Plan: | Reactieve aanwijzing tav Buitengebied Noord Breda |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | reactieve aanwijzing |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9930.ra0758bgNBreda-va01 |
Op 12 november 2013 hebben wij het besluit van 7 november 2013 met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan “Buitengebied Noord” van de gemeente Breda ontvangen. Dit besluit gaat vergezeld van een nota van zienswijzen, nota van wijzigingen (planregels en verbeelding) en door de raad aangenomen amendementen.
Gelet op de provinciale belangen die in het geding zijn, vinden wij het noodzakelijk overeenkomstig artikel 3.8 lid 6 Wet ruimtelijke ordening een aanwijzing te geven tegen dit plan. De aan dit besluit ten grondslag liggende feiten, omstandigheden en overwegingen die ons beletten het betrokken provinciaal belang met inzet van andere aan ons toekomende bevoegdheden te beschermen, geven wij hieronder weer.
Dit aanwijzingsbesluit strekt ertoe dat het onderdeel van het bestemmingsplan waartegen van onze zijde bezwaren bestaan geen deel blijft uitmaken van het bestemmingsplan zoals het is vastgesteld. Ons besluit treedt op het moment van de bekendmaking in werking. Zodra ons aanwijzingsbesluit onherroepelijk is geworden, vervalt het vaststellingsbesluit voor dat onderdeel van het bestemmingsplan.
Conform het bepaalde in de wet is een afweging vereist waarom het provinciaal belang niet met de inzet van andere aan ons toekomende instrumenten is beschermd.
In dit verband heeft de provincie de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 vast gelegd in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. De te beschermen provinciale ruimtelijke belangen zijn vastgelegd in de Verordening ruimte 2012 (hierna: Vr). Deze verordening is op 11 mei 2012 door Provinciale Staten vastgesteld en op 1 juni 2012 in werking getreden. Op 17 mei 2013 is een wijziging van de Vr vastgesteld gericht op een zorgvuldige veehouderij. Deze wijziging is op 31 mei 2013 in werking getreden. De Vr vormt het provinciaal toetsingskader voor ruimtelijke plannen.
Voor de inhoudelijke afweging of er provinciale belangen in het geding zijn, baseren wij ons op de Vr zoals deze gold op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.
Daarbij zien wij de 'reactieve aanwijzing' als een slagvaardig en effectief middel om inwerkingtreding van een bestemmingsplan(onderdeel) tegen te houden wegens strijdigheid met een of meer regels van de Vr.
Wij achten ons bevoegd om, indien het provinciaal belang dat vergt, de reactieve aanwijzing in te zetten voor die zaken die in de Vr zijn beschreven.
Wij vinden het ook van belang dat bij het gebruik van dit instrument voor een ieder via www.ruimtelijkeplannen.nl direct kenbaar is waar plandelen niet in werking zijn getreden en welke overwegingen daarbij een rol spelen. Hier komt nog bij, dat wij de reactieve aanwijzing een aanmerkelijk doelmatiger en efficiënter instrument vinden dan de inzet van beroep en het in voorkomende gevallen vragen van een voorlopige voorziening, met name waar het om wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden in het bestemmingsplan betreft, zoals zich ook in deze aanwijzing voordoet.
De provinciale belangen zijn ook specifiek voor dit bestemmingsplan uiteengezet en kenbaar gemaakt. Onze directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving heeft daartoe bij brief van 6 juli 2012, nr. C2073535/3053375, een vooroverlegreactie uitgebracht over het voorontwerp van dit plan. Vervolgens hebben wij een zienswijze tegen het ontwerp bestemmingsplan ingediend bij brief van 2 mei 2013, nr. C2114147/3398316. De reactieve aanwijzing richt zich echter niet op onderwerpen die in deze brieven aan de orde zijn gesteld, maar op een aangenomen amendement door de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan.
Daarnaast is in de periode tussen het geven van het directie-advies en het vaststellen van het bestemmingsplan, op ambtelijk niveau overleg gevoerd met de gemeente omtrent de provinciale belangen die in het bestemmingsplan in het geding zijn.
Gelet op het voorgaande zijn wij van mening dat de inzet van andere aan ons toekomende bevoegdheden in dit geval niet mogelijk was en dat de in het geding zijnde provinciale belangen genoegzaam bij de gemeenteraad bekend zijn.
Ons is gebleken dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan (op onderdelen) desondanks onvoldoende rekening is gehouden met provinciale belangen. Bij een ongewijzigde inwerkingtreding van het bestemmingsplan zullen deze belangen worden geschaad.
De reactieve aanwijzing is gericht tegen het vastgestelde bestemmingsplan. Voor het opstellen van het digitale plan voor deze reactieve aanwijzing hebben wij echter niet de beschikking over het authentieke plan zoals vastgesteld door de gemeenteraad omdat dit pas later via www.ruimtelijkeplannen ter beschikking komt.
Uit de tekst van de aanwijzing in combinatie met de motivering blijkt steeds waarop de aanwijzing ziet. Omdat het niet uitgesloten is dat later bij de beschikbaarstelling van het authentieke plan blijkt dat de door ons opgenomen referentie bij de vaststelling toch nog vernummerd of anders aangeduid is, hebben wij in de aanwijzing ook de strekking van de aanwijzing opgenomen.
De gebruikte nummering is gebaseerd op de tekst van het raadsbesluit.
Het is uiteindelijk aan de gemeente om de reactieve aanwijzing op een juiste manier bij beoordeling van verzoeken om bijvoorbeeld omgevingsvergunning te betrekken.
Deze reactieve aanwijzing is geen gewoon besluit, het is namelijk ook een digitaal plan. Dit heeft gevolgen voor de opzet van de tekst, omdat er vanuit wordt gegaan dat raadpleging plaats vindt via klikken op een locatie op de kaart, waarna de voor die locatie relevante informatie wordt getoond. De tekst is daarom zodanig ingericht, dat elke aanwijzing later gekoppeld kan worden aan dat onderdeel van de (digitale) kaart waarop dit betrekking heeft.
Het karakter van digitaal plan heeft nog andere gevolgen voor de tekst. Net als in een bestemmingsplan is er geen apart onderdeel met alle aanwijzingen op een rij (in juridische termen: dictum) opgenomen. In feite fungeert elke aanwijzing op zich als een stukje besluittekst/dictum, dat gevolgd wordt door de motivering voor die specifieke locatie of regel.
De vaststelling van deze reactieve aanwijzing is opgenomen in een apart vaststellingsbesluit dat ook te raadplegen is via www.ruimtelijkeplannen.nl.
Bij de bestemming 'Agrarisch' treedt niet in werking de bepaling artikel 3.6. lid b sub 6, luidende: “de nieuwvestiging of omschakeling noodzakelijk is in verband met de sanering van een glastuinbouwbedrijf in de regio Breda, dan wel voortvloeit uit de herschikking van glastuinbouwbedrijven binnen het glastuinbouwgebied en dat verzekerd is dat elders het glastuinbouwbedrijf planologisch en juridisch opgeheven wordt”.
Motivering
Een belangrijke doelstelling van het provinciaal glastuinbouwbeleid is het concentreren van kassen in daarvoor aangewezen gebieden. De ontwikkeling van de glastuinbouwsector zal met name in deze gebieden plaats moeten vinden. Het provinciaal concentratiebeleid voor glastuinbouw is gebouwd op drie peilers: projectvestigingsgebieden voor bovenregionale grootschalige én duurzame bedrijven, vestigingsgebieden om regionale mogelijkheden te bieden voor minder grootschalige nieuwvestiging en voldoende perspectief voor bestaande bedrijven en tenslotte doorgroeigebieden die lokaal perspectief moeten bieden aan bestaande bedrijven om te groeien boven de maximummaat van 3 ha die voor solitaire bedrijven geldt.
Al vanaf 1992 is in provinciale en gemeentelijke plannen bij Prinsenbeek sprake van agrarisch gebied met mogelijkheden voor omschakeling naar en nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven. Van oudsher is rond Breda de tuinbouw een belangrijke sector. In de tuinbouwsector in het algemeen, maar ook rond Breda, is sprake van intensivering door verschuiving van teelt in de vollegrond naar de teelt in kassen. In het bestemmingsplan Buitengebied Prinsenbeek uit 2000 wordt dan ook ruimte geboden voor intensivering van de tuinbouwsector.
Binnen het bestemmingsplan Buitengebied Noord is het glastuinbouwgebied 'Prinsenbeek' opgenomen door middel van de aanduiding wro-zone - wijzigingsgebied 1. Het betreft een gebied waar op grond van artikel 10.3 de Verordening Ruimte in een bestemmingsplan mogelijkheden dienen te worden opgenomen voor nieuwvestiging, omschakeling en uitbreiding van glastuinbouwbedrijven.
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft de gemeenteraad een amendement aangenomen waarin is bepaald dat: “in de planregels in artikel 3.6.b een nieuw lid 6 wordt toegevoegd luidende: de nieuwvestiging of omschakeling noodzakelijk is in verband met de sanering van een glastuinbouwbedrijf in de regio Breda, dan wel voortvloeit uit de herschikking van glastuinbouwbedrijven binnen het glastuinbouwgebied en dat verzekerd is dat elders het glastuinbouwbedrijf planologisch en juridisch opgeheven wordt”.
Voorts wordt in het amendement bepaald dat in de toelichting het woord “glastuinbouwvestigingsgebied” wordt vervangen door mogelijk doorgroeigebied. Met deze bepaling wordt nieuwvestiging van en omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf ernstig beperkt door het afhankelijk te maken van een sanering van een glastuinbouwbedrijf in de regio Breda. Dit is in strijd met artikel 10.3. Verordening die bepaalt dat binnen een vestigingsgebied mogelijkheden moeten worden opgenomen voor nieuwvestiging, omschakeling en uitbreiding van glastuinbouwbedrijven.
De gemeenteraad overweegt onder meer dat als het gebied de status van vestigingsgebied krijgt, de gemeente niet kan voorkomen dat bedrijven van elders zich in het gebied gaan vestigen en er straks geen plaats meer is voor Bredase bedrijven. Naar ons oordeel is dit geen ruimtelijk relevant argument. De herkomst van glastuinbouwbedrijven speelt in het provinciaal beleid voor glastuinbouwbedrijven geen rol en is derhalve niet als criterium in de Verordening opgenomen.