direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein-Haven
Plan: Sluiskil-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0715.BPKGP04-VG99

Artikel 3 Bedrijventerrein-Haven

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein-Haven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2 - 4.2': bedrijven uit categorie 2 tot en met categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': uitsluitend opslagactiviteiten die naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten, geacht kan worden te behoren tot categorie 2 tot en met 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'.
  • c. Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 3' en 'specifieke vorm van bedrijf - 4': tevens een bedrijfsactiviteit met de SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste de voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein':

aanduiding   SBI-code   uit ten hoogste milieucategorie  
specifieke vorm van bedrijf - 3   2415   5.1  
specifieke vorm van bedrijf - 4   2414.2
 
5.1  

  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'natuur': tevens het gebruik van de gronden voor tijdelijke natuur, zolang de gronden niet worden gebruikt voor bedrijven als bedoeld onder a.
  • e. Buisleidingen en ondergrondse hoogspanningsverbindingen ten behoeve van de onder a en c bedoelde bedrijven.
  • f. Bij deze bestemming horende voorzieningen zoals wegen, groenvoorzieningen, water en andere op een bedrijventerrein voorkomende functies, zoals parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, interne goederenspoorlijnen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor windturbines, waterinfiltratie en –transportvoorzieningen, bergbezinkbassins, waterzuiveringsinrichtingen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd.
  • b. Windturbines worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'windturbine'.

3.2.2 Afstanden
  • a. De afstand van gebouwen, silo's en overkappingen tot:
    • 1. de perceelsgrens bedraagt ten minste 10 m;
    • 2. de as van een openbaar toegankelijke ontsluitingsweg bedraagt ten minste 25 m;
    • 3. een goederenspoorlijn bedraagt ten minste 10 m;

met dien verstande dat bedoelde bouwwerken langs de Oostkade tegen de perceelsgrens tevens de bouwgrens mogen worden gebouwd.

3.2.3 Oppervlakten
  • a. De totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen ter plaatse van een vlak met de aanduiding 'windturbine' bedraagt ten hoogste 25 m².

3.2.4 Bouwhoogten
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste:
    • 1. van gebouwen, silo's en overkappingen: de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
    • 2. van hijskranen: 60 m;
    • 3. van windturbines: 120 m;
    • 4. van terreinafscheidingen 3 m;
    • 5. schoorstenen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 99 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.4. onder a sub 1, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Ter plaatse waar met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' een bouwhoogte van 25 m is toegestaan, bedraagt de bouwhoogte na afwijken ten hoogste 40 m.
  • b. Ter plaatse waar met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' een bouwhoogte van 40 m is toegestaan, bedraagt de bouwhoogte na afwijken ten hoogste 80 m.
  • c. De hoogte moet noodzakelijk zijn uit oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering.
  • d. Aangetoond is dat het bouwvolume waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend niet binnen de rechtstreeks toelaatbare bouwgrenzen kan worden gerealiseerd.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Uitsluitend de volgende bedrijven zijn toegestaan:
    • 1. kade- of havengebonden bedrijven;
    • 2. bedrijven die uitsluitend of overwegend diensten verlenen voor ter plaatse aanwezige kade- en havengebonden bedrijven;
    • 3. overige bedrijven en bedrijfsactiviteiten uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' voor zover deze daarin zijn aanduid met de SBI-codes 15.1. 23, 24, 26, 27, 28, 29, 34, 35, 37, 40, 51, 63 en 90;

met uitzondering van:

    • 1. kolengestookte installaties met een vermogen van 75 MWth of meer;
    • 2. kerncentrales.
  • b. De volgende overige functies zijn niet toegestaan:
  • c. risicovolle inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichtingen'.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' zijn uitsluitend windturbines met de daarbij behorende voorzieningen toegestaan.
  • e. De oppervlakte van een perceel van één bedrijf bedraagt ten minste 5.000 m².
  • f. Opslag van goederen in de zone tussen gebouwen en de openbare weg is niet toegestaan.
  • g. Het is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': gronden te gebruiken voor de opslag van goederen, puin, bagger- en grondspecie, AVI-bodemassen en bouwstoffen daarmee vergelijkbare materialen en substanties met een hoogte van meer dan 12,5 m +N.A.P..
  • h. Het is niet toegestaan gronden die zijn gelegen vóór de voorgevel van gebouwen en binnen een afstand van 5 m langs de openbare weg te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag van goederen en als opslagplaats voor baggerspecie.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid  3.1 :

  • a. Om bedrijven toe te laten uit ten hoogste categorie 5 voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.
  • b. Om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1genoemd.