Plan: | Brandenweg Westerbork |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1731.BrandenwegWE-VST1 |
In Westerbork wordt sinds enige tijd gewerkt aan het verbeteren van de totale verkeerssituatie. Voor het onderdeel Sliemkampen - Brandenweg is voor een tweetal onderdelen herziening van de geldende bestemmingsplannen nodig. De overige aanpassingen zijn al mogelijk binnen de geldende bestemmingsplannen of kunnen met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden worden uitgevoerd.
De Brandenweg vormt een schakel tussen de Elperstraat - Tilbrugstraat (N374) en Het Oosteinde - Orvelterstraat, beide belangrijke doorgaande wegen en toegangswegen tot de kern Westerbork. De N374 vormt een verbinding tussen Hoogeveen en Stadskanaal. De Orvelterstraat gaat ter hoogte van de kern Westerbork over in de N856 van Westerbork naar Beilen.
Op dit moment rijdt er veel en zwaar vrachtverkeer door Westerbork. Het is de bedoeling dat dit vrachtverkeer via de Brandenweg gaat, waardoor aanpassingen ter verbetering van de verkeerssituatie wenselijk zijn. De uitgangspunten daarbij zijn:
Figuur: Luchtfoto van het plangebied en omgeving
De herziening heeft betrekking op de wegdelen T-splitsing Tilbrugstraat - Brandenweg en de rotonde Sliemkampen, Oosteinde en Brandenweg. De landschappelijke inpassing is van groot belang, omdat de Brandenweg over een es loopt. In paragraaf 2.2 wordt nader ingegaan op het plangebied voor dit bestemmingsplan.
Voor het wegdeel Tilbrugstraat - Brandenweg geldt het bestemmingsplan buitengebied Midden-Drenthe. Het plangebied voor de herziening van het wegdeel Sliemkampen, Oosteinde en Brandenweg ligt daarnaast voor een klein gedeelte in het bestemmingsplan Westerbork. Het gaat hierbij om het plangedeelte ten westen van Oosteinde.
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het voornemen voor de wegaanpassingen. In hoofdstuk 3 wordt beknopt ingegaan op het relevante beleidskader. Hoofdstuk 4 gaat in op de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische regeling en hoofdstuk 6 gaat in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van dit plan. Hoofdstuk 7 tot slot, gaat in op de zienswijzen en de vaststelling van het bestemmingsplan.
De Brandenweg maakt deel uit van een totaalplan aan maatregelen in Westerbork, bestaande uit de volgende onderdelen:
Het onderdeel 'Schoolroutes' wordt op dit moment uitgevoerd. Voor het tracé 'Westeinde-Hoofdstraat-Oosteinde' en het 'Van Weezelplein en omgeving' zijn op 25 juni 2014 verkennende gesprekken geweest met diverse belangenpartijen om een beeld te krijgen van de verschillende belangen, functies en wensen rondom dit tracé.
Het tracé Brandenweg, de Sliemkampen en de Brandenweg omvattend, wordt gezien als de oplossing voor het grote en zware noord-zuid verkeer. In de volgende paragrafen wordt dieper op de gewenste maatregelen in dit deel ingegaan.
De herziening heeft betrekking op de wegdelen T-splitsing Tilbrugstraat - Brandenweg en de rotonde Sliemkampen, Oosteinde en Brandenweg, beide als onderdeel van de aanpassingen in het traject Sliemkampen - Brandenweg. De figuren in deze paragraaf laten de huidige situatie en de toekomstige situatie zien van beide onderdelen.
Wegdeel Sliemkampen, Oosteinde en Brandenweg,
Voor het wegdeel Sliemkampen, Oosteinde en Brandenweg wordt de huidige situatie -waarbij de Brandenweg haaks aantakt op de Oosteinde- vervangen door een rotonde ter hoogte van de Sliemkampen. De aanleg van een rotonde vergroot de verkeersveiligheid op alle aantakkende wegen. Een nieuw stuk weg verbindt de Brandenweg met de rotonde. Het laatste gedeelte van de Brandenweg -die in de huidige situatie aantakt op de Oosteinde- blijft wel bestaan, maar wordt afgewaardeerd en verliest z'n doorgaande functie. Het wordt een toegangsweg voor de daar gelegen bedrijven en woningen.
De huidige T-aansluiting van de Sliemkampen op het Oosteinde wordt een ovale rotonde met een brinkachtige uitstraling. Het nieuw aan te leggen fietspad van de Sliemkampen sluit aan op de rotonde. Het bestaande fietspad vanaf Orvelte, dat nu bij de bebouwde kom ophoudt, wordt doorgetrokken tot aan de rotonde. De fietsvoorzieningen aan de westkant van de rotonde sluiten aan op het toekomstige profiel van het Oosteinde.
