Maastricht Aachen Airport (proefdraaien)

Status: ontwerp
Identificatie: NL.IMRO.9931.PIPMAA-ON01
Plantype: inpassingsplan

Inhoud

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

Artikel 4 Gemengd

Artikel 5 Groen

Artikel 6 Luchthaven

Artikel 7 Maatschappelijk - Militaire zaken

Artikel 8 Verkeer

Artikel 9 Wonen

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3

Artikel 12 Waarde - Archeologie 4

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Artikel 14 Algemene bouwregels

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Artikel 18 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

Artikel 20 Slotregel

 

 

 

 

 

 

Bijlagen:

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten gemeente Beek

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten AviationValley

Bijlage 3 Vergunning Wet natuurbescherming project 'exploitatie MAA'

Bijlage 4 Toetsingsvlakken CNS apparatuur

Bijlage 5 Referentiehoogtes start- en landingsbaan

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het inpassingsplan Maastricht Aachen Airport (proefdraaien) met identificatienummer NL.IMRO.9931.PIPMAA-ON01 van de provincie Limburg.

 

inpassingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

aan huis gebonden bedrijf:

het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, en lichte bedrijfsactiviteiten in de milieucategorieën 1 en 2, voorkomende in de als bijlage bij deze regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten gemeente Beek', waarbij de omvang van de activiteiten in een woning en daarbij behorende bijgebouwen zodanig is dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel (behoudens beperkte verkoop in het klein in het kader van het uitgeoefende beroep) alsmede prostitutie, seksinrichting en escortbedrijf.

 

aan huis gebonden beroep:

de uitoefening van een beroep of praktijk op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnigop, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten en detailhandel (behoudens beperkte verkoop in het klein in verband met het uitgeoefende beroep) alsmede prostitutie, seksinrichting en escortbedrijf. Hierbij kan de functie ook uitgeoefend worden door een ander dan de feitelijke bewoner van het pand.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

 

antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

 

archeologische waarde:

waarde van zaken in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

 

bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat het deel van het bestemmingsvlak dan wel van het bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

 

bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

begane grond:

de eerste bouwlaag boven het peil.

 

beperkt kwetsbaar object:

een object dat in het Besluit externe veiligheid inrichtingen als beperkt kwetsbaar is aangemerkt.

 

bestaand:

  1. bij bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het inpassingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning.

  2. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het inpassingsplan is vastgesteld.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bevoegd gezag:

het bevoegd gezag in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak (zoals een carport of overkapping).

 

bijgebouw (aangebouwd en vrijstaand):

een gebouw dat in stedenbouwkundig en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat het functionele gebruik van het gebouw in relatie tot het hoofdgebouw niet relevant is, maar wel ten dienste staat van het hoofdgebouw.

 

 
bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

carport/overkapping:

een bouwwerk met tenminste een dak en niet of aan maximaal twee zijden van wanden voorzien, inclusief bestaande wanden.

 

CNS apparatuur:

apparatuur voor communciatie-, navigatie- en surveillance-infrastructuur, die in de luchtvaart wordt gebruikt om radiocontact tussen luchtverkeersleiding en vliegtuigen te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen, bestaande uit technische installaties en systemen veelal gesitueerd op en in de omgeving van luchthavens.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 

 

dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie.

 

 
escortbedrijf:

een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersonen, die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, aanbiedt om prostitutie te verrichten, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte worden uitgeoefend (onder andere escortservice en bemiddelingsbureaus).

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geluidgevoelig object:

een woning, ander geluidsgevoelig gebouw of geluidsgevoelig terrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

 

geluidzone van een industrieterrein:

zone rond een industrieterrein waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

 

geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan of inpassingsplan een zone moet worden vastgesteld, waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

 

groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

hogere waarde:

een door het bevoegd gezag vast te stellen maximale waarde voor de toelaatbare geluidbelasting vanwege een weg, spoorweg of industrieterrein, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde die op grond van de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder van toepassing is.

 

hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, situering, afmetingen of bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

 

horeca:

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd, met uitsluiting van een discotheek en dancing.

 

huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meerdere personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

 

industrieterrein:

terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.

 

kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bedoeld zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden.

 

kwetsbaar object:

een object dat in het Besluit externe veiligheid inrichtingen als kwetsbaar is aangemerkt.

 

luchthavengerelateerde bedrijven:

bedrijven waarvan de activiteiten een directe relatie hebben met de luchthaven maar waarvoor vestiging in of in de directe nabijheid van het terminalcomplex of het luchthavenplatform niet noodzakelijk is, waaronder dienstverlenende bedrijven die zijn gebonden aan de luchthaven zoals autoverhuurbedrijven, cateringbedrijven, schoonmaak- en bewakingsdiensten en reisagenten.

 

nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, waaronder electriciteitsvoorzieningen, gasregelstations en pompinstallaties.

 

ondergronds:

beneden peil.

 

onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, tenten, schuiltenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

 

peil:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. voor een ander bouwwerk: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

 

platformgebonden bedrijven:

bedrijven waarvan de activiteiten een directe relatie hebben met de luchthaven en waarvoor vestiging in of in de directe nabijheid van het terminalcomplex of het luchthavenplatform noodzakelijk is, waaronder het luchthavenbedrijf, passagiers- en luchtvrachtgerelateerde bedrijven en vliegtuigbouw-, vliegtuigreparatie- en vliegtuigonderhoudsbedrijven.

