direct naar inhoud van Regels
Plan: Windpark Greenport Venlo
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9931.PIPWPGV-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het inpassingsplan Windpark Greenport Venlo met identificatienummer NL.IMRO.9931.PIPWPGV-VG01 van de provincie Limburg.

1.2 inpassingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 inkoopstation

afzonderlijke technische ruimte waar toelevering van windenergie vanaf het windturbinepark op het openbaar net plaatsvindt.

1.4 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten; kwalificatie grote bedrijfsgebouwen in relatie tot externe veiligheid

1.4.1 Waar in de planregels wordt gesproken over kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, wordt gedoeld op kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met dien verstande dat voor bedrijfsgebouwen als bedoeld in lid 1.4.2 het bepaalde in dat lid en lid 1.4.3 geldt.

1.4.2 Bedrijfsgebouwen waarin voorraden worden opgeslagen, hergroepering van goederen plaatsvindt en/of goederen worden overgeladen in een ander transportmiddel, met een bebouwd grondoppervlak van 1 hectare of meer kunnen bestaan uit kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.

1.4.3 Onderdelen van bedrijfsgebouwen als bedoeld in lid 1.4.2 hebben te gelden als een beperkt kwetsbaar object (zoals onder meer het trappenhuis, opslag/berging/magazijn, compressorruimte, ruimte technische dienst, acculaadruimte, kleedkamer, werkkast, toilet, bedrijfsartsruimte, kantine, rookruimte, keuken, visitatieruimte, beveiligingsruimte, entree(hal), tuin, chauffeursruimte, gang, archief, pantry en serverruimte), voor zover zich binnen die onderdelen niet meer dan 50 personen gedurende een groot deel van de dag bevinden dan wel, in het geval er zich meer dan 50 personen bevinden, de personendichtheid niet meer dan 1 persoon per 30 m2 bedraagt. Een vergaderruimte/kantoorruimte niet groter dan 1.500 m2 geldt zonder meer als beperkt kwetsbaar object.

1.5 onderstation

een onderstation is een elektrische installatie in het hoogspanningsnet. Het maakt een verbinding tussen twee of meerdere hoogspanningsnetten of vormt een aansluitingspunt op het hoogspanningsnet.

1.6 peil

de hoogte gelegen op 24 meter boven NAP.

1.7 rotor

het samenstelsel van drie rotorbladen (ook wel wieken genoemd) en hub (ook wel de neus genoemd) van een windturbine.

1.8 windturbine

een bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind, bestaande uit een mast, fundering en een rotor met 3 rotorbladen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  • a. afstand tussen windturbines

de afstand tussen windturbines onderling wordt gemeten vanuit het hart van de mast van de windturbine.

  • b. ashoogte van een windturbine

vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

  • c. bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

  • d. hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

  • e. rotordiameter van een windturbine

de diameter van de cirkel die de rotorbladen (wieken) van de windturbine beslaan.

  • f. tiphoogte van een windturbine

vanaf peil tot aan het bovenste verticaal staande rotorblad.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding en versterking van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden, met een zo sterk mogelijk ecologisch en ruimtelijk-structurele samenhang;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van realisatie natuurdoelen.
3.2 Bouwregels

Op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. Beperkte voorzieningen – bouwwerken, geen gebouwen zijnde - ten behoeve van extensieve recreatie zoals zitbanken, routeborden met een maximale hoogte van 2 meter en afrasteringen met een maximale hoogte van 1,2 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • c. kamperen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Algemene aanduidingsregels

4.1 specifieke vorm van bedrijf - windturbine 1
4.1.1 Gebruik

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - windturbine 1' gelden, in
afwijking van hetgeen in de planregels als bedoeld in artikel 6.1 onder a tot en met o van dit plan is bepaald, de volgende regels:

  • a. de gronden zijn tevens bestemd voor de realisatie en instandhouding van windturbines en daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:
    • 1. een inkoopstation en/of onderstation ten behoeve van de levering van elektriciteit aan het openbare net;
    • 2. funderingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 1', 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 2', 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 3', 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 4', 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 5' en 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 6';
    • 3. kabels en leidingen;
    • 4. onderhoudspaden.

