direct naar inhoud van Regels
Plan: De Brier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP15015-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze planregels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'De Brier' met identificatienummer NL.IMRO.0984.BP15015-va01 van de gemeente Venray.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis gebonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis gebonden beroep worden hier eveneens begrepen consument verzorgende activiteiten (bijvoorbeeld kapper, schoonheidsspecialist(e), nagelstudio, atelier). Hieronder dienen in elk geval niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten en detailhandel alsmede prostitutie- en seksinrichtingen.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 ambulante detailhandel

detailhandel uitgeoefend in open ruimtes, te weten markten, standplaatsen.

1.7 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende of te verwachten archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een archeologie-certificaat conform paragraaf 5.1, artikel 5.1 tot en met 5.6 van de Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en/of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt.

1.11 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels van dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. Het bebouwingspercentage wordt berekend over de gronden van het bouwperceel welke binnen en buiten het bouwvlak zijn gelegen.

1.12 bestaand
  • a. onder bestaande bebouwing wordt verstaan bebouwing welke op het tijdstip van de inwerkingtreding dit bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. onder bestaand gebruik wordt verstaan het gebruik van grond en bouwwerken dat bestaat en is toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en de voor personen toegankelijke onderbouw en met uitsluiting van zolder.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge het bepaalde in dit plan bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 bruto vloeroppervlak

de som van de horizontale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten.

1.23 carport

een overkapping van lichte constructie, kennelijk slechts bestemd om te dienen als overdekte stalling voor een motorrijtuig, dat geen tot de constructie behorende wanden heeft.

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig aan particulieren te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling en verkoop en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijfsactiviteit.

1.25 dienstverlening
  • a. commerciële dienstverlening: het bedrijfs- of beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé en met uitzondering van seksinrichtingen;
  • b. publieke dienstverlening: het verlenen van diensten voortvloeiend uit de overheidstaken;
  • c. maatschappelijke dienstverlening: het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting.
1.26 erf

het onbebouwde gedeelte van een perceel, dat direct gelegen is bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.27 eigen terrein

het terrein dat is uitgegeven in erfpacht, is verhuurd of in gebruik gegeven aan, dan wel in eigendom is van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, welke de betreffende gronden gebruikt ten behoeve van een middels de regels van dit plan toegestane functie.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.30 groothandel

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.31 grootschalige detailhandel (GDV)

detailhandel die vanwege het aanbod een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van:

  • a. detailhandel in sport- en outdoorartikelen en de ter plaatse te verhandelen en hiermee direct samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
  • b. detailhandel in bruin- en witgoed en de ter plaatse te verhandelen en hiermee direct samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
  • c. detailhandel in rijwielen, motor- en bromfietsen en de ter plaatse te verhandelen en hiermee direct samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.
1.32 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken.

1.33 kantooractiviteiten

activiteiten die in overwegende mate bestaan uit administratieve werkzaamheden, dan wel werkzaamheden die worden uitgevoerd uit hoofde van juridische, bancaire, ontwerptechnische of hiermee vergelijkbare dienstenverlenende beroepsgroepen, dan wel werkzaamheden welke verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen of hiermee vergelijkbare instellingen, zonder dat er sprake is van een baliefunctie.

1.34 inrichting

elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.

1.35 interne ontsluitingsstructuren

(straat)verhardingen ten behoeve van de ontsluiting van de op het terrein gelegen bedrijfspercelen.

1.36 internet verkoop

detailhandel waarvan de handel voornamelijk via internet, postorder en andere media verloopt.

1.37 leisure functies

recreatieve (sport en spel) voorzieningen welke zijn gesitueerd binnen bebouwing, zoals

  • fitnesscentra;
  • sportscholen;
  • wellnesscentra;
  • indoor speeltuinen;
  • indoor kartbanen;
  • lasergame centra;


met inbegrip van aan deze leisurefuncties ondergeschikte en gerelateerde horecavoorzieningen, waarbij de horecavoorziening maximaal 20% van het brutovloeroppervlak van de leisurefunctie mag beslaan.

1.38 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of het dakvlak uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals bijvoorbeeld luifels, liftopbouwen of -kokers, antennes, reclame-uitingen, technische installaties en noodtrappen, met uitzondering van uitgebouwde gedeeltes van een gebouw.

1.39 opslag

het opslaan van goederen of materialen en/of een gebouw dat ten behoeve van opslag wordt gebruikt.

1.40 (para)medische praktijken en/of instellingen

praktijken en of instellingen van waaruit medische, paramedische of therapeutische zorg wordt verleend, niet zijnde een ziekenhuis.

1.41 peil
  • voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.42 prostitutie

het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding.

1.43 risicovolle inrichting
  • a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, dan wel;
  • b. een inrichting waarvoor krachtens een artikel 8.40 van de Wet milieubeheer vastgestelde algemene maatregel van bestuur regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen, dan wel;
  • c. bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.44 staat van bedrijfsactiviteiten

bedrijfsactiviteitenlijst ontleend aan de VNG uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' zoals opgenomen in bijlage 1 van deze planregels.

1.45 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of erotisch / pornografische voorstellingen plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, seksautomatenhal en sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.46 stedenbouwkundig beeld

het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindeling, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvorm in zijn omgeving.

1.47 verbeelding

de analoge verbeelding van bestemmingsplan 'De Brier'.

1.48 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel.