 

proefdraaien van vliegtuigmotoren:

het proefdraaien met in werking zijnde vliegtuigmotoren (propellermotoren of straalmotoren) om het functioneren van de motoren en/of overige onderdelen van het vliegtuig te testen, met name wanneer onderhouds- en reparatiewerkzaamheden hebben plaatsgevonden of noodzakelijk zijn. Het proefdraaien van vliegtuigmotoren als onderdeel van de start van vliegtuigen en het proefdraaien van helikoptermotoren vallen hier niet onder.

 

proefdraaibeurt:

Het proefdraaien van één vliegtuig, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende categorieën:

  1. proefdraaibeurt categorie A: het proefdraaien met de motoren op full power, met een toerental van circa 90 - 100% van het maximaal vermogen, bijvoorbeeld na een motorinstallatie;

  2. proefdraaibeurt categorie B: het proefdraaien met de motoren op cruise setting/flight idle, met een toerental van circa 70 - 80% van het maximaal vermogen, bijvoorbeeld voor autofeather checks, governor checks, prop balancing, system checks en oil consumption checks;

  3. proefdraaibeurt categorie C: het proefdraaien met de motoren op ground idle, met een toerental van circa 50 - 60% van het maximaal vermogen, bijvoorbeeld voor leak checks, airconditioning en pressurization checks, aux generator checks en electrical checks.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 

risicovolle inrichting:

een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.

 

ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

 

seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

speelautomatenhal:

een inrichting of ruimte binnen een horecabedrijf waar gelegenheid wordt geboden voor het spelen op speelautomaten zoals bedoeld in de Wet op de kansspelen.

 

stedenbouwkundig beeld:

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.

 

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 

voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de openbare weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

 

voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een gebouw staat en het verlengde daarvan.

 

waterhuishoudkundige voorziening:

voorziening die nodig isten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.

 

weg:

een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

 

woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

 

zonnepark:

een ruimtelijk samenhangende grondgebonden of drijvende installatie voor het opwekken van zonne-energie, groter dan 200 m2.

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Gebouwen en bouwwerken

 

de afstand tot de bouwperceelgrens:

de kortste afstand tussen de bouwperceelgrens en enig punt van de op dat bouwperceel voorkomende bouwwerken.

  

het bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

  

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

  

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

  

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

  

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen en soortgelijke bouwdelen, indien de overschrijding niet meer dan 0,5 meter bedraagt.

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Bedrijventerrein

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven zoals opgenomen in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten AviationValley' (bijlage bij deze regels) behorende tot de milieucategorieën 2 t/m 4.1, met uitzondering van risicovolle inrichtingen en zelfstandige kantoren;

  2. platformgebonden bedrijven, waaronder:

  • het luchthavenbedrijf met ondersteunende bedrijfsactiviteiten, waaronder douane, brandweer, meteorologische dienst, tankdienst, beveiliging en marechaussee;

  • luchtvrachtgerelateerde bedrijven en activiteiten, waaronder luchtvrachtafhandeling en daarmee samenhangende dienstverlening;

  • bedrijven en activiteiten in het kader van general aviation, gericht op vliegverkeer anders dan reguliere passagiers- en vrachtvliegtuigen;

  • vliegtuigbouw-, vliegtuigreparatie- en vliegtuigonderhoudsbedrijven;

met uitzondering van risicovolle inrichtingen en zelfstandige kantoren en met dien verstande dat het proefdraaien van vliegtuigmotoren niet is toegestaan binnen deze bestemming, maar uitsluitend op de daartoe aangeduide gronden in de bestemming 'Luchthaven';

  1. bij de onder a en b genoemde activiteiten behorende niet-zelfstandige kantoren;

  2. voorzieningen ten behoeve van het luchtvaartverkeer, waaronder hangars, opslagruimtes, het luchthavenplatform, luchtverkeersveiligheidsvoorzieningen en luchtverkeersregelvoorzieningen;

  3. verkeersvoorzieningen, waaronder (ontsluitings)wegen;

  4. parkeervoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. installaties en apparatuur ten dienste van de luchthaven en het vliegverkeer;

  2. terreinen en verhardingen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. geluidwerende voorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

  1. Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

  2. Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet minder bedragen dan 50%.

  3. Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 80%.

 

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de afstand van gebouwen tot een aan een weg of het luchthavenplatform grenzende bouwperceelsgrens mag:

  1. aan de zijde van het luchthavenplatform niet minder bedragen dan 0 meter;

  2. aan de zijde van wegen die aan de buitenzijde van een bedrijvencluster liggen, niet minder bedragen dan 0 meter;

  3. aan de zijde van wegen die binnen een bedrijvencluster liggen, niet minder bedragen dan 6 meter;

  1. de afstand van gebouwen tot een niet aan een weg of het luchthavenplatform grenzende bouwperceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 meter;

  2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 18 meter, waarbij de volgende uitzonderingen gelden:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan ter plaatse van deze aanduiding is aangegeven;

  2. op bouwpercelen die grenzen aan wegen die aan de buitenzijde van een bedrijvencluster liggen, mag de bouwhoogte op de gronden vanaf de aan die weg grenzende bouwperceelsgrens/bouwperceelsgrenzen tot 10 meter daarachter, niet meer bedragen dan 13 meter;

  1. de bedrijvenclusters zoals bedoeld onder a en c worden gevormd door aaneengesloten gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein'. De gronden die in dit plan zijn bestemd als 'Bedrijventerrein' worden, samen met de daaraan grenzende gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' in het bestemmingsplan 'Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley' met identificatienummer NL.IMRO.0888.BPAVIATIONVALLEY16-VA01 van de gemeente Beek, voor de toepassing van de regelingen onder a en c aangemerk als één bedrijvencluster.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden waar ingevolge lid 3.2.2 gebouwen mogen worden gebouwd;

  2. op gronden waar ingevolge lid 3.2.2 gebouwen zijn toegestaan, mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan de bouwhoogte die op grond van lid 3.2.2 is toegestaan voor gebouwen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  3. op gronden waar ingevolge lid 3.2.2 geen gebouwen zijn toegestaan, mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan 4 meter, met uitzondering van:

  1. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 18 meter;

  2. vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 meter;

  3. geluidwerende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter;

  4. erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.