4.1.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1.1, mogen in aanvulling op de planregels als bedoeld in artikel 6.1 onder a tot en met o van dit plan tevens worden gebouwd:

  • a. ten hoogste 1 windturbine binnen elke aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - windturbine 1', met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de ashoogte van een windturbine mag, gemeten vanaf peil, niet meer dan 140 m bedragen, met dien verstande dat de ashoogte van de windturbines binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - windturbine 1' hetzelfde dient te zijn;
    • 2. de rotordiameter van een windturbine mag, gemeten tussen de uiteinden van de wieken/rotorbladen, niet meer dan 142 m bedragen;
    • 3. de uiteinden van de wieken/rotorbladen mogen de grens van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - windturbine 1' niet doorsnijden;
    • 4. de afstand tussen het laagste punt van het rotorblad (= onderste tiphoogte) en peil mag niet minder bedragen dan 45 m;
    • 5. de mast mag uitsluitend worden opgericht:
      • ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 1' en wel met het middelpunt van de turbinevoet uitsluitend op de volgende x, y coördinaten: 203011.36 en 380463.03;
      • ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 2' en wel met het middelpunt van de turbinevoet uitsluitend op de volgende x, y coördinaten: 203352.68 en 380202.09;
      • ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 3' en wel met het middelpunt van de turbinevoet uitsluitend op de volgende x, y coördinaten: 203740.32 en 379905.73;
      • ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 4' en wel met het middelpunt van de turbinevoet uitsluitend op de volgende x, y coördinaten: 204123.84 en 379613.88;
      • ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 5' en wel met het middelpunt van de turbinevoet uitsluitend op de volgende x, y coördinaten: 204860.57 en 379049.72;
      • ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 6' en wel met het middelpunt van de turbinevoet uitsluitend op de volgende x, y coördinaten: 205184.34 en 378802.27;
  • b. ten hoogste 1 inkoopstation en/of 1 onderstation binnen het plangebied, met inachtneming van de
    volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van het inkoopstation en/of onderstation mag niet meer dan 4 meter bedragen;
    • 2. de oppervlakte van het inkoopstation en/of onderstation mag niet meer dan 45 m² bedragen.
  • c. de omgevingsvergunning voor het bouwen van de windturbine kan alleen worden verleend onder voorwaarde dat minimaal 10 weken voorafgaand aan de start van de bouw van de windturbine een positief advies wordt verkregen van het Ministerie van Defensie. Een positief advies wordt verleend zodra vaststaat dat de turbine niet leidt tot onaanvaardbare radarverstoring.

4.1.3 voorwaardelijke verplichting
  • a. De in 4.1.1 bedoelde windturbines mogen uitsluitend in gebruik worden genomen en gehouden indien:
    • 1. voldaan wordt aan de artikelen 3.12 en 3.13 van de Activiteitenregeling milieubeheer voor wat betreft de normering voor slagschaduw;
    • 2. het geluidvermogen (LWA) bij geen enkele windsnelheid meer dan 107dB bedraagt;
    • 3. het jaargemiddeld geluidvermogen (LE) niet meer bedraagt dan 102,6 dB(A) in de dagperiode, niet meer bedraagt dan 102,8 dB(A) in de avondperiode en niet meer bedraagt dan 103 dB(A) in de nachtperiode, met dien verstande dat in afwijking hiervan voor de windturbine ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 4' het jaargemiddeld geluidvermogen (LE) voor de nachtperiode niet meer dan 99 dB(A) mag bedragen;
    • 4. de obstakelverlichting is aangebracht conform een door de Inspectie Leefomgeving en Transport goedgekeurd verlichtingsplan.
  • b. De in 4.1.1 bedoelde windturbine ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 4 mag uitsluitend gerealiseerd en in gebruik worden genomen en gehouden indien alle compenserende maatregelen conform bijlage 1 van deze planregels zijn opgenomen en in stand worden gehouden.

4.1.4 Afwijken van de voorwaardelijke verplichting

Gedeputeerde Staten kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.3 sub a onder 3 teneinde voor de windturbine ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 4' een hoger jaargemiddeld geluidvermogen (LE) in de nachtperiode toe te staan, mits uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting bij de woningen niet hoger wordt dan 47 dB Lden en 41 dB Lnight.

4.2 specifieke vorm van bedrijf - windturbine 2
4.2.1 Gebruik

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - windturbine 2' gelden, in
afwijking van hetgeen in de planregels als bedoeld in artikel 6.1 onder a tot en met o van dit plan is bepaald, de volgende regels:

  • a. de gronden tevens zijn bestemd voor de realisatie en instandhouding van windturbines en daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:
    • 1. een inkoopstation en/of onderstation ten behoeve van de levering van elektriciteit aan het openbare net;
    • 2. funderingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 7', 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 8' en 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 9';
    • 3. kabels en leidingen;
    • 4. onderhoudspaden.

