direct naar inhoud van Regels
Plan: Kenniskwartier Noord
Plannummer: K1004BPGST
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.K1004BPGST-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord met identificatienummer NL.IMRO.0363.K1004BPGST-VG01 van de gemeente Amsterdam

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 archeologisch rapport

Rapport, zoals bedoeld in artikel 39, lid 2 Monumentenwet 1988, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

1.7 automatenhal

Een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee spelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen, zoals die geldt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, zijn opgesteld.

1.8 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

Een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.10 bestaande bebouwing of gebruik

Bebouwing of gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.11 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.16 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 brutovloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etcetera.

1.19 culturele voorzieningen

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.20 consumentverzorgende dienstverlening

Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.21 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die deze zaken kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 dove gevel

Een bouwkundige constructie waarin,

  • a. geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);
  • b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.23 eerste bouwlaag

De eerste volledige bouwlaag op of boven maaiveld.

1.24 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 geldwisselkantoor

Een voor publiek toegankelijke ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het wisselen van geld.

1.26 geluidsgevoelige functie

Bewoning of een andere geluidsgevoelige functie (of de gebouwen en terreinen die daartoe dienen) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.27 geluidwerend vlies

Een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met het doel een geluidsreductie op deze gevel te bewerkstelligen als gevolg waarvan voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder, en waarbij de afstand tussen geluidwerende vlies en gevel tenminste 0,5 meter is en waarbij er tussen geluidwerende vlies en gevel sprake is van buitenlucht, met openingen ten behoeve van de luchtverversing met een capaciteit van tenminste 6 dm³ per seconde per m² vloeroppervlak van de achterliggende woning(en).

1.28 gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit

Categorieën van gevallen zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

1.29 groenvoorziening

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren.

1.30 hoofdgebouw

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.31 horeca I

Fastfood (waaronder begrepen automatiek, snackbar, loketverkoop, fastfoodrestaurant en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.32 horeca III

Café (café, bar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.33 horeca IV

Restaurant (restaurant, koffie-, en theehuis, lunchroom, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.34 horeca V

Hotel (waaronder begrepen hotel, motel,jeugdherberg, bed & breakfast, en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.35 horeca VI

Het bedrijfsmatig aanbieden van logies anders dan in een woning voor kortstondig verblijf van tenminste één week tot maximaal één jaar aan natuurlijke personen die buiten de gemeente hun hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats hebben.

1.36 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, daaronder tevens begrepen congres- en vergaderaccommodatie.

1.37 kelder

Een bijzondere bouwlaag, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag ten hoogste 0,70 meter boven het gemiddeld aangrenzende maaiveld is gelegen.

1.38 langzaamverkeersroute

Verkeersverbinding, die uitsluitend bedoeld is voor fietsers en voetgangers en vergelijkbare verkeersdeelnemers.

1.39 maaiveld

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.40 maatschappelijke dienstverlening

Het verlenen van publieksgerichte diensten op het gebied van overheids-, educatieve, welzijns- (para-)medische, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, sociaal-culturele voorzieningen.

1.41 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, gemalen, warmte/koudeopslag (ook in de bodem), telefooncellen en zendmasten, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.42 omgevingsvergunning voor het bouwen

Een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Voor zover in artikel 16, lid 16.1 sub a, in de aanhef wordt gesproken over een omgevingsvergunning voor het bouwen krachtens welke gebouwd kan worden, wordt daaronder mede verstaan een bouwvergunning verleend op basis van de Woningwet.

1.43 ondergronds

Gelegen onder maaiveld.

1.44 peil

Onder het peil wordt verstaan: het N.A.P., tenzij anders in de planregels aangegeven.

1.45 planregels

De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord van de gemeente Amsterdam.

1.46 praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis

Dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij in overwegende mate de woonfunctie behouden blijft.

1.47 prostitutie

Het aanbieden of verrichten van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding.

1.48 prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie wordt bedreven.