 

3.2.4 Ondergronds bouwen

Ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen het hele bestemmingsvlak, met dien verstande dat ondergrondse gebouwen uitsluitend zijn toegestaan op gronden waar ingevolge lid 3.2.2 ook bovengrondse gebouwen zijn toegestaan.

 

3.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de externe veiligheid.

  1. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

  2. Bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 18.6 van toepassing.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. 3.2.1 onder b ten behoeve van een lager bebouwingspercentage dan 50%, mits:

  1. het bebouwingspercentage niet minder bedraagt dan 30%;

  2. de afwijking noodzakelijk is in het kader van de uitoefening van een doelmatige bedrijfsuitoefening of in verband met een gefaseerde ontwikkeling;

  3. de afwijking stedenbouwkundig inpasbaar is.

  1. 3.2.2 onder b ten behoeve van een kleinere afstand dan 5 meter tot een niet aan een weg of het luchthavenplatform grenzende bouwperceelsgrens, mits:

  1. de afwijking stedenbouwkundig inpasbaar is;

  2. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

3.5.1 Buitenopslag

Buitenopslag is niet toegestaan op de gronden vóór de voorgevellijn van het gebouw dat het dichtste bij de voorste bouwperceelsgrens staat.

 

3.5.2 Stikstofregeling

  1. De gronden en gebouwen die vallen binnen de grens van het project 'exploitatie MAA', zoals weergegeven in de vergunning Wet natuurbescherming (bijlage bij de planregels), mogen voor wat betreft de grondgebonden activiteiten uitsluitend worden gebruikt voor zover dat in overeenstemming is met het project zoals vergund in de vergunning Wet natuurbescherming die als bijlage bij deze planregels is opgenomen.

  2. Onder grondgebonden activiteiten zoals bedoeld onder a worden niet verstaan de luchtgebonden activiteiten die op grond van de Wet luchtvaart worden gereguleerd via de Omzettingsregeling luchthaven Maastricht dan wel een Luchthavenbesluit.

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.6.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. 3.1 sub a, en toestaan dat een bedrijf wordt gevestigd dat niet wordt genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten AviationValley' (bijlage bij deze regels), mits:

  1. het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die genoemd zijn in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten AviationValley' in de toegelaten categorieën;

  2. het geen risicovolle inrichting betreft, tenzij gelijktijdig gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen onder c;

  1. 3.1 sub a, en toestaan dat een bedrijf wordt gevestigd dat is opgenomen in milieucategorie 4.2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten AviationValley' (bijlage bij deze regels) of een bedrijf dat niet wordt genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten AviationValley', maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met een bedrijf in milieucategorie 4.2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten AviationValley', mits:

  1. het bedrijf uit oogpunt van milieuhinder inpasbaar is;

  2. het geen risicovolle inrichting betreft, tenzij gelijktijdig gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen onder c;

  1. 3.1 ten behoeve van de vestiging van een risicovolle inrichting, mits:

  1. de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr binnen de grenzen van het bij het bedrijf behorende bouwperceel ligt;

  2. als beperking van de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr tot de grenzen van het bij het bedrijf behorende bouwperceel redelijkerwijs niet mogelijk is, de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr, voor zover gelegen buiten het bouwperceel, uitsluitend over openbaar toegankelijk gebied ligt;

  3. een verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt en de hoogte van het groepsrisico door het bevoegd gezag als aanvaardbaar wordt beschouwd.

 

3.6.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.6.1 dient het onderstaande in acht te worden genomen:

  1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;

  2. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;

  3. aan het stedenbouwkundige beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan.

 

 

 

Artikel 4 Gemengd

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca;

  2. speelautomatenhal;

  3. platformgebonden bedrijven en luchthavengebonden bedrijven;

  4. verkeersvoorzieningen, waaronder (ontsluitings)wegen;

  5. parkeervoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. terreinen en verhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. geluidwerende voorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

 

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven.

 

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;

  3. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

4.2.4 Ondergronds bouwen

Ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen het hele bestemmingsvlak, met dien verstande dat ondergrondse gebouwen uitsluitend zijn toegestaan op gronden waar ingevolge lid 4.2.2 ook bovengrondse gebouwen zijn toegestaan.

 

4.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de externe veiligheid.

  1. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

  2. Bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 18.6 van toepassing.

 

 

 

Artikel 5 Groen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. geluidwerende voorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen mag uitsluitend worden verleend indien het bouwplan door LVNL is getoetst in relatie tot de werking van de CNS apparatuur en LVNL een positief advies heeft afgegeven.

 

5.2.2 Gebouwen

Op of in de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 18 meter;

  3. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 10 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

5.2.4 Ondergronds bouwen

Ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen het hele bestemmingsvlak, met dien verstande dat geen ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd.

 

5.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de externe veiligheid.

  1. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

  2. Bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 18.6 van toepassing.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen:

  1. als staan- of ligplaats voor onderkomens;

  2. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;

  3. voor sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, zwemgelegenheden of buitenmaneges;

  4. voor opslagdoeleinden.