1.49 volumineuze detailhandel (PDV)

detailhandel die vanwege de gevoerde goederen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van:

  • a. detailhandel in auto's en de ter plaatse te verhandelen en hiermee direct samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
  • b. detailhandel in boten, caravans en landbouwwerktuigen en de ter plaatse te verhandelen en hiermee direct samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen, alsmede detailhandel in grove bouwmaterialen;
  • c. detailhandel in meubels, vloeren, keukens, sanitair, zonwering, verlichting en hiermee vergelijkbare artikelen ten behoeve van woninginrichting en de ter plaatse te verhandelen en hiermee direct samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
  • d. detailhandel in volumineuze goederen ten behoeve van de buiteninrichting zoals tuinartikelen, vijvers, zwembaden en hiermee vergelijkbare artikelen en de ter plaatse te verhandelen en hiermee direct samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
  • e. detailhandel in bouwmaterialen (bouwmarkten) en de ter plaatse te verhandelen en hiermee direct samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.
1.50 voorgevellijn

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw loopt tot aan de zijdelings bouwperceelgrenzen. In een hoeksituatie kan sprake zijn van meerdere voorgevels.

1.51 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van waterberging of -infiltratie en voorzieningen ten behoeve van de aan- en afvoer van (hemel)water, zoals leidingen, watergangen, waterlopen en waterpartijen.

1.52 weg

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten.

1.53 wegbeheerder

de beheerder van een (auto)(snel)weg.

1.54 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

1.55 zijerf

gedeelte van een bouwperceel dat is gelegen langs de denkbeeldige lijn die strak langs de zijkant van het hoofdgebouw over de gehele diepte van het perceel kan worden getrokken, van de voorste perceelsgrens tot aan de achterste perceelsgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

verticaal vanaf het peil tot de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten, lichtkoepels, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

horizontaal tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, opslagen en installaties behorende tot de categorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. kantooractiviteiten ten dienste van de onder a genoemde bedrijvigheid, met dien verstande dat per bedrijf maximaal 30% van het brutovloeroppervlak ten behoeve van deze kantooractiviteiten mag worden aangewend;
  • c. detailhandel in auto's en automaterialen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - autohandel/automaterialen' en uitsluitend voor zover bestaand;
  • d. bedrijfsgebonden detailhandel in feestartikelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
    'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in feestartikelen' en uitsluitend voor zover bestaand;
  • e. een risicovolle inrichting waarvan het plaatsgebonden risico op de grens van de inrichting groter is dan 10-6/per jaar, zijnde een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' en uitsluitend voor zover bestaand;
  • f. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. ondergeschikte detailhandel in goederen welke ter plaatse zijn vervaardigd of ter plaatse een essentiële bewerking hebben ondergaan, zulks met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' voedings- en genotsmiddelen zijn toegestaan;
  • h. (openbare) nutsvoorzieningen

met de daarbij behorende:

  • i. erven en tuinen;
  • j. interne ontsluitingsstructuren;
  • k. (voorzieningen ten behoeve van) laden en lossen en parkeervoorzieningen;
  • l. voet- en rijwielpaden;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. overige bijbehorende voorzieningen;
  • o. ondergrondse en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat binnen de bestemming 'Bedrijf' te allen tijde ten aanzien van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Op of in de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen slechts die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
  • b. Het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel maximaal 60%.

3.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht.
  • b. De maximum bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
    'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. De afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal 5 m, met dien verstande dat één zijgevel in de zijdelingse bouwperceelgrens mag worden opgericht en dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - achterste perceelgrens' in de achterste perceelgrens mag worden gebouwd.

3.2.3 Bedrijfswoningen

Ten aanzien van de situering en maatvoering van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht.
  • b. De voorgevel van bedrijfswoningen dient georiënteerd te worden op de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens.
  • c. De goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt maximaal 6 m.
  • d. De breedte van de voorgevel van bedrijfswoningen bedraagt minimaal 5,5 meter.
  • e. De inhoud bedrijfswoningen bedraagt maximaal 550 m3.

3.2.4 Bijgebouwen behorende bij en ten dienste van een bedrijfswoning

Ten aanzien van de situering en maatvoering van bijgebouwen behorende bij en ten dienste van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijgebouwen behorende bij en ten dienste van een bedrijfswoning hebben een gezamenlijk oppervlak van maximaal 40 m2.
  • b. Bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd.
  • c. Bijgebouwen dienen in de bouwperceelgrens te worden gebouwd of op minimaal 1 m afstand daarvan.
  • d. De goothoogte van de bijgebouwen mag niet hoger zijn dan:
    • 1. voor aangebouwde bijgebouwen: 0,30 m boven de vloer van de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, dan wel 3 m indien de bedrijfswoning geen tweede bouwlaag heeft;
    • 2. voor vrijstaande bijgebouwen: 3 m;
    • 3. de bouwhoogte van de bijgebouwen bedraagt maximaal 4,5 m.
  • e. Bijgebouwen mogen worden voorzien van een kap, welke aangekapt of in de vorm van een zadeldak dient te worden gebouwd, met uitzondering van bijgebouwen behorende bij een bedrijfswoning met een plat dak.

3.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de situering en maatvoering van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende erfafscheiding' deze maximaal 3,6 bedraagt.
  • b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10 m, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde gesitueerd tussen de bedrijfsbebouwing en de aan de weg gelegen bouwperceelgrens maximaal 2,5 meter bedraagt.

