direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Dinteloord en Prinsenland - 1e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0851.bgBPdtlherziening1-v001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan “Buitengebied Dinteloord en Prinsenland - 1e herziening” met indentificatienummer NL.IMRO.0851.bgBPdtlherziening1-v001 van de gemeente Steenbergen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten de bijbehorende regels;

1.3 verbeelding

de verbeelding, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen zijn aangegeven;

1.4 AAB

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 abiotische waarde

het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen);

1.8 afhankelijke woonruimte

een gebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.9 agrarisch bedrijf

bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen en/of het houden van dieren zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf, een overig agrarisch bedrijf;

1.10 agrarisch bedrijf, grondgebonden

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

1.11 agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt;

1.12 agrarisch bedrijf, glastuinbouw

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;

1.13 agrarisch bedrijfsgebouw

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

1.14 agrarisch technisch hulpbedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestverwerking, mesthandel, mestbewerking en/of biomassavergisting. Mestopslag is enkel ondersteunend aan de toegestane bedrijfsmatige activiteiten toegestaan;

1.15 agrarisch verwant bedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestverwerking, mesthandel, mestbewerking en/of biomassavergisting. Mestopslag is enkel ondersteunend aan de toegestane bedrijfsmatige activiteiten toegestaan;

1.16 ambachtsbedrijf

een bedrijf waarbij het productieproces grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of althans in hoofdzaak niet gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen, die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven. Voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;

1.17 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager (eventueel inclusief mast), de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.18 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;

1.19 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.20 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het (deel van een) bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd;

1.21 bed & breakfast

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, recreatieve verblijfsvoorziening gericht op het aanbieden van logies en ontbijt. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.22 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.23 bedrijf aan huis

het aan huis geheel of overwegend door middel van handwerk uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit, geen detailhandel zijnde;

1.24 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.25 bedrijfswoning

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.26 beperkingen veehouderij

gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt;

1.27 beperkt kwetsbaar object
  • a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  • b. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten vallen;
  • c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
  • d. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.28 beroep aan huis

het door de bewoner van de woning beroepsmatig uitoefenen van of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied (met uitzondering van een kappersbedrijf), dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.29 bestaand

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.30 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.31 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.32 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw op een bouwperceel, dat door vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.33 biomassavergisting

het omzetten van de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (inclusief plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval. in biogas (methaan en koolstofdioxide) in een anaërobe (zuurstofloze) omgeving;

1.34 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.35 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.36 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.37 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.38 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.39 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.40 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.41 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.42 dagrecreatie

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.43 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw, met dien verstande dat in onderhavige regels lessenaarsdaken niet zijn toegestaan;

1.44 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.45 dierenverblijf

gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen;

1.46 differentiatievlak

een als zodanig door differentiatiegrenzen omsloten vlak waarmee de gronden zijn aangeduid waarop uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen, geen kassen, mogen worden opgericht;

1.47 ecologische hoofdstructuur

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

1.48 ecologische verbindingszone

bij dit bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd;

1.49 ecologische waarde

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde of bestaande natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;

1.50 educatief medegebruik

een educatief gebruik van gronden en bouwwerken dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan;

1.51 erf

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienst van het gebruik van dat gebouw en voor zover dit plan een dergelijke inrichting niet verbiedt;

1.52 extensieve recreatie

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals onder andere wandelen, fietsen, kanoën en varen;

1.53 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.54 gemengde plattelandseconomie

een economie waar naast ruimte voor de land- en tuinbouw ook ruimte voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies, zoals toerisme, recreatie, kleinschalige bedrijvigheid, zorgfuncties, etc is. Dit kan door verbreding van agrarische activiteiten, maar ook als zelfstandige functie, met name op vrijkomende locaties;

1.55 Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)

Hieronder worden verstaan: woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen overeenkomstig artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.56 geluidzoneringsplichtige inrichting

bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in onderdeel D van bijlage 1 van het Bor;

1.57 glastuinbouwbedrijf

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;

1.58 groepsrisico

de kans per jaar dat een groep van tenminste 10 personen tegelijk overlijdt als rechtstreeks gevolg van de aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron (inrichting, transportas, buisleiding) én een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.59 hoofdgebouw

een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.60 horeca

bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar;

1.61 houtgewas

bomen en struiken;

1.62 intensieve veehouderij

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij;

1.63 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijke recreatief nachtverblijf;

1.64 kamperen

het genieten van recreatief verblijf, indien dit omvat overnachting anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of woning, danwel een vaartuig;

1.65 kant van de weg

de kant van de weg is de dichtstbijzijnde bestemmingsgrens van de bestemming 'Verkeer – 1';

1.66 kas

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;

1.67 kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of maximaal 0,5 m boven het peil, onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk

1.68 kleinschalige dagrecreatieve voorziening

voorzieningen ten behoeve van aan het buitengebied gebonden dagrecreatie, zoals speeltuinen, verhuur van fietsen / huifkarren, een kinderboerderij, een ambachtelijke kaasmaker, boerengolf, het organiseren van rondleidingen in het buitengebied, agrarische educatie en andere naar aard daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.69 kleinschalige horeca

kleinschalige horeca die gericht is op het verstrekken van maaltijden en dranken voor gebruik ter plaatse en die gerelateerd zijn aan de recreatieve functie van het buitengebied. Voorbeelden van kleinschalige horecabedrijven zijn een thee- en koffieschenkerij, ijs- / snackverkooppunt en rustpunt voor passanten (fietsers, wandelaars, etc.);

1.70 kleinschalige vorm van recreatie en toerisme

het bieden van gelegenheid voor verpozing en/of verblijf op een wijze waarbij landschapsbeleving en rust voorop staat, hierbij moet met name worden gedacht aan een Bed & Breakfast, een minicamping, kleinschalige horeca en kleinschalige aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorzieningen (zoals een speeltuin, verhuur van fietsen / huifkarren, een kinderboerderij, een ambachtelijke kaasmakerij, boerengolf, het organiseren van rondleidingen in het buitengebied, agrarische educatie en andere naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen activiteiten);

1.71 kunstwerken

een civieltechnische constructie of installatie in de infrastructuur die een of meer functies vervult zoals onder andere onderdoorgangen, duikers, overkluizingen;

1.72 kwaliteitsverbetering landschap

een uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft of van het gebied waarvan de gemeente de voorgenomen ontwikkeling in de hoofdlijnen heeft beschreven. De verbetering kan mede betreffen:

  • a. de landschappelijke inpassing (van bebouwing ten behoeve van intensieve veehouderij, voor zover vereist op grond van de provinciale Verordening ruimte 2012);
  • b. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
  • c. activiteiten, gericht op behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
  • d. het wegnemen van verharding;
  • e. het slopen van bebouwing;
  • f. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszones;

1.73 kwetsbare objecten
  • a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in onderdeel a, onder a van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Staatsblad 2004, 250);
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in ie winkels een supermarkt,hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.74 lage tunnels

bouwwerken of andere werken, met een hoogte van maximaal 1,5 meter, overwegend voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend of ander beschermend materiaal die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

1.75 landschapselementen

ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha, onder een agrarische productiefunctie;

1.76 landschappelijke waarde

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.77 maatschappelijk

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten behoeve van deze voorzieningen;

1.78 manege

een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het verzorgen en dresseren en trainen van paarden voor de ruitersport alsmede het geven van paardrijlessen;

1.79 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.80 mestbewerking

behandelen van dierlijke mest, zodat deze beter als mest kan worden gebruikt, of voor een andere functie geschikt wordt (in tegenstelling tot mestverwerking). De mest ondergaat een fysieke verandering, waarbij het totaal aan elementen in de meststoffen behouden blijft; de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest; 

1.81 mestverwerking

het proces om (drijf) mest af te breken door onder andere mestvergisting om te zetten in nieuwe en bruikbare producten zodat energie uit biomassa of te bewerken tot kwalitatief hoogwaardige meststoffen;

1.82 milieucategorie

milieucategorie zoals beschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering Den Haag, 2009;

1.83 milieuhygiënische uitvoerbaarheid

overkoepelend begrip voor milieuaspecten, zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;

1.84 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;

1.85 natuur netwerk brabant

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behroende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

1.86 natuur netwerk brabant - ecologische verbindingszone

vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden;

1.87 nevenactiviteit

een bedrijfs-, of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomensverwervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;

1.88 niet-agrarisch bedrijf

niet aan het buitengebied gebonden bedrijf, waaronder begrepen een agrarisch technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf;

1.89 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.90 omschakeling

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm danwel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm;

1.91 ondergeschikte detailhandel

beperkte, op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen die functioneel rechtstreeks verband houden met bedrijfsactiviteiten die als hoofdfunctie worden uitgeoefend;

1.92 overig agrarisch bedrijf

agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt;

1.93 overige teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die niet in de categorie van permanente of tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen geplaatst kunnen worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor stellages met   voor regenkappen (bij de grondgebonden teelt van zachtfruit), anti-onkruiddoek en boomteelthekken. De stellages onder de regenkappen mogen jaarrond blijven staan;

1.94 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal 1 wand en voorzien van een dak, waaronder begrepen een carport;

1.95 paalkamperen

vorm van kamperen, die alleen is toegestaan binnen een straal van 10 meter rondom een speciaal hiervoor door de natuurbeherende instantie geplaatste pomp, waarbij een tent niet langer dan 72 uur aanwezig mag zijn en waarbij een maximum geldt van 3 trekkerstentjes per paalkampeerplaats;

1.96 paardenhouderij
  • a. productiegerichte paardenhouderij (diergerichte paardenhouderij)

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

  • b. gebruiksgerichte paardenhouderij (mensgerichte paardenhouderij)

een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone (inclusief het in pension houden van paarden van derden).

1.97 peil
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.98 permanente teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnde een kas, zoals bakken op stellingen (aardbeien) en containervelden zoals containervelden, stellingen en dergelijke;

1.99 plaatselijk verzorgend bedrijf

een bedrijf, dat hetzij uit oogpunt van werkgelegenheid, hetzij in verband met productie, dienstverlening en/of afzet, in hoge mate gebonden is aan zijn directe omgeving. Het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

1.100 plaatsgebonden risico

de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval bij een risicobron (inrichting, transportas, buisleiding), aangenomen dat de persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven;

1.101 plattelandswoning

een bestaande bedrijfswoning, voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die op grond van dit bestemmingsplan door een derde bewoond mag worden, maar die nog altijd wel wordt beschouwd als een onderdeel van de oorspronkelijke inrichting en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het oorspronkelijk bijbehorende bedrijf;

1.102 productiegebonden detailhandel

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of voortgebracht;

1.103 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.104 recreatiebedrijf

een bedrijf dat het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfs- of dagrecreatie tot doel heeft;

1.105 regionaal waterbergingsgebied

gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan;

1.106 relatie

een aanduiding op de verbeelding dat aangeeft dat bebouwing op verschillende locaties behoort tot één (agrarisch) bedrijf of woning en derhalve één bestemmingsvlak dan wel bouwvlak aanwezig is;

1.107 reserveringsgebied waterberging

gebied dat mogelijk in de toekomst noodzakelijk is om wateroveroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan;

1.108 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden tot bij in het bestemmingsplan toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten;

 

1.109 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte, zoals bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte;

1.110 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.111 Staat van bedrijfsactiviteiten

de Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.112 standplaats

de aaneengesloten grond, waarop één kampeermiddel gesitueerd is of gesitueerd kan worden;

1.113 statische goederen

goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals (antieke) auto's, boten, caravans en dergelijke. De goederen zijn niet bestemd voor handel en/of worden niet opgeslagen voor een elders gevestigd bedrijf;

1.114 teeltondersteunende voorzieningen

ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de bedrijfsvoering van een (vollegronds)teeltbedrijf;

1.115 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

het tijdelijk, gedurende maximaal 6 maanden per jaar (afhankelijk van de teelt), bouwen en/of aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen. Hieronder worden verstaan folies (afdekfolies en acryldoek, vlakveldfolie), insectengaas, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten (waarbij de palen jaarrond mogen blijven staan), vraatnetten, lage tunnels, schaduwnetten en dergelijke, in de vorm van:

  • hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een minimale hoogte van 0,5 meter en een maximale hoogte van 5 meter;
  • lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een maximale hoogte van 0,5 meter;

1.116 tijdelijke huisvesting tijdelijke medewerkers

het huisvesten van werknemers, die in een situatie van een grote arbeidsbehoefte op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;

1.117 toerisme en recreatie binnen het buitendijks gelegen gebied

het bieden van gelegenheid voor aan het buitengebied gebonden vormen van dagrecreatie, verblijfsrecreatie en horeca die qua omvang en oppervlakte passend zijn in het buitengebied;

1.118 (sier)tuin

de gronden van een bouwperceel behorende bij een (bedrijfs)woning ingericht als tuin, voor zover gelegen buiten het aangegeven bouwvlak. Deze gronden zijn geen erf;

1.119 uitbreiding

vergroting van een bestaand bouwperceel of bestaand bestemmingsvlak;

1.120 VAB-vestiging

vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwvlak waarbinnen dit bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² toestaat;

1.121 veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;

1.122 (vollegronds)teeltbedrijf

agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

1.123 volwaardig agrarisch bedrijf

bedrijf met de omvang van minimaal één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;

1.124 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;

1.125 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.126 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, inlaten etc.

1.127 wet/wettelijke regelingen

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald;

1.128 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat bestaat uit een complex van ruimten, qua inrichting en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van personen in de vorm van één huishouden, waaronder;

  • a. vrijstaande woning: een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende bijgebouwen, geen gemeenschappelijke wand heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daarbij behorende bijbehorende bijgebouwen;
  • b. twee-aaneen gebouwde woning:
    • 1. een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;
    • 2. een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende bijgebouwen één of meer gemeenschappelijke wanden heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende bijgebouwen.
  • c. aaneen gebouwde woning: een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee als woning aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;

1.129 wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw dat bestaat uit een complex van ruimten, qua inrichting en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van personen in de vorm van één huishouden;

1.130 woonwagen

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.131 wonen

het gebruik van een complex van ruimten voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.132 zoekgebied ecologische verbindingszone

gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd;

1.133 zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen

gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen;

1.134 zorgboerderij

de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwvlak, waarbij het meewerken op het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van realisatie of therapie . ;

1.135 zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; bij de goothoogte wordt gemeten daar waar de goot het hoogst ligt. Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot- en de bouwhoogte van de dakkappel(len) als goothoogte aangemerkt;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 afstand tot de bouwgrens

tussen de grens van het bouwvlak en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal één grondgebonden agrarisch bedrijf per bouwvlak;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is een intensieve veehouderij toegestaan, waarbij tevens ondergeschikte grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch technisch hulpbedrijf', tevens voor een agrarisch technisch hulpbedrijf;
  • d. ter plaatse van een agrarisch bedrijf is productiegebonden detailhandel toegestaan tot maximaal 100 m²;
  • e. per agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in de bedrijfswoning en/of bijgebouwen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', waar geen bedrijfswoning is toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden', waar het maximum aantal woningen is toegestaan zoals op de verbeelding weergegeven;
  • f. kwaliteitsverbetering van het landschap;

met de daarbij behorende:

  • g. bijbehorende bijgebouwen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. landschapselementen;
  • j. teeltondersteunende voorzieningen;
  • k. tuin, erf, verharding en andere bij de bestemming passende voorzieningen;
  • l. voorzieningen van algemeen nut;
  • m. water, waterkering en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. wegen, paden en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. voor het bouwen geldt dat uitsluitend gebouwen, bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming;
  • b. daar waar een bebouwingspercentage op de verbeelding is opgenomen mag het bebouwde oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan het opgenomen percentage;
  • c. de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van grondgebonden veehouderijen en intensieve veehouderijen hebben, voor zover gelegen binnen de aanduiding 'beperkingen veehouderij', met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, ten hoogste de omvang van:
    • 1. de bebouwing die op 21 september 2013 legaal aanwezig is of in uitvoering is, met dien verstande dat een peildatum van 17 maart 2017 geldt voor de bestaande oppervlakte van een dierenverblijf;
    • 2. de bebouwing die gebouwd mag worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning, met dien verstande dat een peildatum van 17 maart 2017 geldt voor de bestaande oppervlakte van een dierenverblijf;
  • d. de dierenverblijven, ten dienste van grondgebonden veehouderijen en intensieve veehouderijen hebben, voor zover gelegen buiten de aanduiding 'beperkingen veehouderij', met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, ten hoogste de omvang van:
    • 1. de gebouwen die op 21 september 2013 legaal aanwezig zijn of in uitvoering zijn, met dien verstande dat een peildatum van 17 maart 2017 geldt voor de bestaande oppervlakte van een dierenverblijf;
    • 2. de gebouwen die gebouwd mogen worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning, met dien verstande dat een peildatum van 17 maart 2017 geldt voor de bestaande oppervlakte van een dierenverblijf;

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 11,5 meter;
  • c. de bedrijfsgebouwen dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • d. de afstand tussen vrijstaande bedrijfsgebouwen dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • e. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • f. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter;
  • g. binnen het bouwvlak, met uitzondering binnen de groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding, mogen teeltondersteunende kassen worden gebouwd ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering, tot een maximum van 1.000 m² per bouwvlak, waarbij de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 meter;
  • h. in bedrijfsgebouwen ten behoeve van intensieve veehouderijactiviteiten of grondgebonden veehouderijactiviteiten mag binnen de gebouwen maximaal 1 bouwlaag worden gebruikt voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar maximaal 2 bouwlagen gebruik mogen worden.

3.2.3 Bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9,5 meter;
  • d. de bedrijfswoning dient te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • e. de afstand van de bedrijfswoning tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • f. nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw. Vervangende nieuwbouw van de bestaande bedrijfswoning moet plaatsvinden op de locatie van de bestaande fundering;
  • g. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,3 meter en 5,5 meter;
  • h. bijbehorende bijgebouwen dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen; bijbehorende aangebouwde bijgebouwen als onderdeel van de bedrijfswoning mogen met een plat dak worden afgewerkt, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,3 meter mag bedragen;
  • i. bijbehorende bijgebouwen als onderdeel van de bedrijfswoning mogen met een plat dak worden afgewerkt, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,3 meter mag bedragen. Wordt een bijbehorend bijgebouw niet afgewerkt met een plat dak, dan bedraagt de dakhelling minimaal minimaal 20° en maximaal 50°;
  • j. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bijgebouwen mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  • k. de afstand van een bijbehorend bijgebouw tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • l. een bijbehorend bijgebouw dient op een minimale afstand van 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning te worden opgericht;
  • m. qua situering dient er een directe samenhang te zijn tussen de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen;
  • n. de afstand van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van agrarische erfafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 12 meter bedragen;
  • c. bouwwerken voorzien van een dak dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • d. de afstand tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht;
  • e. de afstand van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht.

3.2.5 Voorwaardelijke bepaling bouwen ten behoeve van veehouderij binnen de aanduiding 'overig beperking veehouderij'

In afwijking van het bepaalde onder artikel 3.2.1 onder c mogen binnen het agrarisch bouwvlak nieuwe gebouwen, dierenverblijven en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het houden van vee worden opgericht, met uitzondering ter plaatse van geitenhouderijen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overig - beperking veehouderij', tenzij is aangetoond dat het een zorgvuldige grondgebonden veehouderij is. Grondgebonden veehouderij is in artikel 3.2.1 onder c een veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie;
  • b. er moet geborgd worden dat sprake is van een ontwikkeling naar en instandhouding van een zorgvuldige veehouderij;
  • c. de ontwikkeling moet, vanuit een goede leefomgeving (zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit), inpasbaar zijn in de omgeving;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • f. er moet een zorgvuldige dialoog worden gevoerd, gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling;
  • g. er moet geborgd worden dat binnen gebouwen dieren, al dan niet in hokken, alleen op de grond gehouden mogen worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  • h. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de grondgebonden veehouderij of de intensieve veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • i. er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage voor het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • j. er aantoonbaar geen sprake is van een onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden.

3.2.6 Voorwaardelijke bepaling bouwen dierenverblijven ten behoeve van vee

In afwijking van het bepaalde onder artikel 3.2.1 onder d mogen binnen het agrarisch bouwvlak nieuwe dierenverblijven ten behoeve van het houden van vee worden opgericht, met uitzondering ter plaatse van geitenhouderijen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er moet geborgd worden dat sprake is van een ontwikkeling naar en instandhouding van een zorgvuldige veehouderij;
  • b. de ontwikkeling moet, vanuit een goede leefomgeving (zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit), inpasbaar zijn in de omgeving;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. er moet een zorgvuldige dialoog worden gevoerd, gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling;
  • f. er moet geborgd worden dat binnen gebouwen dieren, al dan niet in hokken, alleen op de grond gehouden mogen worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  • g. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de grondgebonden veehouderij of de intensieve veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • h. er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage voor het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • i. er aantoonbaar geen sprake is van een onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • j. het bouwen van nieuwe dierenverblijven is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overig - beperking veehouderij', tenzij is aangetoond dat het een zorgvuldige grondgebonden veehouderij is.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter verbetering van de landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afstand bouwperceelgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een bouwperceelgrens, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
  • b. er geen onevenredige aantasting is van de in het geding zijne belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.