 

 

 

Artikel 6 Luchthaven

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Luchthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een luchthaven voor passagiers- en vrachtvervoer met voorzieningen ten behoeve van het luchtvaartverkeer, waaronder een start- en landingsbaan, luchthavenplatforms, een verkeerstoren, passagiers- en vrachtterminals, hangars, opslagruimtes, radartorens, lucthtverkeersveiligheidsvoorzieningen en luchtverkeersregelvoorzieningen;

  2. platformgebonden bedrijven, waaronder:

  • het luchthavenbedrijf met ondersteunende bedrijfsactiviteiten, waaronder douane, brandweer, meteorologische dienst, tankdienst, beveiliging en marechaussee;

  • passagiersgerelateerde bedrijven en activiteiten, waaronder passagiersafhandeling, luchtvaartmaatschappijen, reisagenten en detailhandel en horeca in de passagiersterminal;

  • luchtvrachtgerelateerde bedrijven en activiteiten, waaronder luchtvrachtafhandeling en daarmee samenhangende dienstverlening;

  • bedrijven en activiteiten in het kader van general aviation, gericht op vliegverkeer anders dan reguliere passagiers- en vrachtvliegtuigen;

  • vliegtuigbouw-, vliegtuigreparatie- en vliegtuigonderhoudsbedrijven;

  1. luchthavengerelateerde bedrijven;

  2. bij de onder a, b en c genoemde activiteiten behorende niet-zelfstandige kantoren;

  3. het proefdraaien van vliegtuigmotoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - proefdraailocatie' en onder de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 6.5.1;

  4. een bedrijf voor de opslag van (vliegtuig)brandstof met bijbehorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - brandstofdepot';

  5. verkeersvoorzieningen, waaronder (ontsluitings)wegen;

  6. parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van kiss & ride, taxistandplaatsen en dergelijke;

  7. voorzieningen voor de opwekking van zonne-energie;

 

met de daarbij behorende:

  1. installaties en apparatuur ten dienste van de luchthaven en het vliegverkeer;

  2. terreinen en verhardingen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. geluidwerende voorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

  1. Op de voor 'Luchthaven' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

  2. Een omgevingsvergunning voor het bouwen mag uitsluitend worden verleend indien het bouwplan door LVNL is getoetst in relatie tot de werking van de CNS apparatuur en LVNL een positief advies heeft afgegeven.

 

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak de volgende gebouwen worden gebouwd:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - brandstofdepot': gebouwen ten dienste van het brandstofdepot met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - brandweertrainingsobject': een brandweertrainingsobject met een bouwhoogte van maximaal 8 meter;

  3. gebouwen ten dienste van het gebruik van parkeervoorzieningen, zoals portiersgebouwen, schuilgelegenheden en sanitairgebouwen, met een oppervlakte van maximaal 100 m2 per gebouw en een bouwhoogte van maximaal 4 meter;

  4. gebouwen voor de elektriciteitsvoorziening, waaronder transformatorstations ten dienste van voorzieningen voor de opwekking van zonne-energie, met een oppervlakte van maximaal 20 m2 per gebouw en een bouwhoogte van maximaal 4 meter.

 

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;

  3. de bouwhoogte van antennes ten behoeve van de afhandeling van het luchtverkeer mag niet meer bedragen dan 30 meter;

  4. de bouwhoogte van overige antennes mag niet meer bedragen dan 18 meter;

  5. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 18 meter;

  6. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 meter;

  7. de bouwhoogte van brandstofopslagtanks en bijbehorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - brandstofdepot' mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  8. binnen het bestemmingsvlak 'Luchthaven' mag één reclamemast worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 18 meter;

  9. de bouwhoogte van voorzieningen voor de opwekking van zonne-energie, al dan niet in de vorm van met zonnepanelen afgedekte overkappingen boven parkeerplaatsen, mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;

  10. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

6.2.4 Ondergronds bouwen

Ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen het hele bestemmingsvlak, met dien verstande dat ondergrondse gebouwen uitsluitend zijn toegestaan op gronden waar ingevolge lid 6.2.2 ook bovengrondse gebouwen zijn toegestaan.

 

6.2.5 Opruimplicht zonnepark

Een omgevingsvergunning voor de bouw van een zonnepark wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat het zonnepark na beëindiging van de activiteit wordt verwijderd.

 

6.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de externe veiligheid.

  1. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

  2. Bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 18.6 van toepassing.

 

6.4 Afwijken van de bouwregels

 

6.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder a en 6.2.4 voor de bouw van gebouwen ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals waterbassins, buiten het bouwvlak, mits de bouwhoogte van het gebouw gelijk met of onder peil ligt.

 

6.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.2.3 voor een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits:

  1. de afwijking stedenbouwkundig inpasbaar is;

  2. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

6.5 Specifieke gebruiksregels

 

6.5.1 Gebruik van de proefdraailocaties

Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - proefdraailocatie' is het proefdraaien van vliegtuigmotoren toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. op de proefdraailocaties mag worden proefgedraaid met propellermotoren (turboprops) en straalmotoren;

  2. verdeeld over beide proefdraailocaties mogen jaarlijks in totaal ten hoogste 362 proefdraaibeurten plaatsvinden, met de volgende onderverdeling:

  1. jaarlijks mogen maximaal 62 proefdraaibeurten categorie A plaatsvinden;

  2. jaarlijks mogen maximaal 100 proefdraaibeurten categorie B plaatsvinden;

  3. jaarlijks mogen maximaal 200 proefdraaibeurten categorie C plaatsvinden;

 

6.5.2 Stikstofregeling

  1. De gronden en gebouwen die vallen binnen de grens van het project 'exploitatie MAA', zoals weergegeven in de vergunning Wet natuurbescherming (bijlage bij de planregels), mogen voor wat betreft de grondgebonden activiteiten uitsluitend worden gebruikt voor zover dat in overeenstemming is met het project zoals vergund in de vergunning Wet natuurbescherming die als bijlage bij deze planregels is opgenomen.