Op het middengebied van de rotonde wordt het landschap doorgezet met een bomengroep. Er wordt een nieuwe aansluiting van de Brandenweg op de rotonde en op het Oosteinde gerealiseerd. Hiervoor wordt het zuidelijke gedeelte van de Brandenweg verlegd en moet een stuk grond worden aangekocht. De bestaande houtwal noord-oost wordt doorgetrokken tot aan de Brandenweg, zodat het begin van de es extra wordt benadrukt. Op het nieuw aan te kopen stuk grond wordt de "landschappelijke taal" van kleinschaligheid doorgezet. Ook wordt er afschermende beplanting gerealiseerd langs het huis en bijbehorende perceel. Het bestaande weggedeelte van de Brandenweg wordt ondergeschikt. In overleg met de omwonenden wordt hier een erfachtige inrichting gerealiseerd. Het profiel van de Brandenweg is gelijk aan de provinciale weg N374: 6,30 meter breed, kantbelijning en een snelheidsregime van 60 km/u.
figuur: Sliemkampen, Oosteinde en Brandenweg huidige situatie
figuur: Sliemkampen, Oosteinde en Brandenweg toekomstige situatie (rotonde)
In de ontwerpfase van het bestemmingsplan zijn zowel het tracé als de landschappelijke inpassing langs perceel Oosteinde 28 gewijzigd. Voor deze wijzigingen wordt verwezen naar de nota van zienswijzen in bijlage 5.
Wegdeel Tilbrugstraat - Brandenweg
Voor het wegdeel Tilbrugstraat - Brandenweg wordt de huidige T-splitsing vervangen door een Y-splitsing. De gronden rondom de Y-splitsing worden verhoogd om rechtdoor rijden te voorkomen. De Y-splitsing vergroot de verkeersveiligheid doordat de doorgaande weg Elperstraat - Tilbrugstraat onderbroken wordt door deze Y-splitsing en vermindering van snelheid vanuit alle richtingen nodig is.
De huidige T-aansluiting van de Brandenweg op de provinciale weg N374 (Tilbrugstraat - Elperstraat) wordt een driesprong, zodat een gelijkwaardig beslispunt ontstaat waar weggebruikers een keuze moeten maken. Hier wordt aan de noord- en de zuidzijde van de Brandenweg een stuk grond aangekocht. De driesprong benadrukt het verschil in kleinschalige landschap van de Elperstraat en de openheid van de es. Langs de Elperstraat wordt de bestaande houtwal wat doorgetrokken langs de nieuwe aansluiting van de driesprong om het verschil in het landschap extra te benadrukken. Het middengebied tussen de driesprong en het fietspad wordt opnieuw ingericht zodat enerzijds het doorgaande wegkarakter van de N374 onderbroken wordt en anderzijds dat het landschap versterkt wordt.
Figuur: Tilbrugstraat - Brandenweg (huidige situatie)
Figuur: Tilbrugstraat - Brandenweg toekomstige situatie (Y-splitsing)
Omdat de Brandenweg over een es loopt is de landschappelijke inpassing van de Brandenweg van belang. Voor drie punten is gekeken naar de landschappelijke inpassing, dit zijn de aansluitingen:
De laatst genoemde aansluiting maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan en wordt hieronder dan ook niet verder toegelicht.
Sliemkampen-Oosteinde-Brandenweg
De nieuwe rotonde biedt ruimte aan een groene invulling, dit voorkomt dat het oogt als een verkeerskundige oplossing. Door opgaand groen op het zuidelijke deel van de rotonde te plaatsen worden de rotonde, het Oosteinde en de Orvelterstraat bij het landschap betrokken.
Een deel van het perceel waar het nieuwe traject komt te liggen zal aangekocht worden. Dit perceel maakt onderdeel uit van de es maar wordt door de aanwezige beplanting niet zo ervaren. De es wordt geaccentueerd door dicht bij het dorp het landschap kleinschalig te maken waardoor het contrast met de open es vergroot wordt. Dit wordt gerealiseerd door de bestaande houtwal (minimaal 5 meter) aan de noordzijde van het perceel door te zetten richting het huidige tracé van de Brandenweg. Daarnaast wordt er een nieuwe singel met onderbegroeiing (minimaal 10 meter) langs de bebouwing aan de westzijde gerealiseerd.
Aan weerszijde van het nieuwe tracé komt een brede berm (+/- 3 meter). De rest van het perceel wordt grasland, opgaande gewassen zijn hier niet gewenst.
figuur: Landschappelijke inpassing Sliemkampen-Oosteinde-Brandenweg
In de ontwerpfase van het bestemmingsplan zijn zowel het tracé als de landschappelijke inpassing langs perceel Oosteinde 28 gewijzigd. Voor deze wijzigingen wordt verwezen naar de nota van zienswijzen in bijlage 5.