3.4.2 Afstand weg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven afstand tot de kant van de weg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
  • b. uit onderzoek naar geluidhinder blijkt dat er geen strijdigheid is met de Wet geluidhinder of andere relevante wetgeving;
  • c. er geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang is. Hiertoe wordt tevoren  kan advies worden ingewonnen bij de wegbeheerder;
  • d. er geen onevenredige aantasting van de in het geding zijne belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.

3.4.3 Hogere bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven goot- en bouwhoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijkende hoogte is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Daarover wordt  kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • b. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • c. de maximale afwijking ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte bedraagt 2 meter en ten aanzien van de maximale bouwhoogte 2 meter.

3.4.4 Teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en de omvang van teeltondersteunende kassen uitbreiden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats ter ondersteuning van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de afwijkende omvang van teeltondersteunende kassen is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de vergroting van de oppervlakte teeltondersteunende kassen mag er niet toe leiden dat sprake is van een glastuinbouwbedrijf;
  • d. omtrent het bepaalde in sub a., b. en c. wordt  kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • e. de oppervlakte aan netto teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
  • f. de goothoogte en bouwhoogte van de teeltondersteunende kassen mag respectievelijk niet meer bedragen dan 6 meter en 7 meter;
  • g. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant en de groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding;
  • h. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.4.5 Herbouw bedrijfswoning anders dan op de bestaande fundamenten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat de herbouw van de bedrijfswoning niet op de bestaande fundamenten plaatsvindt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfswoning wordt binnen het bestaande bouwvlak opgericht;
  • b. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. er is geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang. Hiertoe wordt tevoren  kan advies ingewonnen worden bij de wegbeheerder;
  • f. er is geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. er is geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving.

3.4.6 Nieuwbouw bedrijfswoning, daar waar nog geen bedrijfswoning bestaat

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat binnen het bouwvlak de nieuwbouw van een bedrijfswoning plaatsvindt, daar waar nog geen bedrijfswoning bestaat, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. binnen het bouwvlak is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. het afwijken is niet toegestaan op een bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • c. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • f. er is geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang. Hiertoe wordt tevoren  kan advies ingewonnen worden bij de wegbeheerder;
  • g. er is geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. er is geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. (ondergeschikte) detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. niet-grondgebonden agrarisch bedrijven, met uitzondering van het bepaalde in 3.1 sub b, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', binnen de gebouwen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden mogen worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn maximaal één bouwlaag wordt gebruikt voor het houden van dieren , met uitzondering van voliere- en scharrelstallen voor legkippen waarin maximaal twee bouwlagen voor de huisvesting van legkippen gebruikt mogen worden;
  • g. (co)vergisting en biomassavergisting;
  • h. mestbewerking, anders dan (co)vergisting en biomassavergisting, met dien verstande dat mestbewerking van ter plaatse geproduceerde mest wel is toegestaan;
  • i. geheel of gedeeltelijk omschakelen naar een grondgebonden veehouderij, tenzij wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.2.5 en 3.5.2;
  • j. uitbreiden van, hervestigen van, danwel omschakelen naar een geiten- en/of schapenhouderij tot 1 juni 2014;
  • k. de vestiging van, de uitbreiding van, de omschakeling naar en een toename van de oppervlakte van dierenverblijven van een geitenhouderij;
  • l. gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente en/of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen, zoals een gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • m. (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • n. het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf;
  • o. een inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), tenzij dit op de verbeelding of in de regels expliciet is toegestaan;
  • p. uitbreiding, hervestiging of omschakeling naar een geiten- of schapenhouderij is niet toegestaan tot 1 juni 2014.

3.5.2 Voorwaardelijke bepaling gebruiken dierenverblijven ten behoeve van vee

In afwijking van het bepaalde onder artikel 3.5.1 onder i mag binnen het agrarisch bouwvlak bestaande bebouwing alsmede nieuwe bebouwing ten behoeve van de uitoefening van een grondgebonden veehouderi worden gebruikt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er moet geborgd worden dat sprake is van een ontwikkeling naar en instandhouding van een zorgvuldige veehouderij;
  • b. de ontwikkeling moet, vanuit een goede leefomgeving (zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit), inpasbaar zijn in de omgeving;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. er moet een zorgvuldige dialoog worden gevoerd, gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling;
  • f. er moet geborgd worden dat binnen gebouwen dieren, al dan niet in hokken, alleen op de grond gehouden mogen worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  • g. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de grondgebonden veehouderij of de intensieve veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • h. er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage voor het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • i. er aantoonbaar geen sprake is van een onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • j. het gebruiken van nieuwe bedrijfsgebouwen ten behoeve van vee is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overig - beperking veehouderij', tenzij is aangetoond dat het een zorgvuldige grondgebonden veehouderij is.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Agrarisch technisch hulpbedrijf / Agrarisch verwant bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van agrarisch technische hulpbedrijven of agrarisch verwante bedrijven toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. de vloeroppervlakte voor deze activiteit mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. detailhandel is niet toegestaan;
  • h. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • i. er is sprake van een goede ontsluiting in verband met te verwachten verkeers- en/of transportbewegingen;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • k. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • l. buitenopslag is niet toegestaan;
  • m. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.Buiten de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding zijn tevens bedrijfsmatige activiteiten in categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed gelijk te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in maximaal categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • o. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • p. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.2 Niet-agrarisch bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van een niet-agrarisch bedrijf die een bijdrage levert aan een gemengde plattelandseconomie toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. (detail)handelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van de handelsactiviteiten in landbouwproducten, anders dan mest. Het bepaalde in sub d. blijft eveneens van toepassing;
  • f. de vloeroppervlakte voor deze activiteit mag niet meer bedragen dan 500 m²;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. zelfstandige kantoorvoorzieningen zijn niet toegestaan;
  • i. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • k. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • l. buitenopslag is niet toegestaan;
  • m. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • o. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • p. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.3 Opslag statische goederen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van opslag van statische goederen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. de vloeroppervlakte voor deze activiteit mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
  • f. opslag ten dienste van een elders gevestigd bedrijf is niet toegestaan;
  • g. (detail)handelsactiviteiten zijn niet toegestaan;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • k. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • l. buitenopslag is niet toegestaan;
  • m. het betreft opslag van statische goederen voor niet-agrarische bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de bedrijfsmatige activiteit van de opslag niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • n. opslag van goederen is niet toegestaan in (teeltondersteunende) kassen;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • p. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • q. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.4 Bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van agrarische producten van andere agrarische bedrijven

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van agrarische producten van andere agrarische bedrijven toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit bij een (vollegronds)teeltbedrijf en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • d. de vloeroppervlakte voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van de agrarische producten van andere agrarische bedrijven mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
  • e. de oppervlakte moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • f. er moet sprake zijn van zuinig ruimtegebruik;
  • g. voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van producten van andere agrarische bedrijven dient gebruik te worden gemaakt van dezelfde machines als voor het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van de eigen agrarische producten;
  • h. de producten van andere (vollegronds)teeltbedrijven moeten dezelfde teelt betreffen als de eigen agrarische producten geteeld in de directe omgeving van het bedrijf;
  • i. de producten van andere (vollegronds)teeltbedrijven moeten geteeld worden in de directe omgeving van het eigen agrarische bedrijf;
  • j. de producten van andere (vollegronds)teeltbedrijven betreffen maximaal 25 % van de hoeveelheid eigen producten, geteeld in de directe omgeving van het (vollegronds)teeltbedrijf dat de nevenactiviteit wenst;
  • k. de andere agrarische bedrijven moeten gelegen zijn binnen een straal van 20 kilometer rondom het agrarische bedrijf;
  • l. omtrent het bepaalde in sub a. tot en met sub k. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • m. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • n. detailhandel is niet toegestaan;
  • o. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • p. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • q. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • r. buitenopslag is niet toegestaan;
  • s. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1, 2 of 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1, 2 of 3.1. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1, 2 of 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • t. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • u. het afwijken is binnen de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding toegestaan voor bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2;
  • v. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur zoals aangeduid op de verbeelding;
  • w. zodra de agrarische hoofdfunctie ter plaatse wordt gestaakt, dient ook het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van niet eigen dan wel elders geteelde agrarische producten te worden beëindigd;
  • x. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.5 Verblijfsrecreatie in de vorm van een minicamping

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van een minicamping met de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 25 standplaatsen toegestaan;
  • e. er zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan met een toeristisch karakter (tenten, toercaravans, e.d.). Kampeermiddelen die als bouwwerk zijn aan te merken, zijn niet toegestaan;
  • f. de kampeermiddelen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of een zone direct grenzend aan het bouwvlak binnen de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden';
  • g. de oppervlakte van een standplaats bedraagt minimaal 125 m²;
  • h. de totale maximale oppervlakte van de standplaatsen bedraagt 1,5 hectare. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij het aantal standplaatsen. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • i. de oppervlakte van sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 150 m² en dienen binnen het bouwvlak en waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen te worden gerealiseerd;
  • j. kamperen is uitsluitend toegestaan van 1 maart tot 1 november (kampeerseizoen);
  • k. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per kampeerseizoen;
  • l. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • m. detailhandel is niet toegestaan
  • n. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • o. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • p. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • q. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • r. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • s. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • t. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • u. de afwijking voor gronden gelegen buiten het agrarisch bouwvlak binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • v. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.6 Verblijfsrecreatie in de vorm van een bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van een bed & breakfast met de daarbij behorende voorzieningen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 5 kamers met in totaal maximaal 10 slaapplaatsen toegestaan;
  • e. de bed & breakfast is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Maximaal 40% van de bestaande bebouwing met een maximum van 150 250 m² vloeroppervlakte mag voor deze functie worden benut;
  • f. in afwijking onder e. mag binnen het bouwvlak nieuwbouw van een gebouw ten behoeve van de bed & breakfast plaatsvinden met een maximum van 150 250 m²;
  • g. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per jaar;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. detailhandel is niet toegestaan;
  • j. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • k. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • m. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • o. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • p. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • q. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.7 Verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie in de bestaande bebouwing toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats; hiervoor geldt een uitzondering voor de nieuwbouw van een gebouw met een vloeroppervlakte van maximaal 150 m² binnen het bouwvlak;
  • e. de vloeroppervlakte voor deze activiteit mag niet meer bedragen dan 500 m²;
  • f. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 70;
  • g. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per jaar;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. detailhandel is niet toegestaan;
  • j. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • k. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • m. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • o. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • p. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • q. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.8 Verblijfsrecreatie in de vorm van een permanente verblijfsrecreatieve voorziening

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van permanente verblijfsrecreatieve voorzieningen (chalet, trekkershut en soortgelijke voorzieningen) met de daarbij behorende noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 5 verblijfsrecreatieve voorzieningen toegestaan;
  • e. de oppervlakte van een verblijfsrecreatieve voorziening mag niet meer bedragen dan 70 m²;
  • f. de oppervlakte van eventuele sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • g. de verblijfsrecreatieve voorzieningen met de daarbij behorende noodzakelijke voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Noodzakelijke voorzieningen worden waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen gerealiseerd;
  • h. er moet sprake zijn van zuinig ruimtegebruik;
  • i. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
  • j. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per jaar;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. detailhandel is niet toegestaan;
  • m. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • n. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • p. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • q. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • r. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • s. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • t. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.9 Verblijfsrecreatie in de vorm van een gebouw voor verblijfsrecreatie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van een gebouw voor verblijfsrecreatie (met of zonder ontbijt) met de daarbij behorende voorzieningen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 5 verblijfsrecreatieve kamers (waaronder gastenkamers, toeristische appartementen en soortgelijke voorzieningen) met in totaal maximaal 10 slaapplaatsen toegestaan;
  • e. de verblijfsrecreatie is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • f. maximaal 40% van de bestaande bebouwing met een maximum van 250 m² vloeroppervlakte mag voor deze functie worden benut;
  • g. in afwijking onder f. mag binnen het bouwvlak nieuwbouw van een gebouw ten behoeve van de verblijfsrecreatie plaatsvinden met een maximum van 250 m²;
  • h. er moet sprake zijn van zuinig ruimtegebruik;
  • i. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
  • j. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per jaar;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. detailhandel is niet toegestaan;
  • m. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • n. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • p. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • q. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • r. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • s. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • t. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.10 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van kleinschalige aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorzieningen toestaan, zoals een speeltuin, verhuur van fietsen/huifkarren, een kinderboerderij, een ambachtelijke kaasmakerij, boerengolf, het organiseren van rondleidingen in het buitengebied, agrarische educatie en andere naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen kleinschalige aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve activiteiten, met de daarbij behorende ondersteunende activiteiten, eventueel in combinatie met ondersteunende kleinschalige horeca, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. ondersteunend aan de kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen zijn de volgende activiteiten toegestaan: vergaderen, workshops, kinderfeestjes, exposities en soortgelijke functies. Activiteiten in de vorm van feesten en partijen zijn uitgesloten;
  • e. indien de activiteit plaatsvindt in gebouwen dient dit binnen het bestaande bouwvolume te gebeuren. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats. Hierop geldt een uitzondering voor de nieuwbouw van een gebouw binnen het bouwvlak met een vloeroppervlakte van maximaal 1 500 m²;
  • f. de vloeroppervlakte voor deze binnenactiviteit mag niet meer bedragen dan 500 m². De te gebruiken vloeroppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • g. de buitenactiviteiten zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of een zone direct grenzend aan het bouwvlak binnen de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden';
  • h. het bedrijfsmatig houden van dieren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • i. de oppervlakte voor de buitenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1 hectare, met uitzondering van boerengolf waarvoor een maximale oppervlakte van 15 hectare geldt. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. detailhandel is niet toegestaan;
  • l. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • m. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • n. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • o. buitenopslag is niet toegestaan;
  • p. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • q. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • r. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • s. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur';
  • t. de afwijking voor gronden gelegen buiten het agrarisch bouwvlak binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

3.6.11 Kleinschalige horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en nevenactiviteit voor kleinschalige horeca, zoals een thee- en koffieschenkerij, een ijs-/snackverkooppunt, rustpunt voor passanten (fietser, wandelaars,etc.) toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de activiteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • e. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats. Hierop geldt een uitzondering voor de nieuwbouw van een gebouw binnen het bouwvlak met een vloeroppervlakte van maximaal 75 250 m²;
  • f. de vloeroppervlakte voor de binnenactiviteit mag niet meer bedragen dan 75 250 m². De te gebruiken vloeroppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • g. binnen het bouwvlak is een terras toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer bedragen dan 100 m² ;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. detailhandel is niet toegestaan;
  • j. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • k. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • l. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • m. buitenopslag is niet toegestaan;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • p. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • q. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.12 Zorgverlening

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak toestaan (waaronder een zorgboerderij), mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats. Hierop geldt een uitzondering voor de nieuwbouw van een gebouw binnen het bouwvlak met een vloeroppervlakte van maximaal 100 250 m²;
  • e. de vloeroppervlakte voor de activiteit mag niet meer bedragen dan 500 m²;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. zelfstandige kantoorvoorzieningen en detailhandel zijn niet toegestaan;
  • h. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • i. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • j. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • k. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • l. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • m. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.13 Ondergeschikte detailhandel in streekgebonden producten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van ondergeschikte detailhandel in streekgebonden producten toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. de vloeroppervlakte voor de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • i. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • m. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • n. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

 

3.6.14 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke medewerkers (maximaal 6 maanden per kalenderjaar)

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en tijdelijke huisvesting van tijdelijke medewerkers tot maximaal 6 maanden toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de huisvesting vindt plaats in de bedrijfswoning, in een bedrijfsgebouw of in een woonunit binnen het agrarische bouwvlak;
  • b. de gebruiksvloeroppervlakte bedraagt per persoon minimaal 12 m² en maximaal 20 m² ;
  • c. er is geen sprake van zelfstandige wooneenheden;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van huisvesting in de bedrijfswoning, een bedrijfsgebouw en woonunits bedraagt maximaal 800 m²;
  • e. de huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • f. de noodzaak en de termijn van de huisvesting en het benodigd aantal tijdelijke medewerkers dient aangetoond te worden;
  • g. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • h. omtrent het bepaalde in sub e., f. en g. wordt kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • i. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 40;
  • j. worden de gebouwen in de vorm van een woonunit afgewerkt met een platdak, dan de bedraagt de bouwhoogte maximaal 3,5 meter;
  • k. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • l. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • m. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • n. in verband met het toezicht dient de aanwezige bedrijfswoning door een verantwoordelijk bedrijfshoofd te worden bewoond;
  • o. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • p. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • q. alle omgevingsvergunningen worden minimaal één keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak, waarbij in ieder geval de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is;
  • r. indien de bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van huisvesting niet of gedeeltelijk niet meer aanwezig is, is de houder van de omgevingsvergunning verplicht hiervan binnen twee maanden kennisgeving te doen aan het college van burgemeester en wethouders;
  • s. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien er niet wordt voldaan aan de voorwaarden of indien er sprake is van handelen in strijd met de in de omgevingsvergunning opgenomen voorschriften;
  • t. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • u. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • v. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

 

3.6.15 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke medewerkers (langer dan 6 maanden per kalenderjaar)

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en tijdelijke huisvesting van tijdelijke medewerkers langer dan 6 maanden toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de huisvesting vindt plaats in de bedrijfswoning, in een bedrijfsgebouw of in een woonunit binnen het agrarische bouwvlak;
  • b. de gebruiksvloeroppervlakte bedraagt per persoon minimaal 12 m² en maximaal 20 m² ;
  • c. er is geen sprake van zelfstandige wooneenheden;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van huisvesting in de bedrijfswoning, een bedrijfsgebouw, woonunits bedraagt maximaal 800 m²;
  • e. de huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • f. de noodzaak en de termijn van de huisvesting en het benodigd aantal tijdelijke medewerkers dient aangetoond te worden;
  • g. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • h. omtrent het bepaalde in sub e., f. en g. wordt kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • i. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 40;
  • j. worden de gebouwen in de vorm van een woonunit afgewerkt met een platdak, dan de bedraagt de bouwhoogte maximaal 3,5 meter;
  • k. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • l. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • m. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • n. in verband met het toezicht dient de aanwezige bedrijfswoning door een verantwoordelijk bedrijfshoofd te worden bewoond;
  • o. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • p. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • q. alle omgevingsvergunningen worden minimaal één keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak, waarbij in ieder geval de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is;
  • r. indien de bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van huisvesting niet of gedeeltelijk niet meer aanwezig is, is de houder van de omgevingsvergunning verplicht hiervan binnen twee maanden kennisgeving te doen aan het college van burgemeester en wethouders;
  • s. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien er niet wordt voldaan aan de voorwaarden of indien er sprake is van handelen in strijd met de in de omgevingsvergunning opgenomen voorschriften;
  • t. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • u. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • v. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.16 Paardenhouderij als nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van een paardenhouderij, niet zijnde een paardenhouderij met een onevenredige verkeersaantrekkende werking, zoals onder andere maneges, toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenfunctie en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. ten behoeve van de paardenhouderij is binnen het bouwvlak de aanleg van een paardenbak toegestaan met een maximale oppervlakte van 800 m², mits noodzakelijk voor een doelmatige uitoefening van de nevenfunctie;
  • d. omtrent het bepaalde in sub a., b. en c. wordt kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • e. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • f. de vloeroppervlakte voor deze binnenactiviteit mag niet meer bedragen dan 500 m²;
  • g. paardrijhallen zijn niet toegestaan;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. detailhandel is niet toegestaan;
  • j. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • k. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • l. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • m. buitenopslag is niet toegestaan;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • o. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • p. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

 