  2. Onder grondgebonden activiteiten zoals bedoeld onder a worden niet verstaan de luchtgebonden activiteiten die op grond van de Wet luchtvaart worden gereguleerd via de Omzettingsregeling luchthaven Maastricht dan wel een Luchthavenbesluit.

 

 

 

Artikel 7 Maatschappelijk - Militaire zaken

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militaire zaken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. militaire zaken, waaronder marechaussee en nationale reserve;

  2. douane;

 

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. terreinen en verhardingen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. geluidwerende voorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk - Miltaire zaken' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

 

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50%;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven.

 

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;

  3. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

7.2.4 Ondergronds bouwen

Ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen het hele bestemmingsvlak, met dien verstande dat ondergrondse gebouwen uitsluitend zijn toegestaan op gronden waar ingevolge lid 7.2.2 ook bovengrondse gebouwen zijn toegestaan en met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2.2 sub b.

 

7.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de externe veiligheid.

  1. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

  2. Bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 18.6 van toepassing.

 

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

7.4.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van openbare dienstverlening

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 7.1 ten behoeve van het (gedeeltelijk) gebruik van gronden en gebouwen voor openbare dienstverlening, zoals politie.

 

 

 

Artikel 8 Verkeer

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeersvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. geluidwerende voorzieningen;

  6. kunstwerken;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Op of in de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, met uitzondering van:

  1. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 meter;

  2. erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 meter.

 

 

 

 

Artikel 9 Wonen

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met dien verstande dat het aantal woningen niet mag worden uitgebreid;

  2. aan huis gebonden beroepen binnen het bouwvlak, met inachtneming van het bepaalde in 9.4.1;

 

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. tuinen, erven en verhardingen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. geluidwerende voorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de in artikel 9.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

 

9.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. buiten het bouwvlak mogen aan de voorgevel van de woning erkers, balkons of luifels worden gebouwd, waarvan:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

  2. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;

  3. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van de woning;

  4. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 meter;

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' is aangegeven;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven;

 

9.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen (aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen) gelden de volgende regels:

  1. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden opgericht;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  4. de totale bebouwde oppervlakte van bijgebouwen mag, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, niet meer dan 70 m2 bedragen.

 

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een erfafscheiding vóór de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter mag bedragen.

 

9.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de externe veiligheid.

  1. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

  2. Bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 18.6 van toepassing.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

 

9.4.1 Aan huis gebonden beroepen

Aan huis gebonden beroepen zijn uitsluitend toegestaan onder de voorwaarden dat:

  1. in de woning in overwegende mate de woonfunctie behouden blijft;

  2. aan het (woon)karakter van de omgeving geen afbreuk wordt gedaan;

  3. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;

  4. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan.

 

9.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt tenminste verstaan het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 9.1, meer in het bijzonder:

  1. als opslag-, stort- of bergplaats, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en zulks bovendien geen afgedankte voorwerpen en materialen betreft;

  2. voor aan huis gebonden bedrijven;

  3. voor detailhandel en groothandel;

  4. voor transport- en/of garagebedrijven;

  5. voor het gebruik van de gronden, welke niet worden bebouwd, anders dan als tuin en/of erf;

  6. voor (straat)prostitutie.

 

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

9.5.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. artikel 9.1 onder b voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. maximaal 35 m2 van de oppervlakte van deze gebouwen als zodanig mag worden gebruikt;

  2. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed;

  3. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonklimaat ontstaan of kunnen ontstaan;

  1. artikel 9.4.2 onder b voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijven, met dien verstande dat:

  1. maximaal 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de woning inclusief de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 35 m2 als zodanig mag worden gebruikt;

  2. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;

  3. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;

  4. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein, welke onlosmakelijk verbonden en ondergeschikt is aan de uitoefening van het beroep of ambacht.

 

9.5.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 9.5.1 wordt slechts verleend indien:

  1. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

  2. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;

  3. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;

  4. aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan.

 

 

 

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' (gebied met lage verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

 

10.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing indien:

  1. de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 10.000 m2;

  2. het gebouwen betreft ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;

  3. het bouwprojecten betreft waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en waarbij een rapport is overgelegd waarin de archeologisch waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;

  4. het gronden betreft die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag genomen negatief selectiebesluit.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

 

10.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 10.2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de andere daar geldende bestemming.

 

10.3.2 Afwegingskader

Een in 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

 

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

10.4.1 Vergunningplicht

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,3 meter;

  2. het aanleggen van drainage en het graven van sloten;

  3. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;

  4. het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.

 

10.4.2 Uitzonderingen

Het in 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 10.000 m2;

  2. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. waarin de Erfgoedwet juncto de Monumentenwet 1988 voorziet;

  5. die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.

 

10.4.3 Toelaatbaarheid

Een in 10.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

 

 

 

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met middelhoge verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

 

11.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 11.2.1 is niet van toepassing indien:

  1. de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m2;

  2. het gebouwen betreft ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;

  3. het bouwprojecten betreft waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en waarbij een rapport is overgelegd waarin de archeologisch waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;

  4. het gronden betreft die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag genomen negatief selectiebesluit.

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

 

11.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 11.2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de andere daar geldende bestemming.

 

11.3.2 Afwegingskader

Een in 11.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

 

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

11.4.1 Vergunningplicht

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,3 meter;

  2. het aanleggen van drainage en het graven van sloten;

  3. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;

  4. het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.

 

11.4.2 Uitzonderingen

Het in 11.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m2;

  2. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. waarin de Erfgoedwet juncto de Monumentenwet 1988 voorziet;

  5. die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.

