6.2 Bouwregels
Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
6.2.1 Hoofdgebouwen
Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. de goot- en bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
-
b. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan:
-
1. 60% voor grondgebonden woningen;
-
2. 80% voor patiowoningen;
-
3. 100% voor gestapelde woningen;
-
c. het oprichten van woningen, indien en voor zover deze niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, is slechts toegestaan indien de woningen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde (voor wegverkeerslawaai), waarbij geldt dat:
-
1. bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB op de gevel van een woning, de verblijfsruimten van de woning niet aan de gevel worden gesitueerd waar de hoogste geluidsbelasting optreedt, tenzij overwegingen van stedenbouw of volkshuisvesting zich daartegen verzetten;
-
2. bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB de woning een geluidsluwe gevel moet bezitten en ten minste één tot de woning behorende buitenruimte aan deze geluidsluwe gevel gesitueerd moet worden.
-
d. het oprichten van woningen, indien en voor zover deze niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB, is slechts toegestaan indien de woningen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde (voor railverkeerslawaai), waarbij geldt dat:
-
1. bij een geluidsbelasting hoger dan 68 dB op de gevel van een woning, de verblijfsruimten van de woning niet aan de gevel worden gesitueerd waar de hoogste geluidsbelasting optreedt, tenzij overwegingen van stedenbouw of volkshuisvesting zich daartegen verzetten;
-
2. bij een geluidsbelasting hoger dan 68 dB de woning een geluidsluwe gevel moet bezitten en ten minste één tot de woning behorende buitenruimte aan deze geluidsluwe gevel gesitueerd moet worden.
-
e. de goot- en bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen mogen respectievelijk 3 en 6 meter bedragen;
6.2.2 Bijgebouwenregeling
Ten aanzien van bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. bij ieder hoofdgebouw, met uitzondering van patiowoningen, zijn, op een afstand van minimaal 3 m achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
-
b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw van een grondgebonden woning, mag maximaal 50 % van de totale oppervlakte van het zij- en achtererf van het bouwperceel bedragen;
-
c. de goot- en bouwhoogte van aan- of uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan respectievelijk:
-
1. 3 m en 6 m voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen;
-
2. een bouwhoogte van 4 m voor uitbouwen op het voor- en zijerf;
-
3. een bouwhoogte van 7 m voor uitbouwen op het achtererf;
-
4. 4 m en 7 m voor aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
-
1. maximaal 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken voor de naar de weg gekeerde gevel, behoudens het bepaalde onder 2 en 3;
-
2. maximaal 4,5 m voor gemeenschappelijke terreinafscheidingen, poorten en entree accenten bij een complex van gestapelde woningen, indien en voor zover deze met het complex een architectonische eenheid vormen;
-
3. maximaal 6 m voor vlaggenmasten;
-
4. maximaal 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.