3.6.17 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in een bedrijfswoning,  en bijbehorende bijgebouwen en op de gronden binnen het bestemmingsvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een bedrijfswoning aanwezig;
  • b. de woonfunctie van de bedrijfswoning blijft als hoofdfunctie behouden;
  • c. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • f. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de uitoefening van het bedrijf uitvoert, tevens de gebruiker van de bedrijfswoning is;
  • g. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 100 m², mag in gebruik zijn ten behoeve van het bedrijf aan huis ; . Tevens mogen de gronden binnen het bestemmingsvlak ondersteunend worden gebruikt;
  • h. uitsluitend ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende bedrijf aan huis is toegestaan;
  • i. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • m. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • n. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.6.18 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een bedrijfswoning aanwezig;
  • b. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bijgebouwen of binnen andere bestaande gebouwen wordt ingepast waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
  • h. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • i. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • j. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vormverandering agrarisch bouwvlak ten behoeve van grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van het bouwvlak van agrarische bedrijven voor een grondgebonden agrarisch bedrijf te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor grondgebonden agrarische activiteiten;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. het bouwvlak dient minimaal 50% dezelfde gronden te blijven omvatten zoals weergegeven op de verbeelding;
  • e. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken, geen bouwwerken zijnde mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen door de wijziging;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • h. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • i. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;
  • j. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • k. een vormverandering van het agrarisch bouwvlak gaat gepaard met de wijziging van de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' naar de bestemming 'Agrarisch';
  • l. wijziging is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur';
  • m. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

3.7.2 Vergroting agrarisch bouwvlak ten behoeve van grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak van agrarische bedrijven voor een grondgebonden agrarisch bedrijf te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor grondgebonden agrarische activiteiten;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. de vergroting kan plaatsvinden voor een bouwvlak dat na vergroting een oppervlakte heeft van maximaal 1,5 hectare. Voor grondgebonden agrarische bedrijven waar geen vee wordt gehouden geldt een maximale oppervlakte van 2 hectare voor het bouwvlak;
  • e. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken, geen bouwwerken zijnde mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen door de wijziging;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • h. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • i. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;
  • j. een vergroting van het agrarisch bouwvlak gaat gepaard met de wijziging van de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' naar de bestemming 'Agrarisch';
  • k. wijziging is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur';
  • l. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

3.7.3 Wijzigen 'intensieve veehouderij' ten behoeve van grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een intensieve veehouderij te wijzigen in een grondgebonden agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. omtrent het bepaalde in sub a. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • c. de intensieve veehouderij wordt geheel beëindigd;
  • d. de aanduiding 'intensieve veehouderij' zoals opgenomen op de verbeelding wordt verwijderd;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • g. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • h. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • i. bij de wijziging naar een grondgebonden veehouderij mag er geen sprake zijn van een toename van de ammoniakdepositie op de natura 2000-gebieden;
  • j. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • k. het bepaalde in artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;
  • l. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';

3.7.4 Vormverandering agrarisch bouwvlak ten behoeve van een (vollegronds)teeltbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van het bouwvlak van een (vollegronds)teeltbedrijf te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor een (vollegronds)teeltbedrijf;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. het bouwvlak dient minimaal 50% dezelfde gronden te blijven omvatten zoals weergegeven op de verbeelding;
  • e. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken, geen bouwwerken zijnde mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen door de wijziging;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • h. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • i. het wijzigen vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • j. een vormverandering van het agrarisch bouwvlak gaat gepaard met de wijziging van de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' naar de bestemming 'Agrarisch';
  • k. het wijzigen binnen de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • l. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • m. er wordt ter plaatse van het bouwvlak de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - (vollegronds)teeltbedrijf' opgenomen met toevoeging van de planregel dat ter plaatse uitsluitend een (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan;
  • n. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.5 Vergroting agrarisch bouwvlak ten behoeve van een (vollegronds)teeltbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak van een (vollegronds)teeltbedrijf te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor een (vollegronds)teeltbedrijf;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. de vergroting kan plaatsvinden voor een bouwvlak dat na vergroting een oppervlakte heeft van maximaal 2 hectare;
  • e. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken, geen bouwwerken zijnde mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen door de wijziging;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • h. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • i. het wijzigen vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • j. een vergroting van het agrarisch bouwvlak gaat gepaard met de wijziging van de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' naar de bestemming 'Agrarisch';
  • k. het wijzigen binnen de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • l. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • m. er wordt ter plaatse van het bouwvlak de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - (vollegronds)teeltbedrijf' opgenomen met toevoeging van de planregel dat ter plaatse uitsluitend een (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan;
  • n. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.6 Wijzigen 'intensieve veehouderij' ten behoeve van een (vollegronds)teeltbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een intensieve veehouderij te wijzigen in een (vollegronds)teeltbedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een volwaardig (vollegronds)teeltbedrijf;
  • b. omtrent het bepaalde in sub a. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • c. de intensieve veehouderij wordt geheel beëindigd;
  • d. de aanduiding 'intensieve veehouderij' zoals opgenomen op de verbeelding wordt verwijderd;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • g. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • h. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • i. het wijzigen vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • j. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • k. er wordt ter plaatse van het bouwvlak de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - (vollegronds)teeltbedrijf' opgenomen met toevoeging van de planregel dat ter plaatse uitsluitend een (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan;
  • l. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.7 Omschakeling ten behoeve van een paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het omschakelen van een vrijkomend agrarisch bedrijf naar een paardenhouderij (productiegebonden en/of gebruiksgebonden) mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • d. er in de nieuwe situatie sprake is van een volwaardige paardenhouderij;
  • e. omtrent het bepaalde in sub b., c. en d. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • f. op de verbeelding wordt de aanduiding 'paardenhouderij' opgenomen;
  • g. het hergebruik zich beperkt tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie. Voor voormalige agrarische bedrijfslocaties binnen de Groenblauwe mantel, zoals aangeduid op de verbeelding, geldt een maximale oppervlakte van 5.000 m²;
  • h. de oppervlakte van de rijhal mag niet meer bedragen dan 1.200 m² en er mogen geen publieks- en/of verkeersaantrekkende voorzieningen worden gebouwd en/of worden aangelegd. Indien mogelijk, dienen bestaande bedrijfsgebouwen voor de aanleg van de rijhal hergebruikt te worden;
  • i. de goothoogte en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 7 meter en 11,5 meter;
  • j. paardenbakken / buitenrijbakken moeten binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. er vindt geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaats;
  • m. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • n. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • p. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • q. de vestiging van paardenhouderijen met publieks- en/of verkeersaantrekkende voorzieningen, zoals onder andere maneges, is niet toegestaan;
  • r. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • s. het wijzigen vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • t. het wijzigen binnen de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • u. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • v. het bepaalde in de artikelen 3, 4, 5 en/of 7 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.8 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van het agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. er dient sprake te zijn van het hergebruiken van een reeds bestaande bedrijfswoning;
  • c. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • d. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • h. de oppervlakte van bijbehorende bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80 250 m²;
  • i. in afwijking van het bepaalde in sub g en h mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 3 500 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 2 50 m² vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 100 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
  • j. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  • k. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Wonen' dan wel de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • l. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • m. het wijzigen binnen de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • n. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • o. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 16 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.9 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Bedrijf - 1'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van het agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf – 1' ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf die een bijdrage levert aan een gemengde plattelandseconomie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie met een maximale oppervlakte van 5000 m²;
  • d. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • e. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • f. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Bedrijf - 1' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – gemengde plattelandseconomie' opgenomen;
  • g. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • h. opslag die ten dienste staat van een elders gevestigd bedrijf is uitgesloten;
  • i. (detail)handelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. de verkoop van streekgebonden producten;
    • 2. handelsactiviteiten in landbouwproducten, anders dan mest, tot een maximale vloeroppervlakte van 3.000 m². Sub h. blijft eveneens van toepassing;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. een zelfstandige kantoorvoorziening is niet toegestaan;
  • l. kinderopvang en maatschappelijke functies zijn niet toegestaan;
  • m. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • n. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • o. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • p. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • q. buitenopslag is niet toegestaan;
  • r. de opslag van goederen in (teeltondersteunende) kassen is niet toegestaan;
  • s. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • t. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • u. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • v. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • w. het wijzigen vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • x. het wijzigen binnen de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • y. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • z. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 6 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.10 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Bedrijf - 2'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van het agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 2' ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Buiten de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding zijn tevens bedrijfsmatige activiteiten in categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed gelijk te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in maximaal categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • f. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • g. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • h. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie met een maximale oppervlakte van 1,5 hectare, met uitzondering van voormalige agrarische bedrijfslocaties die in de Groenblauwe mantel liggen. Hier geldt een maximale oppervlakte van 5.000 m²;
  • i. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • j. er is sprake van een goede ontsluiting in verband met te verwachten verkeers- en/of transportbewegingen; 
  • k. ter plaatse van de agrarische bedrijven met de aanduiding 'glastuinbouw' is het bedrijfsmatig houden van dieren niet toegestaan;
  • l. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • m. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • n. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • o. buitenopslag is niet toegestaan;
  • p. de opslag van goederen in (teeltondersteunende) kassen is niet toegestaan;
  • q. detailhandel is niet toegestaan;
  • r. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • s. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • t. het wijzigen vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • u. het wijzigen binnen de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • v. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap
  • w. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 7 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.11 Wijzigen bestemming ten behoeve van een zorgboerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een zorgboerderij met ondersteunende kleinschalige horeca, zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak (zorgwonen is uitgesloten) en/of dagrecreatieve voorzieningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie met een maximale oppervlakte van 1,5 hectare, met uitzondering van voormalige agrarische bedrijfslocaties die in de Groenblauwe mantel liggen. Hier geldt een maximale oppervlakte van 5.000 m²;
  • c. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • d. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • e. omtrent het bepaalde in sub b., c., en d. wordt  kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • f. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Agrarisch' de aanduiding 'zorgboerderij' opgenomen;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. ter plaatse van de agrarische bedrijven met de aanduiding 'glastuinbouw' is het bedrijfsmatig houden van dieren niet toegestaan;
  • i. zorgwonen is niet toegestaan;
  • j. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • k. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • l. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • m. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • n. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • o. het wijzigen vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • p. het wijzigen binnen de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • q. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap
  • r. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.12 Wijzigen bestemming ten behoeve van toerisme en recreatie voor aan het buitengebied gebonden vormen van dagrecreatieve voorzieningen, verblijfsrecreatieve voorzieningen en / of horecagelegenheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied', het omschakelen van een vrijkomend agrarisch bedrijf naar een aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorziening, verblijfsrecreatieve voorziening en/of horecagelegenheid mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie. Voor aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorzieningen en / of verblijfsrecreatieve voorzieningen geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 1,5 hectare. Voor aan het buitengebied gebonden horeca geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 5.000 m²;
  • b. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak. Zorgwonen is niet toegestaan; 
  • c. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • d. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • e. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Agrarisch' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorziening, verblijfsrecreatieve voorziening en / of horecagelegenheid' opgenomen;
  • f. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • g. binnen het bouwvlak dient sprake te zijn van zuinig ruimtegebruik waarbij overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • h. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorzieningen bedraagt 6 weken per jaar;
  • i. voor een minicamping geldt dat maximaal 25 standplaatsen zijn toegestaan;
  • j. er zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan met een toeristisch karakter (tenten, toercaravans, e.d.); voor zover het kampeermiddel is aan te merken als een bouwwerk is dit niet toegestaan;
  • k. de kampeermiddelen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak;
  • l. de totale maximale oppervlakte van de standplaatsen bedraagt 1,5 hectare. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij het aantal standplaatsen. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • m. de oppervlakte van sanitaire voorzieningen bij een minicamping mag niet meer bedragen dan 150 m² en dienen binnen het bouwvlak en waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen te worden gerealiseerd;
  • n. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan: vergaderen, workshops, kinderfeestjes, exposities en soortgelijke functies;
  • o. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak. Zorgwonen is niet toegestaan;
  • p. de buitenactiviteiten ten behoeve van de aan het buitengebied gebonden vormen van dagrecreatie zijn toegestaan binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak. De oppervlakte voor de buitenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1 hectare, met uitzondering van boerengolf waarvoor een maximale oppervlakte van 15 hectare geldt. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • q. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • r. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • s. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • t. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • u. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • v. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • w. het wijzigen vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • x. het wijzigen binnen de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • y. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • z. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.13 Wijzigen bestemming ten behoeve van aan het buitengebied gebonden kleinschalige vormen van recreatie en toerisme

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het omschakelen van een vrijkomend agrarisch bedrijf naar kleinschalige vormen van recreatie en toerisme mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie. Voor aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van dagrecreatieve voorzieningen en / of verblijfsrecreatieve voorzieningen geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 1,5 hectare. Voor aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van horeca geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 5.000 m². Indien de minicamping en/of de buitenactiviteiten ten behoeve van aan het buitengebied gebonden vormen van dagrecreatie gelegen zijn buiten het bouwvlak, dan worden de desbetreffende gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden', in afwijking van de hierboven genoemde maximale oppervlakte, gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van recreatie en toerisme'. Op de verbeelding wordt ook opgenomen dat er binnen dit gebied geen gebouwen zijn toegestaan;
  • b. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. het agrarisch bedrijf dient te zijn beeindigd;
  • d. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Agrarisch' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van recreatie en toerisme' opgenomen;
  • e. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • f. voor een bed and breakfast zijn per bestemmingsvlak maximaal 5 kamers met in totaal maximaal 10 slaapkamers  slaapplaatsen toegestaan;
  • g. de bed and breakfast is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Maximaal 40 % van de bestaande bebouwing met een maximum van 1 250 m² mag voor deze functie worden benut;
  • h. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorzieningen bedraagt 6 weken per jaar;
  • i. voor een minicamping geldt dat maximaal 25 standplaatsen zijn toegestaan;
  • j. er zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan met een toeristisch karakter (tenten, toercaravans, e.d.); voor zover het kampeermiddel is aan te merken als een bouwwerk is dit niet toegestaan;
  • k. de kampeermiddelen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak;
  • l. de oppervlakte van een standplaats bedraagt minimaal 125 m²;
  • m. de totale maximale oppervlakte van de standplaatsen bedraagt 1,5 hectare. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij het aantal standplaatsen. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • n. de oppervlakte van sanitaire voorzieningen bij een minicamping mag niet meer bedragen dan 150 m² en dienen binnen het bouwvlak en waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen te worden gerealiseerd;
  • o. kamperen is uitsluitend toegestaan van 1 maart tot 1 november (kampeerseizoen);
  • p. per bedrijf zijn maximaal 5 verblijfsrecreatieve voorzieningen (chalet, trekkershut, soortgelijke voorziening) binnen het bouwvlak toegestaan. De oppervlakte van een verblijfsrecreatieve voorziening mag niet meer bedragen dan 70 m² ;
  • q. per bedrijf zijn, anders dan in de vorm van een bed and breakfast, maximaal 5 verblijfsrecreatieve kamers (waaronder gastenkamers, toeristische appartementen en soortgelijke voorzieningen) met in totaal maximaal 10 slaapplaatsen binnen het bouwvlak toegestaan. Maximaal 40% van de bestaande bebouwing met een maximum van 250 m² vloeroppervlakte mag voor deze functie worden benut;
  • r. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan: vergaderen, workshops, kinderfeestjes, exposities en soortgelijke functies;
  • s. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak. Zorgwonen is niet toegestaan;
  • t. detailhandel is niet toegestaan;
  • u. indien er sprake is van een kleinschalige vorm van horeca mag de maximale vloeroppervlakte, exclusief terras, niet meer dan 250 m² bedragen;
  • v. binnen het bouwvlak dient sprake te zijn van zuinig ruimtegebruik waarbij overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • w. de buitenactiviteiten ten behoeve van de aan het buitengebied gebonden vormen van dagrecreatie zijn toegestaan binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak. De oppervlakte voor de buitenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1 hectare, met uitzondering van boerengolf waarvoor een maximale oppervlakte van 15 hectare geldt. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • x. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • y. ter plaatse van de agrarische bedrijven met de aanduiding 'glastuinbouw' is het bedrijfsmatig houden van dieren niet toegestaan;
  • z. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • aa. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • ab. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • ac. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • ad. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • ae. het wijzigen vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • af. het wijzigen binnen de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • ag. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • ah. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.14 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Water', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. er dient  kan advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • e. het bepaalde in artikel 15 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.15 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de aangrenzende bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapwaarden', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijfsuitvoering dient te zijn beëindigd of de wijziging is het gevolg van een vormverandering van het agrarisch bouwvlak;
  • b. er dient te worden aangetoond dat er sprake is van waarden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • f. het bepaalde in artikel 4 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.16 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de aangrenzende bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapwaarden', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijfsuitvoering dient te zijn beëindigd of de wijziging is het gevolg van een vormverandering van het agrarisch bouwvlak;
  • b. er dient te worden aangetoond dat er sprake is van waarden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. het bepaalde in artikel 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.17 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijfsuitvoering dient te zijn beëindigd;
  • b. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • c. natuurontwikkeling dient plaats te vinden;
  • d. er dient te worden aangetoond dat er sprake is van waarden;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. het bepaalde in artikel 11 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bodemexploitatie;
  • b. het behoud en herstel van de aanwezige landschapswaarden in de vorm van het behoud en herstel van de open agrarische zeekleigronden;
  • c. het behoud, herstel en/of realisatie van boomdijken, landschapselementen, alsmede de groenzones bij agrarische bedrijven;
  • d. het behoud, herstel, bescherming en/of ontwikkeling van natuurwaarden buiten de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant en buiten de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. agrarisch educatief medegebruik;
  • g. kwaliteitsverbetering van het landschap indien dit samenhangt met een ruimtelijke ontwikkeling waarvoor op grond van dit plan medewerking is verleend en waarvoor de kwaliteitsverbetering van het landschap als voorwaarde is gesteld;
  • h. de aanleg van een landschappelijk ingerichte blusvijver of retentievoorziening, voor zover deze zonder aanvullende voorzieningen in de vorm van bouwkundige of bodemverstevigende of bodemafdekkende voorzieningen worden aangelegd;
  • i. een (sier)tuin;
  • j. kwaliteitsverbetering van het landschap, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing', de landschappelijke inpassing als bedoeld voor de kwaliteitsverbetering van het landschap zodanig opgericht en in stand dient te worden gehouden zoals vermeld in bijlage 2 bij deze regels;

met de daarbij behorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • l. water, waterkeringen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. (toegangs)wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • n. teeltondersteunende voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. voor het bouwen geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in sub b en , c en d;
  • b. ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering zijn lage tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 0,5 meter. De afstand tot de bouwperceelgrens bedraagt minimaal 2,5 m;
  • c. ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering zijn erf- en terreinafscheidingen toegestaan met een maximale hoogte van 1,5 meter;
  • d. ten behoeve van een (vollegronds)teeltbedrijf, extensieve recreatie, educatief medegebruik, landschapsbeheer en natuurbeheer zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, uitgezonderd overkappingen, met een maximale hoogte van 2 meter.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter verbetering van de landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing.

4.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 en 4.2.2 ten behoeve van hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen onder de volgende voorwaarden:

  • a. de voorzieningen zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. omtrent het bepaalde in sub a. kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • c. de hoogte van de teeltondersteunende voorziening mag niet meer bedragen dan 2,5 meter, met uitzondering van hagelnetten, schaduwnetten, vraatnetten en soortgelijke voorzieningen welke maximaal 5 meter hoog mogen zijn;
  • d. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische en/of abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. teeltondersteunende kassen;
  • c. kamperen, met uitzondering van paalkamperen;
  • d. opslag;
  • e. sleufsilo's, mestsilo's, voedersilo's (folie)bassins, mestbassins, mestplaten, oppervlakteverhardingen van meer dan 200 m², waterbassins, paardenbakken en andere soortgelijke bouwwerken/voorzieningen;
  • f. het verwijderen van de landschappelijke inpassing als bedoeld voor de kwaliteitsverbetering van het landschap ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing'.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken, of van werkzaamheden
4.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden –Landschapswaarden' zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanbrengen en in stand houden van houtgewas, waaronder begrepen houtgewas ten behoeve van agrarische activiteiten. Het verbod geldt niet voor het aanbrengen en in stand houden van houtgewas ten behoeve van agrarische activiteiten met en maximale hoogte van 1,50 meter of een instandhoudingstermijn heeft van minder dan één jaar;
  • b. het aanleggen van landschapselementen;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het afgraven en ophogen van gronden met meer dan 0,50 meter;
  • e. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
  • f. het aanbrengen van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • g. het aanbrengen van oppervlakteverharding van meer dan 200 m²;
  • h. de aanleg van een landschappelijk ingerichte blusvijver of retentievoorziening, voor zover deze zonder aanvullende voorzieningen in de vorm van bouwkundige of bodemverstevigende of bodemafdekkende voorzieningen worden aangelegd.

4.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld onder 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer s , inclusief de werkzaamheden welke tot de normale agrarische bedrijfsvoering worden gerekend;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van het groen blauw stimuleringskader;
  • e. de realisatie van de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap betreffen.