Tilbrugstraat - Brandenweg
Door de weg te verplaatsen ontstaat er tussen de weg en het bestaande fietspad een ruimte die groen ingevuld kan worden. Er komt een grondlichaam met daarop beplanting bestaande uit bomen en struiken. Het grondlichaam voorkomt dat koplampen van tegemoet komende auto's te zien zijn, wat zou suggereren dat de weg rechtdoor loopt. De bestaande bomenrij langs het fietspad blijft behouden. Langs de Tilbrugstraat richting Westerbork komt een nieuwe houtwal die aansluit op de bestaande houtwal. Deze houtwal versterkt het kleinschalige karakter wat bij het dorp Westerbork past. De rest van de kruising blijft open wat past bij het karakter van de es.
figuur: Landschappelijke inpassing Tilbrugstraat - Brandenweg
Gezien de aard en omvang van de voorgestelde maatregelen is rijksbeleid niet relevant. Beknopt wordt daarom ingegaan op het relevante provinciale- en gemeentelijk beleid.
Actualisatie Provinciale Omgevingsverordenig Drenthe (POV)
De Provinciale Omgevingsverordening Drenthe (POV) is een belangrijk instrument om het omgevingsbeleid, zoals dat is opgenomen in de Omgevingsvisie Drenthe, uit te voeren. Omdat de Omgevingsvisie in 2014 is geactualiseerd, is het ook noodzakelijk de POV te actualiseren.
In de verordening is in artikel 3.7 'werken met kernkwaliteiten', vastgelegd dat, indien bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, in het ruimtelijk plan uiteengezet wordt dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de Omgevingsvisie. In de verordening is voorts opgenomen dat een ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maakt die deze kernkwaliteiten significant aantasten.
Onder kernkwaliteiten worden de kwaliteiten verstaan die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe voor wat betreft:
Met dit bestemmingsplan worden een aantal kernkwaliteiten uit de Provinciale Omgevingsverordening geraakt: het betreft de kernkwaliteiten Landschap, Cultuurhistorie, Aardkundige waarden en Archeologie. Voor wat betreft de wijze waarop hier in dit bestemmingsplan rekening mee wordt gehouden wordt verwezen naar paragraaf 2.3 Landschappelijke inpassing en paragraaf 4.7 Archeologie en cultuurhistorie. Geconcludeerd kan worden dat door de voorgenomen ontwikkelingen de kernkwaliteiten niet significant worden aangetast.
De Brandenweg sluit aan op de N374, dit is een provinciale weg. Artikel 3.37 van de POV vermeldt dat een ruimtelijk plan binnen een zone van 400 meter aan weerszijden van de provinciale wegen geen handelingen, activiteiten of bestemmingen mogelijk die strijdig zijn met het meest doelmatige en efficiënte huidige of toekomstige gebruik van deze wegen. Het bestemmingsplan voorziet niet in dergelijke ontwikkelingen.
Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) 2012-2020
Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoers Plan is een strategisch beleidsdocument ten behoeve van het verkeers- en vervoersbeleid. Het is een visiedocument waarin het verkeer- en vervoerbeleid van de Gemeente binnen een bepaalde tijdsperiode wordt omschreven.
ten aanzien van de verkeerssituate in vermeldt het GVVP dat Westerbork te kampen heeft met doorgaande verkeerstromen. Vooral vanaf de N381 in de richting van Elp en vice versa.. Dit verkeer moet dwars door het centrum heen en vooral het stuk Hoofdstraat tussen de Hoogeveenseweg en de Zandhoeklaan is een bottleneck. Er worden plannen ontwikkeld voor de verkeersafwikkeling van Westerbork, waarbij het doorgaande verkeer tussen Borger en Hoogeveen niet meer door het centrum van Westerbork hoeft te rijden.
Het GVVP maakt geen melding van aanpassingen aan de Brandenweg.
Landschapsbeleidsplan Midden-Drenthe 2012
Het landschapsbeleidsplan geeft de visie van de gemeente Midden-Drenthe op het landschap. Het landschapsbeleidsplan benoemt een aantal karakteristieke landschapstypen in Midden-Drenthe. Het doel van het landschapsbeleidsplan is het behouden en versterken van de karakteristieken die bij de verschillende landschapstypen horen. Het esdorpenlandschap is één van die landschapstypen. De Brandenweg loopt over een es. De es is een onderdeel van het esdorpenlandschap.
In dit plan worden een aantal belangrijke punten genoemd, die bij onderhoud en grotere projecten in het landschap meegenomen kunnen worden. De bedoeling is dat steeds wanneer er ruimte is binnen een project één of een aantal van deze punten worden uitgevoerd om zo het landschap nog mooier te maken. De gemeente heeft een belangrijke taak bij de uitvoering van het Landschapsbeleidsplan.
