Plan: | Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum, herziening 2017 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9931.PIPGOWherz2017-ON01 |
Het inpassingsplan Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum, herziening 2017 met identificatienummer NL.IMRO.9931.PIPGOWherz2017-ON01 van de provincie Limburg.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.
Een paal in het water bedoeld voor het aanleggen van vaartuigen.
Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.
Een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (met inbegrip van houtteelt) en/of het houden van dieren niet zijnde gebruiksgerichte paardenhouderijen, kennels en dierenasiels.
Grondgebruik door agrarische bedrijven.
Het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en installeren van goederen.
Waarde die bestaat uit de aanwezigheid van een bodem-archief alsmede uit bovengrondse archeologische en cultuurhistorische waarde met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang is en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
De oppervlakte tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Het percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat mag worden bebouwd.
Kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van logies met ontbijt.
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaats vindt, beroepen aan huis daaronder niet begrepen.
Het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het beroep aan huis, gericht op consumentenverzorging geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en bijgebouwen wordt uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.
De beleidsnota die als Bijlage 2 bij deze planregels is opgenomen.
Een object waarvoor ingevolge artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
Het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of qua aard en omvang hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de aard en de omvang van de activiteiten zodanig is dat deze in een woning of in een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd; hieronder wordt niet begrepen de uitoefening van prostitutie.
bestaand
De grens van een bestemmingsvlak.
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Burgemeester en wethouders van de gemeente waar de activiteit plaatsvindt, tenzij Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn op grond van artikel 3.3, eerste lid, Besluit omgevingsrecht.
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
Een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
Agrarische bedrijfsactiviteit inhoudende het telen en verzorgen van bomen en struiken.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
De grens van een bouwvlak.
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond maar met uitzondering van zolder en kelder.
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
De grens van een bouwperceel.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
Een civieltechnisch kunstwerk in de vorm van een verbinding voor het verkeer tussen twee punten, die door water of anderszins gescheiden zijn.
De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of half verdiept gelegen) parkeervoorzieningen.
Een weg of verhard oppervlak die bedoeld en geschikt is als ontsluiting voor nood- en hulpdiensten, zoals ambulances en brandweerwagens.
Een bouwwerk met een dakconstructie bestemd voor het stallen van een voertuig.
Het kweken van planten/bomen in potten op een gesloten bed-ondergrond of een open bed-ondergrond met drainage.
De aan een gebied of opstal toegekende waarde met betrekking tot de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het wegen- en slotenpatroon, de verkavelingsstructuur of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.
Recreatief gebruik niet zijnde verblijfsrecreatie, dat in de openlucht plaatsvindt, geschiedt tussen zonsopgang en zonsondergang en in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, hieronder wordt in ieder geval verstaan: vertoeven, wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën.
Een dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
Tijdelijk medegebruik van weiland, akkerbouwgrond of onbebouwde agrarische grond voor kleinschalige dagrecreatie, waaronder kleinschalige recreatieve luchtvaart ten behoeve van luchtballonvaren en ultralights.
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor de verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van goederen aan in hoofdzaak personen die deze zaken kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Een kantoor of bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten behoeve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank, of een bedrijf dat is gericht op het beroepsmatig uitoefenen van bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, zoals bijvoorbeeld een kapsalon, pedicure of schoonheidssalon.
Groene waterkering en harde waterkering.
De bestemming "Leiding - Riool", "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", "Waarde - Archeologie - 4", "Waarde - Archeologie - 5", "Waarde - Archeologie - 6", "Waterstaat - Waterbergend rivierbed", "Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed" of "Waterstaat - Waterkering".
Voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke waarden, zoals houtsingels, faunapassages, faunaduikers, wildrasters, nestkasten en kleinschalige natuurontwikkeling.
De bestemming “Agrarisch met waarden”, Natuur”, “Recreatie”, “Recreatie - Jachthaven”, “Verkeer”, "Water - 2" of “Wonen".
Een constructie ter afbakening van een perceel van een daarnaast gelegen perceel of van de openbare ruimte.
Het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
Een tijdelijke activiteit (in de openlucht) dan wel in tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, vermaak, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.
Oversteekvoorziening voor diersoorten.
De aan een gebied toegekende kwaliteit die bestaat uit vier, onderling samenhangende aspecten:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
Voorzieningen ter reductie van de geluidbelasting, zoals geluidswallen, geluidschermen en daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Een installatie om water van een lager naar een hoger niveau te brengen.
Motorvoertuigen zoals bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zoals geldend op het moment van vaststelling van het plan.
Stoffen die door hun intrinsieke eigenschappen of de omstandigheden waaronder ze voorkomen gevaar, schade of ernstige hinder voor mens, dier of milieu kunnen veroorzaken.
Waterkering bestaande uit een grondlichaam met een kern van klei en/of zand, eventueel voorzien van een bekleding, zoals gras of een laag asfalt of stenen.
(Bos)parken, plantsoenen, erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages en daarmee gelijk te stellen beplantingsvormen.
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellinen of personen voor de aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
Netten op palen ter bescherming van de gewassen en vruchten die in het voorjaar worden geplaatst en na de oogst weer worden weggehaald.
Waterkering bestaande uit een harde constructie van veelal stenen, beton en/of damwanden.
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
De hoogwatergeul Ooijen, de hoogwatergeul Wanssum, de reactivering van de Oude Maasarm en de daarmee in fysiek of functioneel opzicht samenhangende voorzieningen, zoals hoogwatervluchtplaatsen, en de in het plan voorziene waterstaatkundige werken en civieltechnische (kunst)werken.
Een verhoging in het landschap bedoeld als vluchtplaats voor dieren tijdens een overstroming.
Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
Een bord met locatiespecifieke informatie.
Het provinciale inpassingsplan "Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum", met identificatienummer NL.IMRO.9931.PIPGOW-VG02, zoals laatstelijk gewijzigd vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg in hun vergadering van 11 november 2016.
Inrichting zoals omschreven in artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer.
Een haven waar bedrijfsmatig voor pleziervaartuigen ligging, berging en onderhoud wordt geboden met bijbehorende voorzieningen, waaronder sanitaire voorzieningen, een havenkantoor en verenigingsruimten.
één en ander voorzover de onder a. en b. bedoelde onderwerpen onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Klein gebouw bedoeld voor godsdienstige handelingen.
Een object waarvoor ingevolge artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.andschappelijke waarde
De aan een gebied toebehorende waarde die wordt gekenmerkt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur ter plaatse van het waarneembare deel van het aardoppervlak van dat gebied.
Voetgangers en niet-gemotoriseerd verkeer.
Een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de schuttersgilden, de autosport, motorsport, modelvliegsport, de schietsport met behulp van vuurwapens, de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.
Plaats die ingericht is om schepen te doen afmeren.
De bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het "aangrenzende maaiveld" wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw.
Projectbureau Ooijen-Wanssum/Royal HaskoningDHV, Landschapsplan, Provinciale rondweg en uitbreiding havengebied Wanssum, Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de toelichting van dit plan.
De aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van bodemkundige, hydrologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in samenhang.
Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge dit plan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
Een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen.
Bouwwerk voor het oversteken van water.
Onderdelen van een gebouw of van een ander bouwwerk die in functioneel of architectonisch opzicht ondergeschikt zijn aan dat gebouw of dat andere bouwwerk, zoals erkers, luifels, schoorstenen, trappenhuizen, liftinstallaties, technische installaties, dakterrassen, hekwerken en antennes.
Voorzieningen ten behoeve van het gebruik van kampeermiddelen, zoals watertappunten, sanitairgelegenheid en daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bouwwerken.
Voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief medegebruik 1, zoals wegwijzers, informatieborden, zitbanken, markeerpalen, stapstenen, vlonderpaden, voetgangersbruggetjes en daarmee naar aard en omvang vergelijkbare voorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Weg die uitsluitend dient om toegang te geven tot een (bouw-)perceel gelegen aan die weg, waaronder begrepen in- en uitritten.
In de bodem aanwezige mineralen of substanties van organische oorsprong, in een aldaar langs natuurlijke weg onstane concentratie of afzetting, die kunnen worden gewonnen zonder dat ondergrondse mijnbouw nodig is, zoals kalksteen, grind, zand, klei, schelpen en mengsels daarvan.
Het bedrijfsmatig opslaan en verpakken en verhandelen van goederen, niet zijnde detailhandel.
Een bouwwerk met een dakconstructie.
Handelingen, zoals (be)laden, lossen, overladen, hevelen en daarmee naar aard en omvang vergelijkbare handelingen, al dan niet op pneumatische of mechanische wijze, bijvoorbeeld kranen, transportbanden, leidingen.
Voorziening die geschikt is om een voertuig te parkeren, zoals een terrein dat bedoeld is om een voertuig op te parkeren.
Onder het peil wordt verstaan:
Een strook van de weg welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, daaronder niet begrepen op- en afritten en in- en uitvoegstroken.
Een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijke inrichtingen.
Agrarische bedrijfsactiviteit inhoudende de teelt van siergewassen, zoals bloembollenteelt, boomteelt en bloementeelt.
De als Bijlage 1 bij deze regels opgenomen lijst, waarin vormen van horeca zijn ingedeeld in categorieën van toenemende hinder.
Boven het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, waarover gelopen kan worden en waaraan een vaartuig kan worden aangelegd.
Het zich (in de openbare ruimte) beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding.
Een constructie ter afbakening van een deel van het perceel van een overig deel van een perceel.
Hoogste punt van een grondophoging.
Voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaand oppervlaktewater.
De verbeelding van het plan.
Recreatie in de vorm van nachtverblijf.
Voorzieningen ter geleiding van het verkeer en een verkeersveilig gebruik van de (vaar-)weg, zoals verlichtingsarmaturen, bewegwijzering, VRI-installaties en daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Gedeelte van een erf dat aan de voorkant van het hoofdgebouw is gelegen.
De voorgevelrooilijn is:
Voorzieningen nodig voor de aanleg, het beheer en de instandhouding van waterkeringen, waaronder onderhoudspaden en de voor de waterkering benodigde waterstaatkundige werken.
Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse afvalvoorzieningen, bovengrondse afvalvoorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten, plus voorzieningen voor warmte- en koudeopslag of voorzieningen van soortgelijke aard met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Boven- en ondergrondse voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en de handhaving of verbetering van de waterkwaliteit, waaronder in ieder geval worden begrepen duikers, stuwen, infiltratie- en drainagevoorzieningen, beregeningsputten, gemalen, inlaten, zaksloten en afwateringsloten.
Werk dat het achterliggende land beschermt tegen overstromingen.
Waterschap Peel en Maasvallei.
Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.
waterstandsdaling zoals berekend met het Rivierkundig beoordelingskader voor ingrepen in de Grote Rivieren (versie 2.01, Rijkswaterstaat, 2009) en de Baseline handleiding, uitgaande van Simona versie 2011, Baseline versie 4.03, een fijn rooster van kmr 106-143, een bovenstroomse randvoorwaarde van 3.275 m3/s, een benedenstroomse randvoorwaarde van 14,45 m +NAP en de referentiesituatie Maas_hk_new met een natuurlijke vegetatiegroei.
tuin waarin water een prominente rol heeft en wordt gewerkt met waterpartijen, vijvers, fonteinen etc.
Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen of trambanen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, voorzieningen van openbaar nut, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen, die gebruik maken van voor bewoning gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en douche.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Tussen de bouwperceelsgrens en enig punt van het betreffende bouwwerk, waarvan de afstand het kortst is.
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waarvan de afstand het kortste is.
Vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte bouwdelen van het bouwwerk.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
Vanaf het peil tot aan de onderkant van de brug ter plaatse van het hoogste punt van de overspanning.
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van het brugdek ter plaatse van het hoogste punt van de overspanning.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een werk.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een werk.
De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Ten aanzien van de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt de volgende bepaling:
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:
Op en in de voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
Ten aanzien van het bepaalde in artikel 4.2 is het bevoegd gezag bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
mits deze blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van:
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor :
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op en in de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
Het bevoegd gezag het plan wijzigen en de bestemming 'Groen' geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Verkeer', onder de voorwaarden dat:
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd:
met dien verstande dat de maximum hoogte niet meer bedraagt dan 4 m.
Voor het bouwen van steigers gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 ten behoeve van de oprichting van uitkijkposten en daarmee naar aard en doel vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximum hoogte van 15 m en een maximum oppervlakte van 10 m2, mits de natuurlijke waarden niet onevenredig worden geschaad of de mogelijkheden voor herstel van de natuurlijke waarden niet onevenredig worden verkleind.
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:
Het in artikel 6.5.1 bepaalde is niet van toepassing op:
Voor het uitvoeren van de in artikel 6.5.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden kan door het bevoegd gezag een omgevingsvergunning worden verleend, mits de in artikel 6.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad of de mogelijkheden voor herstel van deze waarden en doeleinden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied.
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 met dien verstande dat:
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.5 en de in artikel 7.5 onder a tot en met c genoemde activiteiten toestaan, met dien verstande dat:
De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op de voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van steigers gelden de volgende regels:
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
Ten aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen geldt de volgende bepaling:
Ten aanzien van de maatvoering van de kapel gelden de volgende bepalingen:
Ten aanzien van de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
De voor 'Water - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op de voor 'Water - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met een maximum bouwhoogte van 4 m.
Voor het bouwen van steigers gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van de loopvlonder geldt de volgende regel:
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met daarbij behorende voorzieningen zoals verhardingen en ontsluitingen, tuinen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ontsluitingswegen en calamiteitenwegen, bouwwerken geen gebouw zijnde en parkeren en met dien verstande dat ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie op eigen terrein moet worden voorzien in:
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende eisen gelden:
Inhoud woning inclusief bijbehorende bouwwerken | Max. 875 m3 |
Goothoogte | Max. 4,5 m |
Dakhelling | Min. 12 º en max. 45 º |
Afstand tot agrarische bedrijfsgebouwen | Min. 25 m |
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens | Min. 5 m |
Afstand tot de bestemming 'Verkeer' | Min. 10 m |
Goothoogte | Max. 3 m |
Dakvorm en -helling | afgestemd op dakvorm en -helling woning |
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens | Min. 5 m |
Afstand tot de bestemming 'Verkeer' | Min. 10 m |
Bouwhoogte | |
Erf- en terreinafscheidingen, achter voorgevelrooilijn | Max. 2 m |
Erf- en terreinafscheidingen, voor voorgevelrooilijn | Max. 1 m |
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | Max. 3 m |
Oppervlakte ten behoeve van woning, exclusief onoverdekt zwembad | Max. 30 m2 |
Onoverdekt zwembad | Max. 50 m2 |
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp), gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.
De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels ten behoeve van de in artikel 9.4.2 genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:
Aantal m3 gebouwen dat wordt gebouwd (bebouwingsvolume) (sloopvolume) | Minimaal te slopen % |
Tot en met 250 m3 | 100% |
Het meerdere boven de 250 m3 | 150% |
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan, onder voorwaarde dat het wonen de hoofdactiviteit blijft, worden afgeweken van artikel 9.5 en kunnen de in artikel 9.6.2 genoemde nevenactiviteiten onder de daarbij genoemde voorwaarden worden toegestaan, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten behoeve van de hierna genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Wonen' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met Waarden' ten behoeve van de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse rioolleidingen voor het transport van afvalstoffen, waarbij artikel 28.1 in acht dient te worden genomen.
Op de voor dubbelbestemming 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2, met dien verstande dat:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het in artikel 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
Voor het uitvoeren van de in artikel 12.4.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden, kan een omgevingsvergunning worden verleend. De vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 1' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 28.1 in acht dient te worden genomen.
Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 1' bestemde gronden gelden in het geval:
de volgende bouwregels:
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Wanneer uit dit onderzoek volgt dat archeologische waarden worden geschaad wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen geweigerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 13.2 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, mede gelet op het door de aanvrager overgelegde archeologisch onderzoek en voorwaarden, volgt dat er geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten.
Indien uit het archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning inhoudende een verplichting:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in artikel 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 13.4.1 kan worden verleend, dient de aanvrager een archeologisch onderzoek te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een in artikel 13.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' van de verbeelding verwijderen, wanneer uit archeologische onderzoek volgt dat sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde, de waarden niet langer aanwezig zijn, of niet behoudenswaardig zijn.
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 2' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 28.1 in acht dient te worden genomen.
Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 2' bestemde gronden gelden in het geval:
de volgende bouwregels:
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Wanneer uit dit onderzoek volgt dat archeologische waarden worden geschaad wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen geweigerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 14.2 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, mede gelet op het door de aanvrager overgelegde archeologisch onderzoek en voorwaarden, volgt dat er geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten.
Indien uit het archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning inhoudende een verplichting:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in artikel 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 14.4.1 kan worden verleend, dient de aanvrager een archeologisch onderzoek te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een in artikel 14.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' van de verbeelding verwijderen, wanneer uit archeologische onderzoek volgt dat sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde, de waarden niet langer aanwezig zijn, of niet behoudenswaardig zijn.
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 3' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 28.1 in acht dient te worden genomen.
Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 3' bestemde gronden gelden in het geval:
de volgende bouwregels:
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Wanneer uit dit onderzoek volgt dat archeologische waarden worden geschaad wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen geweigerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 15.2 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, mede gelet op het door de aanvrager overgelegde archeologisch onderzoek en voorwaarden, volgt dat er geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten.
Indien uit het archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning inhoudende een verplichting:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in artikel 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 15.4.1 kan worden verleend, dient de aanvrager een archeologisch onderzoek te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een in artikel 15.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' van de verbeelding verwijderen, wanneer uit archeologische onderzoek volgt dat sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde, de waarden niet langer aanwezig zijn, of niet behoudenswaardig zijn.
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 4' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 28.1 in acht dient te worden genomen.
Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 4' bestemde gronden gelden in het geval:
de volgende bouwregels:
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Wanneer uit dit onderzoek volgt dat archeologische waarden worden geschaad wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen geweigerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 16.2 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, mede gelet op het door de aanvrager overgelegde archeologisch onderzoek en voorwaarden, volgt dat er geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten.
Indien uit het archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning inhoudende een verplichting:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in artikel 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 16.4.1 kan worden verleend, dient de aanvrager een archeologisch onderzoek te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een in artikel 16.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' van de verbeelding verwijderen, wanneer uit archeologische onderzoek volgt dat sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde, de waarden niet langer aanwezig zijn, of niet behoudenswaardig zijn.
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 5' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 28.1 in acht dient te worden genomen.
Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 5' bestemde gronden gelden in het geval:
de volgende bouwregels:
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Wanneer uit dit onderzoek volgt dat archeologische waarden worden geschaad wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen geweigerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 17.2 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, mede gelet op het door de aanvrager overgelegde archeologisch onderzoek en voorwaarden, volgt dat er geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten.
Indien uit het archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning inhoudende een verplichting:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in artikel 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 17.4.1 kan worden verleend, dient de aanvrager een archeologisch onderzoek te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een in artikel 17.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' van de verbeelding verwijderen, wanneer uit archeologische onderzoek volgt dat sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde, de waarden niet langer aanwezig zijn, of niet behoudenswaardig zijn.
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 6' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 28.1 in acht dient te worden genomen.
Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 6' bestemde gronden gelden in het geval:
de volgende bouwregels:
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Wanneer uit dit onderzoek volgt dat archeologische waarden worden geschaad wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen geweigerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 18.2 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, mede gelet op het door de aanvrager overgelegde archeologisch onderzoek en voorwaarden, volgt dat er geen onevenredige aantasting van archeologische waarden plaatsvindt door de bouwactiviteiten.
Indien uit het archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning inhoudende een verplichting:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in artikel 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
Alvorens een vergunning als bedoeld in artikel 18.4.1 kan worden verleend, dient de aanvrager een archeologisch onderzoek te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een in artikel 18.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' van de verbeelding verwijderen, wanneer uit archeologische onderzoek volgt dat sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde, de waarden niet langer aanwezig zijn, of niet behoudenswaardig zijn.