1.49 seksinrichting

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijke inrichtingen.

1.50 short stay

Het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden of voor maximaal vier personen indien deze personen deel uitmaken van meerdere huishoudens voor een aaneensluitende periode van tenminste één week en maximaal zes maanden.

1.51 smartshop

Een winkel waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door detailhandel in psychotrope stoffen.

1.52 Staat van Inrichtingen

De als bijlage opgenomen lijst, behorende bij deze regels, waarin vormen van gebruik anders dan wonen, zijn aangegeven, ingedeeld in categorieën van toenemende hinder.

1.53 stille zijde

een gevel of geveldeel met een geluidsbelasting van maximaal de voorkeursgrenswaarde van de wet geluidhinder.

1.54 verbeelding

digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord met bijhorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden, zijn aangegeven.

1.55 watergang

Een werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren, en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede begrepen.

1.56 waterstaatkundige werken

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.57 weg

Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen of trambanen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.58 wet

Wet ruimtelijke ordening.

1.59 zakelijke dienstverlening

Het verlenen van diensten die bestaan uit het verlenen van economische of commerciële diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, reisbureaus.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 de brutovloeroppervlakte van een gebouw

de bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.5 de minimum bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf peil tot aan het punt van het gebouw of bouwwerk, geen gebouwzijnde, waaraan de bouwhoogte ten minste moet voldoen, waarbij in ieder geval geldt dat de omhullende gevel van een gebouw aan deze minimum bouwhoogte moet voldoen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een verkooppunt motorbrandstoffen, uitsluitend zonder vulpunt lpg, met de daarbij behorende op- en afritten;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. voet en fietspaden;
  • d. pleinen en daarmee vergelijkbare verblijfsruimten;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbij behorende:

  • g. parkeervoorzieningen, met de daarbij behorende in- en uitritten.
3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
    • 2. maximale bouwhoogte: 5 meter, gemeten vanaf maaiveld;
    • 3. maximaal bebouwinggspercentage: 100%;
  • b. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 3 meter, gemeten vanaf maaiveld.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 3.1 genoemde gronden geldt dat het bepaalde in artikel 12 in acht dient te worden genomen.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen met dien verstande dat op de gronden als bedoeld in lid 3.1 de bestemming Bedrijf, met inbegrip van de bepalingen van de leden 3.1 tot en met 3.3, komt te vervallen en wordt gewijzigd in de bestemming Groen als bedoeld in artikel 4, met inbegrip van alle in dat artikel geldende bepalingen, alsmede ten behoeve van pleinen en overig verblijfsgebied.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • e. De voor Groen aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor op- en afritten van het in artikel 3 genoemde verkooppunt voor motorbrandstoffen.
4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met een maximale bouwhoogte van 3 meter, gemeten vanaf maaiveld.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen in verband met het functioneel gebruik van de gronden nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 4.1 genoemde gronden geldt dat het bepaalde in artikel 12 in acht dient te worden genomen.

Artikel 5 Sport

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • f. parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken;
    • 2. maximaal aantal bouwlagen: 2 bouwlagen, gemeten vanaf maaiveld;
    • 3. maximaal bebouwinggspercentage: 100%, tenzij op de verbeelding anders aangegeven;
    • 4. ongeacht het bepaalde 1 zijn per voetbalveld maximaal 2 dug-outs toegestaan buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, met een maximale lengte van 6 meter per dugout, en een maximale hoogte van 2 meter, gemeten vanaf maaiveld;
    • 5. ongeacht het bepaalde onder 1 tot en met 4 mag een tribune worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 8 meter, gemeten vanaf maaiveld.
  • b. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
    • 1. lichtmasten en geluidsinstallaties: maximale bouwhoogte 15 meter, gemeten vanaf maaiveld;
    • 2. ballenvangers: maximale bouwhoogte 6 meter, gemeten vanaf maaiveld;
    • 3. terreinafscheidingen: maximale bouwhoogte 3 meter, gemeten vanaf maaiveld;
    • 4. hekwerken rondom de afzonderlijke sportvelden: maximale bouwhoogte 1,10 meter, gemeten vanaf maaiveld.
  • c. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt een maximale bouwhoogte van 3 meter, gemeten vanaf maaiveld.
5.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Voor de in lid 5.1 genoemde gronden geldt dat het bepaalde in artikel 12 in acht dient te worden genomen.
  • b. Ongeacht het bepaalde in lid 5.1 is ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend een gelijkrichterstation toegestaan.
  • c. Bovengronds zijn maximaal 20 parkeerplaatsen toegestaan;