In het Landschapsbeleidsplan is ook aandacht voor aardkundige waarden binnen de gemeente, waaronder de essen. Aantasting van aardkundige waarden wordt tegengegaan en objecten worden zichtbaar gehouden of zichtbaar gemaakt. Zo kan reliëf worden geaccentueerd door het verwijderen van opslag of door het juist te beplanten. Aardkundige waarden zijn de basis van het landschap, en een provinciale kernkwaliteit. Met name het oorspronkelijk reliëf verdwijnt snel. Aantasting moet worden tegengegaan, en reliëf geaccentueerd (behoud en accentuering, herstel of reconstructie).
Voor de wijze waarop rekening is gehouden met de landschappelijke en aardkundige waarden wordt verwezen naar paragraaf 2.3 Landschappelijke inpassing.
Beoogde ontwikkeling
De Brandenweg zal vanaf de aansluiting met de Tilbrugstraat tot aan de Sliemkampen worden verbreed. Tevens worden de aansluitingen aangepast. Op de volgende trajecten is sprake van relevante akoestische situaties:
Sliemkampen- Oosteinde – Brandenweg
De t-splitsing wordt vervangen door een rotonde en de Brandenweg gaat aansluiten op deze rotonde. In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij fysieke wijzigingen aan een weg met aanliggende geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) een zogenaamd reconstructie onderzoek te worden uitgevoerd. Binnen het reconstructiegebied van de rotonde liggen geluidsgevoelige functies. Het nieuw aan te leggen wegdeel van de Brandenweg wordt gezien als nieuwe weg in het kader van de Wgh. Om de effecten op de bestaande geluidsgevoelige functies in beeld te brengen dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Tilbrugstraat - Brandenweg
De huidige t-splitsing wordt een driesprong met gelijkwaardige wegen. In het kader van de Wgh dient bij fysieke wijzigingen aan een weg met aanliggende geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) een zogenaamd reconstructie onderzoek te worden uitgevoerd. Binnen het reconstructiegebied ligt een geluidgevoelige functie.
Deze onderzoeken zijn uitgevoerd, zie bijlage 2.
Onderzoek en conclusie
Geconcludeerd wordt dat ten gevolge van de fysieke wijziging aan zowel het kruispunt Sliemkampen - Oosteinde – Brandenweg als het kruispunt Tilbrugstraat - Brandenweg geen reconstructiesituaties ingevolge de Wgh optreden. Er blijft sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat aan de gevels van de bestaande woningen.
Ten gevolge van het verkeer op het nieuwe weggedeelte van de Brandenweg geldt dat eveneens sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat, aangezien de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden.
Het aspect wegverkeerslawaai staat de plannen dan ook niet in de weg.
Beleid en normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek en conclusie
De gemeente heeft een bodemkwaliteitskaart en Nota bodembeheer vastgesteld. Op grond van de Bouwverordening kan vrijstelling van onderzoek plaats vinden indien sprake is van een onverdachte locatie. Voor het tracé eind Sliemkampen en Brandenweg aansluiting Tilbrugstraat wordt in het Bodeminformatiesysteem Squit geen melding gemaakt van een locatie waar in het verleden bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Een onderzoek naar de bodemkwaliteit is dan ook niet vereist.
Er is op dit moment geen indicatie van de aan- en afvoer van grond bekend. Indien sprake is van aan- of afvoer dan zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.
Beleid en normstellling
Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur, Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.
Onderzoek en toetsing
Gebiedsbescherming
De meest nabijgelegen gebieden uit de Natuurbeschermingswet 1998, betreffen de Natura 2000-gebieden Mantingerzand en Elperstroom, op circa 4 km, respectievelijk 3 km van het plangebied. Gezien de afstand van het plangebied tot de Natura 2000-gebieden en het feit dat het een verschuiving van het aantal verkeersbewegingen betreft, worden significant negatieve effecten uitgesloten. Hetzelfde geldt voor de dichtstbij gelegen delen van de Ecologische Hoofdstructuur. De Natuurbeschermingswet 1998 en het EHS-beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Als gevolg van de kap van bomen en het dempen van watergangen kunnen effecten op beschermde soorten optreden. In het kader van de Flora- en faunawet is daarom een ecologische quickscan uitgevoerd, zie bijlage 1.De resultaten hiervan zijn hieronder weergegeven. Naar aanleiding van de quickscan is een aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen uitgevoerd. Deze is ook onderstaand verwerkt.
In de plangebieden zijn diverse broedende vogels aanwezig en er zijn mogelijk zwaar beschermde verblijfplaatsen en vliegroutes van vleermuizen aanwezig. In deze paragraaf is de samenvatting van de effecten, zoals weergegeven in de ecologische quick scan, opgenomen. In cursief zijn de te nemen maatregelen als gevolg van dit onderzoek weergegeven.
Locatie 1: Brandenweg-Tilbrugstaat/Elperstraat
Vleermuizen
Bij het verdwijnen van beide bomenrijen langs de Tilbrugstaat/Elperstraat kan een essentiële vliegroute voor vleermuizen verdwijnen. Door het behouden van de de bomenrijen blijft deze vliegroute intact. Daarnaast wordt aanbevolen om terughoudend om te gaan met kunstlicht. Vleermuizen raken van dit licht namelijk gedesoriënteerd.
