Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Oude Baan 48 Hulten
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0784.BPOudeBaan48Hulten-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan 'Oude Baan 48 Hulten' met identificatienummer NL.IMRO.0784.BPOudeBaan48Hulten-VG01 van de Gemeente Gilze en Rijen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw/aangebouwd bijgebouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf

het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk met ondergeschikte functies. Het bedrijf dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven.

1.7 aan-huis-gebonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep met ondergeschikte functies zoals vermeld in Bijlage 2. Het beroep dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven. Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachtelijke bedrijven.

1.8 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf -niet zijnde een aan-huis-gebonden beroep- waarbij het productieproces grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen, die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven. Voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid.

1.9 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw/bedrijfsgebouw dat een ruimtelijke en planologische eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.

1.10 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 boomteelthekken

permanente teeltondersteunende voorziening om schade aan gewassen door dieren te voorkomen.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van het woongenot.

1.23 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. 

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 ecologische verbindingszones

natuurlijke elementen die als verbindingsweg fungeren tussen verschillende leefgebieden.

1.26 erf- en terreinafscheiding

een bouwwerk dat dient ter afscheiding van het erf of een terrein.

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege het weg- of vliegverkeer, een industrieterrein en/of het spoorwegverkeer;

1.29 geluidsgevoelige objecten

gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder.

1.30 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.32 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.33 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.34 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.35 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van maximaal drie gesloten wanden.

1.36 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.37 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar.

1.38 peil

  1. voor bouwwerken die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg, ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.39 permanente bewoning

het verblijven in een kampeermiddel, een recreatieverblijf, een verblijfsrecreatief appartement of in een gebouw, geen woning zijnde, met het kennelijke doel om dat kampeermiddel, recreatieverblijf, verblijfsrecreatief appartement dan wel het gebouw als hoofdverblijf te gebruiken.

1.40 verbeelding

de digitale weergave van het bestemmingsplan.

1.41 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.42 vrijstaande woning

eengezinswoning welke aan beide zijden van de woning niet in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;

1.43 woning

een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, of een andere daarmede vergelijkbare economische eenheid.

1.44 zijdelingse perceelsgrens

de zijdelingse grens tussen twee (of meerdere) percelen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden veehouderij, paardenfokkerij en akker- en vollegrondstuinbouw;
  2. recreatief medegebruik;
  3. evenementen;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en (ontsluitings)wegen;
met dien verstande dat:
  1. tevens het bepaalde in de artikelen Waarde - Landschap - 1 en artikel 10 van toepassing is als de gronden zijn voorzien van een dubbelbestemming of een gebiedsaanduiding.

3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. erf- of terreinafscheidingen, veekeringen, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en permanente boomteelthekken zijn toegestaan;
  2. de maximale bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt 1 m;
  3. de maximale bouwhoogte van veekeringen bedraagt 1,5 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. paardenbakken zijn niet toegestaan.

Artikel 4 Groen - Landschappelijke inpassing

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting van gebouwen en verhardingen; 
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
  1. bij deze bestemming behorende voorzieningen als nutsvoorzieningen, fiets- en voetpaden.

4.2 Bouwregels

 
4.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van speeltoestellen inclusief skatevoorzieningen en kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels

 
4.3.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor:
  1. het realiseren van parkeerplaatsen;
  2. tijdelijke of permanente bewoning;
  3. het gebruik als standplaats voor woonwagens;
  4. het gebruik als kampeerterrein;
  5. seks- en/of pornobedrijf en prostitutie.
4.3.2 Voorwaardelijke verplichting
4.3.2.1 Landschappelijke inpassing
Tot een met de bestemming stijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 4 lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijvingen zonder de aanleg, het onderhoud en de instandhouding van de landschapselementen conform het in bijlage 1 opgenomen landschapsplan ten einde te komen tot een goede landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering. De aanleg van de landschappelijke inpassing dient binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan te zijn gerealiseerd.

