direct naar inhoud van Regels
Plan: De Valderse Dwingeloo, uitbreiding bedrijventerrein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1701.0000BP000000000571-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'De Valderse Dwingeloo, uitbreiding bedrijventerrein' van de gemeente Westerveld;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1701.0000BP000000000571-0003 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bestaande

bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan;

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel in bouwkundig opzicht qua massa en vorm, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.21 kap

een dakafdekking onder hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak;

1.22 overkapping

een bouwwerk voorzien van een plat dak dan wel een kap en met maximaal één wand is uitgevoerd;

1.23 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.24 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.25 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, indien een woning met meer dan één zijde naar de weg is gekeerd, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s);

1.26 voorgevelrooilijn

de voorgevelrooilijn is de naar de openbare weg gekeerde bouwvlakgrens, en bij een hoekperceel de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen bouwvlakgrens;

1.27 vuurwerkbedrijf

een inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.28 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

1.29 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.30 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de grens van een bouwperceel:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een bouwperceel.

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.3 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij de toepassing van deze bepaling telt een dakoverstek mee, indien het overstek groter is dan 0,7 m;

2.9 oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 ondergeschikte bouwonderdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten;
  • b. erkers die voldoen aan de bouwregels;
  • c. overstekende daken en/of luifels, minder dan 0,70 m uitstekend en kleiner dan 4 m2;
  • d. balkons die minder dan 1 m buiten de gevel steken;

buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijventerrein ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorieën 2 van Bijlage 1 Bedrijvenlijst bedrijventerreinen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven tot en met categorieën 3.2 van Bijlage 1 Bedrijvenlijst bedrijventerreinen;
  • c. alsmede voor sportscholen, fietswinkels, kantoren en bijbehorende ruimtes;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. wegen, paden, parkeervoorzieningen;

met daarbijbehorende:

  • g. gebouwen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;

tuinen, erven en terreinen;

met dien verstande dat:

  • j. ontsluiting van het bedrijventerrein plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - overgangszone' de onbebouwde gronden enkel mogen worden ingericht voor weitjes, boomgaarden, wandelpaden, bomen, groenvoorzieningen en water;
  • l. het bestemmingsvlak tevens wordt ingericht voor de opvang, berging en infiltratie van hemelwater, een en ander zoals weergegeven in het watertoetsdocument van het waterschap;
  • m. detailhandel is toegestaan mits deze detailhandel rechtstreeks voortvloeit uit de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf;
  • n. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • o. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • p. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • q. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 niet zijn toegestaan;
3.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijventerrein ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een bouwperceel mag niet meer dan 2.500 m2 bedragen;
  • b. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de perceelgrenzen dient ten minste 4 m te bedragen en de afstand van de voorgevel tot de perceelgrens ten minste 5 m;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 6,5 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. indien het gebouw plat wordt afgedekt de goothoogte en de bouwhoogte niet meer dan 7,5 m mogen bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de goothoogte en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan de aangegeven hoogte en een platte afdekking niet is toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - overgangszone' mogen uitsluitend gebouwen worden opgericht waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt;
  • f. het bebouwingspercentage van een bouwperceel ten hoogste 70% mag bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen en/of hekwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, binnen het bouwvlak mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, buiten het bouwvlak mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m2 en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m, voor zover wordt gebouwd buiten het bouwvlak.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.1 onder a en kan worden toegestaan dat een bouwperceel een grotere oppervlakte mag hebben, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer dan 5.000 m2 mag bedragen;
    • 2. van deze bevoegdheid maximaal 2 maal gebruik mag worden gemaakt.
  • b. 3.2.1 onder c en kan worden toegestaan dat de afstand tot de perceelgrenzen wordt verkleind;
  • c. 3.2.1 onder f en kan worden toestaan dat dit bebouwingspercentage verhoogd mag worden mits dit geen onevenredig nadelig effect betekent voor de opvang, berging en infiltratie van hemelwater, alsmede de beeldkwaliteit;
  • d. 3.2.2 onder c en kan een zend-, ontvangst- of antennemast worden toegestaan met een bouwhoogte van niet meer dan 40 m.
3.4.2 Afwegingskader

Een in 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen dan wel laten bewonen van bedrijfsruimten;
  • b. opslag op onbebouwd terrein met een hoogte van meer dan 4,5 m;
3.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet gerekend:

  • a. een fietsenhandel door een fietsenmaker, waaronder begrepen bromfietsenhandel;
  • b. een veilinghuis.
3.5.3 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken overeenkomstig het bepaalde in 3.1 zonder de aanleg en instandhouding van gebiedseigen, wintergroenblijvende beplanting met opgaande bomen op de in Bijlage 2 Groenplan aangegeven groene strook, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing, waarbij in de bestemming ' Groen ' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - overgangszone' weitjes, boomgaarden, wandelpaden, bomen, groenvoorzieningen en/of water zijn voorgeschreven;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig het bepaalde in 3.1 worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van gebiedseigen, wintergroenblijvende beplanting met opgaande bomen op de in Bijlage 2 Groenplan aangegeven groene strook, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing, waarbij in de bestemming ' Groen ' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - overgangszone' weitjes, boomgaarden, wandelpaden, bomen, groenvoorzieningen en/of water zijn voorgeschreven.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst bedrijventerreinen of die van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:

  • a. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • d. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.
3.6.2 Afwegingskader

Een in 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bos ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoogopgaande afschermende beplanting;
  • b. water;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. voet-/fietspaden;

met daarbij behorende:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
4.2 Bouwregels

Op de voor ' Bos ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' de bestemming ' Bos ' te wijzigen in de bestemming ' Bedrijventerrein ', mits een watergang aanwezig blijft van ten minste 1 m breed uit de insteek van de sloot.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Groen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. voet-/fietspaden;

met daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • h. wegen ter ontsluiting van het bedrijventerrein ter hoogte van de aanduiding 'ontsluiting' zoals aangegeven binnen de bestemming ' Bedrijventerrein ';

met dien verstande dat:

  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - overgangszone' de gronden enkel mogen worden ingericht voor weitjes, boomgaarden, wandelpaden, bomen, groenvoorzieningen en/of water.
5.2 Bouwregels

Op de voor ' Groen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer - Verblijfsgebied ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een functie voor de ontsluiting van aanliggende erven;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
6.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer - Verblijfsgebied ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 8 m mag bedragen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Parkeer-, laad- en losruimte
8.1.1 Parkeerruimte
  • a. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het parkeren of stallen van auto's, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien in of op het bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk hoort, wordt voorzien in die behoefte. Daarbij mag rekening worden gehouden met gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen.
  • b. Bij de toepassing van het bepaalde onder a worden de beleidsregels in acht genomen zoals opgenomen in Bijlage 3 Parkeernormen waarbij geldt dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie wordt vastgesteld, deze nieuwe versie in acht wordt genomen.
  • c. Bij het bepaalde onder a wordt bij beoordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen gelet op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het bouwplan.
8.1.2 Laad- en losruimte

Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet voor bestaande situaties, waarbij de herbouw van een gebouw zonder functiewijziging wordt beschouwd als een bestaande situatie.

8.1.3 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.1.1 en 8.1.2:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
8.1.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het aantal parkeerplaatsen, de situering van de parkeerplaatsen en de situering van de laad- en losruimte ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
8.2 Bestaande maten

In afwijking van de in de regels vermelde:

  • a. maximale maatvoering geldt dat indien een grotere maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze grotere maatvoering als maximum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • b. minimale maatvoering geldt dat indien een kleinere maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze kleinere maatvoering als minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
  • e. een functiewijziging van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere parkeerbehoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, waarbij:
    • 1. de normen in acht worden genomen zoals opgenomen in Bijlage 3 Parkeernormen, waarbij geldt dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie van deze beleidsregels wordt vastgesteld, deze nieuwe versie in acht wordt genomen;
    • 2. alleen wordt gelet op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging.
9.2 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van kortstondige en/of incidentele evenementen, festiviteiten, manifestaties, jaarmarkten en weekmarkten, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
  • b. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is;
    • 2. hoogspanningsleidingen;
    • 3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer,

tenzij specifiek in dit plan geregeld.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, voor zover de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • b. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen zullen worden overschreden, voor zover een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van (de bediening van) kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes zullen worden gebouwd mits de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m3 bedraagt;
  • d. het bepaalde in het plan voor het gebruik van een woonhuis of een bedrijfswoning ten behoeve van bed & breakfast mits de logiesoppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het oppervlak van de woning met een maximum van 50 m2, parkeren op eigen erf plaatsvindt en de logiesactiviteit wordt uitgeoefend door een van de bewoners van het woonhuis of de bedrijfswoning waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor wat betreft de bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten mits:

  • a. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand hoog bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een reclamemast, een torensilo, of daarmee gelijk te stellen hoog bouwwerk;
  • b. de antenne niet geplaatst kan worden op een bedrijventerrein;
  • c. de antenne vervolgens geplaatst moet worden in aansluiting op grote infrastructuurlijnen;
  • d. de mast radiografisch noodzakelijk is;
  • e. de bouwhoogte van de mast ten hoogste 40 m bedraagt;
  • f. het aantal masten binnen de gemeente niet meer bedraagt dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit (site-sharing);
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Aanvullende werking welstandscriteria

De in het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door welstandscriteria.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan 'De Valderse Dwingeloo, uitbreiding bedrijventerrein'.

26 april 2016.