direct naar inhoud van 3.1 Ontstaansgeschiedenis
Plan: Bedrijventerrein Noordwest
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1027BedrvnterNW-oh01

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Tussen circa 6000 en 4400 voor Christus worden er in het gebied mariene afzettingen gevormd (Afzettingen van Calais), verband houdend met de stijgende zeespiegel. Daarna neemt de snelheid van de zeespiegelrijzing af en gaat het plangebied voor lange tijd, mogelijk tot kort voor het begin van de jaartelling, deel uitmaken van een uitgestrekt veengebied.

De Schie met haar vertakkingen is mogelijk in oorsprong een veenafwateringsriviertje richting de Maas. De veenvorming werd in het plangebied onderbroken in de laatste eeuwen voor de jaartelling door toegenomen rivier - en/of zeeinvloed. Het veengebied raakte beter ontwaterd, en waarschijnlijk ook beter begaanbaar, en bovendien vond er vanuit de veenafwateringsriviertjes sedimentatie van klei en zand plaats (Afzettingen van Duinkerke I/II). De kern van het veengebied van de latere Abtspolder bleef echter onaangetast.

De randen van de veengebieden en de kleiige of zandige oevers van de riviertjes werden in de loop van de IJzertijd bewoonbaar. In de Romeinse tijd werd er ook gewoond op de dichtgeslibde kreekbeddingen. In de directe omgeving van het plangebied, vooral zuidwestwaarts in Schiedam en noordwaarts in de Noord-Kethelpolder zijn vele vindplaatsen bekend uit de IJzertijd (800 voor Christus - begin van de jaartelling) en de Romeinse tijd (begin van de jaartelling tot 350 na Christus). In de huidige Oostabtspolder, direct ten oosten van het plangebied, zijn enkele vindplaatsen uit de Romeinse tijd bekend.

Na de intensieve bewoning van de wijdere omgeving gedurende de Romeinse tijd, zijn er in het plangebied pas weer aanwijzingen voor bewoning vanaf de 10e eeuw. De middeleeuwse ontginning van het veen- en klei-op-veengebied rondom Overschie, begint in de 10e eeuw, vanuit het oude bewoningscentrum Vlaardingen. Rond 1040 kreeg de bewoningskern die toen 'Skie' heette een eigen kapel, die later parochiekerk werd. Door middel van het graven van parallelle sloten vanuit het bewoningslint langs de Polderwatering is het gebied van de Abtspolder ontwaterd en in cultuur gebracht. De algemene tendens in de ontgonnen gebieden is dat door de ontwatering een verlaging van het maaiveld optrad, waardoor het grotendeels nog onbedijkte gebied kwetsbaar werd voor overstromingen. Van belang zijn de 12e-eeuwse overstromingen vanuit de Nieuwe Maas, waarbij ook in de randen van het plangebied een dun kleidekje op het veen kan zijn afgezet (Afzettingen van Duinkerke III).

Een belangrijk vraagstuk in de studie van de historisch - geografische ontwikkeling van Overschie is de plaats en datering van de dam die tijdelijk in de Schie moet hebben gelegen. Vanaf het moment van het leggen van de dam is er sprake van Schiedam, een naam die later over is gegaan op het huidige Schiedam, waar de afdamming van de Schie circa 1240-1250 moet hebben plaats gevonden. De oude nederzetting werd Ouderschie, een naam die later verbasterde tot Overschie. De oude dam zal vermoedelijk weer zijn opgeruimd.

De toestand met betrekking tot de waterhuishouding in Schieland moet omstreeks 1280 niet erg rooskleurig zijn geweest. Er waren herhaaldelijk (rivier)dijk doorbraken, maar er waren ook problemen met de beheersing van het binnenwater. Het graven van de Poldervaart en het tot stand brengen van een doorlopende, naar het noorden gerichte waterkering ( Rodenrijsche kade, Doenkade, Oude Dijk) omstreeks 1281 worden met elkaar in verband gebracht. Als reden voor de aanleg van deze werken wordt aangegeven de opheffing van de boezemgemeenschap tussen de voorlopers van het latere Delfland en van het latere Schieland. In de monding van de Poldervaart bij de Nieuwe Maas kwam de uitwatering van Delfland te liggen. Ter hoogte van de Doenkade, mogelijk nog juist in het plangebied, lag vanaf 1281 een nieuwe dam met een overtoom (tot circa 1400?). Deze dam sloot aan op een nieuw gelegde smalle kade in de Oost-Abtspolder, die aansloot op de Oude Dijk bij de voormalige boerderij 's Gravenhuize in Overschie. De aanleg van de huidige kade langs de Schie (de Kethelse Kade) is niet ouder dan de 15e eeuw. De aanleg ervan zal samenhangen met de introductie van de molenbemaling, toen er steeds hoger kon worden opgemalen, het land steeds dieper wegzakte, en de kades sterk verhoogd moesten worden. De molen die voor de uitwatering van de Abtspolder zorgde, stond vanouds ter hoogte van de Doenkade.

De dam bij de Doenkade vormde een extra obstakel in de Schiedamse en later ook (toen de Rotterdamse Schie was gegraven circa 1340-1347) in de Rotterdamse vaarroutes naar Delft. De dam werd uiteindelijk dan ook opgeofferd aan de scheepvaartbelangen, maar dat had wel een lange lijdensweg wat betreft de boezemgemeenschap Delfland-Schieland tot gevolg.

Door het graven van de Delfshavense Schie aan het einde van de 14e eeuw, kwam Overschie strategisch op het kruispunt van de drie Schieën te liggen.

Vanaf 1579 wordt de westzijde van de Schie (dus ook de Kethelse Kade) benut om de schepen voort te trekken. Ingrijpend voor het aanzicht van de Oost - Abtspolder was de 18e- en 19e-eeuwse turfwinning, waarbij een groot deel van het gebied in waterplassen veranderde. Tussen 1870 en 1877 werden de ontstane plassen drooggemaakt. Na WOII is het drooggemaakte plassengebied en een gedeelte van niet uitgeveende gebied ten oosten ervan opgespoten en ingericht als bedrijventerrein. Het maaiveld ligt momenteel tussen circa 1 en 2 meter boven NAP.