 

11.4.3 Toelaatbaarheid

Een in 11.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

 

 

 

Artikel 12 Waarde - Archeologie 4

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' (gebied met hoge verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

 

12.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 12.2.1 is niet van toepassing indien:

  1. de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m2;

  2. het gebouwen betreft ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;

  3. het bouwprojecten betreft waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en waarbij een rapport is overgelegd waarin de archeologisch waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;

  4. het gronden betreft die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag genomen negatief selectiebesluit.

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

 

12.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 12.2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de andere daar geldende bestemming.

 

12.3.2 Afwegingskader

Een in 12.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

 

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.4.1 Vergunningplicht

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,3 meter;

  2. het aanleggen van drainage en het graven van sloten;

  3. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;

  4. het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.

 

12.4.2 Uitzonderingen

Het in 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m2;

  2. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. waarin de Erfgoedwet juncto de Monumentenwet 1988 voorziet;

  5. die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.

 

12.4.3 Toelaatbaarheid

Een in 12.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 14 Algemene bouwregels

 

14.1 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten

 

14.1.1 Maximale maten

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingswet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge het bepaalde in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

14.1.2 Minimale maten

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingswet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge het bepaalde in hoofstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

 

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

 

15.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

 

 

15.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan het gebruik :

  1. van gronden voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

  2. van gronden voor het plaatsen van kampeerwagens, caravans, kampeerauto's, kampeertenten en vaartuigen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van gronden;

  3. van gronden en opstallen voor het beroepsmatig verlenen van diensten op het gebied van prostitutie en/of een seksinrichting en/of escortbedrijf.

 

 

15.3 Uitzonderingen strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken en/of het doen en/of het laten gebruiken en/of het in gebruik geven van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.

 

 

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

 

16.1 Geluidzone grondgebonden geluid

 

16.1.1 Geluidzone - industrie

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden mede aangewezen voor de geluidzone van een industrieterrein.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen, in aanvulling op het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd of in gebruik worden genomen, tenzij:

  1. door het bevoegd gezag een hogere waarde voor de maximaal toelaatbare geluidbelasting is vastgesteld; of

  2. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat, ondanks de ligging binnen de geluidzone, de geluidbelasting ter plaatse van het geluidgevoelige object niet meer bedraagt dan 50 dB(A).

 

16.1.2 Overige zone - industrieterrein

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - industrieterrein' maken deel uit van het industrieterrein Maastricht Aachen Airport, waaromheen een geluidzone ligt als bedoeld in artikel 16.1.1.

 

 

16.2 Luchtvaartverkeerzones

 

16.2.1 Luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol 0-200 m nieuw

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol 0-200 m nieuw' zijn de gronden mede aangewezen voor het ongestoord functioneren van de apparatuur van Eurocontrol.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol 0-200 m nieuw' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte groter dan 136 m boven NAP.

 

16.2.2 Luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol 200-1000 m nieuw

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol 200-1000 m nieuw' zijn de gronden mede aangewezen voor het ongestoord functioneren van de apparatuur van Eurocontrol.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - Eurocontrol 200-1000 m nieuw' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte groter dan 138 m boven NAP.

 

16.2.3 Luchtvaartverkeerzone - ILS

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ILS' zijn de gronden mede aangewezen voor het ongestoord functioneren van CNS-apparatuur in de vorm van het Instrument Landing System.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ILS' mag de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van het Instrument Landing System, zoals opgenomen op de afbeeldingen in de bijlage 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.

  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder b en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:

  1. een positief advies is afgegeven door LVNL;

  2. voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.

 

16.2.4 Luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel' zijn de gronden mede aangewezen voor het obstakelvrije start- en landingsvlak van de luchthaven.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – invliegfunnel' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken, niet meer bedragen dan:

  1. op de gronden gelegen op minder dan 150 meter afstand van het hart van de start- en landingsbaan: 0 meter;

  2. op de gronden gelegen tussen 150 en 465 meter van het hart van de start- en landingsbaan: de hoogte (in m+NAP) die wordt verkregen door toepassing van de volgende formule:

 

bouwhoogte (m+NAP) = referentiehoogte (m+NAP) + (afstand tot startbaan - 150m) / 7

 

waarin:

 

referentiehoogte = Referentiehoogte van de start- en landingsbaan (in m+NAP) zoals opgenomen in de bijlage 'Referentiehoogtes start- en landingsbaan', gemeten haaks ten opzichte van de start- en landingsbaan. Indien bebouwing verder noordelijk of zuidelijk ligt dan de threshold, geldt als referentiehoogte de hoogte van de treshold.

 

afstand tot startbaan = Afstand tot het hart van de start- en landingsbaan, gemeten haaks ten opzichte van de start- en landingsbaan. Indien bebouwing verder noordelijk of zuidelijk ligt dan de threshold, wordt de afstand gemeten ten opzichte van het verlengde van het hart van de start- en landingsbaan.

 

16.2.5 Luchtvaartverkeerzone - noodontvangers Beek

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - noodontvangers Beek' zijn de gronden mede aangewezen voor het ongestoord functioneren van CNS-apparatuur in de vorm van de noodontvangers Beek.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - noodontvangers Beek' mag de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van de noodontvangers Beek, zoals opgenomen op de afbeeldingen in de bijlage 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.

  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder b en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:

  1. een positief advies is afgegeven door LVNL;

  2. voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.

 

16.2.6 Luchtvaartverkeerzone - noodzenders Beek Toren

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - noodzenders Beek Toren' zijn de gronden mede aangewezen voor het ongestoord functioneren van CNS-apparatuur in de vorm van de noodzenders Beek Toren.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - noodzenders Beek Toren' mag de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van de noodzenders Beek toren, zoals opgenomen op de afbeeldingen in de bijlage 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.