4.6.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 4.6.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bodemexploitatie is beëindigd;
  • b. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • c. natuurontwikkeling dient plaats te vinden;
  • d. er dient te worden aangetoond dat er sprake is van waarden;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. het bepaalde in artikel 11 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

4.7.2 Wijziging bestemming ten behoeve van 'Verkeer – 1'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer – 1', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • b. het betreft een aanpassing van een bestaande weg met de bestemming 'Verkeer – 1';
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • f. het bepaalde in artikel 13 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

4.7.3 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Water', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. er dient  kan advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • e. het bepaalde in artikel 15 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

4.7.4 Hervestiging grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' met bijbehorend agrarisch bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. er dient sprake te zijn van hervestiging van een bestaand agrarisch bedrijf, waarbij is verzekerd dat elders daadwerkelijk het bestaand volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf planologisch, juridisch en feitelijk is opgeheven en er financieel, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken tot hervestiging op een bestaand agrarisch bedrijf binnen de gemeente en omliggende gemeenten;
  • c. er dient sprake te zijn van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • d. wijziging ten behoeve van een grondgebonden veehouderij is uitgesloten;
  • e. omtrent het bepaalde in sub b., c. en d. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • f. een agrarisch bouwvlak mag, afhankelijk van de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering, maximaal 1,5 hectare zijn;
  • g. aangetoond dient te worden dat er aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn;
  • h. aangetoond dient te worden dat er sprake is van de hervestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf in het kader van een groot openbaar belang;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • k. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • m. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • n. het bepaalde in artikel 3 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

4.7.5 Differentiatievlak permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden te wijzigen ten behoeve van het toestaan van een differentiatievlak permanente teeltondersteunende voorzieningen aansluitend aan het bouwvlak van een grondgebonden agrarisch bedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - differentiatievlak permanente teeltondersteunende voorzieningen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor grondgebonden agrarische activiteiten;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt  kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de omvang van de aanduiding bedraagt maximaal 2,5 hectare;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bodemexploitatie;
  • b. het behoud en herstel van de aanwezige landschapswaarden in de vorm van het behoud en herstel van de open agrarische zeekleigronden;
  • c. het behoud, herstel en/of realisatie van boomdijken, landschapselementen, alsmede de groenzones bij agrarische bedrijven;
  • d. het behoud, herstel, bescherming en/of ontwikkeling van natuurwaarden;
  • e. het behoud, herstel, bescherming en/of ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant;
  • f. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de Groenblauwe mantel;
  • g. het behoud en bescherming van bestaande ecologische verbindingszones;
  • h. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • i. agrarisch educatief medegebruik;
  • j. kwaliteitsverbetering van het landschap indien dit samenhangt met een ruimtelijke ontwikkeling, waarvoor op grond van dit plan medewerking is verleend en waarvoor de kwaliteitsverbetering van het landschap als voorwaarde is gesteld;
  • k. een (sier)tuin;
  • l. kwaliteitsverbetering van het landschap, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing', de landschappelijke inpassing als bedoeld voor de kwaliteitsverbetering van het landschap zodanig opgericht en in stand dient te worden gehouden zoals vermeld in bijlage 2 bij deze regels;

met de daarbij behorende:

  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • n. water, waterkeringen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. (toegangs)wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • p. teeltondersteunende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. voor het bouwen geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn niet toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in sub b, c en d;
  • b. ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering zijn, buiten de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding, lage tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 0,5 meter. De afstand tot de bouwperceelgrens bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • c. ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering zijn erf- en terreinafscheidingen toegestaan met een maximale hoogte van 1,5 meter;
  • d. ten behoeve van een (vollegronds)teeltbedrijf, extensieve recreatie, educatief medegebruik, landschapsbeheer en natuurbeheer zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, uitgezonderd overkappingen, met een maximale hoogte van 2 meter.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter verbetering van de landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing.

5.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 en 5.2.2 ten behoeve van hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen onder de volgende voorwaarden:

  • a. de voorzieningen zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. omtrent het bepaalde in sub a. kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • c. de hoogte van de teeltondersteunende voorziening mag niet meer bedragen dan 2,5 meter, met uitzondering van hagelnetten, schaduwnetten, vraatnetten en soortgelijke voorzieningen welke maximaal 5 meter hoog mogen zijn;
  • d. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding;
  • e. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische en/of abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. tijdelijke (lage en hoge) en overige teeltondersteunende voorzieningen binnen de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • c. de aanleg van drainage binnen de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding;
  • d. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur binnen de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding;
  • e. teeltondersteunende kassen;
  • f. kamperen, met uitzondering van paalkamperen;
  • g. opslag;
  • h. sleufsilo's, mestsilo's, voedersilo's (folie)bassins, mestbassins, mestplaten, oppervlakteverhardingen van meer dan 200 m², waterbassins, paardenbakken en andere soortgelijke bouwwerken/voorzieningen;
  • i. het verwijderen van de landschappelijke inpassing als bedoeld voor de kwaliteitsverbetering van het landschap ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing'.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken, of van werkzaamheden
5.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden', zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en in stand houden van houtgewas, waaronder begrepen houtgewas ten behoeve agrarische activiteiten. Het verbod geldt niet voor het aanbrengen en in stand houden van houtgewas ten behoeve van agrarische activiteiten met een maximale hoogte van 1,50 meter of een instandhoudingstermijn heeft van minder dan één jaar;
  • b. het aanleggen van landschapselementen;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur buiten de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • d. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • e. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan 0,50 meter onder maaiveld;
  • f. het afgraven en ophogen van gronden met meer dan 0,50 meter;
  • g. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • i. het vellen of rooien van houtgewas of landschapselementen, niet zijnde houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
  • j. de aanleg van drainage buiten de ecologische hoofdstructuur zoals aangeduid op de verbeelding;
  • k. het aanbrengen van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen buiten de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding.

5.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld onder 5.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, inclusief de werkzaamheden welke tot de normale agrarische bedrijfsvoering worden gerekend;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van het groen blauw stimuleringskader;
  • e. de realisatie van de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap betreffen.

5.6.3 Toetsingscriteria
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 5.6.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • b. De gronden behorende tot de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van deze gebieden. De gronden behorende tot de Groenblauwe mantel, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van deze gebieden. Zolang de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant of de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken binnen de Groenblauwe mantel niet gerealiseerd is, is de toegestane bestaande planologische gebruiksactiviteit zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving toegelaten.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bodemexploitatie is beëindigd;
  • b. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • c. natuurontwikkeling dient plaats te vinden;
  • d. er dient te worden aangetoond dat er sprake is van waarden;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. het bepaalde in artikel 11 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

5.7.2 Wijziging bestemming ten behoeve van 'Verkeer – 1'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer – 1', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • b. het betreft een aanpassing van een bestaande weg met de bestemming 'Verkeer – 1';
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding;
  • f. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • g. het bepaalde in artikel 13 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

5.7.3 Wijziging bestemming ten behoeve van 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Water', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. er dient  kan advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • e. het bepaalde in artikel 15 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

5.7.4 Differentiatievlak permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden te wijzigen ten behoeve van het toestaan van een differentiatievlak permanente teeltondersteunende voorzieningen aansluitend aan het bouwvlak van een grondgebonden agrarisch bedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - differentiatievlak permanente teeltondersteunende voorzieningen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor grondgebonden agrarische activiteiten;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt  kan nader advies ingewonnen worden bij de AAB;
  • d. de omvang van de aanduiding bedraagt maximaal 2,5 hectare:
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding;
  • h. het wijzigen binnen de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • i. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

Artikel 6 Bedrijf - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf – 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet aan het buitengebied gebonden bedrijven in de vorm van:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf', een aannemersbedrijf;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – groothandel in brandstof en minerale olieproducten', een groothandel in brandstof en minerale olieproducten;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – agrarische industrie', voor een bedrijf in agrarische industrie';
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', voor een opslagterrein;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – matrassenfabriek', een matrassenfabriek;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – scheepsreparatiebedrijf', een scheepsreparatiebedrijf met daaraan ondergeschikt detailhandel in watersportartikelen;
    • 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemengde plattelandseconomie', een bedrijf in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
  • b. ambachtelijke bedrijven en/of plaatselijk verzorgende bedrijven;
  • c. per aanduiding als genoemd onder sub a. is slechts één bedrijf toegestaan;
  • d. per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders op de verbeelding aangeduid, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in de bedrijfswoning en/of bijbehorende bijgebouwen;
  • e. kwaliteitsverbetering van het landschap, met dien verstande dat het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden conform de bestemming 'Bedrijf - 1' alleen is toegestaan, indien de landschappelijke inpassing binnen maximaal 12 maanden na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan is aangelegd conform het inrichtingsplan en aldus in stand wordt gehouden. Onder inrichtingsplan wordt in deze regels verstaan het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', tevens voor de bescherming en instandhouding van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;

met de daarbij behorende:

  • g. bijbehorende bijgebouwen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. water, waterkering en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. tuin, erf, verharding en andere bij de bestemming passende voorzieningen;
  • k. voorzieningen van algemeen nut;
  • l. wegen paden en parkeervoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. voor het bouwen geldt dat uitsluitend gebouwen, bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming;
  • b. voor zover binnen het bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven, mogen de gebouwen enkel binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • c. een bestemmingsvlak mag niet voor meer dan 60% worden bebouwd, tenzij anders op de verbeelding aangeduid.

6.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5,5 meter en 10 meter, met dien verstande dat daar waar een maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven op de verbeelding, deze hoogte aangehouden dient te worden;
  • b. de bedrijfsgebouwen dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • c. de afstand tussen vrijstaande bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de bouwperceelsgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • e. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter.

6.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5,5 meter en 9,5 meter;
  • c. de bedrijfswoning dient te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,3 meter en 5,5 meter;
  • e. de afstand van de bedrijfswoning tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • f. nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw. Vervangende nieuwbouw van de bestaande bedrijfswoning moet plaatsvinden op de locatie van de bestaande fundering;
  • g. de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen, bijbehorende aangebouwde bijgebouwen als onderdeel van de bedrijfswoning mogen met een plat dak worden afgewerkt, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,3 meter mag bedragen;  
  • h. bijbehorende bijgebouwen als onderdeel van de bedrijfswoning mogen met een plat dak worden afgewerkt, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,3 meter mag bedragen. Wordt een bijbehorend bijgebouw niet afgewerkt met een plat dak, dan bedraagt de dakhelling minimaal minimaal 20° en maximaal 50°;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bijgebouwen mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  • j. de afstand van bijbehorende bijgebouwen tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • k. een vrijstaand bijbehorend bijgebouw dient op een minimale afstand van 1 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • l. qua situering dient er een directe samenhang te zijn tussen de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen;
  • m. de afstand van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 12 meter bedragen;
  • c. bouwwerken voorzien van een dak dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • d. de afstand tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht;
  • e. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter verbetering van de kwaliteit van het landschap en/of positionering van de bebouwing.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afstand bouwperceelgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een bouwperceelgrens, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
  • b. er geen onevenredige aantasting is van de in het geding zijne belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven
  • c. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.

6.4.2 Afstand weg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven afstand tot de kant van de weg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
  • b. uit onderzoek naar geluidhinder blijkt dat er geen strijdigheid is met de Wet geluidhinder of andere relevante wetgeving;
  • c. er geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang is. Hiertoe wordt tevoren  kan advies ingewonnen worden bij de wegbeheerder;
  • d. er geen onevenredige aantasting van de in het geding zijne belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.

 

6.4.3 Herbouw bedrijfswoning anders dan op de bestaande fundamenten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat de herbouw van de bedrijfswoning niet op de bestaande fundamenten plaatsvindt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfswoning wordt binnen het bestaande bouwvlak opgericht;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. er is geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang. Hiertoe wordt tevoren  kan advies ingewonnen worden bij de wegbeheerder;
  • e. er is geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • f. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • g. er is geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen, tenzij dit op de verbeelding of in de regels expliciet is aangegeven;
  • b. (ondergeschikte) detailhandel met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • c. een bedrijf voor de opslag en/of verkoop van (motor)brandstoffen (incl. LPG);
  • d. een bedrijf voor de opslag van mest, handel in mest, mestverwerking, mesthandel, mestbewerking en/of biomassavergisting;
  • e. een logistiek bedrijf;
  • f. een bedrijf voor de opslag en/of verkoop van brandgevaarlijke en/of ontploffingsgevaarlijke stoffen en/of producten;
  • g. seksinrichtingen;
  • h. kamperen;
  • i. (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • j. gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente en/of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdende voorzieningen, zoals een gemeenschappelijke verblijfsruimte , sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • k. een inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), tenzij dit op de verbeelding of in de regels expliciet is toegestaan;
  • l. mestbewerking.

6.6 Afwijking van de gebruiksregels
6.6.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in een bedrijfswoning,  en bijbehorende bijgebouwen en op de gronden binnen het bestemmingsvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een bedrijfswoning aanwezig;
  • b. de woonfunctie van de bedrijfswoning blijft als hoofdfunctie behouden;
  • c. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • f. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de uitoefening van het bedrijf uitvoert, tevens de gebruiker van de bedrijfswoning is;
  • g. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 100 m², mag in gebruik zijn ten behoeve van het bedrijf aan huis ; . Tevens mogen de gronden binnen het bestemmingsvlak ondersteunend worden gebruikt;
  • h. uitsluitend ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende bedrijf aan huis is toegestaan;
  • i. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • m. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

6.6.2 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van en toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een bedrijfswoning aanwezig;
  • b. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bijgebouwen of binnen andere bestaande gebouwen wordt ingepast waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is
  • h. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • i. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf - 1' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone - buitendijks gebied';
  • b. er dient sprake te zijn van het hergebruiken van de bestaande bedrijfswoning;
  • c. er wordt aangetoond dat hergebruik van het bedrijf niet meer mogelijk is;
  • d. het bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • h. de oppervlakte bijbehorende bijgebouwen en bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80 200 m²;
  • i. in afwijking van het bepaalde in sub g en h mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 300 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 2 50 m² vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 100 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
  • j. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  • k. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • l. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • m. wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • n. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 16 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;

6.7.2 Wijzigen bestemming ten behoeve van een ander type niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het type bedrijf zoals aangeduid op de verbeelding te wijzigen ten behoeve van een ander type niet-agrarisch bedrijf die een bijdrage levert aan een gemengde plattelandseconomie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden

  • a. de activiteit is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige bedrijfslocatie met een maximale oppervlakte van 5000 m2;
  • d. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Bedrijf - 1' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – gemengde plattelandseconomie' opgenomen;
  • e. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • f. opslag die ten dienste staat van een elders gevestigd bedrijf is uitgesloten;
  • g. (detail)handelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. de verkoop van streekgebonden producten;
    • 2. handelsactiviteiten in landbouwproducten, anders dan mest, tot een maximale vloeroppervlakte van 3.000 m² Sub f. blijft eveneens van toepassing;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. een zelfstandige kantoorvoorziening is niet toegestaan;
  • j. kinderopvang en maatschappelijke functies zijn niet toegestaan;
  • k. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • l. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • m. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • n. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • o. buitenopslag is niet toegestaan;
  • p. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • q. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • r. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • s. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • t. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • u. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • v. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • w. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 6 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;

6.7.3 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Bedrijf - 2'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf - 1' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 2' ten behoeve van een agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • f. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie met een maximale oppervlakte van 1,5 hectare, met uitzondering van voormalige agrarische bedrijfslocaties die in de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' liggen. Hier geldt een maximale oppervlakte van 5.000 m²;
  • g. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • i. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • j. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • k. buitenopslag is niet toegestaan;
  • l. detailhandel is niet toegestaan;
  • m. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • n. het bedrijfsmatig houden van dieren is niet toegestaan;
  • o. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • p. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • q. het wijzigen binnen de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • r. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • s. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 7 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;

6.7.4 Wijzigen bestemming ten behoeve van een (vollegronds)teeltbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf - 1' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' met bijbehorend bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf (vollegronds)teeltbedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. er dient sprake te zijn van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf (vollegronds)teeltbedrijf;
  • c. wijziging ten behoeve van een grondgebonden veehouderij is uitgesloten ;
  • d. een agrarisch bouwvlak mag, afhankelijk van de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering, maximaal 1,5 hectare zijn. Een vergroting van het agrarisch bouwvlak gaat gepaard met de wijziging van de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' in de bestemming 'Agrarisch';
  • e. omtrent het bepaalde onder sub b., c. en d. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • i. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • j. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • k. er is sprake van een verbetering van milieuhygiënische aard;
  • l. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • m. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • n. het wijzigen binnen de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • o. wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • p. er wordt ter plaatse van het bouwvlak de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - (vollegronds)teeltbedrijf' opgenomen met toevoeging van de planregel dat ter plaatse uitsluitend een (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan;
  • q. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

6.7.5 Wijzigen bestemming ten behoeve van een zorgboerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf - 1' te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een zorgboerderij met ondersteunende kleinschalige horeca, zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak (zorgwonen is uitgesloten) en/of dagrecreatieve voorzieningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige bedrijfslocatie;
  • c. er wordt aangetoond dat hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • d. omtrent het bepaalde in sub a., b. en c. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • e. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
  • f. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Bedrijf – 1' de aanduiding 'zorgboerderij' opgenomen;
  • g. het bedrijfsmatig houden van dieren is niet toegestaan;
  • h. zorgwonen is niet toegestaan;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • k. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • l. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • m. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • n. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • o. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • p. het wijzigen binnen de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • q. wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • r. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 6 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

6.7.6 Wijzigen bestemming ten behoeve van toerisme en recreatie voor aan het buitengebied gebonden vormen van dagrecreatieve voorzieningen, verblijfsrecreatieve voorzieningen en / of horecagelegenheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied' de bestemming 'Bedrijf – 1' te wijzigen naar een dagrecreatieve voorziening, verblijfsrecreatieve voorziening en/of horecagelegenheid, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige bedrijfslocatie. Voor aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorzieningen en / of verblijfsrecreatieve voorzieningen geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 1,5 hectare. Voor aan het buitengebied gebonden horeca geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 5.000 m²;
  • b. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak. Zorgwonen is niet toegestaan; 
  • c. er wordt aangetoond dat hergebruik van het bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • d. het bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • e. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Bedrijf – 1' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorziening, verblijfsrecreatieve voorziening en / of horecagelegenheid' opgenomen;
  • f. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • g. binnen het bouwvlak dient sprake te zijn van zuinig ruimtegebruik waarbij overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • h. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorzieningen bedraagt 6 weken per jaar;
  • i. voor een minicamping geldt dat maximaal 25 standplaatsen zijn toegestaan;
  • j. er zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan met een toeristisch karakter (tenten, toercaravans, e.d.); voor zover het kampeermiddel is aan te merken als een bouwwerk is dit niet toegestaan;
  • k. de kampeermiddelen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak;
  • l. de totale maximale oppervlakte van de standplaatsen bedraagt 1,5 hectare. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij het aantal standplaatsen. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • m. de oppervlakte van sanitaire voorzieningen bij een minicamping mag niet meer bedragen dan 150 m² en dienen binnen het bouwvlak en waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen te worden gerealiseerd;
  • n. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan: vergaderen, workshops, kinderfeestjes, exposities en soortgelijke functies;
  • o. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak. Zorgwonen is niet toegestaan;
  • p. de buitenactiviteiten ten behoeve van de aan het buitengebied gebonden vormen van dagrecreatie zijn toegestaan binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak. De oppervlakte voor de buitenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1 hectare, met uitzondering van boerengolf waarvoor een maximale oppervlakte van 15 hectare geldt. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • q. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • r. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • s. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • t. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • u. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • v. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • w. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • x. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • y. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • z. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 6 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