Artikel 5 Wonen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:  
  1. de afzonderlijke huisvesting van huishoudens of daarmee vergelijkbare economische eenheden van een of meer personen in vrijstaande eengezinshuizen, al dan niet in samenhang daarmee aan huis gebonden beroepen;
  2. tuinen en erven;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en uitritten;
met dien verstande dat:
  1. tevens het bepaalde in de artikelen 'Waarde - Landschap - 1' en artikel 10 in van toepassing is als de gronden zijn voorzien van een dubbelbestemming of een gebiedsaanduiding.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen
  1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij geldt dat per bouwperceel ten hoogste één woning is toegestaan en:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
  2. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4 en 10 meter;
  3. iedere gebouw dient te worden afgedekt door een hellend dakvlak, met dien verstande dat de helling minimaal 35º en maximaal 60º bedraagt;
  4. per woning dient een onbebouwde buitenruimte aanwezig te zijn van minimaal 25m2;
  5. aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 5.00 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de hoofdgebouwen te worden gebouwd;
5.2.2 Vrijstaande woningen
  1. de breedte van het hoofdgebouw bedraagt tussen de 15 en maximaal 25 meter;
  2. de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de beide zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt 5 meter;
  3. de oppervlakte aan hoofdgebouw, aan-, uit- en vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel met een maximum van 450m2;
  4. de goot- dan wel bouwhoogte van aan-, uit- en vrijstaande bijgebouwen mag ten hoogste respectievelijk 3 en 5,5 meter bedragen, met dien verstande dat de absolute hoogte in elk geval moet zijn gelegen binnen een denkbeeldig vlak onder 60º gaande door de goothoogtelijn op de zijdelingse perceelsgrens.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen en achter de voorgevellijn maximaal 2 meter;
  2. carports en overkappingen dienen achter de voorgevellijn te worden gebouwd en uitsluitend binnen het bouwvlak;
  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de bouwhoogte vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen en achter de voorgevellijn maximaal 3 meter.
5.2.4 Parkeren
Bij het oprichten en uitbreiden van gebouwen of het veranderen in gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat er voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als eventuele laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie conform de parkeerrichtlijnen zoals opgenomen in de "Nota Parkeernormen Gilze en Rijen 2017" en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

5.3 Nadere eisen

5.3.1 Eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de bebouwingsdiepte en de dakvorm van hoofd- en bijgebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3.2 Voorwaarden
  1. De onder artikel 5 lid 3.1 genoemde eisen mogen slechts worden gesteld met inachtneming van de bebouwingsregels:
  2. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundig beeld en handhaving van het historisch beeld dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing:
  3. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  4. Van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang is sprake als door een bebouwings- of gebruiksinitiatief:
  5. de karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;
  6. de diversiteit (qua verschijning, functie of tijdsbeeld) en de historische of stedenbouwkundige betekenis van de bebouwing wordt aangetast.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.4.1 Erfafscheidingen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.3 sub a ten behoeve van de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn met dien verstande dat deze maximaal 2 meter mag bedragen en indien het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet meer wordt aangetast en/of de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet.
5.4.2 Dakvlak
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 sub c voor het bouwen van een afwijkende dakvorm, mits stedenbouwkundig verantwoord, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu.
5.4.3 Ten behoeve van afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.2 sub 2 ten behoeve van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de voorgenomen afstand stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
5.4.4 Dakopbouw
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 voor het bouwen van een dakopbouw, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 70% van het onderliggende vloeroppervlak, dit stedenbouwkundig verantwoord is, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.5.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor:
  1. groothandels- en detailhandelsbedrijven;
  2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  3. seks- en/of pornobedrijf en prostitutie;
  4. het gebruik van de voortuin als parkeerplaats met uitzondering van in- /uitritten behorende bij een woning;
  5. opslag van goederen;
  6. het gebruik van gebouwen ten behoeve van aan huis gebonden bedrijf.
5.5.2 Voorwaardelijke verplichting
 