4.2.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.2.1 mogen in aanvulling op de planregels als bedoeld in artikel 6.1 onder a tot en met o van dit plan tevens worden gebouwd:

  • a. ten hoogste 1 windturbine binnen elke aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - windturbine 2', met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de ashoogte van een windturbine mag, gemeten vanaf peil, niet meer dan 140 m bedragen, met dien verstande dat het onderlinge verschil in de ashoogte van de windturbines binnen de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - windturbine 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - windturbine 2' niet meer dan 10% mag bedragen;
    • 2. de rotordiameter van een windturbine mag, gemeten tussen de uiteinden van de wieken/rotorbladen, niet meer dan 122 m bedragen;
    • 3. de uiteinden van de wieken/rotorbladen mogen de grens van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - windturbine 2' niet doorsnijden;
    • 4. de afstand tussen het laagste punt van het rotorblad (= onderste tiphoogte) en het peil mag niet minder bedragen dan 45 m;
    • 5. de mast mag uitsluitend worden opgericht
      • ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 7' en wel met het middelpunt van de turbinevoet uitsluitend op de volgende x, y coördinaten: 205727.99 en 378386.15;
      • ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 8' en wel met het middelpunt van de turbinevoet uitsluitend op de volgende x, y coördinaten: 205969.41 en 378201.94;
      • ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - mastfundering 9' en wel met het middelpunt van de turbinevoet uitsluitend op de volgende x, y coördinaten: 206230.64 en 378002.61;
  • b. ten hoogste 1 inkoopstation en/of 1 onderstation binnen het plangebied, met inachtneming van de
    volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van het inkoopstation en/of onderstation mag niet meer dan 4 meter bedragen;
    • 2. de oppervlakte van het inkoopstation en/of onderstation mag niet meer dan 45 m² bedragen.
  • c. de omgevingsvergunning voor het bouwen van de windturbine kan alleen worden verleend onder voorwaarde dat minimaal 10 weken voorafgaand aan de start van de bouw van de windturbine een positief advies wordt verkregen van het Ministerie van Defensie. Een positief advies wordt verleend zodra vaststaat dat de turbine niet leidt tot onaanvaardbare radarverstoring.
4.2.3 voorwaardelijke verplichting
  • a. De in 4.2.1 bedoelde windturbines mogen uitsluitend in gebruik worden genomen en gehouden indien:
    • 1. voldaan wordt aan de artikelen 3.12 en 3.13 van de Activiteitenregeling milieubeheer voor wat betreft de normering voor slagschaduw;
    • 2. het geluidvermogen (LWA) bij geen enkele windsnelheid meer dan 107dB bedraagt;
    • 3. het jaargemiddeld geluidvermogen (LE) niet meer bedraagt dan 102,6 dB(A) in de dagperiode, niet meer bedraagt dan 102,8 dB(A) in de avondperiode en niet meer bedraagt dan 103 dB(A) in de nachtperiode;
    • 4. de obstakelverlichting is aangebracht conform een door de Inspectie Leefomgeving en Transport goedgekeurd verlichtingsplan.
  • b. De in 4.2.1 bedoelde windturbines mogen uitsluitend gerealiseerd en in gebruik worden genomen en gehouden indien alle compenserende maatregelen conform bijlage 1 van deze planregels zijn genomen en in stand worden gehouden.
4.3 specifieke vorm van bedrijf - kraanopstelplaats

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kraanopstelplaats' zijn tevens bestemd voor een kraanopstelplaats per windturbine, met dien verstande dat de grondafdekking van de kraanopstelplaatsen behorende bij de zes meest zuidelijk gelegen windturbines uitsluitend mag bestaan uit graslandtype(n) zoals voorgeschreven in het Natuurbeheerplan Limburg 2018.

4.4 specifieke vorm van bedrijf - onderhoudspad

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - onderhoudspad' zijn tevens bestemd voor onderhoudspaden en kabels en leidingen.

4.5 specifieke vorm van leiding - kabels en leidingen

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - kabels en leidingen' zijn tevens bestemd voor kabels en leidingen.

4.6 milieuzone - boringsvrije zone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn de regels ten aanzien van het gebied Venloschol zoals opgenomen in de Omgevingsverordening Limburg 2014 van toepassing, dan wel de regels die daarvoor in de plaats zijn getreden.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

5.1 veiligheidszone - windturbine PR10-5

Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn uitgesloten ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine PR10-5'.

5.2 veiligheidszone - windturbine PR10-6

Kwetsbare objecten zijn uitgesloten ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine PR10-6'.