6.7.7 Wijzigen bestemming ten behoeve van aan het buitengebied gebonden kleinschalige vormen van recreatie en toerisme

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het omschakelen van een vrijkomend bedrijf naar kleinschalige vormen van recreatie en toerisme mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige bedrijfslocatie. Voor aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van dagrecreatieve voorzieningen en / of verblijfsrecreatieve voorzieningen geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 1,5 hectare. Voor aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van horeca geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 5.000 m². Indien de minicamping en/of de buitenactiviteiten ten behoeve van aan het buitengebied gebonden dagrecreatie gelegen zijn buiten het bouwvlak, dan worden de desbetreffende gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', in afwijking van de hierboven genoemde maximale oppervlakte, ook gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - 1' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van recreatie en toerisme'. Op de verbeelding wordt opgenomen dat er binnen dit gebied geen gebouwen zijn toegestaan;
  • b. de buitenactiviteiten ten behoeve van de aan het buitengebied gebonden dagrecreatie zijn toegestaan binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak. De oppervlakte voor de buitenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1 hectare, met uitzondering van boerengolf waarvoor een maximale oppervlakte van 15 hectare geldt. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • c. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Bedrijf - 1' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van recreatie en toerisme' opgenomen;
  • d. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • e. voor een bed and breakfast zijn per bestemmingsvlak maximaal 5 kamers met in totaal maximaal 10 slaapkamers  slaapplaatsen toegestaan;
  • f. de bed and breakfast is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Maximaal 40 % van de bestaande bebouwing met een maximum van 1 250 m² mag voor deze functie worden benut;
  • g. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorzieningen bedraagt 6 weken per jaar;
  • h. voor een minicamping geldt dat maximaal 25 standplaatsen zijn toegestaan;
  • i. kamperen is uitsluitend toegestaan van 1 maart tot 1 november (kampeerseizoen);
  • j. per bedrijf zijn maximaal 5 verblijfsrecreatieve voorzieningen (chalet, trekkershut, soortgelijke voorziening) binnen het bouwvlak toegestaan. De oppervlakte van een verblijfsrecreatieve voorziening mag niet meer bedragen dan 70 m²;
  • k. per bedrijf zijn, anders dan in de vorm van een bed and breakfast, maximaal 5 verblijfsrecreatieve kamers (waaronder gastenkamers, toeristische appartementen en soortgelijke voorzieningen) met in totaal maximaal 10 slaapplaatsen binnen het bouwvlak toegestaan. Maximaal 40% van de bestaande bebouwing met een maximum van 250 m² vloeroppervlakte mag voor deze functie worden benut;
  • l. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan: vergaderen, workshops, kinderfeestjes, exposities en soortgelijke functies;
  • m. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak. Zorgwonen is niet toegestaan;
  • n. de totale oppervlakte van de standplaatsen bij een minicamping bedraagt maximaal 1,5 hectare. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij het aantal standplaatsen. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • o. de oppervlakte van een standplaats bij een minicamping bedraagt minimaal 125 m²;
  • p. er zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan met een toeristisch karakter (tenten, toercaravans, e.d.); voor zover het kampeermiddel is aan te merken als een bouwwerk is dit niet toegestaan;
  • q. de kampeermiddelen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak;
  • r. de oppervlakte van sanitaire voorzieningen bij een minicamping mag niet meer bedragen dan 150 m² en dienen binnen het bouwvlak en waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen te worden gerealiseerd;
  • s. detailhandel is niet toegestaan;
  • t. indien er sprake is van een kleinschalige vorm van horeca mag de maximale vloeroppervlakte, exclusief terras, niet meer dan 250 m² bedragen;
  • u. binnen het bouwvlak dient sprake te zijn van zuinig ruimtegebruik waarbij overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • v. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • w. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • x. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • y. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • z. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • aa. het bedrijfsmatig houden van dieren is niet toegestaan;
  • ab. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • ac. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • ad. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • ae. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • af. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 6 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Bedrijf - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarisch verwant bedrijf of een agrarisch technisch hulpbedrijf in de vorm van:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – groenonderhoud - en loonwerkbedrijf, een groenonderhoud- en loonwerkbedrijf;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerkbedrijf met tevens cultuurtechnische werkzaamheden en grondverzet', een loonwerkbedrijf met tevens cultuurtechnische werkzaamheden en grondverzet, waarbij opslag is toegestaan;
  • b. per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders op de verbeelding aangeduid, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in de bedrijfswoning en/of bijbehorende bijgebouwen;
  • c. kwaliteitsverbetering van het landschap;

met de daarbij behorende:

  • d. bijbehorende bijgebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. water, waterkering en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. tuin, erf, verharding en andere bij de bestemming passende voorzieningen
  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. wegen paden en parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. voor het bouwen geldt dat uitsluitend gebouwen, bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming;
  • b. voor zover binnen het bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven, mogen de gebouwen enkel binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • c. een bestemmingsvlak mag niet voor meer dan 60% worden bebouwd, tenzij anders op de verbeelding aangeduid;
  • d. de bestaande oppervlakte aan bebouwing per bestemmingsvlak mag met maximaal 20 % van de bestaande bebouwingsoppervlakte worden vergroot, onverminderd het bepaalde in sub c.

7.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 7 meter en 11 meter, met dien verstande dat daar waar een maximale hoogte is aangegeven op de verbeelding, deze hoogte aangehouden dient te worden;
  • b. de bedrijfsgebouwen dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • c. de afstand tussen vrijstaande bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse en achterste bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • e. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter.

7.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5,5 meter en 9,5 meter;
  • c. de bedrijfswoning dient te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 meter en 5,5 meter;
  • e. de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • f. nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw. Vervangende nieuwbouw van de bestaande bedrijfswoning moet plaatsvinden op de locatie van de bestaande fundering;
  • g. de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen; bijbehorende aangebouwde bijgebouwen als onderdeel van de bedrijfswoning mogen met een plat dak worden afgewerkt, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,3 meter mag bedragen;
  • h. bijbehorende bijgebouwen als onderdeel van de bedrijfswoning mogen met een plat dak worden afgewerkt, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,3 meter mag bedragen. Wordt een bijbehorend bijgebouw niet afgewerkt met een plat dak, dan bedraagt de dakhelling minimaal minimaal 20° en maximaal 50°;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bijgebouwen mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  • j. de afstand van bijbehorende bijgebouwen tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • k. een vrijstaand bijbehorend bijgebouw dient op een minimale afstand van 1 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • l. qua situering dient er een directe samenhang te zijn tussen de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen;
  • m. de afstand van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 12 meter bedragen;
  • c. bouwwerken voorzien van een dak dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • d. de afstand tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht;
  • e. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
  • f. ter verbetering van de kwaliteit van het landschap en/of positionering van de bebouwing.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afstand bouwperceelgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een bouwperceelgrens, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
  • b. er geen onevenredige aantasting is van de in het geding zijne belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven
  • c. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.

7.4.2 Afstand weg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven afstand tot de kant van de weg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
  • b. uit onderzoek naar geluidhinder blijkt dat er geen strijdigheid is met de Wet geluidhinder of andere relevante wetgeving;
  • c. er geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang is. Hiertoe wordt tevoren  kan advies ingewonnen worden bij de wegbeheerder;
  • d. er geen onevenredige aantasting van de in het geding zijne belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.

7.4.3 Herbouw bedrijfswoning anders dan op de bestaande fundamenten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat de herbouw van de bedrijfswoning niet op de bestaande fundamenten plaatsvindt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfswoning wordt binnen het bestaande bouwvlak opgericht;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. er is geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang. Hiertoe wordt tevoren  kan advies ingewonnen worden bij de wegbeheerder;
  • e. er is geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • f. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • g. er is geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. (ondergeschikte) detailhandel met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. (co)vergisting en biomassavergisting;
  • e. het bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van agrarische producten van andere (agrarische) bedrijven;
  • f. seksinrichtingen;
  • g. kamperen;
  • h. (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • i. gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en) voor permanente en/of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdende voorzieningen, zoals een gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • j. een inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), tenzij dit op de verbeelding of in de regels expliciet is toegestaan;
  • k. mestbewerking.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in een bedrijfswoning,  en bijbehorende bijgebouwen en op de gronden binnen het bestemmingsvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een bedrijfswoning aanwezig;
  • b. de woonfunctie van de bedrijfswoning blijft als hoofdfunctie behouden;
  • c. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • f. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de uitoefening van het bedrijf uitvoert, tevens de gebruiker van de bedrijfswoning is;
  • g. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 100 m², mag in gebruik zijn ten behoeve van het bedrijf aan huis ; . Tevens mogen de gronden binnen het bestemmingsvlak ondersteunend worden gebruikt;
  • h. uitsluitend ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende bedrijf aan huis is toegestaan;
  • i. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • m. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

7.6.2 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een bedrijfswoning aanwezig;
  • b. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bijgebouwen of binnen andere bestaande gebouwen wordt ingepast waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is
  • h. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • i. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

7.7 Wijzigingsbevoegdheid
7.7.1 Vergroting bouwvlak ten behoeve van 'Bedrijf – 2'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak van agrarisch verwante bedrijven en agrarisch technische hulpbedrijven te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en de volwaardigheid van het bedrijf is aangetoond;
  • b. omtrent het bepaalde in sub. a. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • c. de vergroting kan met maximaal 25% van het bestaand bouwvlak plaatsvinden, waarbij na vergroting het bouwvlak een oppervlakte heeft van maximaal 1,5 hectare. Een vergroting van het bouwvlak gaat gepaard met de wijziging van de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' in de bestemming 'Bedrijf - 2';
  • d. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken, geen bouwwerken zijnde mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen door de wijziging;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. het bedrijfsmatig houden van dieren is niet toegestaan;
  • h. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • i. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant en de Groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding;
  • j. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • k. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 7 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

7.7.2 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf - 2' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone - buitendijks gebied';
  • b. er dient sprake te zijn van het hergebruiken van de bestaande bedrijfswoning;
  • c. het bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • f. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • g. de oppervlakte bijbehorende bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80 200 m²;
  • h. in afwijking van het bepaalde in sub g en h mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 300 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 2 50 m² vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 100 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
  • i. er mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot tot maximaal 850 m³, met dien verstande dat per 50 m³ vergroting van de woning telkens minimaal 500 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
  • j. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  • k. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Wonen' dan wel de bestemming 'Agrarisch met waarden Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met Natuur- en landschapswaarden';
  • l. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • m. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • n. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • o. wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • p. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 16 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

7.7.3 Wijzigen bestemming ten behoeve van een ander type bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het type bedrijf zoals aangeduid op de verbeelding te wijzigen ten behoeve van een ander type bedrijf zoals toegestaan in de bestemming 'Bedrijf – 2', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone - buitendijks gebied';
  • b. het betreft een agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Bedrijf - 2' een aanduiding opgenomen passend bij het type bedrijf zoals toegestaan binnen de bestemming;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • f. zelfstandige kantoorvoorzieningen en detailhandel, met uitzondering van de verkoop van streekgebonden producten, zijn niet toegestaan;
  • g. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • h. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • i. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • j. het bedrijfsmatig houden van dieren is niet toegestaan;
  • k. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • l. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • m. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • n. wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • o. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 7 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

7.7.4 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Bedrijf – 1'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf - 2' ter plaatse van het bedrijf te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf – 1' ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf die een bijdrage levert aan een gemengde plattelandseconomie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige bedrijfslocatie met een maximale oppervlakte van 5000 m2;
  • d. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • e. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • f. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Bedrijf - 1' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – gemengde plattelandseconomie' opgenomen;
  • g. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • h. opslag die ten dienste staat van een elders gevestigd bedrijf is uitgesloten;
  • i. (detail)handelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. de verkoop van streekgebonden producten;
    • 2. handelsactiviteiten in landbouwproducten, anders dan mest, tot een maximale vloeroppervlakte van 3.000 m² Sub h. blijft eveneens van toepassing;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. een zelfstandige kantoorvoorziening is niet toegestaan;
  • l. kinderopvang en maatschappelijke functies zijn niet toegestaan;
  • m. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • n. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • o. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • p. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • q. buitenopslag is niet toegestaan;
  • r. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • s. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • t. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • u. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • v. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • w. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • x. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • y. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 6 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;

 

7.7.5 Wijzigen bestemming ten behoeve van een (vollegronds)teeltbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf - 2' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' met bijbehorend bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf (vollegronds)teeltbedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. er dient sprake te zijn van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf (vollegronds)teeltbedrijf;
  • c. wijziging ten behoeve van een grondgebonden veehouderij is uitgesloten;
  • d. een agrarisch bouwvlak mag, afhankelijk van de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering, maximaal 1,5 hectare zijn. Een vergroting van het bouwvlak gaat gepaard met de wijziging van de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' in de bestemming 'Agrarisch';
  • e. omtrent het bepaalde onder sub b., c. en d. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • i. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • j. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • k. er is sprake van een verbetering van milieuhygiënische aard;
  • l. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • m. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • n. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • o. er wordt ter plaatse van het bouwvlak de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - (vollegronds)teeltbedrijf' opgenomen met toevoeging van de planregel dat ter plaatse uitsluitend een (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan;
  • p. wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • q. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;

7.7.6 Wijzigen bestemming ten behoeve van een zorgboerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf - 2' te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een zorgboerderij met ondersteunende kleinschalige horeca, zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak (zorgwonen is uitgesloten) en/of dagrecreatieve voorzieningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige bedrijfslocatie;
  • c. er wordt aangetoond dat hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • d. omtrent het bepaalde in sub a., b. en c. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • e. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
  • f. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Bedrijf – 2' de aanduiding 'zorgboerderij' opgenomen;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • i. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • k. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • l. het bedrijfsmatig houden van dieren is niet toegestaan;
  • m. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • n. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • o. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • p. wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • q. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 7 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

7.7.7 Wijzigen bestemming ten behoeve van toerisme en recreatie voor aan het buitengebied gebonden vormen van dagrecreatieve voorzieningen, verblijfsrecreatieve voorzieningen en / of horecagelegenheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied' de bestemming 'Bedrijf – 2' te wijzigen naar een dagrecreatieve voorziening, verblijfsrecreatieve voorziening en/of horecagelegenheid, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige bedrijfslocatie. Voor aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorzieningen en / of verblijfsrecreatieve voorzieningen geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 1,5 hectare. Voor aan het buitengebied gebonden horeca geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 5.000 m²;
  • b. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak. Zorgwonen is niet toegestaan;
  • c. er wordt aangetoond dat hergebruik van het bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • d. het bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • e. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Bedrijf – 2' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorziening, verblijfsrecreatieve voorziening en / of horecagelegenheid' opgenomen;
  • f. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • g. binnen het bouwvlak dient sprake te zijn van zuinig ruimtegebruik waarbij overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • h. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorzieningen bedraagt 6 weken per jaar;
  • i. voor een minicamping geldt dat maximaal 25 standplaatsen zijn toegestaan;
  • j. er zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan met een toeristisch karakter (tenten, toercaravans, e.d.); voor zover het kampeermiddel is aan te merken als een bouwwerk is dit niet toegestaan;
  • k. de kampeermiddelen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak;
  • l. de totale maximale oppervlakte van de standplaatsen bedraagt 1,5 hectare. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij het aantal standplaatsen. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • m. de oppervlakte van sanitaire voorzieningen bij een minicamping mag niet meer bedragen dan 150 m² en dienen binnen het bouwvlak en waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen te worden gerealiseerd;
  • n. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan: vergaderen, workshops, kinderfeestjes, exposities en soortgelijke functies;
  • o. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak. Zorgwonen is niet toegestaan;
  • p. de buitenactiviteiten ten behoeve van de aan het buitengebied gebonden vormen van dagrecreatie zijn toegestaan binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak. De oppervlakte voor de buitenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1 hectare, met uitzondering van boerengolf waarvoor een maximale oppervlakte van 15 hectare geldt. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • q. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • r. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • s. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • t. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • u. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • v. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • w. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • x. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • y. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • z. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 7 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;

7.7.8 Wijzigen bestemming ten behoeve van aan het buitengebied gebonden kleinschalige vormen van recreatie en toerisme

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het omschakelen van een vrijkomend bedrijf naar kleinschalige vormen van recreatie en toerisme mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige bedrijfslocatie. Voor aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van dagrecreatieve voorzieningen en / of verblijfsrecreatieve voorzieningen geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 1,5 hectare. Voor aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van horeca geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 5.000 m². Indien de minicamping en/of de buitenactiviteiten ten behoeve van aan het buitengebied gebonden dagrecreatie gelegen zijn buiten het bouwvlak, dan worden de desbetreffende gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', in afwijking van de hierboven genoemde maximale oppervlakte, ook gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - 2' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van recreatie en toerisme'. Op de verbeelding wordt opgenomen dat er binnen dit gebied geen gebouwen zijn toegestaan;
  • b. de buitenactiviteiten ten behoeve van de aan het buitengebied gebonden dagrecreatie zijn toegestaan binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak. De oppervlakte voor de buitenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1 hectare, met uitzondering van boerengolf waarvoor een maximale oppervlakte van 15 hectare geldt. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • c. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Bedrijf - 2' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van recreatie en toerisme' opgenomen;
  • d. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • e. voor een bed and breakfast zijn per bestemmingsvlak maximaal 5 kamers met in totaal maximaal 10 slaapkamers  slaapplaatsen toegestaan;
  • f. de bed and breakfast is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Maximaal 40 % van de bestaande bebouwing met een maximum van 1 250 m² mag voor deze functie worden benut;
  • g. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorzieningen bedraagt 6 weken per jaar;
  • h. voor een minicamping geldt dat maximaal 25 standplaatsen zijn toegestaan;
  • i. kamperen is uitsluitend toegestaan van 1 maart tot 1 november (kampeerseizoen);
  • j. per bedrijf zijn maximaal 5 verblijfsrecreatieve voorzieningen (chalet, trekkershut, soortgelijke voorziening) binnen het bouwvlak toegestaan. De oppervlakte van een verblijfsrecreatieve voorziening mag niet meer bedragen dan 70 m² ;
  • k. per bedrijf zijn, anders dan in de vorm van een bed and breakfast, maximaal 5 verblijfsrecreatieve kamers (waaronder gastenkamers, toeristische appartementen en soortgelijke voorzieningen) met in totaal maximaal 10 slaapplaatsen binnen het bouwvlak toegestaan. Maximaal 40% van de bestaande bebouwing met een maximum van 250 m² vloeroppervlakte mag voor deze functie worden benut;
  • l. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan: vergaderen, workshops, kinderfeestjes, exposities en soortgelijke functies;
  • m. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak. Zorgwonenis niet toegestaan;
  • n. de totale oppervlakte van de standplaatsen bij een minicamping bedraagt maximaal 1,5 hectare. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij het aantal standplaatsen. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • o. de oppervlakte van een standplaats bij een minicamping bedraagt minimaal 125 m²;
  • p. er zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan met een toeristisch karakter (tenten, toercaravans, e.d.); voor zover het kampeermiddel is aan te merken als een bouwwerk is dit niet toegestaan;
  • q. de kampeermiddelen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak;
  • r. de oppervlakte van sanitaire voorzieningen bij een minicamping mag niet meer bedragen dan 150 m² en dienen binnen het bouwvlak en waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen te worden gerealiseerd;
  • s. detailhandel is niet toegestaan;
  • t. indien er sprake is van een kleinschalige vorm van horeca mag de maximale vloeroppervlakte, exclusief terras, niet meer dan 250 m² bedragen;
  • u. binnen het bouwvlak dient sprake te zijn van zuinig ruimtegebruik waarbij overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • v. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • w. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • x. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • y. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • z. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • aa. het bedrijfsmatig houden van dieren is niet toegestaan;
  • ab. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • ac. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • ad. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • ae. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • af. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 7 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 Bedrijf - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf – 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. één bedrijf in de vorm van een inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waarbinnen de onder b. en c. opgesomde activiteiten zijn toegestaan;
  • b. bedrijfsactiviteiten in maximaal milieucategorie 4, zijnde een groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton per uur of meer;
  • c. bedrijfsacitviteiten in maximaal milieucategorie 2, zijnde een groothandel in kunstmeststoffen en/of gewasbeschermingsmiddelen;
  • d. ondersteunende detailhandel ten behoeve van de toegestane bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. met de daarbij behorende voorzieningen, zoals ondergeschikte kantoren, parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • f. kwaliteitsverbetering van het landschap;

met de daarbij behorende:

  • g. bijbehorende bijgebouwen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. water, waterkering en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. tuin, erf, verharding en andere bij de bestemming passende voorzieningen
  • k. voorzieningen van algemeen nut;
  • l. wegen paden en parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. voor het bouwen geldt dat uitsluitend gebouwen, bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • c. het bebouwingspercentage mag op een bestemmingsvlak niet meer dan 75% bedragen.

8.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 17 meter.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 4 meter en binnen het bouwvlak maximaal 12 meter, met dien verstande dat daar waar op de verbeelding een afwijkende maximale hoogte is aangegeven, deze hoogte aangehouden dient te worden;
  • b. op maximaal 5% van het bouwvlak mag de hoogte van een silo niet meer dan 35 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • d. bouwwerken voorzien van een dak dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • e. de afstand tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht;
  • f. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding
  • f. ter verbetering van de kwaliteit van het landschap en/of positionering van de bebouwing.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. (ondergeschikte) detailhandel met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • g. gebouwen, voor permanente en/of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdende voorzieningen, zoals een gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • h. mestbewerking.