5.5.2.1 Landschappelijke inpassing
Tot een met de bestemming stijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 5 lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijvingen zonder de aanleg, het onderhoud en de instandhouding van de landschapselementen conform het in bijlage 1 opgenomen landschapsplan ten einde te komen tot een goede landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering. De aanleg van de landschappelijke inpassing dient binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan te zijn gerealiseerd.
5.5.2.2 Explosievenonderzoek
Tot een met de bestemming stijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 5 lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijvingen zonder voorafgaand aan de bouw van de woning een explosievenonderzoek uit te voeren.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.6.1 Aan huis gebonden beroep of bedrijf
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor gebruik ten behoeve van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 5.1 sub f, mits:
  1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 25% van het bebouwd oppervlak van de aanwezige bebouwing met een maximum van 60 m2ten behoeve van een aan huis gebonden bedrijf mag worden gebruikt;
  2. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  3. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  4. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten ;
  5. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  6. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest.
5.6.2 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor gebruik afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 5.1 sub b en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw tijdelijk wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte met inachtneming van het volgende:
  1. een dergelijke bewoning is aantoonbaar nodig vanuit een oogpunt van mantelzorg. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders hieromtrent een ter zake deskundige om advies;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden;
  3. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  4. de maximale oppervlakte welke wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 80 m²;
  5. de afhankelijke woonruimte dient te worden bewoond door degene die de zorg nodig heeft, en in voorkomend geval, zijn/haar partner zoals bepaald bij huwelijk, geregistreerd partnerschap of notariële samenlevingsovereenkomst;
  6. de oorspronkelijke woning dient bewoond te worden door de zorgverlener/-verleenster;
  7. de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
  8. de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de specifieke zorgbehoefte, zoals gebleken uit het advies van een ter zake deskundige;
  9. aan de afhankelijke woonruimte mag geen eigen ontsluiting worden toegevoegd;
  10. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  11. de omgevingsvergunning vervalt indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Binnen één jaar na het vervallen van de omgevingsvergunning dienen alle aanpassingen welke gedaan zijn uit een oogpunt van mantelzorg verwijderd te zijn.
5.6.3 Meergeneratiewoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 5.1 sub b en toestaan dat een hoofdgebouw wordt gebruikt als meergeneratiewoning met inachtneming van het volgende:
  1. tussen hoofdbewoner en inwoner/inwoonster bestaat een familieverband (ouderskind);
  2. er blijft sprake van een woning (hoofdgebouw) met een huisnummer;
  3. er is sprake van een (bestaande) hoofdingang met een gezamenlijke verkeersader waarmee de beide wooneenheden direct te benaderen zijn (niet via een verblijfsgebied van de een naar de ander);
  4. beide woonruimten dienen te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
  5. gezamenlijke energiemeters / watermeter / ontsluiting(en) naar de openbare weg/rioolaansluiting;
  6. gezamenlijke berging / garage;
  7. realisering binnen de bestaande bouwmassa, danwel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt;
  8. geen intern fysiek scheiding (of compartimentering) door middel van een scheidingsmuur zonder deuren tussen de twee woongedeelten;
  9. onderscheid in hoofdwoongedeelte en bijwoongedeelte;
  10. bijwoongedeelte moet voorzien zijn van een slaapkamer en badkamer op de begane grond;
  11. maximale vloeroppervlakte bijwoongedeelte 65 m2;
  12. geen privaatrechtelijke splitsing. Eigendom dient van een eigenaar te blijven, danwel van een gezamenlijk eigenaarschap;
  13. parkeren op eigen terrein;
  14. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de reden voor het instandhouden van de omgevingsvergunning niet meer aanwezig is.

