direct naar inhoud van Besluittekst
Plan: Reactieve aanwijzing tav Drongelen Aalburg
Status: vastgesteld
Plantype: reactieve aanwijzing
IMRO-idn: NL.IMRO.9930.ra0738Drongelen-va01

Besluittekst

Hoofdstuk 1 Inleidende overwegingen

1.1. Raadsbesluit

Op 10 december 2014 hebben wij het besluit van 28 oktober 2014 met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan "Drongelen" ontvangen. Per 10 december 2014 is het bestemmingsplan beschikbaar gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl. De nota van zienswijzen is d.d. 17 december 2014 ter beschikking gesteld.

1.2. Reactieve aanwijzing

Gelet op de provinciale belangen die in het geding zijn, vinden wij het noodzakelijk overeenkomstig artikel 3.8 lid 6 Wet ruimtelijke ordening een aanwijzing te geven tegen dit plan. De aan dit besluit ten grondslag liggende feiten, omstandigheden en overwegingen die ons beletten het betrokken provinciaal belang met inzet van andere aan ons toekomende bevoegdheden te beschermen, geven wij hieronder weer.

Dit aanwijzingsbesluit strekt ertoe dat het onderdeel van het bestemmingsplan waartegen van onze zijde bezwaren bestaan geen deel blijft uitmaken van het bestemmingsplan zoals het is vastgesteld. Ons besluit treedt op het moment van de bekendmaking in werking. Zodra ons aanwijzingsbesluit onherroepelijk is geworden, vervalt het vaststellingsbesluit voor dat onderdeel van het bestemmingsplan.

1.3. Inzet aanwijzingsbevoegdheid

Conform het bepaalde in de wet is een afweging vereist waarom het provinciaal belang niet met de inzet van andere aan ons toekomende instrumenten is beschermd.

In dit verband heeft de provincie de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 vast gelegd in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. De te beschermen provinciale ruimtelijke belangen zijn vastgelegd in de Verordening ruimte. Ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan vormde de Verordening ruimte 2012 het provinciaal toetsingskader voor ruimtelijke plannen. Inmiddels is de Verordening ruimte 2014 in werking getreden. Voor de inhoudelijke afweging of er provinciale belangen in het geding zijn, baseren wij ons op de Verordening ruimte 2012 (hierna: Vr). Daarnaast is bezien of toetsing van het bestemmingsplan aan de inmiddels in werking getreden Verordening ruimte 2014 tot een ander oordeel zou leiden.

Voor de inhoudelijke afweging of er provinciale belangen in het geding zijn, baseren wij ons op de Vr zoals deze gold op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

Daarbij zien wij de 'reactieve aanwijzing' als een slagvaardig en effectief middel om inwerkingtreding van een bestemmingsplan(onderdeel) tegen te houden wegens strijdigheid met een of meer regels van de Vr.

Wij achten ons bevoegd om, indien het provinciaal belang dat vergt, de reactieve aanwijzing in te zetten voor die zaken die in de Vr zijn beschreven.

Wij vinden het ook van belang dat bij het gebruik van dit instrument voor een ieder via www.ruimtelijkeplannen.nl direct kenbaar is waar plandelen niet in werking zijn getreden en welke overwegingen daarbij een rol spelen. Hier komt nog bij, dat wij de reactieve aanwijzing een aanmerkelijk doelmatiger en efficiƫnter instrument vinden dan de inzet van beroep en het in voorkomende gevallen vragen van een voorlopige voorziening.

De provinciale belangen zijn ook specifiek voor dit bestemmingsplan uiteengezet en kenbaar gemaakt. Onze directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving heeft daartoe bij brief van 17 januari 2013, nr. C209974/3314028, een vooroverlegreactie uitgebracht over het voorontwerp van dit plan. Vervolgens hebben wij een zienswijze tegen het ontwerp bestemmingsplan ingediend bij brief van 11 augustus 2014, nr. C2152217/3623820. Daarnaast is in de periode tussen het geven van het directie advies en het vaststellen van het bestemmingsplan, op ambtelijk niveau overleg gevoerd met de gemeente omtrent de provinciale belangen die in het bestemmingsplan in het geding zijn

Gelet op het voorgaande zijn wij van mening dat de inzet van andere aan ons toekomende bevoegdheden in dit geval niet mogelijk was en dat de in het geding zijnde provinciale belangen genoegzaam bij de gemeenteraad bekend zijn.