8.4.2 Activiteiten Besluit externe veiligheid inrichtingen

Uitbreiding van de activiteiten vallende onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen is enkel mogelijk mits er geen sprake is van een overschrijding van de richtwaarde van het plaatsgebonden risico en er geen sprake is van een overschrijding van de oriënterende waarde. Toename van het groepsrisico is toegestaan, mits uit een verantwoording groepsrisico blijkt dat dit verantwoord is.

Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf – Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen van algemeen nut;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuivering', een rioolwaterzuiveringsinstallatie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – waterstaatsdoeleinden', voor waterstaatsdoeleinden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – waterpompstation', een waterpompstation;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor een bedrijfswoning;
  • f. kwaliteitsverbetering van het landschap;

met de daarbij behorende:

  • g. ontsluitingswegen en -paden;
  • h. terreinen en bouwwerken.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. voor het bouwen geldt dat uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming;
  • b. bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met dien verstande dat het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

9.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5 meter en 9 meter;
  • b. de bedrijfsgebouwen dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • c. de afstand tussen vrijstaande bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de bouwperceelsgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • e. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter.

9.2.3 Voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het oppervlak van een gebouw ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut mag respectievelijk niet meer bedragen dan 3,5 meter en 5,5 meter;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 3 meter.

9.2.4 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5,5 meter en 9,5 meter;
  • c. de bedrijfswoning dient te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,3 meter en 5,5 meter;
  • e. de afstand van de bedrijfswoning tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • f. nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw. Vervangende nieuwbouw van de bestaande bedrijfswoning moet plaatsvinden op de locatie van de bestaande fundering;
  • g. de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen; bijbehorende aangebouwde bijgebouwen als onderdeel van de bedrijfswoning mogen met een plat dak worden afgewerkt, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,3 meter mag bedragen;
  • h. bijbehorende bijgebouwen als onderdeel van de bedrijfswoning mogen met een plat dak worden afgewerkt, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,3 meter mag bedragen. Wordt een bijbehorend bijgebouw niet afgewerkt met een plat dak, dan bedraagt de dakhelling minimaal minimaal 20° en maximaal 50°;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bijgebouwen mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  • j. de afstand van bijbehorende bijgebouwen tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • k. een vrijstaand bijbehorend bijgebouw dient op een minimale afstand van 1 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • l. qua situering dient er een directe samenhang te zijn tussen de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen;
  • m. de afstand van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter.

9.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 12 meter bedragen, met dien verstande dat daar waar een maximale bouwhoogte is aangegeven op de verbeelding, deze hoogte aangehouden dient te worden;
  • c. bouwwerken voorzien van een dak dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • d. de afstand tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht;
  • e. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter verbetering van de landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing.

9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afstand bouwperceelgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een bouwperceelgrens, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
  • b. er geen onevenredige aantasting is van de in het geding zijne belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven
  • c. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.

9.4.2 Afstand weg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven afstand tot de kant van de weg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
  • b. uit onderzoek naar geluidhinder blijkt dat er geen strijdigheid is met de Wet geluidhinder of andere relevante wetgeving;
  • c. er geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang is. Hiertoe wordt tevoren  kan advies ingewonnen worden bij de wegbeheerder;
  • d. er geen onevenredige aantasting van de in het geding zijne belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.

 

9.4.3 Herbouw bedrijfswoning anders dan op de bestaande fundamenten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat de herbouw van de bedrijfswoning niet op de bestaande fundamenten plaatsvindt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfswoning wordt binnen het bestaande bouwvlak opgericht;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. er is geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang. Hiertoe wordt tevoren  kan advies ingewonnen worden bij de wegbeheerder;
  • e. er is geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • f. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • g. er is geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. (ondergeschikte) detailhandel met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • g. gebouwen voor permanente en/of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdende voorzieningen, zoals een gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • h. een inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), tenzij dit op de verbeelding of in de regels expliciet is toegestaan.

9.6 Afwijking van de gebruiksregels
9.6.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in een bedrijfswoning,  en bijbehorende bijgebouwen en op de gronden binnen het bestemmingsvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een bedrijfswoning aanwezig;
  • b. de woonfunctie van de bedrijfswoning blijft als hoofdfunctie behouden;
  • c. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • f. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de uitoefening van het bedrijf uitvoert, tevens de gebruiker van de bedrijfswoning is;
  • g. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 100 m², mag in gebruik zijn ten behoeve van het bedrijf aan huis ; . Tevens mogen de gronden binnen het bestemmingsvlak ondersteunend worden gebruikt;
  • h. uitsluitend ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende bedrijf aan huis is toegestaan;
  • i. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • m. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

9.6.2 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van en toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een bedrijfswoning aanwezig;
  • b. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bijgebouwen of binnen andere bestaande gebouwen wordt ingepast waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is
  • h. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • i. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

9.6.3 Herbouw bedrijfswoning anders dan op de bestaande fundamenten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat de herbouw van de bedrijfswoning niet op de bestaande fundamenten plaatsvindt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfswoning wordt binnen het bestaande bouwvlak opgericht binnen de bestemming 'Wonen' (overwegend) binnen het bestaande bouwvlak opgericht;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. er geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang is. Hiertoe wordt kan tevoren advies ingewonnen worden bij de wegbeheerder;
  • e. er is geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • f. er is geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. landschappelijke inpassing;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. in- en uitritten;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kunstobjecten;
  • i. kunstwerken;
  • j. verhardingen;
  • k. paden;
  • l. parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. kamperen.

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. het behoud, herstel, bescherming en/of ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant;
  • c. het behoud en bescherming van bestaande ecologische verbindingszones;
  • d. waterlopen en waterpartijen;
  • e. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de Groenblauwe mantel;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. extensieve recreatie;
  • g. educatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. water, waterkering en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. voorzieningen van algemeen nut;
  • k. wegen, paden en verkeersvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht ten behoeve van extensieve recreatie, educatief medegebruik en natuurbeheer;
  • b. de bouwhoogte van de toegestane bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,5 meter bedragen.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter verbetering van de landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing.

11.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning voorzieningen van algemeen nut toestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. bestaande natuurlijke- en landschappelijke waarden mogen niet worden aangetast;
  • b. de oppervlakte van een voorziening van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 15 m²;
  • c. de hoogte van een voorziening van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 3 meter.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. kamperen, met uitzondering van paalkamperen. ;
  • b. de opslag van goederen en materialen.

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
11.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het vergraven, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het (vellen of) rooien van houtgewas;
  • d. het (bebossen of) beplanten van gronden;
  • e. het graven of afdammen van sloten of greppels.

11.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld onder 11.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van het groen blauw stimuleringskader;
  • e. de realisatie van de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap betreffen.

11.6.3 Toetsingscriteria
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 11.6.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • b. De gronden behorende tot de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van deze gebieden. De gronden behorende tot de Groenblauwe mantel, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van deze gebieden. Zolang de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant of de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken binnen de Groenblauwe mantel niet gerealiseerd is, is de toegestane bestaande planologische gebruiksactiviteit zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving toegelaten.

 

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven', 3 jachthavens met bijbehorende voorzieningen, waarbij één bedrijfswoning is toegestaan, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in de bedrijfswoning en/of bijbehorende bijgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - sluiseiland benedensas', lichte horeca (hoofdzakelijk verstrekken van etenwaren en maaltijden), twee recreatiewoningen, allen binnen de bestaande bebouwing van het pand Vlietdijk 2 en 4, alsmede een theetuin en vlindertuin als onderdeel van de lichte horeca en een tuin behorende bij de recreatiewoningen;
  • c. er is één bedrijfswoning toegestaan, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroepaan huis in de bedrijfswoning en/of bijbehorende bijgebouwen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. kwaliteitsverbetering van het landschap;

 

met de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. voorzieningen van algemeen nut.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. voor het bouwen geldt dat uitsluitend gebouwen, bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming;
  • b. bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding, met dien verstande dat aanlegsteigers niet vallen onder het maximaal toegestane bebouwingspercentage.

12.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 meter en 7 meter, met dien verstande dat indien een maximale hoogte op de verbeelding is aangegeven, deze hoogte als maximaal toegestane hoogte geldt.

12.2.3 Bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5,5 meter en 9,5 meter;
  • c. de bedrijfswoning dient te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • d. de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen, bijbehorende aangebouwde bijgebouwen als onderdeel van de bedrijfswoning mogen met een plat dak worden afgewerkt, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,3 meter mag bedragen;
  • e. bijbehorende bijgebouwen als onderdeel van de bedrijfswoning mogen met een plat dak worden afgewerkt, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,3 meter mag bedragen. Wordt een bijbehorend bijgebouw niet afgewerkt met een plat dak, dan bedraagt de dakhelling minimaal minimaal 20° en maximaal 50°;
  • f. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,3 meter en 5,5 meter;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bijgebouwen mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  • h. de afstand van een bijbehorend bijgebouw tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • i. een bijbehorend bijgebouw dient op een minimale afstand van 1 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • j. qua situering dient er een directe samenhang te zijn tussen de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen;
  • k. de afstand van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter.

12.2.4 Gebouwen voor voorzieningen van algemeen nut
  • a. de bouwhoogte van gebouwen voor voorzieningen van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • b. de oppervlakte van gebouwen voor voorzieningen van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 15 m².

12.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsinstallaties mag maximaal 7 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van hijswerktuigen mag maximaal 10 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5 m bedragen.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter verbetering van de landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing.

12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Afstand bouwperceelgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een bouwperceelgrens, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
  • b. er geen onevenredige aantasting is van de in het geding zijne belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven
  • c. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.

12.4.2 Afstand weg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven afstand tot de kant van de weg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
  • b. uit onderzoek naar geluidhinder blijkt dat er geen strijdigheid is met de Wet geluidhinder of andere relevante wetgeving;
  • c. er geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang is. Hiertoe wordt tevoren  kan advies ingewonnen worden bij de wegbeheerder;
  • d. er geen onevenredige aantasting van de in het geding zijne belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. (ondergeschikte) detailhandel met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • c. enige tak van handels-, en bedrijfsdoeleinden;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • e. seksinrichtingen;
  • f. kamperen;
  • g. (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • h. gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en) voor permanente en/of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdende voorzieningen, zoals een gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • i. een inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), tenzij dit op de verbeelding of in de regels expliciet is toegestaan.

12.6 Afwijken van de gebruiksregels
12.6.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in een bedrijfswoning,  en bijbehorende bijgebouwen en op de gronden binnen het bestemmingsvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een bedrijfswoning aanwezig;
  • b. de woonfunctie van de bedrijfswoning blijft als hoofdfunctie behouden;
  • c. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • f. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de uitoefening van het bedrijf uitvoert, tevens de gebruiker van de bedrijfswoning is;
  • h. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 100 m², mag in gebruik zijn ten behoeve van het bedrijf aan huis ; . Tevens mogen de gronden binnen het bestemmingsvlak ondersteunend worden gebruikt;
  • i. uitsluitend ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende bedrijf aan huis is toegestaan;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • k. buitenopslag is niet toegestaan;
  • l. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • m. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • n. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur  natuur netwerk brabant';
  • o. de afwijking voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • p. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

12.6.2 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een bedrijfswoning aanwezig;
  • b. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bijgebouwen of binnen andere bestaande gebouwen wordt ingepast waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is
  • h. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • i. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • j. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur';
  • k. de afwijking voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

12.6.3 Verblijfsrecreatie in de vorm van een bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van een bed & breakfast met de daarbij behorende voorzieningen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de recreatieve bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. per recreatiebedrijf zijn maximaal 5 kamers met in totaal maximaal 10 slaapplaatsen toegestaan;
  • d. de bed & breakfast is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Maximaal 40% van de bestaande bebouwing met een maximum van 150 250 m² vloeroppervlakte mag voor deze functie worden benut;
  • e. in afwijking onder d. mag binnen het bouwvlak nieuwbouw van een gebouw ten behoeve van de bed & breakfast plaatsvinden met een maximum van 150 250 m²;
  • f. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per jaar;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. detailhandel is niet toegestaan;
  • i. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • k. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • l. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • m. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • n. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • o. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur  natuur netwerk brabant';
  • p. de afwijking voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken
  • q. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

12.6.4 Verblijfsrecreatie in de vorm van een permanente verblijfsrecreatieve voorziening

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van permanente verblijfsrecreatieve voorzieningen (chalet, trekkershut en soortgelijke voorzieningen) met de daarbij behorende noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de recreatieve bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. per bedrijf zijn maximaal 5 verblijfsrecreatieve voorzieningen toegestaan;
  • d. de oppervlakte van een verblijfsrecreatieve voorziening mag niet meer bedragen dan 70 m²;
  • e. de oppervlakte van eventuele sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • f. de verblijfsrecreatieve voorzieningen met de daarbij behorende noodzakelijke voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Noodzakelijke voorzieningen worden waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen gerealiseerd;
  • g. er moet sprake zijn van zuinig ruimtegebruik;
  • h. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
  • i. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per jaar;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. detailhandel is niet toegestaan;
  • l. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • m. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • o. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • p. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • q. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • r. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • s. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

12.6.5 Verblijfsrecreatie in de vorm van een gebouw voor verblijfsrecreatie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van een gebouw voor verblijfsrecreatie (met of zonder ontbijt) met de daarbij behorende voorzieningen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de recreatieve bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. per bedrijf zijn maximaal 5 verblijfsrecreatieve kamers (waaronder gastenkamers, toeristische appartementen en soortgelijke voorzieningen) met in totaal maximaal 10 slaapplaatsen toegestaan;
  • d. de verblijfsrecreatie is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • e. maximaal 40% van de bestaande bebouwing met een maximum van 250 m² vloeroppervlakte mag voor deze functie worden benut;
  • f. in afwijking onder f. mag binnen het bouwvlak nieuwbouw van een gebouw ten behoeve van de verblijfsrecreatie plaatsvinden met een maximum van 250 m²;
  • g. er moet sprake zijn van zuinig ruimtegebruik;
  • h. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
  • i. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per jaar;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. detailhandel is niet toegestaan;
  • l. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • m. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • o. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • p. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • q. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • r. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • s. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

12.6.6 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van kleinschalige aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorzieningen toestaan, zoals een speeltuin, verhuur van fietsen/huifkarren, een ambachtelijke kaasmakerij, boerengolf, het organiseren van rondleidingen in het buitengebied, agrarische educatie en andere naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen kleinschalige aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve activiteiten met de daarbij behorende ondersteunende activiteiten, eventueel in combinatie met ondersteunende kleinschalige horeca, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de recreatieve bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. ondersteunend aan de kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen zijn de volgende activiteiten toegestaan: vergaderen, workshops, kinderfeestjes, exposities en soortgelijke functies. Activiteiten in de vorm van feesten en partijen zijn uitgesloten;
  • d. indien de activiteit plaatsvindt in gebouwen dient dit binnen het bestaande bouwvolume te gebeuren. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats. Hierop geldt een uitzondering voor de nieuwbouw van een gebouw binnen het bouwvlak met een vloeroppervlakte van maximaal 500 m²;
  • e. de vloeroppervlakte voor deze binnenactiviteit mag niet meer bedragen dan 500 m². De te gebruiken vloeroppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • f. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
  • g. de buitenactiviteiten zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak binnen de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • h. de oppervlakte voor de buitenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1 hectare, met uitzondering van boerengolf waarvoor een maximale oppervlakte van 15 hectare geldt. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • i. het bedrijfsmatig houden van dieren is niet toegestaan;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. detailhandel is niet toegestaan;
  • l. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • m. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • n. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • o. buitenopslag is niet toegestaan;
  • p. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • q. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • r. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

12.6.7 Kleinschalige horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en nevenactiviteit voor kleinschalige horeca, zoals een thee- en koffieschenkerij, een ijs- /snackverkooppunt, rustpunt voor passanten (fietser, wandelaars,etc.) toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de recreatieve bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. de activiteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats. Hierop geldt een uitzondering voor de nieuwbouw van een gebouw binnen het bouwvlak met een vloeroppervlakte van maximaal 75 250 m²;
  • e. de vloeroppervlakte voor de binnenactiviteit mag niet meer bedragen dan 75 250 m². De te gebruiken vloeroppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • f. binnen het bouwvlak is een terras toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer bedragen dan 100 m² ;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. detailhandel is niet toegestaan;
  • i. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • k. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • l. buitenopslag is niet toegestaan;
  • m. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • o. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

Artikel 13 Verkeer - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. het behoud, herstel, bescherming en/of ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur het Natuur Netwerk Brabant;
  • c. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de Groenblauwe mantel;
  • d. kwaliteitsverbetering van het landschap, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - landschappelijke inpassing', de landschappelijke inpassing als bedoeld voor de kwaliteitsverbetering van het landschap zodanig opgericht en in stand dient te worden gehouden zoals vermeld in bijlage 2 bij deze regels;

met de daarbij behorende:

  • e. voet- en rijwielpaden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • h. straatmeubilair;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. kunstwerken;
  • k. extensief recreatief medegebruik;
  • l. waterlopen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen voor voorzieningen van algemeen nut
  • a. op of in de gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, met dien verstande dat binnen de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur natuur netwerk brabant' niet mag worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen voor voorzieningen van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. de oppervlakte van gebouwen voor voorzieningen van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 15 m².

13.2.2 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van deze bestemming, met dien verstande dat binnen de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur natuur netwerk brabant' niet mag worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter, met uitzonderingen van erf- en terreinafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • d. de hoogte van verlichtingsarmaturen mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter verbetering van de landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • c. seksinrichtingen;
  • d. kamperen;
  • e. opslag van goederen en materialen;
  • f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen binnen de ecologische hoofdstructuur het Natuur Netwerk Brabant ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur natuur netwerk brabant';
  • g. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur binnen de Ecologische hoofdstructuur het Natuur Netwerk Brabant ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - Ecologische hoofdstructuur natuur netwerk brabant';
  • h. het verwijderen van de landschappelijke inpassing als bedoeld voor de kwaliteitsverbetering van het landschap ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - landschappelijke inpassing'.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
13.5.1 Verbod

Het is verboden op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Verkeer - 1', zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven of ontgraven van het dijklichaam of dijktalud;
  • b. het aanleggen en verharden van wegen en paden en verharden van overige oppervlaktes buiten de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding;
  • c. het aanbrengen, vellen of rooien van houtgewas;
  • d. het aanleggen van leidingen.

13.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 13.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van het groen blauw stimuleringskader;
  • e. de realisatie van de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap betreffen.

13.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 13.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • b. De gronden behorende tot de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van deze gebieden. De gronden behorende tot de Groenblauwe mantel, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van deze gebieden. Zolang de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant of de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken binnen de groenblauwe mantel niet gerealiseerd is, is de toegestane bestaande planologische gebruiksactiviteit zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving toegelaten.

13.6 Wijzigingsbevoegdheid
13.6.1 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer - 1' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' ten behoeve van het agrarisch gebruik, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • b. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • c. geen belemmeringen ontstaan vanuit verkeerskundig oogpunt;
  • d. het bepaalde in artikel 4 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

13.6.2 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer - 1' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' ten behoeve van het agrarisch gebruik, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • b. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • c. geen belemmeringen ontstaan vanuit verkeerskundig oogpunt;
  • d. het bepaalde in artikel 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

13.6.3 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer – 1' te wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • b. natuurontwikkeling dient plaats te vinden;
  • c. er dient te worden aangetoond dat er sprake is van waarden;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • f. het bepaalde in artikel 11 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

13.6.4 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Overig – Dijk'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer – 1' te wijzigen in de bestemming 'Overig – Dijk', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. het bepaalde in artikel 17 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Verkeer - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegverkeer voor de autosnelweg A4 als verbinding tussen Bergen op Zoom en Dinteloord met maximaal 2 x 2 rijstroken, inclusief bijbehorende voorzieningen overeenkomstig de tracébesluiten van 9 december 1998 en 28 december 2001;

met de daarbij behorende:

  • b. midden- en zijbermen;
  • c. sloten;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. elementen van landschappelijke inpassing;
  • f. op- en afritten;
  • g. tunnels- en viaducten in verband met te realiseren aansluitingen en kruisingen en wildpassages;
  • h. aansluitende en kruisende lokale wegen met bijbehorende voorzieningen;
  • i. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • j. voorzieningen voor algemeen nut;
  • k. waterlopen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. parallelwegen.

14.2 Bouwregels

Op of in de als zodanig bestemde gronden mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, onder andere in de vorm van kunstwerken, geluidwerende voorzieningen, voorzieningen van algemeen nut en vangrails, ten dienste van de in 14.1 genoemde doeleinden en overeenkomstig de voor de wegen aangegeven functies met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • b. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m²;
  • c. de hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 18 meter;
  • d. de hoogte van geluidwerende voorzieningen, niet zijnde aarden wallen, mag niet meer bedragen dan 5 meter ten opzichte van de wegverharding;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 15 meter.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter verbetering van de landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing.