De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), waarbij artikel 28.1 in acht dient te worden genomen, mede bestemd voor:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.2 onder a ten behoeve van het bouwen van bebouwing op basis van de onderliggende enkelbestemming, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan de planregels wijzigingen inhoudende dat het bepaalde in artikel 19.2 en in artikel 19.3 komt te vervallen, indien deze bepalingen niet langer noodzakelijk zijn ter bescherming van het waterstaatkundig belang gerelateerd aan de bescherming en het behoud van het stroomvoerend vermogen van het rivierbed en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat.
De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van het waterbergend rivierbed, waarbij artikel 28.1 in acht dient te worden genomen.
De voor 'Bestemmingsomschrijving' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), waarbij de artikelen 28.1 en 28.2.1 onder c in acht dienen te worden genomen, mede bestemd voor:
Op of in de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2 voor het bouwen op basis van de onderliggende enkelbestemming, met dien verstande dat:
De hoogte van een groene waterkering mag niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte (m)' is aangegeven.
Het bevoegd gezag kan de planregels wijzigen inhoudende dat de bouwregels zodanig worden aangepast dat het woord 'uitsluitend' wordt geschrapt uit artikel 21.2 en het bepaalde in 21.3 komt te vervallen, indien deze bepalingen niet langer noodzakelijk zijn ter bescherming van het waterstaatkundig belang gerelateerd aan de waterkering en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het waterschap.
Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' geheel of ten dele van de verbeelding verwijderen, indien:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het niet toegestaan om geluidsgevoelige objecten op te richten, behoudens na verlening van een omgevingsvergunning met inachtneming van de Wet geluidhinder.
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de waterkerende functie van waterkeringen.
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.3.2 onder a voor het bouwen op basis van de onderliggende enkelbestemming, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' geheel of ten dele van de waterkering verwijderen, indien:
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge grond 1' zijn de gronden mede bestemd voor het ophogen van grond, met dien verstande dat de tophoogte van de opgehoogde grond niet minder mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'minimum hoogte (m)' is aangegeven.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - OMA Blitterswijck' is het niet toegestaan gronden af te graven:
Voor het bepalen van de onder b, c en d genoemde maatvoeringen worden de aanduidingsvlakken in het onderhavig inpassingsplan én in het plangebied van het inpassingsplan "Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum" tezamen beschouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - OMA instroom' is het niet toegestaan gronden af te graven:
Voor het bepalen van de onder b, c en d genoemde maatvoeringen worden de aanduidingsvlakken in het onderhavig inpassingsplan én in het plangebied van het inpassingsplan "Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum" tezamen beschouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - OMA midden' is het niet toegestaan gronden af te graven:
Voor het bepalen van de onder b genoemde maatvoering worden de aanduidingsvlakken in het onderhavig inpassingsplan én in het plangebied van het inpassingsplan "Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum" tezamen beschouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - OMA Molenbeekdal' is het niet toegestaan gronden af te graven:
Voor het bepalen van de onder b genoemde maatvoering worden de aanduidingsvlakken in het onderhavig inpassingsplan én in het plangebied van het inpassingsplan "Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum" tezamen beschouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Jachthaven Wanssum' is het niet toegestaan gronden af te graven:
Voor het bepalen van de onder b genoemde maatvoering worden de aanduidingsvlakken in het onderhavig inpassingsplan én in het plangebied van het inpassingsplan "Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum" tezamen beschouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intrekkingsgebied' worden de voor die gronden geldende bestemmingen en planregels uit het inpassingsplan Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum met IMRO-code NL.IMRO.9931.PIPGOW-OH01 ingetrokken en zijn de onderliggende gemeentelijke bestemmingsplannen van toepassing.
Op en onder in het plan begrepen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, voor zover in deze regels bepaald, met in achtneming van de volgende bepalingen:
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels omgevingsvergunning voor het afwijken van dit plan kan worden verleend, kan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning afwijken van:
Een in artikel 26.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen, met dien verstande dat:
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het inpassingsplan Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum, herziening 2017.