Artikel 6 Verkeer - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten en wegen, met inachtneming van het aantal rijstroken zoals op de verbeelding staat aangegeven;
  • b. tramverkeer;
  • c. parkeervoorzieningen, alsmede in- en uitritten;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • f. kunstwerken, zoals viaducten, tunnels, bruggen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van tramverkeer;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. andere bijbehorende verkeerskundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met een maximale bouwhoogte van 3 meter, gemeten vanaf maaiveld.

6.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Voor de in lid 6.1 genoemde gronden geldt dat het bepaalde in artikel 12 in acht dient te worden genomen.
  • b. Voor de functie welke is genoemd in lid 6.1, onder b, geldt dat deze uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer'.

Artikel 7 Verkeer - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voet- en fietspaden;
  • b. tramverkeer, met de daarbij behorende voorzieningen;
  • c. verblijfs- en kantoorruimte ten behoeve van (personeel van) het openbaar vervoer;
  • d. parkeervoorzieningen, alsmede in- en uitritten;
  • e. pleinen en overig verblijfsgebied;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. andere bijbehorende verkeerskundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Voor gebouwen geldt dat deze uitsluitend mogen worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, met inachtneming van de aangegeven maximale bouwhoogte;
  • b. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 3 meter, gemeten vanaf maaiveld.
7.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Voor de in lid 7.1 genoemde gronden geldt dat het bepaalde in artikel 12 in acht dient te worden genomen.
  • b. Voor de functie welke is genoemd in lid 7.1 , onder b, geldt dat deze uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer'.

Artikel 8 Gemengd - uit te werken

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - uit te werken aangewezen gronden zijn bestemd voor:

8.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders moeten het plan, voorzover het betreft gronden als bedoeld in lid 8.1, uitwerken met inachtneming van de volgende regels:

8.2.1 Regels met betrekking tot bouwen
  • a. Gebouwen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden gebouwd, met inachtneming van de maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding staat aangegeven, waarbij:
    • 1. met betrekking tot de situering van gebouwen binnen het bestemmingsvlak nadere regels worden gesteld, en;
    • 2. met betrekking tot de maximum bouwhoogte nadere regels worden gesteld waarbij in elk geval ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding' voor ten minste 50% van het te bebouwen oppervlak een maximum bouwhoogte geldt van 35 meter, gemeten vanaf maaiveld.
  • b. Voor bovengrondse gebouwen geldt binnen het gehele bestemmingsvlak een gezamenlijk maximum brutovloeroppervlakte van 143.000 m2, waarbij nadere regels worden gesteld met betrekking tot de situering van het programma binnen het gehele bestemmingsvlak.
  • c. Voor ondergrondse gebouwen geldt een maximum bouwdiepte van 3 bouwlagen.
  • d. Gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend ondergronds toegestaan, waarbij regels worden gesteld over de wijze van ontsluiting ervan, waarbij in elk geval wordt uitgesloten dat deze rechtstreeks op de Gustav Mahlerlaan worden ontsloten.
  • e. Voor gebouwen welke geheel of gedeeltelijk kunnen worden gebruikt ten behoeve van geluidsgevoelige functies, wordt het bepaalde in artikel 76 van de Wet geluidhinder in acht genomen, met inachtneming van het volgende:
    • 1. voor zover de geluidswaarden als bedoeld in artikel 76, lid 1 van de Wet geluidhinder aan één of meer zijden worden overschreden, maar toepassing kan worden gegeven aan het bepaalde in artikel 76, lid 2, van de Wet geluidhinder, dan dient, voor zover het woningbouw betreft, elke woning te beschikken over ten minste één stille zijde;
    • 2. voor zover de geluidswaarden als bedoeld in artikel 76, lid 2 van de Wet geluidhinder aan één of meer zijden worden overschreden, dienen gebouwen aan de betreffende zijden te zijn voorzien van een dove gevel dan wel van een vliesgevel, waarbij, voor zover het woningbouw betreft, elke woning dient te beschikken over ten minste één stille zijde.
  • f. Met betrekking tot de eerstelijnsbebouwing aan de zijde van de A10 worden ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' regels gesteld met betrekking tot het aaneengesloten realiseren van bebouwing, tenzij daartoe in verband met de geluidsbelasting vanuit oogpunt van een goed woon- en leefklimaat geen nut of noodzaak bestaat, of indien dit vanwege de verkeerskundige ontsluiting van het gebied niet mogelijk is.
  • g. Met betrekking tot gebouwen in de eerste lijn aan de zijde ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' worden regels gesteld ten aanzien van het percentage van de gevel van de betreffende bebouwing dat in deze gevellijn moet worden opgericht. Het vorenstaande geldt tot een maximum van 80% vanaf een bouwhoogte van 10 meter tot 30 meter, gemeten vanaf maaiveld.
  • h. Met betrekking tot gebouwen in de eerste lijn aan de zijde aan de Buitenveldertselaan wordt een aanduiding 'gevellijn' vastgelegd, waarvan de ligging nader te bepalen is, en waaraan regels worden gesteld als bedoeld onder g.
  • i. Met betrekking tot de maat van gebouwen dan wel bouwblokken, bestaande uit meerdere aaneengesloten gebouwen, in de eerste lijn aan de zijde van de Gustav Mahlerlaan worden regels gesteld, met dien verstande dat deze gemeten langs de Gustav Mahlerlaan tenminste 40 meter dient te bedragen.
  • j. Ten behoeve van de verkeerskundige ontsluiting van het gebied voor autoverkeer stellen burgemeester en wethouders nadere regels ten aanzien van de situering en de breedte van wegen, zoals genoemd in lid 8.1, onder n, waarbij per weg in elk geval rekening wordt gehouden met een breedte van ten minste 16 meter, en met een maximale breedte van 20 meter.
  • k. Grenzend direct aan de Gustav Mahlerlaan worden maximaal twee door gebouwen te begrenzen pleinen mogelijk gemaakt. Met betrekking tot de situering en afmetingen van de hiervoor bedoelde pleinen worden nadere regels gesteld. Met betrekking tot gebouwen, grenzend aan een als hiervoor bedoeld plein, worden in verband met de bezonning en lichtinval op de pleinen regels gesteld ten aanzien van de maximale bouwhoogte.