Ons is gebleken dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan (op onderdelen) desondanks onvoldoende rekening is gehouden met provinciale belangen. Bij een ongewijzigde inwerkingtreding van het bestemmingsplan zullen deze belangen worden geschaad.

1.4. Termijn reactieve aanwijzing

De reactieve aanwijzing is gericht tegen het vastgestelde bestemmingsplan. Voor het beoordelen van dit plan, het juist formuleren van de aanwijzingen en het correct digitaliseren van de reactieve aanwijzing dienen wij te kunnen beschikking over de digitale versie van het vastgestelde plan. Uit jurisprudentie hierover volgt dat wij ook na de wettelijke termijn van zes weken na het raadsbesluit nog een reactieve aanwijzing mogen geven, indien het digitale plan niet onverwijld na vaststelling van het plan aan ons ter beschikking wordt gesteld.

Wij hebben de gemeente hiervan op de hoogte gesteld bij mail van 10 november 2014. De gemeente heef ons bevestigd dat zij rekening zal houden met de termijn van zes weken voor een aanwijzing na aanmelding.

Het plan is op 10 december bij ons aangemeld en op www.ruimtelijkeplannen.nl geplaatst.

Nu de bestanden pas aan het einde van de termijn van zes weken/na zes weken, gerekend van het tijdstip van de vaststelling va het bestemmingsplan, aan ons ter beschikking zijn gekomen konden wij niet binnen de wettelijke termijn tot vaststelling van de reactieve aanwijzing overgaan.

Het besluit omtrent de aanwijzing hebben wij vervolgens zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk genomen.

Hoofdstuk 2 Aanwijzing(-en) t.a.v. begrenzing

2.1. Aanwijzing t.a.v. aanduiding specifieke vorm van agrarisch - schuilhut

In de verbeelding treedt niet in werking de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - schuilhut

2.1.1 Motivering

Uit de retrospectieve toets blijkt dat enkele schuilstallen in het buitengebied zijn opgericht en deze in dit bestemmingsplan worden gelegaliseerd. Uit informatie van de gemeente blijkt dat er voor deze schuilstallen geen vergunning is verleend.


De stallen liggen niet in kernrandgebied. Daarom wordt in deze situatie niet voldaan aan het gestelde in artikel 7.16 Vr. Verder zijn deze schuilstallen strijdig met het principe van zorgvuldig ruimtegebruik zoals aangegeven in artikel 3.1 Vr. Voor de legalisering doet de gemeente een beroep op het overgangsrecht.


De gemeente heeft ervoor gekozen om deze schuilgelegenheden die al enige tijd aanwezig zijn, positief te bestemmen door middel van een specifieke aanduiding op de verbeelding en in artikel 3.1, lid f van de regels van het bestemmingsplan.


Ten aanzien van dit beroep op het overgangsrecht overwegen wij dat het beginsel is dat bouwwerken weliswaar niet meerdere malen onder overgangsrecht gebracht zouden moeten worden, maar dat er in dit geval aan voorbijgegaan wordt gegaan dat zonder vergunning opgerichte bouwwerken niet door overgangsrecht gelegaliseerd worden. Deze blijven illegaal en komen dus nog steeds voor handhavingsacties in aanmerking, zij het wellicht met aangepaste termijnen om de situatie met de bestemming in overeenstemming te brengen.


Gelet op het feit dat deze schuilgelegenheden zijn opgericht zonder bouwvergunning en gelet op het feit dat de bewuste bouwwerken in het voorgaande plan geen positieve bestemming of regeling hadden, betekent dus nog niet dat het overgangsrecht van dat plan ertoe zou moeten leiden dat er nu een positieve aanduiding opgenomen zou moeten worden. Het in afwijking van de normale regels in de Vr opnemen van de functieaanduiding omdat er sprake zou zijn van voortzetting van bestaande rechten is dus niet aan de orde.


Wij dienen dan ook te toetsen of deze aanduidingen als zelfstandige, nieuwe planologische ontwikkeling aanvaardbaar zouden zijn, gelet op de bepalingen van de Vr. Deze bevat in artikel 7.16 de mogelijkheid om kleinschalige bouwwerken op te laten richten in een zgn. kernrandzone. De gemeenteraad motiveert hier dat de planregeling aanvaardbaar is omdat er sprake is van een kernrandzone, nu de bouwwerken op een afstand van ca. 100 meter van de bebouwing van de kom zijn gelegen. Voor het begrip kernrandzone zoals gebruikt in artikel 1.45 Vr is echter niet alleen een afstandscriterium van belang, maar ook dat er sprake moet zijn van een bebouwingsconcentratie.


Een onbebouwd gebied in de nabijheid van een kern is dus weliswaar een zone langs een kern, maar geen kernrandzone zoals bedoeld in de Vr.


De Vr is gericht op het voorkomen van nieuwvestiging en van verspreide bebouwing in het buitengebied. Juist omdat de in de Vr bedoelde kernrandzones voor buitengebied relatief veel bebouwing en doorgaans ook een menging van functies bevatten, achten wij daar bij wijze van uitzondering regelingen voor kleine bouwwerken zoals schuilhutten aanvaardbaar.


In het geval van Drongelen echter is er sprake van een - op de bedoelde schuilhutten na - onbebouwd buitengebied. Daarom is het opnemen van deze aanduiding in strijd met artikelen 3.1 en 7.16 Vr.


Wij achten het daarom niet wenselijk dat de bewuste aanduidingen in werking treden.


Hoofdstuk 3 Aanwijzing(-en) t.a.v. de regels voor de bestemming Agrarisch

3.1. Aanwijzing t.a.v. regel voor specifieke vorm van agrarisch - schuilhut

In de regels van artikel 3 Agrarisch treedt in de bestemmingsomschrijving onder 3.1 niet in werking regel f over de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - schuilhut.

3.1.1 Motivering

De in het plan opgenomen functie-aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - schuilhut' zijn door aanwijzing 2.1 getroffen. Hierdoor bevat artikel 3.1 onder f een regel die geen betrekking meer heeft op een object in het plan. In verband met de consistentie van het plan hebben wij daarom besloten ook voor regel 3.1 onder f een aanwijzing op te nemen. Voor de verdere inhoudelijke motivering verwijzen wij naar de motivering bij 2.1 . Aanwijzing t.a.v. aanduiding specifieke vorm van agrarisch - schuilhut.

Hoofdstuk 4 Grondslag en opzet van deze aanwijzing

4.1. Basis reactieve aanwijzing

De reactieve aanwijzing is gericht tegen het vastgestelde bestemmingsplan. Voor het beoordelen van dit plan, het juist formuleren van de aanwijzingen en het correct digitaliseren van de reactieve aanwijzing dienen wij te kunnen beschikking over de digitale versie van het vastgestelde plan. De gemeente heeft het plan via de website www.ruimtelijkeplannen.nl ter beschikking gesteld en hierop hebben wij deze aanwijzing gebaseerd.

4.2. Leeswijzer voor de (analoge) tekst

Deze reactieve aanwijzing is geen gewoon besluit, het is namelijk ook een digitaal plan. Dit heeft gevolgen voor de opzet van de tekst, omdat er vanuit wordt gegaan dat raadpleging plaats vindt via klikken op een locatie op de kaart, waarna de voor die locatie relevante informatie wordt getoond. De tekst is daarom zodanig ingericht, dat de aanwijzing gekoppeld kan worden aan dat onderdeel van de (digitale) kaart waarop dit betrekking heeft.

Voor alle duidelijkheid merken wij op dat een aanwijzing die betrekking heeft op de regels van een bestemming in het digitale plan aan de hele bestemming wordt gekoppeld. Aanwijzing 3.1 is dus niet alleen vindbaar via klikken op de locaties van de aanduiding voor schuilhutten, maar overal binnen de bestemming Agrarisch, omdat regel f in de hele bestemming niet in werking treedt.

Net als in een bestemmingsplan is er verder geen apart onderdeel opgenomen waarin de aanwijzing(-en) nog een keer kort worden genoemd (in juridische termen: dictum). In feite fungeert elke aanwijzing op zich als een stukje besluittekst/dictum, dat gevolgd wordt door de motivering voor die specifieke locatie of regel.
De vaststelling van deze reactieve aanwijzing is opgenomen in een apart vaststellingsbesluit dat ook te raadplegen is via www.ruimtelijkeplannen.nl.