Artikel 6 Wonen - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:  
  1. de afzonderlijke huisvesting van huishoudens of daarmee vergelijkbare economische eenheden van een of meer personen in vrijstaande eengezinshuizen, al dan niet in samenhang daarmee aan huis gebonden beroepen;
  2. tuinen en erven;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en uitritten;
met dien verstande dat:
  1. tevens het bepaalde in de artikelen 'Waarde - Landschap - 1' en in artikel 10 van toepassing is als de gronden zijn voorzien van een dubbelbestemming of een gebiedsaanduiding.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen
  1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij geldt dat per bouwperceel ten hoogste één woning is toegestaan en:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
  2. in afwijking op sub a mag het aantal woningen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is weergegeven;
  3. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4 en 10 meter;
  4. iedere gebouw dient te te worden afgedekt door een hellend dakvlak, met dien verstande dat de helling minimaal 35º en maximaal 60º bedraagt;
  5. per woning dient een onbebouwde buitenruimte aanwezig te zijn van minimaal 25m2;
  6. aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1.00 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de hoofdgebouwen te worden gebouwd.
6.2.2 Vrijstaande woningen
  1. de breedte van het hoofdgebouw bedraagt tenminste 7 meter;
  2. de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de beide zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt 5 meter;
  3. de oppervlakte aan hoofdgebouw, aan-, uit- en vrijstaande bijgebouwen mag per woning niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel met een maximum van 350m2;
  4. de goot- dan wel bouwhoogte van aan-, uit- en vrijstaande bijgebouwen mag ten hoogste respectievelijk 3 en 5,5 meter bedragen, met dien verstande dat de absolute hoogte in elk geval moet zijn gelegen binnen een denkbeeldig vlak onder 60º gaande door de goothoogtelijn op de zijdelingse perceelsgrens
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen en achter de voorgevellijn maximaal 2 meter;
  2. carports en overkappingen dienen achter de voorgevellijn te worden gebouwd en uitsluitend binnen het bouwvlak;
  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de bouwhoogte vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen en achter de voorgevellijn maximaal 3 meter.
6.2.4 Parkeren
Bij het oprichten en uitbreiden van gebouwen of het veranderen in gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat er voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als eventuele laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie conform de parkeerrichtlijnen zoals opgenomen in de "Nota Parkeernormen Gilze en Rijen 2017" en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

6.3 Nadere eisen

6.3.1 Eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de bebouwingsdiepte en de dakvorm van hoofd- en bijgebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3.2 Voorwaarden
  1. De onder artikel 6 lid 3.1 genoemde eisen mogen slechts worden gesteld met inachtneming van de bebouwingsregels:
  2. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundig beeld en handhaving van het historisch beeld dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing:
  3. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  4. Van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang is sprake als door een bebouwings- of gebruiksinitiatief:
  5. de karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;
  6. de diversiteit (qua verschijning, functie of tijdsbeeld) en de historische of stedenbouwkundige betekenis van de bebouwing wordt aangetast.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.4.1 Erfafscheiding
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.3 sub a ten behoeve van de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn met dien verstande dat deze maximaal 2 meter mag bedragen en indien het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet meer wordt aangetast en/of de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet.
6.4.2 Dakvlak
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 sub d voor het bouwen van een afwijkende dakvorm, mits stedenbouwkundig verantwoord, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu.
6.4.3 Ten behoeve van afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.2 sub 2 ten behoeve van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de voorgenomen afstand stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
6.4.4 Dakopbouw
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 voor het bouwen van een dakopbouw, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 70% van het onderliggende vloeroppervlak, dit stedenbouwkundig verantwoord is, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu.

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.5.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor:
  1. groothandels- en detailhandelsbedrijven;
  2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  3. seks- en/of pornobedrijf en prostitutie;
  4. het gebruik van de voortuin als parkeerplaats met uitzondering van in- /uitritten behorende bij een woning;
  5. opslag van goederen;
  6. het gebruik van gebouwen ten behoeve van aan huis gebonden bedrijf.
6.5.2 Voorwaardelijke verplichting
6.5.2.1 Landschappelijke inpassing
Tot een met de bestemming stijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 6 lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijvingen zonder de aanleg, het onderhoud en de instandhouding van de landschapselementen conform het in bijlage 1 opgenomen landschapsplan ten einde te komen tot een goede landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering. De aanleg van de landschappelijke inpassing dient binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan te zijn gerealiseerd.