Artikel 6 Overige regels

6.1 Verhouding met gemeentelijke bestemmingsplannen
  • 1. Voor gronden waaraan in het plan geen enkelbestemming is toegekend, gelden naast de in dit plan opgenomen aanduidingen en planregels tevens de voor die gronden geldende bestemmingen, aanduidingen en planregels uit het:
    • a. bestemmingsplan 'Trade Port Noord', vastgesteld door de gemeenteraad van Venlo op 31-10-2012 met planIDN NL.IMRO.0983BPL20100001TPN-VA01;
    • b. bestemmingsplan 'Trade Port Noord Herziening Klaver 4', vastgesteld door de gemeenteraad van Venlo op 30 november 2016 met planIDN NL.IMRO.0983.BP201603KLAVR4HERZ-VA01;
    • c. bestemmingsplan 'Trade Port Noord, Railterminal en Spoorse aanpassingen, deelgebied Venlo', vastgesteld door de gemeenteraad van Venlo op 19 april 2017 met planIDN NL.IMRO.0983.BP201604RAILTERMSA-VA01;
    • d. bestemmingsplan 'Natuurontwikkeling Zaarderheiken', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Venlo op 28 februari 2018 met planIDN NL.IMRO.0983.BP201612NEWTONW-VA01;
    • e. bestemmingsplan 'Motorcrosslocatie Zaarderheiken', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Venlo op 23 mei 2012 met planIDN NL.IMRO.0983.BPL2010008MOTORCRS-VA01;
    • f. bestemmingsplan 'Trade Port west-oost', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Venlo op 21 december 2012 met planIDN NL.IMRO.0983.BPL2009017-VA01;
    • g. bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Trade Port Noord en park Zaarderheiken', vastgesteld door de gemeenteraad van Venlo op 25 januari 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg op 19 september 2006;
    • h. bestemmingsplan 'Partiële herz. bedrijventerrein Trade Port Noord en park Zaarderheiken en Buitengebied Grubbenvorst', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Venlo op 28 maart 2012 met planIDN NL.IMRO.0983.BPL2011018TPNKL2N-VA01;
    • i. bestemmingsplan 'Buitengebied Venlo', vastgesteld door de gemeenteraad van Venlo op 30 maart 2011, met planIDN NL.IMRO.0983.BPL2009019-VA01;
    • j. bestemmingsplan 'Algemeen Bestemmingsplan Grubbenvorst', vastgesteld door de gemeenteraad op 3 juli 1980 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg op 19 januari 1982;
    • k. bestemmingsplan 'Buitengebied Sevenum 1998', vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Sevenum op 12 april 1998 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg op 20 oktober 1998;
    • l. inpassingsplan 'Provinciaal inpassingsplan Greenportlane', vastgesteld door Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg op 13 december 2010 met planIDN NL.IMRO.9931.Greenportlane-OH01;
    • m. inpassingsplan 'Tweede partiële herziening inpassingsplan Greenportlane', vastgesteld door Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg op 20 april 2012, met planIDN NL.IMRO.9931.PH2Greenportlane-VG01;
    • n. bestemmingslan Trade Port Noord, Railterminal en Spoorse Aanpassingen, deelgebied Horst aan de Maas, vastgesteld door de gemeenteraad van Horst aan de Maas op 9 mei 2017, met planIDN NL.IMRO.1507.HMRAILTERMINALENSA-BPV1;
    • o. bestemmingsplan Veegplan stedelijk gebied, vastgesteld 16 december 2015, met planIDN NL.IMRO.0983.BP201501VEEGPLAN-VA01.

voor zover de bestemmingen, aanduidingen en planregels uit deze bestemmingsplannen niet in

strijd zijn met de aanduidingen en planregels van dit plan.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid blijven omgevingsvergunningenstelsels voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dan wel aanlegvergunningenstelsels uit bestemmingsplannen genoemd in het eerste lid niet gelden, tenzij deze stelsels betrekking hebben op:
    • a. archeologie, en/of
    • b. leidingen, en/of
    • c. activiteiten die plaatsvinden binnen een afstand van 1 meter vanaf de insteek van een watergang, vijvers en andere wateren binnen de bestemming Groen uit die bestemmingsplannen.

6.2 Gemeentelijke bevoegdheid

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.26, lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening is de gemeente Venlo vanaf de dag na inwerkingtreding van het inpassingsplan bevoegd om bestemmingsplannen vast te stellen voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft, mits daarbij tevens de ter plaatse geldende bestemming en aanduiding(en) met de bijbehorende planregels uit het inpassingsplan, in het gemeentelijk bestemmingsplan worden opgenomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • 1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • 2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • 1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het inpassingsplan Windpark Greenport Venlo.