Eén van de bomenrijen langs de Tilbrugstraat blijft in ieder geval behouden. De andere blijft grotendeels behouden en wordt uitsluitend onderbroken daar waar de nieuwe wegdelen komen te liggen. Wanneer lantaarnpalen worden geplaatst, worden dit speciale lantaarnpalen met licht waar de vleermuizen geen hinder van ondervinden.
Algemene broedvogels
Broedgelegenheid voor algemene broedvogels is aanwezig op de akkers, in de bomen en in de onderbegroeiing van de bomen. Nesten van Kieviten en Geelgors zijn in elk geval aanwezig in- of aan de rand van het plangebied. Verstoring of vernietiging van in gebruik zijnde nesten van alle broedvogels is verboden en hiervoor wordt geen ontheffing verleend. Het is derhalve noodzakelijk buiten het broedseizoen te werken, dat voor de aanwezige soorten loopt van 1 maart tot eind augustus.
Om verstoring van broedvogels te voorkomen, wordt buiten het broedseizoen gewerkt.
Licht beschermde soorten
Voor de licht beschermde soorten geldt alleen de zorgplicht. De zorgplicht bepaalt dat men wilde planten en dieren zo min mogelijk schade dient te berokkenen. Dit kan in het plangebied gedaan worden door de vegetatie rond de bebouwing kort te houden tot de sloop start, zodat zich geen klei-ne zoogdieren en amfibieën zullen vestigen.
Er zal worden voldaan aan de zorgplicht voor licht beschermde soorten.
Locatie 2: Brandenweg-Oosteinde/Sliemkampen
Vleermuizen
Indien één of meerdere bomen gekapt worden uit de bomenrij zoals in de rapportage is weergegeven is een nader onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk. Bij dit onderzoek wordt zowel gekeken naar de functie van de bomenrij als vliegroute, als naar eventuele verblijfplaatsen in de holtes in de bomen (zie onderstaand).
Langs het Oosteinde moeten er bomen worden gekapt. Er zal daarom nader onderzoek uit worden gevoerd. De aanbevelingen uit het vervolgonderzoek zullen worden meegenomen in de uitvoering van de plannen.
Algemene broedvogels
Vanwege broedgelegenheid voor een aantal algemene broedvogels moet in eerste instantie gewerkt worden buiten het broedseizoen dat voor de betreffende vogels loopt van half maart tot eind augustus. Verstoring of vernietiging van in gebruik zijnde nesten van alle broedvogels is verboden en hiervoor wordt geen ontheffing verleend. Wanneer het niet mogelijk is buiten het broedseizoen te werken moeten de bomen voorafgaand aan de werkzaamheden door een erkend ecoloog worden gecontroleerd op de aanwezigheid van in gebruik zijnde nesten. Het kan dan zijn dat (een deel van) de werkzaamheden alsnog later moeten worden uitgevoerd als in gebruik zijnde nesten worden aangetroffen.
Om verstoring van broedvogels te voorkomen, wordt buiten het broedseizoen gewerkt.
Uit de quickscan flora en fauna bleek dat er nader onderzoek vereist was naar vleermuizen voor het gebied rondom de nieuw aan te leggen rotonde. In dat gebied worden bomen gekapt, die mogelijk verblijfplaatsen bevatten voor vleermuizen en die mogelijk onderdeel uitmaken van een essentiële vliegroute. In de zomerperiode van 2015 hebben daarom vier inventarisatierondes plaatsgevonden.
Uit het aanvullend onderzoek (bijlage 3) blijkt dat er geen verblijfplaatsen zijn aangetroffen in de te kappen bomen en dat de bomen geen onderdeel uitmaken van een essentiële vliegroute. Hieruit volgt dat de kap van de bomen geen negatief effect zal hebben op vleermuizen. Het aspect soortenbescherming staat daardoor de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid rekening te worden gehouden met:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Op 11 november 2013 is in het Staatsblad 465 (2013) het Besluit externe veiligheid transport Routes (Bevt) gepubliceerd welke te zijner tijd de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke Stoffen (RVGS) zal vervangen. In dit besluit zijn ook de plasbrandaandachtsgebieden opgenomen. De uiteindelijke vaststelling en het van kracht worden van het Basisnet zal dan pas plaats vinden.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) is de circulaire reeds aangepast, waarbij onder andere de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Weg en Basisnet Water zijn opgenomen. Momenteel hanteren we dus de circulaire.
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Onderzoek en conclusie
Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat er over de Brandenweg en de omliggende wegen in de huidige situatie geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt in dusdanige frequenties dat dit veiligheidsrisico's oplevert voor de omgeving. Dit zal ook in de toekomstige situatie het geval zijn. Daarnaast is de boogde ontwikkeling niet gevoelig voor aanwezige risicovolle inrichtingen en hogedruk aardgastransportleidingen. Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmeringen oplevert voor de beoogde ontwikkeling.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel: Relevante luchtkwaliteitsnormen
Stof | toetsing van | grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer per jaar meer dan 50 ìg/m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 ìg/m³ |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekende mate (nibm)
In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek en conclusie
De verbreding van de Brandenweg en aanpassingen in de aansluitingen worden gezien als oplossing voor het grote en zware noord-zuid verkeer dat door het centrum van Westerbork rijdt. Hierdoor verplaatsen huidige verkeersstromen door het centrum, deels naar de Brandenweg. Op de Brandenweg zal de verkeersintensiteit hierdoor toenemen, maar in het geheel is er alleen sprake van verplaatsing van de verkeersstromen en geen toename. Hierdoor heeft de beoogde ontwikkeling een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (=1,2/µgm3). De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekende mate' bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en is vrijgesteld van het toetsen aan de grenswaarden. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde ontwikkeling gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2014 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de N374. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2013 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer waren gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen 13,5 µg/m³ voor NO2, 18,2 µg/m³ voor PM10 en 11,0 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 6,3 dag. Omdat langs deze weg ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen zal dit ook langs de verbrede Brandenweg het geval zijn. Hierdoor is in de omgeving van de beoogde ontwikkeling sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Reest en Wieden, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Tijdens het opstellen van het bestemmingsplan is overleg is gevoerd met het waterschap. Het waterschap heeft aangegeven akkoord te gaan met het plan.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 beschrijft het Waterschap zijn beleid voor de periode 2010 tot en met 2015. Het waterbeheerplan bevat het integrale beleid van het waterschap met als hoofdthema's: het waarborgen van veiligheid, het watersysteembeheer en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Ook opgenomen zijn de maatregelen voor het uitvoeren van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Waterbeheer 21e eeuw. Het waterschap heeft voor het uitvoeren van de KRW-maatregelen een resultaatsverplichting. De plannen omvatten ook een uitvoeringsprogramma op hoofdlijnen voor de periode tot en met 2015.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is gelegen in Westerbork, gemeente Midden-Drenthe, en heeft betrekking op de wegverbinding Sliemkampen - Brandenweg.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zandgronden. Ter plaatse van de Brandenweg is er sprake van grondwatertrap VII. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,80 en 1,40 m beneden maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,20 m beneden maaiveld ligt. Ter plaatse van de Sliemkampen is er sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,40 en 0,80 m beneden maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,20 m beneden maaiveld ligt. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa NAP + 18,0.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Ten zuiden van de Sliemkampen (ter hoogte van de aanwezige rotonde) en ten oosten van de Brandenweg, parallel langs de Diekeveenseweg, is wel oppervlakte water aanwezig. Het plangebied ligt binnen de beschermingszone van de watergangen bij de Sliemkampen en Diekeveenseweg.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het bestemmingsplan maakt de verbreding van de Brandenweg mogelijk met daarbij aanpassingen bij de kruising Oosteinde, Diekeveenseweg en Tilbrugstraat. Tevens wordt er een vrijliggend fietspad aangelegd aan de noordzijde langs de Sliemkampen en wordt het bestaande fietspad langs de Orveltestraat doorgetrokken richting de Brandenweg.
Waterkwantiteit
Het waterschap heeft aangegeven dat er -in verband met de toename van verharding- in dit geval geen extra compensatie vereist is. De nieuwe wegdelen worden voorzien van brede bermen die iets aflopen, dit is voor de waterhuishouding voldoende.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de aanleg- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De beoogde ontwikkeling is niet van invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Het plangebied valt deels binnen de beschermingszone van twee watergangen. Gezien bij de uit te voeren werkzaamheden, aanleggen fietspad en rotonde en verbreden weg, geen sprake is van vergunningplichtige werkzaamheden op grond van de “Keur” is een watervergunning niet nodig.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Het waterschap positief heeft een positief wateradvies gegeven.
Beleid en Normstelling
Verdrag van Malta
Het Verdrag van Malta is in 1992 ondertekend en in 1995 in werking getreden. Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
De inhoud van het Verdrag van Malta is neergelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die op 1 september 2007 van kracht is geworden en een wijziging van de Monumentenwet 1988 tot gevolg heeft gehad. Op grond van deze aangescherpte regelgeving stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Nota Belvedère, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie ven OC&W.
Onderzoek en conclusie
Voor de gemeente Midden-Drenthe is een archeologische verwachtings- en beleidskaart opgesteld. Hierin wordt aangegeven wanneer er een archeologisch onderzoek vereist is. Voor de gebieden waarvoor een archeologische verwachting geldt zijn vrijstellingsnormen opgesteld in het bestemmingsplan Westerbork en Buitengebied.
De locatie is gelegen in een gebied met een grotendeels hoge archeologische verwachting (ligging op hoogwaardige es). Hiervoor geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek, indien het plangebied kleiner is dan 1.000 m2 en de ingreep beperkt blijft tot maximaal 30 cm . Gezien de grote van het plangebied (meer dan 1.000 m2) is archeologisch onderzoek vereist.
Het benodigde veldonderzoek is in 2015 uitgevoerd (zie bijlage 4). De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat bij een aantal boringen een intact plaggendek is aangetroffen. Op deze locaties kunnen archeologische waarden worden verwacht. Er wordt daarom geadviseerd om de grondwerkzaamheden onder archeologische begeleiding uit te voeren. Om deze archeologische begeleiding te waarborgen blijft de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2" in het bestemmingsplan gehandhaafd, zodat voor grondwerkzaamheden een omgevingsvergunning is vereist. In die vergunning wordt de verplichting van archeologische begeleiding opgenomen.
Sinds 1 januari 2012 is er een zorgplicht voor cultuurhistorie. Alle cultuurhistorische waarden dienen in ruimtelijke plannen meegewogen te worden. Deze maatregel is een gevolg van het project Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo). Cultuurhistorische waarden kunnen bijdragen aan het landschap van de toekomst. Ze kunnen een bron van inspiratie zijn bij de inrichting van de ruimte en tegelijk iets van het verleden zichtbaar houden. Zo verhoogt cultuurhistorie de kwaliteit van de leefomgeving.
Omdat de Brandenweg over een es loopt is de landschappelijke inpassing van groot belang. In paragraaf 2.3 Landschappelijke inpassing wordt dit nader toegelicht. De maatregelen die voortvloeien uit de landschappelijke inpassing dragen bij aan de herkenbaarheid van de es en daarmee aan de cultuurhistorische waarde van dit gebied.
Afwegingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Onderzoek en conclusie
Onder een deel van de Oosteinde is een persleiding aanwezig. Deze loopt onder de kruising Brandenweg - Sliemkampen - Oosteinde en valt hierdoor binnen het plangebied. De beoogde verbreding van de weg vormt geen belemmering voor de bereikbaarheid van de leiding voor onderhoud. De aanwezigheid van de leiding vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Verder zijn er geen planologisch relevante leidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig in en nabij het plangebied. Er wordt geconcludeerd dat het aspect planologisch relevante leidingen de uitvoering van de beoogde ontwikkeling niet belemmerd.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
In het Besluit m.e.r. is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken mer-(beoordelings)plichtig is. Omdat de ontwikkeling slechts in een beperkte uitbreiding van de weg voorziet en er geen sprake is van vier of meer rijstroken worden de genoemde drempelwaarden niet gehaald.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
In deze paragraaf volgt een korte omschrijving van de op de verbeelding voorkomende bestemmingen.
Agrarisch met waarden - 2
Voor het wegdeel Sliemkampen-Oosteinde-Brandenweg bevinden zich aan weerszijde van het nieuwe tracé van de Brandeweg agrarische gronden. Deze gronden zijn aangekocht met het oog op de landschappelijke inpassing en maken deel uit van het plangebied van dit bestemmingsplan.
De agrarische gebieden in de gemeente Midden-Drenthe maken deel uit van landschappelijk verschillende gebieden. Om die reden is er, wat betreft de agrarische gebieden, een onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde 'landbouwontwikkelingsgebieden' en de 'verwevingsgebieden'. Daarbij is aansluiting gezocht bij het Landschapsbeleidsplan en de bestaande landschappelijke kenmerken, wat voor de landbouwontwikkelingsgebieden heeft geleid tot de gebiedsbestemmingen Agrarisch met waarden - 1 en de gebiedsbestemming Agrarisch met waarden - 4. Voor de multifunctionele gebieden met als hoofdfunctie landbouw heeft dit geleid tot de gebiedsbestemming Agrarisch met waarden - 2 en de gebiedsbestemming Agrarisch met waarden - 3. Voor het plangebied van dit bestemmingsplan is de bestemming Agrarisch met waarden - 2 van toepassing.
De agrarische gronden aan weerszijde van het wegdeel Sliemkampen-Oosteinde-Brandenweg zijn onder de bestemming 'Agrarisch met waarden - 2' gebracht. De gronden kunnen zo als cultuurgrond worden gebruikt. De bestemmingsomschrijving ziet toe op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden van het oude veldontginningenlandschap. Natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer zijn toegestaan, evenals extensief dagrecreatief medegebruik. Openbare nutsvoorzieningen zijn binnen de bestemming toegestaan. Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd.
Groen
Omdat de Brandenweg over een es loopt is de landschappelijke inpassing van de Brandenweg van belang. De groenelementen die hier uit voortvloeien, zijn onder de bestemming 'Groen' gebracht. Sport- en speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, in- en uitritten en water zijn eveneens toegestaan binnen deze bestemming. Zonder omgevingsvergunning is het niet mogelijk om opgaande beplanting te verwijderen, verhardingen aan te brengen en het waterpeil te verlagen.