  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder b en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:

  1. een positief advies is afgegeven door LVNL;

  2. voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.

 

16.2.7 Luchtvaartverkeerzone - ontvangstation Beek

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ontvangstation Beek' zijn de gronden mede aangewezen voor het ongestoord functioneren van CNS-apparatuur in de vorm van het ontvangstation Beek.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ontvangstation Beek' mag de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van het ontvangstation Beek, zoals opgenomen op de afbeeldingen in de bijlage 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.

  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder b en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:

  1. een positief advies is afgegeven door LVNL;

  2. voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.

 

16.2.8 Luchtvaartverkeerzone - VDF

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - VDF' zijn de gronden mede aangewezen voor het ongestoord functioneren van CNS-apparatuur in de vorm van de VHF Directional Finder.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - VDF' mag de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van de VHF Directional Finder, zoals opgenomen op de afbeeldingen in de bijlage 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.

  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder b en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:

  1. een positief advies is afgegeven door LVNL;

  2. voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.

 

16.2.9 Luchtvaartverkeerzone - zendstation Beek

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - zendstation Beek' zijn de gronden mede aangewezen voor het ongestoord functioneren van CNS-apparatuur in de vorm van het zenstation Beek.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - zendstation Beek' mag de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken niet meer bedragen dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken van het zendstation Beek, zoals opgenomen op de afbeeldingen in de bijlage 'Toetsingsvlakken CNS apparatuur'.

  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder b en bebouwing toestaan die hoger is dan is toegestaan ingevolge de toetsingsvlakken, mits:

  1. een positief advies is afgegeven door LVNL;

  2. voldaan wordt aan de bouwhoogtebepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels.

 

 

16.3 Milieuzone

 

16.3.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bedoeld voor bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' gelden de regels voor bescherming van grondwaterbeschermingsgebieden zoals opgenomen in de Omgevingsverordening Limburg 2014 of diens rechtsopvolger.

 

 

16.4 Vrijwaringszones langs wegen

 

16.4.1 Vrijwaringszone - weg 0-50 m

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 0-50 m' zijn de gronden mede aangewezen voor een vrijwaringszone langs de snelweg A2.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 0-50 m' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht anders dan ten behoeve van verkeersdoeleinden.

  3. Het bepaalde onder b is niet van toepassing op bebouwing die wordt opgericht binnen het bouwvlak.

  4. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder b ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits een positief advies is afgegeven door Rijkswaterstaat.

 

16.4.2 Vrijwaringszone - weg 50-100 m

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 50-100 m' zijn de gronden mede aangewezen voor een vrijwaringszone langs de snelweg A2.

  2. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 50-100 m' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht anders dan ten behoeve van verkeersdoeleinden.

  3. Het bepaalde onder b is niet van toepassing op bebouwing die wordt opgericht binnen het bouwvlak.

  4. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder b ten behoeve van het oprichten van een gebouw of een een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits een positief advies is afgegeven door Rijkswaterstaat.

 

 

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

 

17.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen van het plan ten aanzien van:

  1. de bebouwing van niet voor 'Wonen' bestemde gronden met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van het openbare nut, met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 meter en een inhoud van ten hoogste 50 m3, en met dien verstande dat bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 17.2;

  2. het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:

  1. de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing ten hoogste 40 meter bedraagt;

  2. rekening wordt gehouden met de obstakelbeheervlakken rond Maastricht Aachen Airport en, als de obstakelbeheervlakken worden overschreden, de vergunning uitsluitend wordt verleend als LVNL en Eurocontrol een positief advies hebben gegeven;

  3. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 17.2;

  1. de in hoofdstuk 2 genoemde en op de verbeelding aangeduide maten en percentages, met uitzondering van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:

  1. de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;

  2. rekening wordt gehouden met de obstakelbeheervlakken rond Maastricht Aachen Airport en, als de obstakelbeheervlakken worden overschreden, de vergunning uitsluitend wordt verleend als LVNL en Eurocontrol een positief advies hebben gegeven;

  3. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 17.2;

 

 

17.2 Algemene voorwaarden bij afwijken

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels van dit plan wordt het onderstaande in acht genomen:

  1. er wordt geen substantiële afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;

  2. belangen van derden worden niet onevenredig nadelig geschaad of kunnen niet onevenredig nadelig geschaad worden;

  3. er vindt geen onevenredige nadelige aantasting plaats van:

  1. de milieusituatie;

  2. het woonmilieu en de leefbaarheid ter plaatse;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de parkeerbalans in de directe omgeving.

 

 

Artikel 18 Overige regels

 

 

18.1 Verhouding met gemeentelijke bestemmingsplannen

  1. Voor gronden waarvoor in dit plan geen enkelbestemming, maar uitsluitend de aanduiding 'geluidzone - industrie' of de aanduiding 'overige zone - industrieterrein' is opgenomen, worden de bestemmingsplannen die zijn genoemd in sub b als volgt herzien:

  1. De verbeeldingen van de betreffende bestemmingsplannen worden herzien door het toevoegen van de aanduiding 'geluidzone - industrie' en/of de aanduiding 'overige zone - industrieterrein' zoals aangegeven op de verbeelding van dit inpassingsplan. Voor het overige blijven de verbeeldingen van de betreffende bestemmingsplannen ongewijzigd van toepassing.

  2. Aan de regels van de betreffende bestemmingsplannen worden de regels toegevoegd zoals opgenomen in artikel 16.1.1 en/of artikel 16.1.2 van dit inpassingsplan. Voor het overige blijven de regels van de betreffende bestemmingsplannen ongewijzigd van toepassing.