3.3 Nadere eisen


Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredig nadelige gevolgen voor:

  • a. het straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de externe veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.1 sub b voor een verhoging van het maximaal toegestane bebouwingspercentage tot 70%;
  • b. artikel 3.2.2 sub b voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte tot 10 m;
  • c. artikel 3.2.2 sub c voor het oprichten van een zijgevel op een afstand kleiner dan 5 m van de zijdelingse bouwperceelgrens;
  • d. artikel 3.2.5 sub b voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot 15 m;

mits er geen afbreuk wordt gedaan aan het ter plaatse heersende of gewenste stedenbouwkundig beeld en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige gronden en de daarop aanwezige opstallen verbonden belangen.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het niet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein ten behoeve van de ter plaatse gevestigde functie(s); de gemeente Venray beschouwt in het kader van dit bestemmingsplan de parkeerkengetallen zoals deze zijn opgenomen in 'Bijlage 3 Parkeernormen Venray' die als bijlage bij de 'Beleidsnota parkeernormen, Gemeente Venray' hoort als vigerende normstelling, met dien verstande dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  • b. detailhandel, uitgezonderd detailhandel welke is toegestaan conform de regels van dit plan;
  • c. het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, uitgezonderd de uitstalling ten behoeve van verkoop;
  • d. permanente of tijdelijke bewoning van bebouwing, met uitzondering van een bedrijfswoning.

3.5.2 Risicovolle inrichtingen

De vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen waarvan de PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de grens van de inrichting is niet toegestaan. Een bestaande risicovolle inrichting waarvan de PR10-6/ jaar contour zich uitstrekt buiten de perceelsgrens mag worden voortgezet of gewijzigd op voorwaarde dat de bestaande PR10-6/jaar contour niet wordt vergroot.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.1 sub a voor het toestaan van een bedrijf dat niet voorkomt op de 'staat van bedrijfsactiviteiten' dan wel op grond van deze lijst in combinatie met de bepalingen van dit plan ter plaatse niet is toegestaan, mits de aard en de omvang van de milieuhinder die dit bedrijf veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf als genoemd in de 'staat van bedrijfsactiviteiten' dat conform de bepalingen van dit plan ter plaatse wel is toegestaan;
  • b. artikel 3.1 voor het toestaan van de vestiging van leisure functies, mits:
    • 1. elders in het stedelijk gebied van de gemeente Venray geen geschikte vestigingslocaties voorhanden zijn;
    • 2. de belangen van derden (waaronder begrepen de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven in de omgeving) niet onevenredig worden belemmerd;
  • c. artikel 3.1 j° artikel 3.5.1 sub a, mits anderszins elders in de omgeving in voldoende parkeergelegenheid is voorzien;
  • d. artikel 3.5.1 sub b voor het toestaan van het exploiteren van een showroom / winkelruimte ten behoeve van internetverkoop met een oppervlak van maximaal 150 m2, onder voorwaarde dat:
    • 1. elders in het stedelijk gebied van de gemeente Venray geen geschikte vestigingslocaties voorhanden zijn;
    • 2. de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven in de omgeving niet onevenredig wordt belemmerd;
    • 3. er voor de omgeving geen onevenredige verkeershinder optreedt;
  • e. artikel 3.5.1 sub c voor het toestaan van het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, met dien verstande dat de (beoogde) opslag en/of stalling gelegen dient te zijn achter de voorgevel van de ter plaatse aanwezige bebouwing en niet waarneembaar mag zijn vanaf de openbare weg.


Artikel 4 Bedrijf - Gasontvangstation

4.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Bedrijf - Gasontvangstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;

met de daarbij behorende

  • c. erven en tuinen;
  • d. interne ontsluitingsstructuren;
  • e. (voorzieningen ten behoeve van) laden en lossen en parkeervoorzieningen;
  • f. voet- en rijwielpaden;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. overige bijbehorende voorzieningen;
  • i. ondergrondse en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Op of in de voor 'Bedrijf - Gasontvangstation' aangewezen gronden mogen slechts die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
  • b. Het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel maximaal 60%.

4.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht.
  • b. De maximum bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
    'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de situering en maatvoering van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m.
  • b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10 m, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde gesitueerd tussen de bedrijfsbebouwing en de aan de weg gelegen bouwperceelgrens maximaal 2,5 meter bedraagt.


Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volumineuze detailhandel;
  • b. detailhandel in rijwielen, motor- en bromfietsen;
  • c. ondergeschikte detailhandel, met dien verstande dat deze onderschikte detailhandel per detailhandelbedrijf maximaal een verkoopvloeroppervlak van 150 m2 mag beslaan en maximaal 10% van de jaaromzet mag genereren;
  • d. aan detailhandel gerelateerde en onderschikte horeca, met dien verstande dat de aan de detailhandel gerelateerde horecavoorziening een oppervlak van maximaal 20% van het bruto vloeroppervlak mag beslaan;
  • e. een lpg-vulpunt, ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
  • f. maximaal 2 standplaatsen ten behoeve van ambulante handel;
  • g. wegen;

met de daarbij behorende:

  • h. erven en tuinen;
  • i. interne ontsluitingsstructuren;
  • j. (voorzieningen ten behoeve van) laden en lossen en parkeervoorzieningen;
  • k. voet- en rijwielpaden;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. overige bijbehorende voorzieningen;
  • n. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • o. ondergrondse en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat binnen de bestemming 'Detailhandel' te allen tijde ten aanzien van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Op of in de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen slechts die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
  • b. Het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel maximaal 60%.

5.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht.
  • b. De maximum bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
    'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. De afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal 5 m, met dien verstande dat één zijgevel in de zijdelingse bouwperceelgrens mag worden opgericht.