Artikel 7 Waarde - Landschap - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van de waarden die samenhangen met het open karakteristiek landschap te weten:
  1. de openheid.

7.2 Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
  1. permanente boomteelthekken zijn niet toegestaan.

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.3.1 Afwijken met betrekking tot andere bestemmingen
Indien met betrekking tot het bouwen - ingevolge de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) – een omgevingsvergunning kan worden verleend, wordt hierbij het volgende in acht genomen:
  1. door het verlenen van de omgevingsvergunning mogen de waarden, zoals in artikel 7 lid 1 bedoeld, niet in onevenredige mate worden geschaad.
7.3.2 Afwijking ten behoeve van permanente boomteelthekken
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2 ten behoeve van permanente boomteelthekken met inachtneming van het volgende:
  1. de waarden, zoals in artikel 7 lid 1 bedoeld, mogen niet in onevenredige mate worden geschaad.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

 
7.4.1 Omgevingsvergunning met betrekking tot andere bestemmingen
Indien met betrekking tot het bouwen - ingevolge de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) – een omgevingsvergunning kan worden verleend, wordt hierbij het volgende in acht genomen:
  1. door het verlenen van de omgevingsvergunning mogen de waarden, zoals in artikel 7 lid 1 bedoeld, niet worden geschaad.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden op of in de in artikel 7 lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende omgevingsvergunningsplichtige werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren:
  1. het aanbrengen van opgaande beplanting uitgezonderd erfbeplanting.
7.5.2 Uitzondering op vergunningplicht
Het verbod van artikel 7 lid 5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
7.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 7 lid 5.1, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in artikel 7 lid 1 bedoeld, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
7.5.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van artikel 7 lid 5.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot andere bestemmingen
 
Indien met betrekking tot de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) het plan kan worden gewijzigd, wordt hierbij het volgende in acht genomen:
  1. door de planwijziging mogen de waarden, zoals in artikel 7 lid 1 bedoeld, niet worden geschaad.

Artikel 8 Waterstaat - Waterlopen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, bij wijze van dubbelbestemming, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. bescherming, beheer en onderhoud van de A - Watergang, overeenkomstig de Keur van het Waterschap Brabantse Delta.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 8 lid 1 genoemde bestemming worden gebouwd:
  1. bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van primaire wateren.
8.2.2 Bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.3.1 Bouwen overige bestemmingen
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in artikel 8 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. geschiedt overeenkomstig de bouwregels van de desbetreffende bestemming;
  2. niet ten koste gaat van de mogelijkheid tot het onderhouden en aanleggen van de waterloop;
  3. alleen is toegestaan in combinatie met een watervergunning.
8.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 8 lid 2 geldt niet voor het uitvoeren van:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  2. werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
  3. werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  4. werkzaamheden die voldoen aan de regels van de Keur.

3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
  1. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

10.2 Afstanden van woningen tot wegen

  1. Ingeval van het toevoegen van woningen ingevolge planwijziging of ontheffing of herbouw van een woning elders op een bouwvlak, mag de afstand van de woning (inclusief aanbouwen) tot de as van de weg - ter beperking van geluidshinder - in geen geval minder bedragen dan de in de tabel aangegeven afstand; 
 
weg   afstand 48 dB-contour 1) 
regionale wegen
 
 
Klein Zwitserland   31 m  
Bavelseweg   52 m  
Chaamseweg (asfalt/beton)   47/43 m  
Dongenseweg   94 m  
Tilburgsebaan   61 m  
Provinciale wegen
 