14.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2 sub d ten aanzien van de maximale hoogte van geluidwerende voorzieningen, niet zijnde aarden wallen, ten opzichte van de wegverharding en toestaan dat de maximale hoogte van geluidwerende voorzieningen, niet zijnde aarden wallen, ten opzichte van de wegverharding wordt vergroot tot 6 meter, indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven.

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. kamperen;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • e. opslag van goederen en materialen;
  • f. een inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), tenzij dit op de verbeelding of in de regels expliciet is toegestaan.

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. waterlopen, waterkeringen en waterpartijen en de daarbij behorende oevervoorzieningen;
  • c. waterbergingsgebieden;
  • d. ecologische waarden en natuurlijke waarden;
  • e. het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'sluis', tevens een sluis;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'brug', tevens voor een brug;
  • h. kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • i. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de Groenblauwe mantel;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. extensieve recreatie;
  • k. educatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • l. kunstwerken zoals kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de als zodanig bestemde gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de waterloop en/of waterkering;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sluis' mag het aanduidingsvlak volledig worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'sluis' en de aanduiding 'brug' mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.

15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Voorzieningen van algemeen nut

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor de bouw van voorzieningen van algemeen nut, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van een voorziening van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 15 m²;
  • b. de hoogte van een voorziening van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. over de waterhuishoudkundige aspecten wordt kan voorafgaand aan de vergunningverlening advies ingewonnen worden bij de betreffende waterbeheerder.

15.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het oprichten van aanlegsteigers bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van extensieve recreatie, educatief medegebruik, landschaps- en natuurbeheer, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van een aanlegsteiger bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 30 m² 2 meter en de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 ;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten openbaar toegankelijk zijn;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. over de waterhuishoudkundige aspecten wordt kan voorafgaand aan de vergunningverlening advies ingewonnen worden bij de betreffende waterbeheerder.

15.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter verbetering van de landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing.

15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. opslag van goederen en materialen.

15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
15.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Water' ter plaatse van het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewater;
  • b. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het vellen of rooien van houtgewas;
  • d. het verwijderen van landschapselementen.

15.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld onder 15.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van het groen blauw stimuleringskader;
  • e. de realisatie van de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap betreffen.

15.6.3 Toetsingscriteria
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 15.6.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • b. De gronden behorende tot de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van deze gebieden. De gronden behorende tot de Groenblauwe mantel, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van deze gebieden. Zolang de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant of de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken binnen de groenblauwe mantel niet gerealiseerd is, is de toegestane bestaande planologische gebruiksactiviteit zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving toegelaten. Met betrekking tot de gevolgen voor waterbergend vermogen wordt advies gevraagd aan de beheersinstantie.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van vrijstaande woningen, twee-aaneen gebouwde woningen of aaneen gebouwde woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in het hoofdgebouw en bijbehorende bijgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', uitsluitend voor maximaal negen woonwagens, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in de woonwagen en bijbehorende bijgebouwen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', uitsluitend bijbehorende bijgebouwen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erf en bijbehorende bijgebouwen', uitsluitend erven en bestaande bijbehorende bijgebouwen;
  • e. kwaliteitsverbetering van het landschap, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing', de landschappelijke inpassing als bedoeld voor de kwaliteitsverbetering van het landschap zodanig opgericht en in stand dient te worden gehouden zoals vermeld in bijlage 2 bij deze regels;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', cultuurhistorische waardevolle bebouwing;

met de daarbij behorende:

  • g. bijbehorende bijgebouwen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. parkeervoorzieningen.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. voor het bouwen geldt dat uitsluitend gebouwen, bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • c. elk bouwperceel mag voor maximaal 60 % worden bebouwd.

16.2.2 Woning

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;
  • b. nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw. Vervangende nieuwbouw van de bestaande woning moet plaatsvinden op de locatie van de bestaande fundering;
  • c. de inhoud van de woning, zijnde het hoofdgebouw, mag niet meer dan 600 m³ bedragen, tenzij de bestaande legale inhoud reeds groter is;
  • d. de goot- en bouwhoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5,5 meter en 9,5 meter;
  • e. de woning dient te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • f. de afstand van de woning tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • g. de afstand van de woning tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter.

 

16.2.3 Bijbehorende bijgebouwen bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m²;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,3 meter en 5,5 meter;
  • c. de bijbehorende bijgebouwen dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen; bijbehorende aangebouwde bijgebouwen als onderdeel van de woning mogen met een plat dak worden afgewerkt, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,3 meter mag bedragen;
  • d. bijbehorende bijgebouwen als onderdeel van de woning mogen met een plat dak worden afgewerkt, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,3 meter mag bedragen. Wordt een bijbehorend bijgebouw niet afgewerkt met een plat dak, dan bedraagt de dakhelling minimaal minimaal 20° en maximaal 50°;
  • e. de afstand van het bijbehorend bijgebouw tot de bouwperceelgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • f. een bijbehorend bijgebouw dient op een minimale afstand van 1 meter achter de voorgevel van de woning te worden opgericht;
  • g. qua situering dient er een directe samenhang te zijn tussen de woning en de bijbehorende bijgebouwen;
  • h. de afstand van bijbehorende bijgebouwen tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter.

16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij woningen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden, met uitzondering van het perceel met de aanduiding 'woonwagenstandplaats' de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de woning mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de woning mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht.

16.2.5 Woonwagens, bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' gelden de volgende bepalingen:

  • a. het oppervlak van een standplaats per woonwagen mag niet meer bedragen dan 140 m²;
  • b. het oppervlak van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 60 m²;
  • c. de bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de afstand van de woonwagens tot de bouwperceelgrens bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • e. per woonwagen mag maximaal één bijbehorend bijgebouw worden gebouwd, waarbij het oppervlak niet meer mag bedragen dan 25 m²;
  • f. de bouwhoogte van een bijbehorend bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • g. een bijbehorend bijgebouw dient op een minimale afstand van 1 meter achter de voorgevel van de woonwagen te worden opgericht;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn niet toegestaan, met uitzondering van een pergola met een bouwhoogte van maximaal 2,25 m, van gesloten erfafscheidingen tot maximaal 0,60 m en van open erfafscheidingen tot maximaal 1,80 m;
  • i. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals genoemd onder lid 16.2.5., sub h., tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen met uitzondering van erfafscheidingen die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter verbetering van de landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing.

16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Afstand bouwperceelgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een bouwperceelgrens, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
  • b. er geen onevenredige aantasting is van de in het geding zijne belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.

16.4.2 Afstand weg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven afstand tot de kant van de weg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
  • b. uit onderzoek naar geluidhinder blijkt dat er geen strijdigheid is met de Wet geluidhinder of andere relevante wetgeving;
  • c. er geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang is. Hiertoe wordt kan tevoren advies ingewonnen worden bij de wegbeheerder;
  • d. er geen onevenredige aantasting van de in het geding zijne belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.

16.4.3 Herbouw woning anders dan op de bestaande fundamenten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat de herbouw van de woning niet op de bestaande fundamenten plaatsvindt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning wordt binnen het bestaande bouwvlak opgericht binnen de bestemming 'Wonen' (overwegend) binnen het bestaande bouwvlak opgericht;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. er geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang is. Hiertoe wordt kan tevoren advies ingewonnen worden bij de wegbeheerder;
  • e. er is geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • f. er is geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving.

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • g. (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • h. een inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), tenzij dit op de verbeelding of in de regels expliciet is toegestaan;
  • i. het verwijderen van de landschappelijke inpassing als bedoeld voor de kwaliteitsverbetering van het landschap ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing'.

16.6 Afwijken van de gebruiksregels
16.6.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in een woning,  en bijbehorende bijgebouwen en op de gronden binnen het bestemmingsvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een woning aanwezig;
  • b. de woonfunctie van de woning blijft als hoofdfunctie behouden;
  • c. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • f. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de uitoefening van het bedrijf uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • g. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 100 m², mag in gebruik zijn ten behoeve van het bedrijf aan huis ; . Tevens mogen de gronden binnen het bestemmingsvlak ondersteunend worden gebruikt;
  • h. uitsluitend ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende bedrijf aan huis is toegestaan;
  • i. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • m. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • n. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

16.6.2 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een woning aanwezig;
  • b. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bijgebouwen of binnen andere bestaande gebouwen wordt ingepast waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 80 m²;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • h. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • i. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

16.6.3 Verblijfsrecreatie in de vorm van een minicamping

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van een minicamping met de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de woonfunctie van de woning blijft als hoofdfunctie behouden;
  • c. per bestemmingsvlak zijn maximaal 25 standplaatsen toegestaan;
  • d. er zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan met een toeristisch karakter (tenten, toercaravans, e.d.). Kampeermiddelen die als bouwwerk zijn aan te merken, zijn niet toegestaan;
  • e. de kampeermiddelen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak binnen de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • f. de oppervlakte van een standplaats bedraagt minimaal 125 m²;
  • g. de totale maximale oppervlakte van de standplaatsen bedraagt 1,5 hectare. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij het aantal standplaatsen. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • h. de oppervlakte van sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 150 m² en dienen binnen het bouwvlak en waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen te worden gerealiseerd;
  • i. het bebouwingspercentage op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 60%;
  • j. kamperen is uitsluitend toegestaan van 1 maart tot 1 november (kampeerseizoen);
  • k. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per kampeerseizoen;
  • l. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • m. detailhandel is niet toegestaan
  • n. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • o. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • p. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • q. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • r. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • s. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • t. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • u. de afwijking voor gronden gelegen buiten het bouwvlak binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • v. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;

16.6.4 Verblijfsrecreatie in de vorm van een bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en verblijfsrecreatie in de vorm van een bed & breakfast met de daarbij behorende voorzieningen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het wonen is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • b. er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • c. per woning zijn maximaal 5 kamers met in totaal maximaal 10 slaapplaatsen toegestaan;
  • d. is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Maximaal 40% van de bestaande bebouwing met een maximum van 150 250 m² mag voor deze functie worden benut;
  • e. het bebouwingspercentage op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 60%;
  • f. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per jaar;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • i. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • j. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • k. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • m. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • n. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • o. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

16.6.5 Verblijfsrecreatie in de vorm van een gebouw voor verblijfsrecreatie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van een gebouw voor verblijfsrecreatie (met of zonder ontbijt) met de daarbij behorende voorzieningen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie van de woning blijft als hoofdfunctie behouden;
  • b. per woning zijn maximaal 5 verblijfsrecreatieve kamers (waaronder gastenkamers, toeristische appartementen en soortgelijke voorzieningen) met in totaal maximaal 10 slaapplaatsen toegestaan;
  • c. de verblijfsrecreatie is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • d. maximaal 40% van de bestaande bebouwing met een maximum van 250 m² vloeroppervlakte mag voor deze functie worden benut;
  • e. in afwijking onder d. mag binnen het bouwvlak nieuwbouw van een gebouw ten behoeve van de verblijfsrecreatie plaatsvinden met een maximum van 250 m²;
  • f. er moet sprake zijn van zuinig ruimtegebruik;
  • g. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
  • h. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per jaar;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. detailhandel is niet toegestaan;
  • k. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • l. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • m. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • n. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • p. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • q. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding;
  • r. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

16.6.6 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van kleinschalige aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorzieningen toestaan, zoals een speeltuin, verhuur van fietsen/huifkarren, een kinderboerderij, een ambachtelijke kaasmakerij, boerengolf, het organiseren van rondleidingen in het buitengebied, agrarische educatie en andere naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen kleinschalige aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve activiteiten, met de daarbij behorende ondersteunende activiteiten, eventueel in combinatie met ondersteunende kleinschalige horeca, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. ondersteunend aan de kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen zijn de volgende activiteiten toegestaan: vergaderen, workshops, kinderfeestjes, exposities en soortgelijke functies. Activiteiten in de vorm van feesten en partijen zijn uitgesloten;
  • c. indien de activiteit plaatsvindt in gebouwen dient dit binnen het bestaande bouwvolume te gebeuren. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats. Hierop geldt een uitzondering voor de nieuwbouw van een gebouw binnen het bouwvlak met een vloeroppervlakte van maximaal 1 500 m²;
  • d. de vloeroppervlakte voor deze binnenactiviteit mag niet meer bedragen dan 500 m². De te gebruiken vloeroppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • e. het bebouwingspercentage op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 60%;
  • f. de buitenactiviteiten zijn toegestaan binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak binnen de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • g. de oppervlakte voor de buitenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1 hectare, met uitzondering van boerengolf waarvoor een maximale oppervlakte van 15 hectare geldt. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. detailhandel is niet toegestaan;
  • j. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • k. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • l. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • m. buitenopslag is niet toegestaan;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • p. het bedrijfsmatig houden van dieren is niet toegestaan;
  • q. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding;
  • r. de afwijking voor gronden gelegen buiten het bouwvlak binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • s. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

16.6.7 Kleinschalige horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en nevenactiviteit voor kleinschalige horeca, zoals een thee- en koffieschenkerij, een ijs-/snackverkooppunt, rustpunt voor passanten (fietser, wandelaars,etc.) toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de activiteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • c. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats. Hierop geldt een uitzondering voor de nieuwbouw van een gebouw binnen het bouwvlak met een vloeroppervlakte van maximaal 75 250 m²;
  • d. de vloeroppervlakte voor de binnenactiviteit mag niet meer bedragen dan 75 250 m². De te gebruiken vloeroppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • e. het bebouwingspercentage op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 60%;
  • f. binnen het bouwvlak is een terras toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer bedragen dan 100 m² ;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. detailhandel is niet toegestaan;
  • i. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • k. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • l. buitenopslag is niet toegestaan;
  • m. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • o. het afwijken is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • p. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;

16.7 Wijzigingsbevoegdheid
16.7.1 Wijzigen ten behoeve van een (vollegronds)teeltbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' met bijbehorend bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf (vollegronds)teeltbedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: :

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. er dient sprake te zijn van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf (vollegronds)teeltbedrijf;
  • c. wijziging ten behoeve van een grondgebonden veehouderij is uitgesloten;
  • d. omtrent het bepaalde onder sub b. en c. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • e. een agrarisch bouwvlak mag, afhankelijk van de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering, maximaal 1,5 hectare zijn. Een vergroting van het agrarisch bouwvlak gaat gepaard met de wijziging van de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' in de bestemming 'Agrarisch';
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • i. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • j. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • k. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • l. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • m. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • n. er wordt ter plaatse van het bouwvlak de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - (vollegronds)teeltbedrijf' opgenomen met toevoeging van de planregel dat ter plaatse uitsluitend een (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan;
  • o. wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • p. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;

16.7.2 Wijzigen bestemming ten behoeve van toerisme en recreatie voor aan het buitengebied gebonden vormen van dagrecreatieve voorzieningen, verblijfsrecreatieve voorzieningen en / of horecagelegenheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied' de bestemming 'Wonen' te wijzigen naar een dagrecreatieve voorziening, verblijfsrecreatieve voorziening en/of horecagelegenheid, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik beperkt zich tot het bestemmingsvlak;
  • b. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 2.000 m²;
  • c. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak. Zorgwonen is niet toegestaan; 
  • d. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorziening, verblijfsrecreatieve voorziening en / of horecagelegenheid' opgenomen;
  • e. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • f. binnen het bouwvlak dient sprake te zijn van zuinig ruimtegebruik waarbij overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • g. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorzieningen bedraagt 6 weken per jaar;
  • h. voor een minicamping geldt dat maximaal 25 standplaatsen zijn toegestaan;
  • i. er zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan met een toeristisch karakter (tenten, toercaravans, e.d.); voor zover het kampeermiddel is aan te merken als een bouwwerk is dit niet toegestaan;
  • j. de kampeermiddelen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak;
  • k. de totale maximale oppervlakte van de standplaatsen bedraagt 1,5 hectare. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij het aantal standplaatsen. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • l. de oppervlakte van sanitaire voorzieningen bij een minicamping mag niet meer bedragen dan 150 m² en dienen binnen het bouwvlak en waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen te worden gerealiseerd;
  • m. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan: vergaderen, workshops, kinderfeestjes, exposities en soortgelijke functies;
  • n. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak. Zorgwonen is niet toegestaan;
  • o. de buitenactiviteiten ten behoeve van de aan het buitengebied gebonden vormen van dagrecreatie zijn toegestaan binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak. De oppervlakte voor de buitenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1 hectare, met uitzondering van boerengolf waarvoor een maximale oppervlakte van 15 hectare geldt. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • p. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • q. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • r. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • s. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • t. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • u. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • v. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • w. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • x. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • y. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 16 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;

16.7.3 Wijzigen bestemming ten behoeve van aan het buitengebied gebonden kleinschalige vormen van recreatie en toerisme

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het omschakelen van een woning naar kleinschalige vormen van recreatie en toerisme mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 2.000 m². Indien de minicamping en/of de buitenactiviteiten ten behoeve van aan het buitengebied gebonden dagrecreatie gelegen zijn buiten het bouwvlak, dan worden de desbetreffende gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', in afwijking van de hierboven genoemde maximale oppervlakte, ook gewijzigd in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van recreatie en toerisme'. Op de verbeelding wordt opgenomen dat er binnen dit gebied geen gebouwen zijn toegestaan;
  • b. de buitenactiviteiten ten behoeve van de aan het buitengebied gebonden dagrecreatie zijn toegestaan binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak. De oppervlakte voor de buitenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1 hectare, met uitzondering van boerengolf waarvoor een maximale oppervlakte van 15 hectare geldt. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • c. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van recreatie en toerisme' opgenomen;
  • d. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • e. voor een bed and breakfast zijn per bestemmingsvlak maximaal 5 kamers met in totaal maximaal 10 slaapkamers  slaapplaatsen toegestaan;
  • f. de bed and breakfast is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Maximaal 40 % van de bestaande bebouwing met een maximum van 1 250 m² mag voor deze functie worden benut;
  • g. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorzieningen bedraagt 6 weken per jaar;
  • h. voor een minicamping geldt dat maximaal 25 standplaatsen zijn toegestaan;
  • i. kamperen is uitsluitend toegestaan van 1 maart tot 1 november (kampeerseizoen);
  • j. per bedrijf zijn maximaal 5 verblijfsrecreatieve voorzieningen (chalet, trekkershut, soortgelijke voorziening) binnen het bouwvlak toegestaan. De oppervlakte van een verblijfsrecreatieve voorziening mag niet meer bedragen dan 70 m²;
  • k. per bedrijf zijn, anders dan in de vorm van een bed and breakfast, maximaal 5 verblijfsrecreatieve kamers (waaronder gastenkamers, toeristische appartementen en soortgelijke voorzieningen) met in totaal maximaal 10 slaapplaatsen binnen het bouwvlak toegestaan. Maximaal 40% van de bestaande bebouwing met een maximum van 250 m² vloeroppervlakte mag voor deze functie worden benut;
  • l. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan: vergaderen, workshops, kinderfeestjes, exposities en soortgelijke functies;
  • m. ondersteunend en ondergeschikt zijn toegestaan zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak. Zorgwonen is niet toegestaan;
  • n. de totale oppervlakte van de standplaatsen bij een minicamping bedraagt maximaal 1,5 hectare. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij het aantal standplaatsen. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • o. de oppervlakte van een standplaats bij een minicamping bedraagt minimaal 125 m²;
  • p. er zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan met een toeristisch karakter (tenten, toercaravans, e.d.); voor zover het kampeermiddel is aan te merken als een bouwwerk is dit niet toegestaan;
  • q. de kampeermiddelen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak;
  • r. de oppervlakte van sanitaire voorzieningen bij een minicamping mag niet meer bedragen dan 150 m² en dienen binnen het bouwvlak en waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen te worden gerealiseerd;
  • s. detailhandel is niet toegestaan;
  • t. indien er sprake is van een kleinschalige vorm van horeca mag de maximale vloeroppervlakte, exclusief terras, niet meer dan 250 m² bedragen;
  • u. binnen het bouwvlak dient sprake te zijn van zuinig ruimtegebruik waarbij overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • v. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • w. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • x. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • y. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • z. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • aa. het bedrijfsmatig houden van dieren is niet toegestaan;
  • ab. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • ac. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • ad. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • ae. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • af. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 16 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

16.7.4 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' ten behoeve van het agrarisch gebruik, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • b. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • c. er mogen geen belemmeringen ontstaan vanuit verkeerskundig oogpunt;
  • d. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • e. het bepaalde in artikel 4 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

16.7.5 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' ten behoeve van het agrarisch gebruik, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • b. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • c. er mogen geen belemmeringen ontstaan vanuit verkeerskundig oogpunt;
  • d. het bepaalde in artikel 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

16.7.6 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Verkeer – 1'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer – 1' , mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • b. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • c. de wijziging noodzakelijk is vanuit verkeerskundig oogpunt;
  • d. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • e. het bepaalde in artikel 13 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

16.7.7 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden gelegen zijn binnen een gebied dat is aangeduid als 'milieuzone - attentiegebied ehs natuur netwerk brabant' en/of 'milieuzone - beheersgebied ehs natuur netwerk brabant';
  • b. het wonen dient te zijn beëindigd;
  • c. natuurontwikkeling dient plaats te vinden;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • f. het bepaalde in artikel 11 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

16.7.8 Wijzigen bestemmingsvlak en/of bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen ten behoeve van de vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak en/of bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 1.500 2.000 m²;
  • b. de toegestane omvang van bijbehorende bijgebouwen mag daarbij worden vergroot naar 250 m², mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er is sprake van een doelmatig gebruik;
    • 2. er is sprake van zuinig ruimtebruik;
    • 3. het maximum bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt 60%;
    • 4. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bijgebouwen bedraagt niet meer dan 80 m²;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • f. het wijzigen is niet toegestaan ter plaatse van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding;
  • g. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • h. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • i. het bepaalde in artikel 16 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;

Artikel 17 Overig - Dijk

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Overig – Dijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding van het dijklichaam, al dan niet met waterkerende functie;
  • b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • c. het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur het Natuur Netwerk Brabant;
  • d. het behoud en bescherming van bestaande ecologische verbindingszones;
  • e. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de Groenblauwe mantel;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. extensieve recreatie;
  • g. educatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 meter.