  1. De bestemmingsplannen die worden herzien, betreffen:

  1. de volgende plannen in de gemeente Beek:

 

Naam

Vastgesteld

Fietspad Vliegveldweg*

28 april 2011

Buitengebied Beek 2011*

7 juli 2011

Partiële herziening bestemmingsplannen Buitengebied Beek 2011 en Maastricht Aachen Airport - Kelmonderstraat 64 te Beek*

8 november 2012

Bedrijvenpark Technoport Europe 2012*

28 maart 2013

Buitengebied**

25 april 2013

Kern Geverik*

23 mei 2013

Kelmonderstraat ong.*

26 maart 2015

Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley

29 september 2016

Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley**

13 oktober 2016

Kapelstraat 76 te Geverik*

18 mei 2017

Herziening TPE, Aziëlaan 30*

18 mei 2017

Herziening TPE, Aziëlaan 8

16 mei 2019

Beeldentuin Geverikerstraat

27 juni 2019

Parkeerplaats Amerikalaan te Beek

1 juli 2021

 

 

* Op deze bestemmingsplannen zijn en blijven tevens de regels van het paraplubestemmingsplan 'Parkeren' (vastgesteld op 8 november 2018) van toepassing

 

** De met ** gemarkeerde bestemmingsplannen 'Buitengebied' en 'Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley' zijn vastgesteld door de gemeenteraad van Meerssen. Door aanpassing van de gemeentegrens op 1 januari 2022 liggen deze bestemmingsplannen nu (deels) in de gemeente Beek.

 

 

  1. Het volgende plan in de gemeente Meerssen:

 

Naam

Vastgesteld

Meerssen

p.m.

 

  1. het volgende plan in de gemeente Stein:

 

Naam

Vastgesteld

Buitengebied 2019*

12 december 2019

 

 

* Dit bestemmingsplan is eerder partieel herzien door het bestemmingsplan 'Erfgoed Stein' (vastgesteld op 22 juli 2021); het bestemmingsplan 'Erfgoed Stein' blijft ongewijzigd van toepassing.

 

 

 

18.2 Gemeentelijke bevoegdheid

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.26, vijfde lid van de Wet ruimtelijke ordening zijn de gemeenteraden van Beek, Meerssen en Stein vanaf één dag na inwerkingtreding van het inpassingsplan bevoegd om bestemmingsplannen vast te stellen voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft, mits de aanduiding 'geluidzone - industrie' en/of 'overige zone - industrieterrein' en de bijbehorende planregels in het bestemmingsplan worden overgenomen.

 

 

18.3 Voorrangsregels

 

18.3.1 Strijdigheid belangen

  1. In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, krijgt het belang van de dubbelbestemming voorrang.

  2. In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een aanduiding, zoals opgenomen in artikel 16, krijgt het belang van de aanduiding voorrang.

  3. In het geval van strijdigheid van belangen tussen een dubbelbestemming en een aanduiding, zoals opgenomen in artikel 16, geldt de meest beperkende regeling.

 

18.4 Verwijzing naar wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan, tenzij in de planregels anders is bepaald.

 

 

18.5 Overige regels gemeente Beek

Op de gronden binnen het grondgebied van de gemeente Beek waaraan in dit plan een enkelbestemming is gegeven gelden, naast het bepaalde in de overige regels, de regels zoals opgenomen in 18.5.1.

 

18.5.1 Algemene bouw- en gebruiksregel parkeren en laden/lossen

 

18.5.1.1 Parkeren

  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd dat op eigen terrein, aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen en dat deze parkeergelegenheid in stand wordt gehouden. Daarbij moet worden voldaan aan de parkeernormen zoals neergelegd in de 'Parkeernota 2018 gemeente Beek'.

  2. De afmetingen van de onder a bedoelde parkeergelegenheid moeten voldoen aan de daarvoor geldende richtlijnen zoals opgenomen in de 'Parkeernota 2018 gemeente Beek'.

  3. Indien de 'Parkeernota 2018 gemeente Beek' wordt gewijzigd of herzien, moet rekening worden gehouden met deze wijziging dan wel herziening.

 

18.5.1.2 Laden en lossen

Indien de bestemming aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. In deze behoefte moet op eigen terrein zijn voorzien. De ruimte voor het laden en lossen van goederen moet tevens in stand worden gehouden.

 

18.5.1.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 18.5.1.1, onder b, indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

  2. Bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 18.6 van toepassing.

 

18.5.1.4 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 18.5.1.1 en/of artikel 18.5.1.2,

  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of

  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

 

18.5.1.5 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in artikel 18.5.1.1 en/of artikel 18.5.1.2 is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;

  2. de woon- en leefsituatie.

 

18.5.1.6 Beleidsregels

Het bevoegd gezag past de regels als bedoeld in artikel 18.5.1.4 en/of artikel 18.5.1.5 toe conform hetgeen daarover is opgenomen in de 'Parkeernota 2018 gemeente Beek', danwel een wijziging of herziening daarvan.

 

 

18.6 Procedure nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 3.3, 4.3, 5.3 6.3, 7.3, 9.3 en 18.5.1.3 dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:

  1. Het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende drie weken ter inzage.

  2. De terinzagelegging wordt tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekendgemaakt.

  3. In het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging.

  4. De bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij het bevoegd gezag.

  5. Het bevoegd gezag neemt zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 19 Overgangsrecht

 

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10 %.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

19.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het inpassingsplan Maastricht Aachen Airport (proefdraaien).

 

 

 

 

 

16 november 2023