 
N631 (N282-Nassaulaan)   234 m  
N631 (Nassaulaan-Ketenbaan)   214 m  
N260 (Hulten-RW58)   301 m  
N260 (RW58-Tilburgsebaan)   317 m  
N260 (Tilburgsebaan-Alphenseweg)   179 m  
N260 (Alphenseweg-Alphen)   168 m  
N282 (Spoorstr.(Dorst)-N631)   230 m  
N282 (N631-Julianastraat)   269 m  
N282 (Julianastraat-N260)   384 m  
N282 (N260-Burg. Brokxweg)   310 m  
Rijkswegen
 
 
Rijksweg A58   614 m  
1) Alle waarden met aftrek volgens artikel 110g Wgh. 
  1. Toegevoegde woningen ingevolge planwijziging of ontheffing mogen op een kleinere afstand worden gebouwd dan in dit lid onder a en tabel 1 is aangegeven, indien:
    1. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;
    2. de 10-6- contour voor het plaatsgebonden risico vanwege wegen niet wordt overschreden;
  2. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a en de tabel teneinde herbouw van woningen toe te staan op een kleinere afstand, indien:
    1. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;
    2. de 10-6- contour voor het plaatsgebonden risico vanwege wegen niet wordt overschreden.

10.3 Afstanden van woningen tot spoorwegen

  1. Ingeval van het toevoegen van woningen ingevolge planwijziging of ontheffing of herbouw van een woning elders op een bouwvlak, mag de afstand van de woning (inclusief aanbouwen) tot de as van de spoorweg - ter beperking van geluidshinder - in geen geval minder bedragen dan de in de tabel aangegeven afstand;
spoorweg   afstand 55 dB-contour  
traject 650 (Breda-Tilburg)   620 m  
  1. Toegevoegde woningen ingevolge planwijziging of ontheffing mogen op een kleinere afstand worden gebouwd dan in dit lid onder a en tabel 1 is aangegeven, indien:
    1. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;
    2. de 10-6- contour voor het plaatsgebonden risico vanwege spoorwegen niet wordt overschreden;
  2. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a en de tabel teneinde herbouw van woningen toe te staan op een kleinere afstand, indien:
    1. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;
    2. de 10-6- contour voor het plaatsgebonden risico vanwege spoorwegen niet wordt overschreden.

10.4 Afstanden gevoelige objecten ten opzichte van landbouwbedrijven

Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden tussen landbouwbedrijven en gevoelige objecten:
 
  inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden   inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden  
minimumafstand tot objecten categorie I en II   100 m*   50 m*  
minimumafstand tot
objecten categorie III, IV en V
50 m*   25 m*  
* Tenzij uit de Geurverordening (vastgesteld d.d. 15 december 2008) blijkt dat een andere afstand tussen landbouwbedrijven en gevoelige objecten in acht genomen moet/kan worden.

10.5 Afstanden gevoelige objecten ten opzichte van kassen

Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden tussen kassen en gevoelige objecten:
 
soort objecten   aan te houden afstand  
  indien kassen voor 1 mei 1996 zijn opgericht (met inbegrip van eventuele uitbreidingen)   indien kassen na 30 april 1996 zijn opgericht  
categorie I   25 m   50 m  
categorie II   10 m   25 m  

10.6 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. de onderkant van het bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 4 m onder het peil;
  3. het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid onder b indien het hydrologisch belang niet wordt geschaad; alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag advies in bij het waterschap en de provincie omtrent de vraag of het hydrologisch belang niet wordt geschaad.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Overig - IHCS

In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS' (met nummer) ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een hogere bouwhoogte dan:
  1. 56 m boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 1';
in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

11.2 Vrijwaringszone - ILS

 
11.2.1 Bouwhoogtebeperkingen
In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - ILS - 9' ten behoeve van het verstoringsgebied rondom de start- en landingsbaan dat:
  1. de bouwhoogte van een bouwwerk binnen de aanduiding 'Vrijwaringszone - ILS - 9' in geen enkel opzicht meer mag bedragen dan 30,6 m boven NAP.
11.2.2 Afwijken hogere bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11 lid 1 teneinde een hogere bouwhoogte toe te staan met dien verstande dat de werking van het Instrument Landing System niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed. Alvorens het afwijken wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de betrokken Instrument Landing System.

