direct naar inhoud van Regels
Plan: netuitbreiding 150kV Beverwijk-Oterleek
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9927.IPnu150kVBeveOter-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het inpassingsplan netuitbreiding 150kV Beverwijk-Oterleek met identificatienummer NL.IMRO.9927.IPnu150kVBeveOter-VG01 van de provincie Noord-Holland.

1.2 Inpassingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage(n).

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aansluiting

een verbinding die via een veld met de rail is verbonden en daarmee onderdeel uitmaakt van het hoogspanningsnet;

1.6 Belemmeringenstrook

een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in verband met de veiligheid van ondergrondse en/of bovengrondse kabels en leidingen en om de bereikbaarheid en het ongestoord functioneren van de kabels en leidingen te kunnen garanderen.

1.7 Bestaand
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig is, dan wel toegestaan is krachtens een omgevingsvergunning en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.8 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.9 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.11 Bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.12 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.14 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.15 Etmaalwaarde

de hoogste van de volgende drie waarden:

  • a. de waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 07.00 en 19.00 uur (dag);
  • b. de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 19.00 en 23.00 uur (avond);
  • c. de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 23.00 en 07.00 uur (nacht).
1.16 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.17 Hoogspanningsverbinding

ondergrondse (hoogspannings)verbinding die is bestemd voor transport van elektriciteit op een spanningsniveau van 110 kV of hoger.

1.18 Horizontaal gestuurde boring

nauwkeurig bestuurbare sleufloze aanlegtechniek voor buizen, kabels en leidingen waarbij met een boorstelling vanaf het maaiveld de productleiding volgens een van te voren bepaald ondergronds tracé aangelegd kan worden.

1.19 Kabelbed

ruimtebeslag dat door een gemeenschappelijk tracé van één of meer kabels, die toebehoren aan één netwerkbeheerder, wordt gevormd.

1.20 Maaiveld

de bovenzijde van het natuurlijk terreinoppervlak;

1.21 Normale onderhoudswerkzaamheden

werkzaamheden die periodiek moeten worden uitgevoerd ter instandhouding van de met de bestemming beoogde doeleinden;

1.22 Peil
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.23 Schakelstation

Een knooppunt in het hoogspanningsnet waarin hoogspanningsverbindingen in- en uitgeschakeld kunnen worden, inclusief alle installaties en voorzieningen om deze functie in het hoogspanningsnet mogelijk te maken (faciliteren);

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.3 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens van een bouwperceel:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Hoogspanningsstation

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Hoogspanningsstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een 150kV-schakelstation, niet zijnde een geluidszoneringsplichtige inrichting als bedoeld in de Wet geluidhinder, zoals deze zijn aanwezen in onderdeel D, Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

met de daarbij behorende

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. gebouwen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. erven en terreinen.
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Hoogspanningsstation' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels

  • a. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 14 meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels;

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. De installaties die onderdeel uitmaken van het schakelstation dienen in een gebouw te zijn ondergebracht.
  • b. De etmaalwaarde mag op de grens van het bestemmingsvlak Bedrijf - Hoogspanningsstation niet meer bedragen dan 50 dB(A).

Artikel 4 Leiding - Hoogspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoogspanningsverbinding met een spanning van maximaal 150 kV;


met de daarbij behorende:

  • b. belemmeringenstrook;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. (communicatie) voorzieningen ten dienste van de ondergrondse hoogspanningsverbinding;


met dien verstande dat:

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) van toepassing zijn.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
  • a. In afwijking van wat elders in deze regels is bepaald, mogen op of in de in lid 4.1 genoemde gronden geen gebouwen ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd.
  • b. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) ingevolge de overige voor deze gronden vigerende bestemmingsplannen, inpassingsplannen en beheersverordeningen mag op of in de in lid 4.1 genoemde gronden uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in de in lid 4.1 bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de ondergrondse hoogspanningsverbinding worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 0 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen binnen de belemmeringenstrook overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien:

  • a. de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding niet onevenredig worden geschaad;
  • b. burgemeester en wethouders schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen afwijking de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding niet onevenredige worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden ter voorkoming van eventuele schade.
4.4 Specifieke gebruiksregels

De aanleg van de hoogspanningsverbindingen zoals bedoeld in 4.1 is alleen toegestaan indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - boren' de aanleg van de hoogspanningverbindingen middels een horizontaal gestuurde boring plaatsvindt. Deze horizontaal gestuurde boring mag uitsluitend plaatsvinden beneden 1,20 meter onder maaiveld.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het gepaalde in lid 4.4 teneinde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding – boren' de aanleg van hoogspanningsleidingen uit te voeren via open ontgraving, indien:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden en archeologische waarden;
  • b. geen blijvende aantasting plaatsvindt van de landschappelijke karakteristiek en aardkundige waarden.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Vergunningplicht
  • a. Het is verboden op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
    • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, ontginnen, drainage en ophogen;
    • 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
    • 6. het permanent opslaan van goederen.
  • b. Dit verbod geldt voor de onder 4.6.1 a1, a3 en a4 genoemde werken en werkzaamheden enkel voor zover de diepte van bovengenoemde werken en werkzaamheden meer bedraagt dan 0,80 m beneden maaiveld.
4.6.2 Uitzonderingen
  • a. Het verbod als bedoeld onder 4.6.1 is enkel van toepassing op de strook grond waar ten behoeve van TenneT een zakelijk recht dan wel een gedoogplicht kan worden gevestigd, met dien verstande dat na de vestiging daarvan, het aanlegvergunningstelsel uitsluitend betrekking heeft op de strook grond waar het zakelijk recht dan wel de gedoogplicht is gevestigd.
  • b. Het verbod als bedoeld onder 4.6.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. verband houden met de aanleg, het beheer of het onderhoud van de betreffende hoogspanningsverbinding;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan en in overeenstemming zijn met de op dat moment geldende toepasselijke regelgeving dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 3. het normale onderhoud van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    • 4. het aanleggen van drainage tot een diepte van 0,80 m beneden maaiveld betreffen.
4.6.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 4.6.1 kan worden verleend indien:

  • a. de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding niet onevenredig schaden;
  • b. burgemeester en wethouders schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding niet onevenredige worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor behoud van de archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, tenzij het gaat om:

  • a. bebouwing die nodig is voor archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  • b. een gebouw of bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 m eter en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd en waarvan de oppervlakte niet meer dan 50 m2 bedraagt;
  • c. de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking
  • a. In afwijking van het bepaalde in lid 5.2 mogen gebouwen en bouwwerken en andere bouwwerkzaamheden volgens de andere daar voorkomende bestemming(en) worden gerealiseerd, mits op basis van een archeologisch rapport, dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend, naar het oordeel van de Gedeputeerde Staten blijkt dat:
    • 1. archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld;
    • 2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden; of
    • 3. er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
5.3.2 Voorwaarden

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 kunnen de Gedeputeerde Staten de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Gedeputeerde Staten bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.3.3 Advies

De Gedeputeerde Staten winnen advies in van een door hem aan te wijzen deskundige, alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder op of in afwijking van een omgevingsvergunning van de Gedeputeerde Staten, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder onder andere saneren), onderzuigen, egaliseren, verlagen, afplaggen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de landbodemstructuur, dieper dan 0,30 meter beneden het maaiveld;
  • b. het graven, verbreden, verdiepen van watergangen en waterpartijen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • h. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
  • i. het verwijderen van fundamenten dieper dan 0,30 meter beneden het maaiveld.
5.4.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 is vereist voor werken of werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een terzake deskundige;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding – boren', voor zover het betreft het uitvoeren van een horizontaal gestuurde boring;
  • d. die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m2;
  • e. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
5.4.3 Voorwaarden in een omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 kunnen de Gedeputeerde Staten de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het indienen van een archeologisch rapport voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, waaruit naar het oordeel van Gedeputeerde Staten blijkt dat:
    • 1. archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld;
    • 2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden; of
    • 3. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • c. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • d. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Gedeputeerde Staten bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.4.4 Voorwaarden aan een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in 5.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem danwel het doen van opgravingen door een archeologisch deskundige.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid

De Gedeputeerde Staten zijn bevoegd dit plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    • 1. op de betrokken locaties geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • 2. handhaving van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' niet langer noodzakelijk wordt geacht;
    • 3. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
  • b. De Gedeputeerde Staten geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde onder a na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het niet na graafwerkzaamheden bij de aanleg, het beheer en het onderhoud van de ondergrondse hoogspanningsverbindingen, als bedoeld in Artikel 4 zoveel als redelijkerwijs mogelijk in de oorspronkelijke staat terugbrengen van de oorspronkelijke bodemopbouw en verkavelingspatronen.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Aanvulling op archeologische dubbelbestemmingen

Voor zover in een onderliggend bestemmingsplan een dubbelbestemming is opgenomen die toeziet op archeologie wordt het opgenomen aanlegvergunningstelsel dan wel de opgenomen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aangevuld met de navolgende regeling:

  • a. Ter plaatse van de in het Inpassingsplan opgenomen aanduiding 'specifieke vorm van leiding – boren' is geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden benodigd, voor zover het betreft het uitvoeren van een horizontaal gestuurde boring.
8.2 Verhouding met bestemmingsplannen

De onderliggende bestemmingsplannen worden als volgt gewijzigd:

  • a. voor zover in dit plan voor gronden een enkelbestemming is gegeven, komen de enkelbestemmingen uit de onderliggende bestemmingsplannen dan wel beheersverordeningen te vervallen;
  • b. voor zover in dit plan voor de gronden enkel een dubbelbestemming is gegeven, blijven de onderliggende bestemmingsplannen dan wel beheersverordeningen en omgevingsvergunningen zoals die gelden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van vaststelling van dit plan, op deze gronden onverkort van toepassing. Een en ander met dien verstande dat voor zover in dit plan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is opgenomen, de archeologische dubbelbestemmingen uit de onderliggende bestemmingsplannen dan wel beheersverordeningen, zoals die gelden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van vaststelling van dit plan, ter plaatse vervallen.
8.3 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen
  • a. Indien en voor zover dubbelbestemmingen samenvallen met de bestemmingen uit de onderliggende bestemmingsplannen dan wel beheersverordeningen prevaleert de dubbelbestemming als bedoeld in dit plan.
  • b. In aanvulling op het bepaalde in onder a geldt dat de onderliggende bestemmingen op basis van het vigerende bestemmingsplan dan wel beheersverordening van kracht blijven voor zover zij niet strijdig zijn met de dubbelbestemming als bedoeld in dit plan.
8.4 Bevoegdheid tot vaststellen nieuw plan
  • a. De gemeenteraden van de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Zaanstad, Uitgeest en Alkmaar zijn na tien jaar na vaststelling van dit inpassingsplan bevoegd een bestemmingsplan vast te stellen voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft;
  • b. in afwijking van het eerste lid kan een gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen na vaststelling van dit inpassingsplan, indien daarbij wordt voorzien in de (dubbel)bestemmingen zoals neergelegd in dit inpassingsplan en bijbehorende planregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het inpassingsplan 'netuitbreiding 150kV Beverwijk-Oterleek'.