  • l. Met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, stellen burgemeester en wethouders nadere regels met betrekking tot de maximale hoogte en de situering ervan, waarbij in elk geval geldt dat deze niet hoger mogen worden dan 5 meter, uitgezonderd bouwkundige constructies als bedoeld onder f.
  • m. Met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet kunnen ter voorkoming of beperking van windhinder, ter vergroting van de zelfredzaamheid van gebruikers van gebouwen in geval van calamiteiten, en in verband met de grondwaterhuishouding van het gebeid, regels worden gesteld inhoudende dat in de uitwerkingsregels de mogelijkheid wordt opgenomen tot het stellen van nadere eisen.
8.2.2 Regels met betrekking tot gebruik
  • a. Voor de in lid 8.1 genoemde gronden geldt dat het bepaalde in artikel 12 in acht dient te worden genomen.
  • b. De in lid 8.1, onder b tot en met l, bedoelde functies zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze vallen onder categorie 1 en 2 in de van deze regels deel uitmakende Staat van Inrichtingen.
  • c. Met betrekking tot situering van geluidsgevoelige functies en het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies worden vanuit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 76 van de Wet geluidhinder, regels gesteld, één en ander in samenhang met het bepaalde in lid 8.2.1, onder e en f.
  • d. Voor zover onder de in 8.1 bedoelde functies tevens kunnen worden begrepen gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit worden met betrekking tot de vestiging daarvan nadere regels gesteld, inhoudende dat deze in begsinel niet zijn toegestaan, zij het dat regels worden opgenomen die mogelijk maken bij omgevingsvergunning af te wijken van dit verbod zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de wet, een en ander onder voorwaarde dat er geen sprake is van een (dreigende) overschrijding als bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen), en daarover advies van de GGD is ingewonnen.
  • e. Met betrekking tot het gebruik van gronden en gebouwen als bedoeld in lid 8.1 en onverminderd het bepaalde onder 8.2.1, onder b, worden regels gesteld ten aanzien van het maximum toelaatbaar functioneel programma, met inachtneming de volgende maxima per functie(s):
    • 1. voor de functie welke is genoemd in lid 8.1, onder a, geldt een maximum brutovloeroppervlakte van 80.000 m2, met een maximum aantal van 800 woningen;
    • 2. voor de functies welke zijn genoemd in lid 8.1, onder b tot en met l, geldt een gezamenlijk maximum brutovloeroppervlakte van 88.000 m2, waarvan
      • een maximum brutovloeroppervlakte van 70.000 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van kantoren;
      • een maximum brutovloeroppervlakte van 28.000 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van horeca V en horeca VI;
      • een maximum brutovloeroppervlakte van 18.000 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de functies zoals genoemd in lid 8.1, onder e tot en met l;
      • voor detailhandel een maximum geldt in aanvulling op het vorenstaande een maximum brutovloeroppervlakte van 5.000 m2.
  • f. Voor zover dit in verband met een goede ruimtelijke ordening nodig is, worden nadere regels gesteld ten aanzien van de situering van de in lid 8.1 bedoelde functies, waarbij in elk geval geldt dat de functies, genoemd in lid 8.1, onder g tot en met k, uitsluitend mogen worden gesitueerd in de eerste bouwlaag en tweede bouwlaag.
  • g. Met betrekking tot wegen zoals genoemd in lid 8.1, onder n, worden regels gesteld ten aanzien van de situering daarvan, waarbij geldt dat deze voor zover bedoeld voor openbaar autoverkeer uitsluitend is toegestaan als weg met een regime van maximaal 30 km/u.
  • h. Met betrekking tot distributieverkeer en taxiverkeer worden regels gesteld ten aanzien van de situering van de ontsluiting daarvan.
  • i. Met betrekking tot parkeren geldt dat parkeren uitsluitend mag plaatsvinden in gebouwde parkeervoorzieningen. Met betrekking tot parkeren worden nadere regels gesteld aan het aantal parkeerplaatsen en de situering ervan, middels een absoluut aantal parkeerplaatsen of middels een parkeernorm, een en ander met inachtneming van het volgende:
  • j. Parkeergelegenheid ten behoeve van kort parkeren in de vorm van opafhalen en wegbrengen en taxistandplaatsen zijn van de onder i genoemde beperkingen uitgezonderd.
8.2.3 Overige regels