11.3 Milieuzone - geluidsgevoelige functie - 2 (>35-45 Ke-lijn)

In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geluidsgevoelige functie - 2' de volgende regel:
  1. het is niet toegestaan woningen toe te voegen binnen de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geluidsgevoelige functie - 2'.

11.4 Milieuzone - geluidsgevoelige functie - 3 (50 dB(A)-contour)

In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geluidsgevoelige functie - 3' de volgende regel:
  1. het is niet toegestaan woningen toe te voegen binnen de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geluidsgevoelige functie - 3';
  2. het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid onder a teneinde het toevoegen van woningen toe te staan met dien verstande dat uitsluitend woningbouw kan worden toegestaan indien kan worden aangetoond dat de wettelijk bepaalde uiterste grenswaarde ten aanzien van de geluidsbelasting op de gevel niet wordt overschreden.

11.5 Overig - agrarisch verbredingsgebied

In aanvulling op hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overig - agrarisch verbredingsgebied' de volgende regels:
11.5.1 Ontwikkelingen bij recht toegestaan
  1. Op deze gronden is er plaatse van de bestemming 'Agrarisch' tevens het gebruik als sierteelt, fruitteelt en boomkwekerij toegestaan mits de gronden niet gelegen zijn binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap - 1'.
  2. Op deze gronden is ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch' tevens omschakeling naar intensieve kwekerij toegestaan.
11.5.2 Ontwikkeling na planwijziging toegestaan
Het bevoegd gezag is bevoegd om ten behoeve van natuurontwikkeling de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' met dien verstande dat er een, door het bevoegd gezag goedgekeurd, inrichtingsplan ten grondslag ligt aan de wijziging.

11.6 Overig - ecologische verbindingszone

In aanvulling op hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overig - ecologische verbindingszone' de volgende regels:
11.6.1 Bouwverbod
Op de gronden met de gebiedsaanduiding 'Overig - ecologische verbindingszone' is het niet toegestaan om te bouwen.
11.6.2 Omgevingsvergunning
Het is verboden op de gronden met de gebiedsaanduiding 'Overig - ecologische verbindingszone' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties werken;
  2. het aanbrengen van bomen of andere opgaande beplanting;
  3. het verbod in dit lid onder a en b is niet van toepassing op werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen of reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  4. de werkzaamheden als bedoeld in dit lid onder a en b zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast; 
  5. overtreding van het verbod van dit lid onder a en b is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
11.6.3 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan de bestemming ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overig - ecologische verbindingszone' wijzigen in de bestemming 'Natuur'.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Wijziging ten behoeve van verandering van een bouwvlak

Het bevoegd gezag kan de vorm van de bouwvlakken veranderen, indien de bebouwing ten behoeve van de - voor dat bouwvlak geldende - bestemming zonder deze verandering niet of niet goed zou kunnen worden gerealiseerd met inachtneming van het volgende:
  1. vormverandering dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering/-ontwikkeling;
  2. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan een agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in dit lid onder b wordt voldaan;
  3. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak waarvoor het volgende geldt:
    1. de bestemming van de gronden die worden ingezet ten behoeve van de landschappelijke inpassing dienen te worden gewijzigd in de bestemming 'Groen' zodat de groene inpassing planologisch wordt beschermd;
  4. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

Artikel 13 Algemene procedureregels

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 14 Overige regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. het gestelde in dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. het gestelde in dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam: 'Regels van het bestemmingsplan Oude Baan 48 Hulten' van de gemeente Gilze en Rijen.