5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de situering en maatvoering van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m.
  • b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10 m, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde gesitueerd tussen de bedrijfsbebouwing en de aan de weg gelegen bouwperceelgrens maximaal 2,5 meter bedraagt.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredig nadelige gevolgen voor:

  • a. het straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de externe veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middel een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2.1 sub b voor een verhoging van het maximaal toegestane bebouwingspercentage tot 70%;
  • b. artikel 5.2.2 sub b voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte tot 12 m;
  • c. artikel 5.2.2 sub c voor het oprichten van een zijgevel op een afstand kleiner dan 5 m van de zijdelingse bouwperceelgrens;
  • d. artikel 5.2.3 sub b voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot 15 m;

mits er geen afbreuk wordt gedaan aan het ter plaatse heersende of gewenste stedenbouwkundig beeld en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige gronden en de daarop aanwezige opstallen verbonden belangen.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het niet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein ten behoeve van de ter plaatse gevestigde functie(s); de gemeente Venray beschouwt in het kader van dit bestemmingsplan de parkeerkengetallen zoals deze zijn opgenomen in 'Bijlage 3 Parkeernormen Venray' die als bijlage bij de 'Beleidsnota parkeernormen, Gemeente Venray' hoort als vigerende normstelling, met dien verstande dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  • b. detailhandel, uitgezonderd detailhandel welke is toegestaan conform de regels van dit plan;
  • c. het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, uitgezonderd de uitstalling ten behoeve van verkoop;
  • d. permanente of tijdelijke bewoning van bebouwing.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.1 sub a voor het toestaan van uitbreiding van het bestaande verkoopvloeroppervlak, onder voorwaarde dat:
    • 1. uit onderzoek is gebleken dat het verlenen van de omgevingsvergunning geen onaanvaardbare effecten op de consumentenverzorging en/of detailhandelsstructuur tot gevolg heeft; Dit onderzoek dient uitgevoerd te worden door een onafhankelijke deskundige partij;
    • 2. er voor de omgeving geen onevenredige verkeershinder optreedt;
  • b. artikel 5.1 sub a voor het toestaan van een nieuw grootschalig detailhandelbedrijf zoals beschreven in artikel 1.31, onder de voorwaarden dat:
    • 1. in of direct aansluitend aan het kernwinkelgebied van Venray geen geschikte locatie voorhanden is;
    • 2. de detailhandelvestiging een verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2 heeft;
    • 3. uit onderzoek is gebleken dat het verlenen van de omgevingsvergunning geen onaanvaardbare effecten op de consumentenverzorging en/of detailhandelsstructuur tot gevolg heeft; Dit onderzoek dient uitgevoerd te worden door een onafhankelijke deskundige partij;
    • 4. er voor de omgeving geen onevenredige verkeershinder optreedt;
  • c. artikel 5.1 voor het toestaan van de vestiging van leisure functies, mits:
    • 1. elders in het stedelijk gebied van de gemeente Venray geen geschikte vestigingslocaties voorhanden zijn;
    • 2. de belangen van derden (waaronder begrepen de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven in de omgeving) niet onevenredig worden belemmerd;
  • d. artikel 6.1 voor het toestaan van zelfstandige horeca, mits het betreft horeca van categorie 1 en 2, zoals genoemd in de als Bijlage 2 in deze regels opgenomen Staat van horeca-activiteiten.
  • e. artikel 5.1 j° artikel 5.5 sub a, mits anderszins elders in de omgeving in voldoende parkeergelegenheid is voorzien;
  • f. artikel 5.5 sub c voor het toestaan van het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, met dien verstande dat de (beoogde) opslag en/of stalling gelegen dient te zijn achter de voorgevel van de ter plaatse aanwezige bebouwing en niet waarneembaar mag zijn vanaf de openbare weg.

 

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, opslagen en installaties behorende tot de categorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de 'staat van bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. (zelfstandige) kantooractiviteiten;
  • c. maatschappelijke en commerciële dienstverlening;
  • d. detailhandel in auto's en automaterialen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - autohandel/automaterialen' en uitsluitend voor zover bestaand;
  • e. branchevreemde detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – branchevreemde detailhandel' met dien verstande dat maximaal 35% van het bruto vloeroppervlak mag bestaan uit branchevreemde detailhandel;
  • f. (para)medische praktijken en/of instellingen, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
  • g. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • h. ondergeschikte detailhandel in goederen welke ter plaatse zijn vervaardigd of ter plaatse een essentiële bewerking hebben ondergaan, zulks met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen;
  • i. aan de hoofdfunctie onderschikte horeca, met dien verstande dat de aan de hoofdfunctie ondergeschikte horecavoorziening een oppervlak van maximaal 20% van het bruto vloeroppervlak mag beslaan;

met de daarbij behorende:

  • j. erven en tuinen;
  • k. interne ontsluitingsstructuren;
  • l. (voorzieningen ten behoeve van) laden en lossen en parkeervoorzieningen;
  • m. voet- en rijwielpaden;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. overige bijbehorende voorzieningen;
  • p. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • q. ondergrondse en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat binnen de bestemming 'Gemengd' te allen tijde ten aanzien van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. Op of in de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen slechts die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
  • b. Het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel maximaal 60%.

6.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  • b. de maximum bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
    'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal 5 m, met dien verstande dat één zijgevel in de zijdelingse bouwperceelgrens mag worden opgericht.

6.2.3 Bedrijfswoningen

Ten aanzien van de situering en maatvoering van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  • b. de voorgevel van bedrijfswoningen dient georiënteerd te worden op de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens;
  • c. de goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt maximaal 6 m;
  • d. de breedte van de voorgevel van bedrijfswoningen bedraagt minimaal 5,5 meter;
  • e. de inhoud bedrijfswoningen bedraagt maximaal 550 m3;

6.2.4 Bijgebouwen behorende bij en ten dienste van een bedrijfswoning

Ten aanzien van de situering en maatvoering van bijgebouwen behorende bij en ten dienste van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen behorende bij en ten dienste van een bedrijfswoning hebben een gezamenlijk oppervlak van maximaal 40 m2;
  • b. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. bijgebouwen dienen in de bouwperceelgrens te worden gebouwd of op minimaal 1 m afstand daarvan;
  • d. de goothoogte van de bijgebouwen mag niet hoger zijn dan:
    • 1. voor aangebouwde bijgebouwen: 0,30 m boven de vloer van de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning, dan wel 3 m indien de bedrijfswoning geen tweede bouwlaag heeft;
    • 2. voor vrijstaande bijgebouwen: 3 m;
  • e. de bouwhoogte van de bijgebouwen bedraagt maximaal 4,5 m;
  • f. bijgebouwen mogen worden voorzien van een kap, welke aangekapt of in de vorm van een zadeldak dient te worden gebouwd, met uitzondering van bijgebouwen behorende bij een hoofdgebouw met een plat dak.

6.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de situering en maatvoering van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m;
  • b. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10 m, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde gesitueerd tussen de bedrijfsbebouwing en de aan de weg gelegen bouwperceelgrens maximaal 2,5 meter bedraagt.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredig nadelige gevolgen voor:

  • a. het straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de externe veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.2.1 sub b voor een verhoging van het maximaal toegestane bebouwingspercentage tot 70%;
  • b. artikel 6.2.2 sub b voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen tot 10 m;
  • c. artikel 6.2.2 sub c voor het oprichten van een zijgevel op een afstand kleiner dan 5 m van de zijdelingse bouwperceelgrens;
  • d. artikel 6.2.5 sub b voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte van
    bouwwerken geen gebouwen zijnde tot 15 m;

mits er geen afbreuk wordt gedaan aan het ter plaatse heersende of gewenste stedenbouwkundig beeld en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige gronden en de daarop aanwezige opstallen verbonden belangen.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het niet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein ten behoeve van de ter plaatse gevestigde functie(s); de gemeente Venray beschouwt in het kader van dit bestemmingsplan de parkeerkengetallen zoals deze zijn opgenomen in 'Bijlage 3 Parkeernormen Venray' die als bijlage bij de 'Beleidsnota parkeernormen, Gemeente Venray' hoort als vigerende normstelling, met dien verstande dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  • b. detailhandel, uitgezonderd detailhandel welke is toegestaan conform de regels van dit plan;
  • c. het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, uitgezonderd de uitstalling ten behoeve van verkoop;
  • d. permanente of tijdelijke bewoning van bebouwing, met uitzondering van een bedrijfswoning.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.1 sub a voor het toestaan van een bedrijf dat niet voorkomt op de 'staat van bedrijfsactiviteiten' dan wel op grond van deze lijst in combinatie met de bepalingen van dit plan ter plaatse niet is toegestaan, mits de aard en de omvang van de milieuhinder die dit bedrijf veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf als genoemd in de 'staat van bedrijfsactiviteiten' dat conform de bepalingen van dit plan ter plaatse wel is toegestaan;
  • b. artikel 6.1 voor het toestaan van de vestiging van leisure functies, mits:
    • 1. elders in het stedelijk gebied van de gemeente Venray geen geschikte vestigingslocaties voorhanden zijn;
    • 2. de belangen van derden (waaronder begrepen de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven in de omgeving) niet onevenredig worden belemmerd;
  • c. artikel 6.1 j° artikel 6.5 sub a, mits anderszins elders in de omgeving in voldoende parkeergelegenheid is voorzien;
  • d. artikel 6.5 sub b voor het toestaan van het exploiteren van een showroom / winkelruimte ten behoeve van internetverkoop met een oppervlak van maximaal 150 m², onder voorwaarde dat:
    • 1. elders in het stedelijk gebied van de gemeente Venray geen geschikte vestigingslocaties voorhanden zijn;
    • 2. de belangen van derden (waaronder begrepen de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven in de omgeving) niet onevenredig worden belemmerd;
    • 3. er voor de omgeving geen onevenredige verkeershinder optreedt;
  • e. artikel 6.1 voor het toestaan van zelfstandige horeca, mits het betreft horeca van categorie 1 en 2, zoals genoemd in de als Bijlage 2 in deze regels opgenomen Staat van horeca-activiteiten.
  • f. artikel 6.5 sub c voor het toestaan van het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, met dien verstande dat de (beoogde) opslag en/of stalling gelegen dient te zijn achter de voorgevel van de ter plaatse aanwezige bebouwing en niet waarneembaar mag zijn vanaf de openbare weg.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • e. ondergrondse en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. overige bijbehorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op of in de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m bedraagt.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor verkeers- en parkeerdoeleinden.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.3 ten behoeve van de realisatie van parkeervoorzieningen of wegen binnen de bestemming 'Groen', met dien verstande dat:

  • a. aantoonbaar dient te zijn dat de aanleg van de parkeervoorzieningen noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering, dan wel dat de aanleg van een weg noodzakelijk is in het kader van de verkeersveiligheid van een verkeersvoorziening en dat hiervoor binnen de bestemming
    'Verkeer' onvoldoende ruimte beschikbaar is;
  • b. er geen structureel groen op aanvaardbare wijze wordt aangetast, of waardevol groen verdwijnt;
  • c. de aanleg geen onevenredige gevolgen heeft voor de bestaande groenstructuur en uitstraling hiervan op de omgeving;
  • d. de aanleg passend is binnen het bestaande omgevingsbeeld en de bestaande omgevingskwaliteit.

 

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. brandweerkazerne;
  • b. ambulancevoorziening;

met de daarbij behorende:

  • c. erven en tuinen;
  • d. interne ontsluitingsstructuren;
  • e. (voorzieningen ten behoeve van) laden en lossen en parkeervoorzieningen;
  • f. voet- en rijwielpaden;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. overige bijbehorende voorzieningen;
  • i. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • j. ondergrondse en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat binnen de bestemming 'Maatschappelijk' te allen tijde ten aanzien van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende gelegenheid op eigen terrein.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
  • a. Op of in de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen slechts die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
  • b. Het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel maximaal 60%.

8.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht.
  • b. De maximum bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
    'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. De afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal 5 m, met dien verstande dat één zijgevel in de zijdelingse bouwperceelgrens mag worden opgericht.

8.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de situering en maatvoering van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m.
  • b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10 m, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde gesitueerd tussen de bedrijfsbebouwing en de aan de weg gelegen bouwperceelgrens maximaal 2,5 m bedraagt.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredig nadelige gevolgen voor:

  • a. het straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de externe veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 8.2.1 sub b voor een verhoging van het maximaal toegestane bebouwingspercentage tot 70%;
  • b. artikel 8.2 sub b voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte tot 10 m;
  • c. artikel 8.2.2 sub c voor het oprichten van een zijgevel op een afstand kleiner dan 5 m van de zijdelingse bouwperceelgrens;
  • d. artikel 8.2.3 sub b voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot 15 m;

mits er geen afbreuk wordt gedaan aan het ter plaatse heersende of gewenste stedenbouwkundig beeld en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige gronden en de daarop aanwezige opstallen verbonden belangen.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het niet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein ten behoeve van de ter plaatse gevestigde functie(s); de gemeente Venray beschouwt in het kader van dit bestemmingsplan de parkeerkengetallen zoals deze zijn opgenomen in 'Bijlage 3 Parkeernormen Venray' die als bijlage bij de 'Beleidsnota parkeernormen, Gemeente Venray' hoort als vigerende normstelling, met dien verstande dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  • b. detailhandel, uitgezonderd detailhandel welke is toegestaan conform de regels van dit plan;
  • c. het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing;
  • d. permanente of tijdelijke bewoning van bebouwing.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.5 sub c voor het toestaan van het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, met dien verstande dat de (beoogde) opslag en/of stalling gelegen dient te zijn achter de voorgevel van de ter plaatse aanwezige bebouwing en niet waarneembaar mag zijn vanaf de openbare weg.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • f. ondergrondse en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. overige bijbehorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op of in de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 12 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten maximaal 12 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m bedraagt.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden of opstallen ten behoeve van motorbrandstofverkooppunten.

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. overige bijbehorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen slechts die gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht welke qua aard en afmeting binnen deze bestemming passen.

10.2.2 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de oprichting van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen als hoofdgebouw slechts grondgebonden woningen worden opgericht;
  • b. ten aanzien van de situering en maatvoering van het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
    • 1. gebouwen dienen binnen bouwvlak te worden opgericht;
    • 2. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht;
    • 3. de maximum goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

10.2.3 Aan- en bijgebouwen

Ten aanzien van de situering en maatvoering van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden opgericht;
  • b. daar waar sprake is van twee zijerven dient minimaal één zijerf vrij te zijn van bijgebouwen, met uitzondering van het bepaalde in 10.2.4 en 10.2.6;
  • c. bijgebouwen dienen in de bouwperceelgrens te worden gebouwd of op minimaal 1 m afstand daarvan;
  • d. tegen de achtergevel van het hoofdgebouw mag / mogen (een) bijgebouw(en) worden gebouwd over de volledige breedte van die achtergevel. De oppervlakte van dit/deze bijgebouw(en) telt, voor zover niet dieper dan 4 m, niet mee met de berekening van de oppervlakte als bedoeld onder e;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn bijgebouwen toegestaan met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 50 m2. De oppervlakte van bijgebouwen als bedoeld
    onder 10.2.5 blijft bij de berekening van de oppervlakte buiten beschouwing;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder e. mag worden verhoogd tot maximaal 70 m2, mits het achtererf, ook na de bouw van de bijgebouwen als bedoeld onder d en onder 10.2.5 voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;
  • g. de goothoogte van bijgebouwen mag niet hoger zijn dan:
    • 1. voor aangebouwde bijgebouwen: 0,30 m boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, dan wel 3 m indien het hoofdgebouw geen tweede bouwlaag heeft;
    • 2. voor vrijstaande bijgebouwen: 3 m;
  • h. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 4,5 m;
  • i. bijgebouwen mogen worden voorzien van een kap, welke aangekapt of in de vorm van een zadeldak dient te worden gebouwd, met uitzondering van bijgebouwen behorende bij een hoofdgebouw met een plat dak;
  • j. bij een garage dient aan de voorzijde een opstelruimte met een diepte van minimaal 5 m op eigen terrein vrij te blijven.

10.2.4 Bouwvoorschriften ondergeschikte bouwdelen

In afwijking van het bepaalde onder 10.2.2 en 10.2.3 gelden voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak de volgende bepalingen:

  • a. uitgezonderd het bepaalde in 10.2.6 mogelijk uitsluitend ondergeschikte bouwdelen van hoofdgebouwen, zoals erkers, ingangspartijen en hiermee gelijk te stellen bouwdelen worden gebouwd;
  • b. de diepte bedraagt maximaal 1 m;
  • c. de breedte bedraagt maximaal 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan het bouwdeel wordt gebouwd;
  • d. de hoogte bedraagt maximaal 3 m.

10.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. niet overdekte zwembaden zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding
    'bijgebouwen';
  • b. overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van erfafscheidingen in het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding
      'bijgebouwen' bedraagt maximaal 2 m;
    • 2. de hoogte van overige erfafscheidingen bedraagt maximaal 1 m;
    • 3. de hoogte van overkappingen bedraagt maximaal 2 m;
    • 4. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 2 m.

10.2.6 Carports

In afwijking van het bepaalde onder 10.2.3 onder a en 10.2.5 gelden voor het oprichten van carports de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 20 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • c. indien de carport buiten het bouwvlak of niet ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt opgericht dient deze met minimaal één zijde of een deel daarvan tegen de zijgevel van het hoofdgebouw of aan een voorgevel of zijgevel van een bijgebouw te worden gebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag een carport bij aanwezigheid van een vrijstaand bijgebouw op het voorerf, uitsluitend aan de zijde van dat bijgebouw worden gebouwd;
  • e. carports mogen maximaal 2,5 m. voor de voorgevelrooilijn van een woning uitsteken.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken en andere bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredig nadelige gevolgen voor:

  • a. het straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de externe veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor:

  • a. zelfstandige bewoning, indien het een bijgebouw betreft;
  • b. opslagdoeleinden, anders dan overeenkomstig het normale gebruik bij de bestemming
    'Wonen'.

10.4.2 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor het in combinatie met het wonen uitoefenen van een aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mits:

  • a. de woonfunctie overwegend behouden blijft;
  • b. de beroeps- en/of bedrijfsoppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de aan-, uit- en/of bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
  • c. de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
  • d. door beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten geen parkeeroverlast voor de directe (woon)omgeving veroorzaken of dat hierdoor geen extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn;
  • f. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
  • g. geen horeca-activiteiten worden uitgeoefend;
  • h. geen prostitutiebedrijf, seksinrichting of aanverwante activiteiten op erotisch en/of pornografisch gebied wordt / worden uitgeoefend.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in 10.4.1 a een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van bewoning van een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning of bedrijfswoning in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. er sprake moet zijn van een mantelzorgindicatie;
  • b. maximaal 70 m² van de bijgebouwen mag worden benut ten behoeve van de mantelzorgfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het achtererf wordt bebouwd;
  • c. de voorziening stedenbouwkundig aanvaardbaar moet zijn;
  • d. er moet sprake zijn van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. de ter plaatse aanwezige ecologische en cultuurhistorische waarden mogen niet worden geschaad;
  • f. het gebruik voor bewoning moet worden beëindigd als er geen sprake meer is van behoefte aan mantelzorg.

Artikel 11 Leiding - Gas

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de ter plaatse aanwezige hogedruk aardgastransportleiding en de daarbij behorende beschermingszone.

11.2 Bouwregels

Op of in de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van deze bestemming.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2 voor het oprichten van gebouwen, of bouwwerken geen gebouwen zijnde passend binnen de regels van de overige krachtens dit plan aan deze gronden toegekende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met de bestemming 'Leiding - Gas' verbonden belangen;
  • b. alvorens de betreffende omgevingsvergunning wordt verleend de leidingbeheerder wordt gehoord.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de binnen deze bestemming gelegen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grond- en bodembewerkingen zoals verharden, ophogen, ontginnen, egaliseren, bodemverlagen, afgraven, boren of heien;
  • b. het aanbrengen, vellen of rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport,- energie-, of telecommunicatie- leidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur, anders dan ten behoeve van de betreffende leidingstrook;
  • d. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en vijvers;
  • f. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen. met dien verstande dat de alvorens de betreffende omgevingsvergunning wordt verleend de leidingbeheerder wordt gehoord.

11.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 11.4.1 bepaalde is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden welke van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. werken en werkzaamheden welke normale onderhoudswerkzaamheden betreffen;
  • c. werken en werkzaamheden welke worden uitgevoerd in het kader van het op de bestemming gerichte normale beheer en gebruik van de grond.

 

Artikel 12 Waarde - Archeologie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Bouwen volgens de onderliggende bestemming

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden niet eerder worden gebouwd, dan nadat de aanvrager van de omgevingsvergunning een archeologisch vooronderzoek overlegt waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat geen archeologische waarden in het geding zijn, dan wel nadat de aanwezige archeologische waarden naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende zijn veilig gesteld.

12.2.2 Toepassingsbereik

De verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek als bedoeld in artikel 12.2.1 is niet van toepassing indien het te verstoren oppervlak kleiner is dan 500 m2 of de bodemingrepen een verstoring van minder dan 0,5 m diep met zich meebrengen.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden, op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. Het vergraven en afgraven van gronden tot een diepte van meer dan 0,50 m beneden het maaiveld.
  • b. Het uitvoeren van grond- en bodembewerkingen zoals verharden, ophogen, ontginnen, egaliseren, bodemverlagen, afgraven, boren of heien.
  • c. Het aanbrengen, vellen of rooien van hoogopgaande beplantingen en/of bomen.
  • d. Het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport,- energie-, of telecommunicatie- leidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur, anders dan ten behoeve van de betreffende leidingstrook.

12.3.2 Weigeringsgrond

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager van de omgevingsvergunning een archeologisch vooronderzoek overlegt waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat geen archeologische waarden in het geding zijn, dan wel nadat de aanwezige archeologische waarden naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende zijn veilig gesteld.

12.3.3 Toepassingsbereik

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 12.3.1 is niet vereist voor:

  • a. werken en werkzaamheden welke van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. werken en werkzaamheden welke normale onderhoudswerkzaamheden betreffen;
  • c. werken en werkzaamheden welke worden uitgevoerd in het kader van het op de bestemming gerichte normale beheer en gebruik van de grond;
  • d. andere werken, waarvoor een vergunning / certificaat ingevolgde de Erfgoedwet is vereist;
  • e. projecten met een oppervlakte kleiner dan 500 m2 met dien verstande dat deze uitzondering slechts eenmalig per bouwperceel geldt en dat de te verstoren gronden als gevolg van bouwwerkzaamheden en de uitvoering van overige werken per bouwperceel gezamenlijk moeten worden beschouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
14.1.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (delen van) bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze afwijkende maten en hoeveelheden, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

14.1.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (delen van) bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze afwijkende maten en hoeveelheden, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

14.2 Algemene regels ten aanzien van parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuw gebouw, de uitbreiding van een bestaand gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw, wordt uitsluitend verleend indien voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in 'Bijlage 3 Parkeernormen Venray' die als bijlage bij de 'Beleidsnota parkeernormen, Gemeente Venray' hoort, en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.

15.2 Algemeen verbod op uitoefening prostitutie

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de binnen dit bestemmingsplan gelegen gronden en opstallen voor prostitutiedoeleinden, dan wel de exploitatie van een seksinrichting of daarmee vergelijkbare vorm van bedrijf.

15.3 Risicovolle inrichtingen

Nabij een risicovolle inrichting mag, binnen de PR10-6/jaar contour van die nabij gelegen risicovolle inrichting:

  • a. geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object worden gebouwd dan wel;
  • b. een bouwwerk in gebruik worden genomen als een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Indien hierbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken kunnen burgemeester en wethouders middels een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen in het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering ten aanzien van bouwhoogten, bebouwde oppervlakten, dakhellingen, inhoudsbepalingen, goothoogten, en hoogten van bouwwerken geen bouwwerken zijnde, met ten hoogste 10%;
  • b. het in geringe mate, doch niet meer dan 1 meter, afwijken (ten behoeve van bebouwing of gebruik) van een bestemmingsgrens of van de ligging van de voorgevellijn, voor zover dit noodzakelijk is om het plan (en de daaraan ten grondslag liggende intenties) in te passen in de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  • c. de situering van een ondergeschikt bouwdeel buiten het bouwvlak;
  • d. het ten aanzien van een ondergeschikt bouwdeel afwijken van de ter plaatse toegestane maximum bouwhoogte.

16.2 Randvoorwaarde parkeergelegenheid op eigen terrein

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning op grond van dit artikel of op grond van een elders in deze planregels opgenomen afwijkingsbevoegdheid dient ten behoeve van de (toekomstige) functie waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend te allen tijde te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, of dient anderszins elders in de omgeving in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien.

16.3 Beperkt kwetsbare objecten

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.3 voor het bouwen van bouwwerken en/of in gebruik nemen van bouwwerken als een beperkt kwetsbaar object binnen de PR10-6/jaar contour van de nabij gelegen risicovolle inrichting, mits:

  • a. de verzoeker van de omgevingsvergunning indient, aantoont dat het bij het bouwen en/of gebruik gaat om arbeidsextensieve activiteiten en mits;
  • b. er geen onaanvaardbare gevolgen optreden ten aanzien van het groepsrisico. Bij een toename van het groepsrisico dient uit een advies van de bevoegde veiligheidsinstantie te blijken dat er voldoende mogelijkheden zijn tot zelfredzaamheid voor de bevolking en voldoende mogelijkheden voor de bereikbaarheid voor hulpverlening en rampbestrijding.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming 'Detailhandel', onder voorwaarde dat:

  • a. uit onderzoek is gebleken dat de wijziging van de bestemming geen onaanvaardbare effecten op de consumentenverzorging en/of detailhandelsstructuur tot gevolg heeft. Dit onderzoek dient uitgevoerd te worden door een onafhankelijke deskundige partij;
  • b. uit onderzoek is gebleken dat er door de wijziging van de bestemming geen onaanvaardbare gevolgen optreden voor het groepsrisico en dat eventuele gevolgen voor het groepsrisico worden verantwoord;
  • c. uit onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe bestemming;
  • d. de gevolgen van het wijzigen van de bestemming op de luchtkwaliteit worden beschouwd;
  • e. de nieuwe bestemming de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven in de omgeving niet onevenredig belemmert;
  • f. de nieuwe bestemming past in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. er voor de omgeving geen onevenredige verkeershinder optreedt;
  • h. voorzien wordt in een goede stedenbouwkundige inpassing, met dien verstande dat ter plaatse een hoogteaccent met een bouwhoogte van maximaal 14 m kan worden toegestaan.

17.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemming 'Detailhandel' of de bestemming 'Gemengd', onder voorwaarde dat:

  • a. bij een wijziging naar de bestemming 'Detailhandel' uit onderzoek is gebleken dat de wijziging van de bestemming geen onaanvaardbare effecten op de consumentenverzorging en/of detailhandelsstructuur tot gevolg heeft. Dit onderzoek dient uitgevoerd te worden door een onafhankelijke deskundige partij;
  • b. bij een wijzing naar de bestemming 'Gemengd' de behoefte aan realisatie van nieuw kantooroppervlak voldoende is aangetoond en de bruto vloeroppervlakte niet meer dan 500 m² bedraagt;
  • c. uit onderzoek is gebleken dat er door de wijziging van de bestemming geen onaanvaardbare gevolgen optreden voor het groepsrisico en dat eventuele gevolgen voor het groepsrisico worden verantwoord;
  • d. uit onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe bestemming;
  • e. de gevolgen van het wijzigen van de bestemming op de luchtkwaliteit worden beschouwd;
  • f. de nieuwe bestemming de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven in de omgeving niet onevenredig belemmert;
  • g. de nieuwe bestemming past in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. er voor de omgeving geen onevenredige verkeershinder optreedt;
  • i. voorzien wordt in een goede stedenbouwkundige inpassing, met dien verstande dat ter plaatse een hoogteaccent met een bouwhoogte van maximaal 12 m kan worden toegestaan.

 

Artikel 18 Algemene procedureregels

18.1 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:

  • a. Het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter inzage.
  • b. Burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend.
  • c. De bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen.
  • d. Gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en
    wethouders schriftelijke zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwen
19.1.1 Algemeen overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

19.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van 19.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 19.1.1 met maximaal 10%.

19.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 19.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik
19.2.1 Algemeen overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

19.2.2 Wijzigen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 19.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

19.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 19.2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

19.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 19.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

De regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald als de regels van het bestemmingsplan 'De Brier' van de gemeente Venray.