De uitwerking van de bestemming Gemengd - uit te werken kan in zijn geheel dan wel in delen plaatsvinden.

8.3 Bouwregels
  • a. Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mag slechts worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan, behoudens het bepaalde in lid 8.4.
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvoor een een maximumbouwhoogte geldt van 3 meter, gemeten vanaf maaiveld.
8.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.3 teneinde omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen, mits het bouwplan past in een ontwerp-uitwerkingsplan.

Artikel 9 Waarde-Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor Waarde-Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en behoud van archeologische waarden.
  • b. De bestemming Waarde-Archeologie is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
9.2 Bouwregels
  • a. Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mag worden gebouwd ten dienste van de primaire bestemming en de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, met in achtneming van de volgende bepalingen:
  • b. Voor zover met betrekking tot de in lid 9.1 genoemde gronden sprake is van bodemverstoring, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen een archeologisch rapport te overleggen.
  • c. Aan de vergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • d. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op een bodemverstoring:
    • 1. die betrekking heeft op een gebied met een kleinere oppervlakte dan 10.000 m2 of een kleinere diepte dan 1,20 m onder maaiveld;
    • 2. die het normale onderhoud betreft;
    • 3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter bescherming van de in lid 9.1 genoemde archeologische waarden nadere eisen te stellen aan de situering van de bouwwerken, indien uit het archeologisch rapport onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden zoals bedoeld in lid 9.1 aanwezig zijn.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 1 genoemde primaire bestemming en de overige aan de gronden toegekende bestemmingen uitgevoerd worden, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, van het bevoegd gezag (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 1,20 meter onder maaiveld of indien het water betreft dieper dan de waterbodem, waartoe onder meer wordt gerekend het ophogen, egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
    • 2. het aanbrengen van drainage;
    • 3. het aanleggen en verbreden van wateren;
    • 4. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 5. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
    • 6. het verrichten van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • b. De aanvrager van een vergunning zoals bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen.
  • c. De onder a genoemde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen de archeologische waarden zoals bedoeld in lid 1 niet onevenredig schaden.
  • d. Aan de onder a genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • e. Het bepaalde onder a en d is niet van toepassing op een bodemverstoring:
    • 1. die betrekking heeft op een gebied met een kleinere oppervlakte dan 10.000 m2 of een kleinere diepte dan 1,20 m onder maaiveld;
    • 2. die het normale onderhoud betreft;
    • 3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming Waarde-Archeologie geheel of gedeeltelijk kan worden geschrapt, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  • a. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
  • b. gevelaccenten, gevel- en kroonlijsten, pilasters, overstekende daken, erkers, balkons en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en deze werken niet lager gelegen zijn dan 9 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg danwel boven een rijwielpad en danwel boven een voetpad, voor zover dit rijwielpad of voetpad geen deel uitmaakt van de bedoelde strook van 1,5 meter.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

  • a. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:
    • 1. inrichtingen als aangewezen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
    • 2. het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van automatenhallen, seksinrichtingen, raam- resp. straatprostitutie en prostitutiebedrijven, telefoneerinrichtingen of belhuis, geldwisselkantoren, en smartshops.
  • b. Ten aanzien van parkeren geldt dat ter plaatse van de gronden met de bestemmingen Verkeer - 1, en Verkeer - 2 maximaal 110 parkeerplaatsen in de openbare ruimte zijn toegestaan.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels omgevingsvergunning om af te wijken van de bouw- dan wel gebruiksregels kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van de desbetreffende regels van dit bestemmingsplan met dien verstande dat:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen kunnen worden toegestaan met een maximale bouwhoogte van 6 meter, gemeten vanaf maaiveld, en een maximale brutovloeroppervlakte van 25 m²;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken worden toegestaan;
  • c. geringe afwijkingen worden toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer bedraagt dan 1 meter.

Artikel 14 Algemene procedureregels

Burgemeester en wethouders nemen bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 8, lid 8.2, sublid 8.2.1, onder q, artikel 4, lid 4.3 en artikel 9, lid 9.3 de volgende regels in acht:

  • a. Burgemeester en wethouders leggen het ontwerp van de te stellen nadere eis, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp ter inzage;
  • b. Voorafgaand aan de terinzagelegging geven Burgemeester en wethouders in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze kennis van het ontwerp, volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud;
  • c. Belanghebbenden kunnen bij Burgemeester en wethouders naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over de ontwerp naar voren brengen;
  • d. De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen als bedoeld in het voorgaande lid bedraagt twee weken, welke termijn aanvangt met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.

Artikel 15 Overige regels

Waar in de planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het gestelde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord.