment als na inwerkingtreding van dit plan bij een omgevingsvergunning voor het bouwen of het wijzigen van gebruik van gronden en/of bouwwerken voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid, is met dit plan sprake van een beperkte planologische betekenis. Om deze reden vindt in het kader van dit bestemmingsplan geen inspraak plaats.

5.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 9 maart 2018 tot en met 19 april 2018 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is één zienswijze kenbaar gemaakt tegen het plan. De zienswijze is samengevat en voorzien van een gemeentelijk standpunt in de bijgevoegde Reactienota zienswijze. De zienswijze geeft geen aanleiding om wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan aan te brengen.