17.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. kamperen;
  • b. opslag van goederen en materialen;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur binnen de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen binnen de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
17.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Overig - Dijk' ter plaatse van het Natuur Netwerk Brabant zoals aangeduid op de verbeelding zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven of ontgraven van het dijklichaam of dijktalud;
  • b. het aanleggen en verharden van wegen en paden en verharden van overige oppervlaktes buiten de Ecologische hoofdstructuur;
  • c. het aanbrengen, vellen of rooien van houtgewas;
  • d. het aanleggen van leidingen.

17.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 17.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van het groen blauw stimuleringskader;
  • e. de realisatie van de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap betreffen.

17.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 17.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • b. De gronden behorende tot de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van deze gebieden. De gronden behorende tot de Groenblauwe mantel, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van deze gebieden. Zolang de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant of de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken binnen de groenblauwe mantel niet gerealiseerd is, is de toegestane bestaande planologische gebruiksactiviteit zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving toegelaten. Met betrekking tot de gevolgen voor waterbergend vermogen wordt advies gevraagd aan de beheersinstantie.

Artikel 18 Leiding - Gas

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een gasleiding.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Leiding – Gas'.

18.2.2 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

18.2.3 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming zijn toegestaan;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. over de uitvoerbaarheid omtrent het bovenstaande wordt voorafgaand aan de vergunningverlening advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden
18.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding – Gas' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • h. het permanent opslaan van goederen.

18.4.2 Verbod

Het verbod als bedoeld in 18.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

18.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 18.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. over de uitvoerbaarheid omtrent het bovenstaande wordt voorafgaand aan de vergunningverlening advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Leiding - Hoogspanning

Artikel 19 Leiding - Hoogspanning

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een 150 Kv ondergrondse hoogspanningsverbinding;

met de daarbij behorende:

  • b. beschermingszone.

 

19.2 Bouwregels
19.2.1 Bouwwerken
  • a. in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen op of in de in lid 19.1, sub b genoemde beschermingszone geen bouwwerken worden gebouwd; de beschermingszone bedraagt 5 meter aan weerszijden van de hartlijn behorende bij de 150 Kv-leiding.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bouwregels onder 19.2.1 onder a en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken alsmede voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de 150 Kv ondergrondse hoogspanningsverbinding worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsleidingen;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken, of van werkzaamheden
19.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen of afgraven, dieper dan 1,20 m onder peil;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen, dieper dan 1,20 m onder peil;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen, dieper dan 1,20 m onder peil;
  • d. diepploegen, dieper dan 1,20 m onder peil;
  • e. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies, dieper dan 1,20 m onder peil;
  • f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen, dieper dan 1,20 m onder peil;
  • g. het aanbrengen van verhardingen.

Voor zover de hoogspanningsleiding in het openbaar gebied ligt is het verboden om zonder omgevingsvergunning de in a t/m f genoemde werkzaamheden uit te voeren dieper dan 1,00 m onder peil.

19.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 19.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. plaatsvinden voordat de hoogspanningsleiding wordt aangelegd;
  • e. de aanleg van de hoogspanningsleiding betreffen;
  • f. betrekking hebben op de buisleidingenstraat.

19.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 19.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. over de uitvoerbaarheid omtrent het bovenstaande wordt voorafgaand aan de vergunningverlening advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 20 Leiding - Riool

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een rioolpersleiding.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Leiding – Riool'.

20.2.2 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

20.2.3 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming zijn toegestaan;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.

20.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. over de uitvoerbaarheid omtrent het bovenstaande wordt voorafgaand aan de vergunningverlening advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
20.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

20.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 20.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

20.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 20.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. over de uitvoerbaarheid omtrent het bovenstaande wordt voorafgaand aan de vergunningverlening advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

.

Artikel 21 Waarde - Natura 2000

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Natura 2000' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de op en/of in deze gronden voorkomende ecologische waarden.

21.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
21.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. het vergraven, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het (vellen of) rooien van houtgewas;
  • c. het (bebossen of) beplanten van gronden.

21.3.2 Normaal onderhoud

Het verbod als bedoeld in 21.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

21.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 21.3.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. De gronden behorende tot de ecologische hoofdstructuur strekken tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van deze gebieden.
  • b. De gronden behorende tot de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van deze gebieden. De gronden behorende tot de Groenblauwe mantel, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van deze gebieden. Zolang de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant of de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken binnen de groenblauwe mantel niet gerealiseerd is, is de toegestane bestaande planologische gebruiksactiviteit zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving toegelaten. Met betrekking tot de gevolgen voor waterbergend vermogen wordt advies gevraagd aan de beheersinstantie.

Artikel 22 Waarde - Waardevolle dijk

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Waardevolle dijk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en instandhouding van de op en/of in deze gronden voorkomende historische landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
  • b. het behoud, herstel, bescherming en/of ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant;
  • c. de instandhouding van het dijklichaam, al dan niet met waterkerende functie;
  • d. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de Groenblauwe mantel.

22.2 Bouwregels
  • a. op de voor 'Waarde - Waardevolle dijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 2 meter;
  • b. op de voor 'Waarde - Waardevolle dijk' aangewezen gronden mag voor de andere daar voorkomende bestemming, behalve binnen de bouwvlakken, niet worden gebouwd.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
22.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Waardevolle dijk' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren en verharden van oppervlaktes;
  • b. het aanbrengen, vellen of rooien van houtgewas.

22.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 22.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en/of exploitatie en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van het groen blauw stimuleringskader;
  • e. de realisatie van de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap betreffen.

 

22.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 22.3.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • b. De gronden behorende tot de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van deze gebieden. De gronden behorende tot de Groenblauwe mantel, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van deze gebieden. Zolang de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant of de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken binnen de groenblauwe mantel niet gerealiseerd is, is de toegestane bestaande planologische gebruiksactiviteit zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving toegelaten. Met betrekking tot de gevolgen voor waterbergend vermogen wordt advies gevraagd aan de beheersinstantie.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de waterkering.

23.2 Bouwregels
  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  • b. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

23.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
23.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat – Waterkering' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, egaliseren of ophogen;
  • c. het afgraven, vergraven, diepploegen en verharden van oppervlaktes;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

23.4.2 Normaal onderhoud

Het verbod als bedoeld in 23.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

23.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene bouwregels

25.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, en, balkons, schoorstenen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

25.2 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
25.2.1 Maximaal

Indien afstanden tot, goot- en bouwhoogten, dakhellingen, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

Bebouwing met de aanduiding cultuurhistorische waarden, welke geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt (middels een omgevingsvergunning) valt niet onder de werking van deze regel.

25.2.2 Minimaal

In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, dakhellingen, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

Bebouwing met de aanduiding cultuurhistorische waarden, welke geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt (middels een omgevingsvergunning) valt niet onder de werking van deze regel.

25.3 Milieugevoelige bestemmingen

Indien op grond van de regels van dit bestemmingsplan milieugevoelige bestemmingen zijn toegestaan, dan mogen deze uitsluitend worden gerealiseerd indien wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder en andere relevante milieuhygiënische wetgeving.

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

26.1 Aanduiding 'windturbinepark'
26.1.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden met de aanduiding 'windturbinepark' zijn bestemd voor:

  • a. windturbines;
  • b. groenvoorzieningen, waterlopen en ontsluitingspaden.

26.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen van windturbines gelden de volgende bepalingen:

  • a. het maximum aantal windturbines mag niet meer dan 4 bedragen;
  • b. de hoogte van windturbines mag niet meer bedragen dan 55 meter;
  • c. de onderlinge afstand van de windturbines mag niet minder bedragen dan 200 meter;
  • d. de afstand ten opzichte van de teen van de Drie Vriendendijk dient minimaal 4 meter te bedragen;
  • e. ten behoeve van de windturbines mogen de gronden tot maximaal 15% worden bebouwd;
  • f. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van windturbines mag niet meer bedragen dan 4 meter.

26.2 Cultuurhistorische waarden

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waaden', tevens voor de bescherming en instandhouding van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

26.3 Geluidzone - Industrie

Binnen de als 'Geluidzone - Industrie' aangegeven gronden mogen geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies worden gebouwd, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

26.4 Gezoneerd industrieterrein

Op de als 'gezoneerd industrieterrein' aangegeven gronden zijn tevens geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan. Bedrijfsgebouwen en gronden mogen niet zodanig worden gebruikt, dat als gevolg van dit gebruik de geluidsbelasting binnen de aanduiding 'Geluidzone - industrie' hoger wordt dan 50 dB(A).

26.5 Milieuzone - attentiegebied natuur netwerk brabant

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – attentiegebieden ehs natuur netwerk brabant', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs het Natuur Netwerk Brabant.

26.6 Milieuzone - beheergebied ehs

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – beheergebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ehs.

26.7 Milieuzone - groenblauwe mantel

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel', tevens voor het behoud, herstel, bescherming en/of de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van deze gebieden (groenblauwe mantel).

26.8 Milieuzone - natuur netwerk brabant

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur natuur netwerk brabant', het behoud, herstel, bescherming en/of ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur het Natuur Netwerk Brabant.

26.9 Milieuzone - natuur netwerk brabant - ecologische verbindingszone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – zoekgebied  natuur netwerk brabant - ecologische verbindingszone, tevens een zoekgebied voor een nieuwe ecologische verbindingszone het behoud, herstel, bescherming en/of ontwikkeling van het natuur netwerk brabant - ecologische verbindingszone.

26.10 Milieuzone - reserveringsgebied waterberging

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – reserveringsgebied waterberging', tevens een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging.

26.11 Milieuzone - winterbed

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – winterbed', tevens een winterbed.

26.12 Milieuzone - zoekgebied behoud en herstel watersystemen

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – zoekgebied behoud en herstel watersystemen', tevens een zoekgebied voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem.

26.13 aardkundig waardevol gebied

Ter plaatse van de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied', tevens voor het behoud en bescherming van de aan het gebied toegekende aardkundige waarden, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen.

26.14 archeologische verwachtingswaarde

Ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor het behoud van archeologische waarden.

26.15 Milieuzone - leiding dpo

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - leiding dpo', voor een militaire brandstofleiding.

26.16 schootsvelden

Ter plaatse van de aanduiding 'schootsvelden' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de instandhouding van de schootsvelden.

26.17 Veiligheidszone - bevi

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – bevi' gelden, ten behoeve van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden zoals opgenomen hoofdstuk 2 en 3, de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, met uitzondering van bestaande beperkt kwetsbare objecten;
  • b. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 26.17, sub a en het oprichten van kwetsbare, beperkt kwetsbare of uitbreiden van bestaande kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
      • er mag geen sprake zijn van overschrijding van de grenswaarde van het plaatsgebonden risico voor wat betreft kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten;
      • toename van het groepsrisico voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten is alleen mogelijk indien er een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt, met aandacht voor nut en noodzaak van de nieuwe ontwikkeling, bereikbaarheid, bestrijdbaarheid, beheersbaarheid, zelfredzaamheid en restrisico, waaruit blijkt dat het verantwoord is om af te wijken van hetgeen bepaald in 26.17, sub a.

26.18 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen' gelden, ten behoeve van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden zoals opgenomen in hoofdstuk 2 en 3, de volgende regels:

  • a. het is niet toegestaan om kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten op te richten of bestaande kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten uit te breiden;
  • b. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 26.18, sub a. voor het oprichten van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten dan wel het uitbreiden van bestaande kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
      • er mag geen sprake zijn van overschrijding van de grenswaarde van het plaatsgebonden risico en een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico voor wat betreft kwetsbare objecten;
      • er mag geen sprake zijn van overschrijding van de richtwaarde van het plaatsgebonden risico en een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico voor wat betreft beperkt kwetsbare objecten.

26.19 Vrijwaringszone - weg 50 meter

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 50 meter' gelden, ten behoeve van de wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden zoals opgenomen in hoofdstuk 2, de volgende regels:

  • a. er mogen geen bouwwerken worden opgericht die een toekomstige uitbreiding van de Rijksweg kunnen belemmeren, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • b. nieuwe ontwikkelingen, met uitzondering van ontwikkelingen ter plaatse van bestaande bouwvlakken, kunnen slechts plaatsvinden na een verklaring van geen bezwaar van de wegbeheerder.

26.20 Vrijwaringszone - weg 75 meter

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 75 meter' gelden, ten behoeve van de wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden zoals opgenomen in hoofdstuk 2, de volgende regels:

  • a. er mogen geen bouwwerken worden opgericht die een toekomstige uitbreiding van de Rijksweg kunnen belemmeren;
  • b. voorafgaand bij nieuwe ontwikkelingen, met uitzondering van ontwikkelingen ter plaatse van bestaande bouwvlakken, wordt eerst schriftelijk advies ingewonnen bij de wegbeheerder.

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

27.1 Afwijkingsmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  • a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. de voorgeschreven minimum en maximum maten, voor zover daar geen bijzondere afwijkingen zijn opgenomen, met maximaal 10 %.

Op de in de regels opgenomen bebouwingspercentages, oppervlaktematen en inhoudsmaten is deze afwijkingsbevoegdheid niet van toepassing.

27.2 Milieugevoelige bestemmingen

Indien op grond van de regels van dit bestemmingsplan milieugevoelige bestemmingen zijn toegestaan, dan mogen deze uitsluitend worden gerealiseerd indien wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder en andere relevante milieuhygiënische wetgeving.

Artikel 28 Algemene wijzigingsregels

28.1 Wijzigingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag niet met meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag niet met meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd;
  • d. het aanpassen van de aanduidingen uit artikel 26 'Algemene aanduidingsregels' op de verbeelding conform de wijziging van de bijbehorende wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.

28.2 Milieugevoelige bestemmingen

Indien op grond van de regels van dit bestemmingsplan milieugevoelige bestemmingen zijn toegestaan, dan mogen deze uitsluitend worden gerealiseerd indien wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder en andere relevante milieuhygiënische wetgeving.

28.3 Waarborging bijdrage kwaliteitsverbetering van het landschap

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de bestemming 'Groen' ten behoeve van de waarborging kwaliteitsverbetering van het landschap in de vorm van landschappelijke inpassing, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. onderhavige wijzigingsbevoegdheid is slechts van toepassing indien een wijzigingsbevoegdheid als opgenomen in hoofdstuk 2 van de regels wordt toegepast, waarbij een noodzaak tot bijdrage kwaliteitsverbetering van het landschap aan de orde is;
  • b. de bijdrage kwaliteitsverbetering betreft de landschappelijke inpassing van de fysieke ruimtelijke ontwikkeling;
  • c. het bepaalde in artikel 10 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 29 Algemene procedureregels

29.1 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 30 Overige regels

30.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
30.1.1 Verbod

Het is op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders verboden ter plaatse van de aangeduide waarden buiten het bouwvlak (van de enkelbestemmingen als opgenomen onder artikel 3, 6, 7, 8, 9, 12 en 16) de volgende werken en/of werkzaamheden buiten het bouwvlak te verrichten:

  • a. milieuzone – attentiegebied ehs natuur netwerk brabant
    • 1. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,60 meter beneden maaiveld;
    • 2. de aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
    • 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.
  • b. milieuzone - beheergebied ehs
    • 1. het verharden van oppervlakten vanaf minimaal 100 m².
  • c. milieuzone - zoekgebied natuur netwerk brabant -ecologische verbindingszone
    • 1. het verharden van oppervlakten vanaf minimaal 100 m².
  • d. milieuzone – reserveringsgebied waterberging
    • 1. het afgraven, ophogen, vergraven het afgraven en ophogen van gronden met meer dan 0,50 meter;
    • 2. het verharden van oppervlakte vanaf minimaal 100 m².
  • e. milieuzone – winterbed
    • 1. het afgraven, ophogen, vergraven het afgraven en ophogen van gronden met meer dan 0,50 meter;
    • 2. het verharden van oppervlakten vanaf minimaal 100 m².
  • f. milieuzone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen
    • 1. het afgraven, ophogen, vergraven het afgraven en ophogen van gronden met meer dan 0,50 meter;
    • 2. het verharden van oppervlakte vanaf minimaal 100 m².
  • g. aardkundig waardevol gebied
    • 1. het afgraven, ophogen, indrijven;
    • 2. het onderbemalen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
    • 3. het opplanten;
    • 4. het verharden van oppervlakten vanaf minimaal 100 m².
  • h. archeologische verwachtingswaarde (hoog/middelhoog)
    • 1. het afgraven, vergraven, egaliseren dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m²;
    • 2. het onderbemalen, graven sloten dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m²;
    • 3. het diepploegen dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m²;
    • 4. het verharden oppervlakte dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m²;
    • 5. de aanleg van leidingen dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m²;
    • 6. het onderhoud van bestaande drainage dieper dan 1,20 meter en meer dan 200 m² en de aanleg van nieuwe drainage (niet zijnde vervanging van de bestaande drainage) dieper dan 1,20 meter en meer dan 200 m²;
    • 7. de aanleg van lage en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dieper dan 0,50 meter en meer dan 200 m².
  • i. schootsvelden
    • 1. het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. het ophogen;
    • 3. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting;
    • 4. het wijzigen van het profiel van sloten, watergangen en vestinggrachten dan wel het graven of dempen hiervan.

30.1.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 30.1.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die/indien:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, inclusief de werkzaamheden welke tot de normale agrarische bedrijfsvoering worden gerekend;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van het groen blauw stimuleringskader;
  • e. de realisatie van de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap betreffen;
  • f. al dan niet uit onderzoek blijkt dat geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad.

30.1.3 Voorwaarden
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 30.1.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • b. De gronden behorende tot de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van deze gebieden. De gronden behorende tot de Groenblauwe mantel, zoals aangeduid op de verbeelding, strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van deze gebieden. Zolang de ecologische hoofdstructuur  het Natuur Netwerk Brabant of de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken binnen de Groenblauwe mantel niet gerealiseerd is, is de toegestane bestaande planologische gebruiksactiviteit zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving van artikel 3 tot en met 22 toegelaten.

30.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
30.2.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.

30.2.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 30.2.1 is niet van toepassing op de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. reguliere onderhoudswerkzaamheden;
  • b. sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. sloopwerkzaamheden gericht op de instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden;
  • d. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering zijn dan wel krachtens en voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.

30.2.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder 30.2.1 kan worden verleend, indien:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit van de bebouwing dusdanig slechts is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van bebouwing betreft, die op zichzelf niet als cultuurhistorisch waardevol kunnen worden aangemerkt, en door het slopen daarvan geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorisch waardevolle hoofdvorm plaatsvindt.

30.3 Overige zone - verwijderd milieuzone - beheergebied ehs

Ter plaatse van deze aanduiding is de juridische regeling van de aanduiding 'milieuzone - beheergebied ehs' vervallen.

30.4 Overige zone - verwijderd veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van deze aanduiding is de juridische regeling van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' vervallen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

31.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan “Buitengebied Dinteloord en Prinsenland - 1e herziening”.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van...................

de griffier, de voorzitter,