Verkeer
De ontsluitingswegen zijn onder de bestemming 'Verkeer' gebracht. Ook paden, bruggen, dammen en/of duikers, sloten en bermen zijn binnen de bestemming mogelijk.
In de bestemmingsomschrijving is geregeld dat het aantal rijstroken van wegen maximaal twee bedraagt. Dit aantal mag niet worden vergroot indien dit een verhoging van het aantal gehinderden tot gevolg heeft, dan wel de voorkeurgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder hierdoor wordt overschreden.
Waarde - Archeologie 2
Uitgangspunt van het bestemmingsplan is om rekening te houden met de archeologische waarden. In het buitengebied van Midden-Drenthe alsmede in het bestemmingsplan voor de kom Westerbork komen drie dubbelbestemmingen archeologie voor. Deze bestemmingen zorgen middels omgevingsvergunningstelsels voor een adequate bescherming van de gebieden. In het kader van elk stelsel moet een omgevingsvergunning voor bepaalde werken (vaak met een bepaalde minimumomvang) worden aangevraagd. Indien een omgevingsvergunning noodzakelijk is, zal in veel gevallen een rapport moeten worden overlegd aan burgemeester en wethouders ten behoeve waarvan onderzoek zal moeten worden verricht.
Voor zowel het wegdeel Sliemkampen-Oosteinde-Brandenweg als het wegdeel Tilbrugstraat - Brandenweg is de bestemming Waarde - Archeologie 2 van toepassing. Deze bestemming legt een bescherming op de gebieden waar mogelijk archeologische waarden in de grond kunnen zitten. Dit zijn de gebieden die in het beleid van de gemeente zijn aangeduid als hoge, middelhoge verwachting, de beekdalen en niet gekarteerde gebieden. De bestemming 'Waarde - Archeologie 2' ziet toe op het behoud van de mogelijk te verwachten archeologische waarden en op de mogelijk archeologische waarden in niet gekarteerde gebieden. Voor projecten beneden de 1.000 m² is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Overige zone - es
De Brandenweg loopt over een es. Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - es’ geldt dat de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden van de essen dienen te worden hersteld, behouden en ontwikkeld. Daarnaast is het in afwijking van de bestemmingsregels niet toegestaan bebossing en/of opgaande beplanting aan te planten.
Vrijwaringszone - radiotelescoop
Een gedeelte van het plangebeid wegdeel Tilbrugstraat - Brandenweg ligt onder invloed van de zone van de radiotelescoop gelegen in de boswachterij Hooghalen. Met name hoge bebouwing en gemotoriseerd verkeer kunnen daarop van invloed zijn. Via een aanvullende regeling wordt daar rekening mee gehouden. Hiertoe is de gebiedsaanduiding vrijwaringszone - radiotelescoop opgenomen.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Onderdeel hiervan is de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid. Ook wordt er in dit hoofdstuk aandacht besteedt aan het aspect grondexploitatie.
Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.
Voorbereidingsfase
Gezien de omvang en aard van de planvorming heeft de gemeente er voor gekozen om het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage te leggen. Wel is in het kader van vooroverleg het concept van het ontwerp-bestemmingsplan voorgelegd aan de Provincie en aan het waterschap. De resultaten van dit vooroverleg zijn meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Ook heeft, voorafgaande aan de officiële procedure, overleg met plaatselijk belang en met omwonenden plaatsgevonden.
Ontwerpfase
Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder krijgt de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen.
Vaststellingsfase
Ten aanzien van de ingekomen zienswijzen wordt een standpunt bepaald in de zienswijzennota. Het resultaat van de zienswijzennota wordt verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De kosten voor uitvoering van het plan worden gedragen door de gemeente. De financiële dekking voor dit plan is door de gemeenteraad geaccordeerd. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende aangetoond.
Met de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, indien sprake is van bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.
In dit bestemmingsplan worden geen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. Het opstellen van een grondexploitatieplan is dan ook niet aan de orde.
Het ontwerpbestemmingsplan Brandenweg Westerbork heeft met ingang van 2 april 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode had eenieder de gelegenheid om een zienswijze in te dienen. Er is één zienswijze ingediend. Daarnaast heeft één overlegpartner gereageerd op het plan.
De reacties zijn in een nota zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien (zie bijlage 5). Bij de zienswijze en de overlegreactie is benoemd in hoeverre deze reacties bij de vaststelling nog leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn er enkele ambtelijke wijzigingen doorgevoerd, die ook in deze nota worden benoemd.
Het bestemmingsplan is met het in acht nemen van de genoemde zienswijze en overlegreactie door de gemeenteraad gewijzigd vastgesteld op 10 december 2015.