direct naar inhoud van Regels
Plan: Netuitbreiding Kop van Noord-Holland
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9927.IPnetuitbreidkopnh-HB02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 inpassingsplan:

het inpassingsplan Netuitbreiding Kop van Noord-Holland met identificatienummer NL.IMRO.9927.IPnetuitbreidkopnh-HB02 van de Provincie Noord-Holland;

1.2 plan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aansluiting:

een verbinding die via een veld met de rail is verbonden en daarmee onderdeel uitmaakt van het hoogspanningsnet;

1.6 aardkundige waarden:

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, (grond)waterhuishouding (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.7 archeologische waarden:

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

1.8 belemmeringenstrook:

een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in verband met de veiligheid van ondergrondse en/of bovengrondse kabels en leidingen;

1.9 bestaand:
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig is, dan wel toegestaan is krachtens een omgevingsvergunning en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bliksempieken:

stalen masten die voorkomen dat de gevoelige onderdelen op het station geraakt worden door de bliksem;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.18 geluidsgevoelig object:

een woning of een ander gebouw of object waarvoor ingevolge artikel 82 van de Wet geluidhinder bij Algemene Maatregel van Bestuur de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting is aangegeven;

1.19 hoogspanningsverbinding:

ondergrondse (hoogspannings)verbinding die is bestemd voor transport van electriciteit op een spanningsniveau van 110 kV of hoger;

1.20 kabelbed:

ruimtebeslag dat door een gemeenschappelijk tracé van één of meer kabels, die toebehoren aan één netwerkbeheerder, wordt gevormd;

1.21 maaiveld:

de hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de bestaande bebouwing;

1.22 normale onderhoudswerkzaamheden:

werkzaamheden die periodiek moeten worden uitgevoerd ter instandhouding van de met de bestemming beoogde doeleinden;

1.23 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.24 rail:

het geheel van bouwwerken dat fungeert als elektrisch knooppunt voor transformatordoeleinden;

1.25 transformatorcel:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat door dichte wanden is omgeven.

1.26 veld:

het geheel van bouwwerken van aan elkaar gekoppelde componenten (bestaande uit bijvoorbeeld scheiders, aarders, vermogensschakelaars, meettransformatoren, isolatoren, over spannings- afleiders, kabelaansluitingen, afspanportalen en bliksempieken) die gezamenlijk de schakel vormen tussen de rail en de aansluiting;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.3 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens van een bouwperceel:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een 150/20kV-schakel- en transformatorstation met de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. landschappelijke inpassing, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondwal', met dien verstande dat een grondwal een maximale hoogte van 2,5 meter boven maaiveld mag hebben;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. gebouwen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. erven en terreinen.
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels;

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte van transformatorcellen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de bouwhoogte van bliksempieken mag niet meer bedragen dan 26 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • e. de bouw van transformatoren is toegestaan, mits uit geluidsonderzoek blijkt dat de hoogst toelaatbare geluidsbelasting op de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige objecten niet wordt overschreden.

Artikel 4 Leiding - Hoogspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoogspanningsverbinding met een spanning van maximaal 150 kV;

met de daarbij behorende:

  • b. belemmeringenstrook van ten hoogste 5 meter ter weerszijden van het kabelbed;
  • c. het behoud van de aardkundige waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - aardkundige waarden';
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'diepte kabelverbinding' ligt de kabel op een diepte van ten minste 10 meter onder maaiveld.

met dien verstande dat:

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge de basisbestemming op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
  • a. In afwijking van wat elders in deze regels is bepaald, mogen op of in de in lid 4.1 onder a en b genoemde gronden geen gebouwen worden gebouwd.
  • b. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag op of in de in lid 4.1 onder a en b genoemde gronden uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in de in lid 4.1 onder a en b bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen binnen de belemmeringenstrook overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Vergunningplicht
  • a. Het is verboden op of in de in lid 4.1 onder a en b bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
    • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, ontginnen, drainage en ophogen;
    • 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
    • 6. het permanent opslaan van goederen.
  • b. Dit verbod geldt voor de onder 4.4.1 a1, a3 en a4 genoemde werken en werkzaamheden enkel voor zover de diepte van bovengenoemde werken en werkzaamheden meer bedraagt dan 0,80 m beneden maaiveld.
  • c. Het is niet toegestaan de leiding als bedoeld in lid 4.1 onder a in gebruik te nemen of te hebben indien niet is voorzien in een aanleg van de kabelverbinding op een diepte van ten minste 10 meter onder maaiveld ter plaatse van de aanduiding 'diepte kabelverbinding'.
4.4.2 Uitzonderingen
  • a. Het verbod als bedoeld in artikel 4.4.1 is enkel van toepassing op de strook grond waar ten behoeve van TenneT een zakelijk recht dan wel een gedoogplicht kan worden gevestigd, met dien verstande dat na de vestiging daarvan, het aanlegvergunningstelsel uitsluitend betrekking heeft op de strook grond waar het zakelijk recht dan wel de gedoogplicht is gevestigd.
  • b. Het verbod als bedoeld in artikel 4.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. verband houden met de aanleg van de betreffende hoogspanningsverbinding;
    • 2. reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het inpassingsplan;
    • 3. het normale onderhoud van de hoogspanningsverbinding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    • 4. het aanleggen van drainage tot een diepte van 1,00 m beneden maaiveld betreffen.
4.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 kan worden verleend indien:

  • a. de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden;
  • b. de aardkundige waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - aardkundige waarden' niet onevenredig worden geschaad dan wel dat er afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden.
4.4.4 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1, wint burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor behoud van de archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, tenzij het gaat om:

  • a. bebouwing die nodig is voor archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  • b. een gebouw of bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd;
  • c. bouwwerken, alleen voor zover dit de de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' betreft:
    • 1. met een oppervlakte van 10.000 m² of minder;
    • 2. met een oppervlakte van meer dan 10.000 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,50 meter onder het maaiveld.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking
  • a. In afwijking van het bepaalde in lid 5.2 mogen gebouwen en bouwwerken en andere bouwwerkzaamheden volgens de andere daar voorkomende bestemming(en) worden gerealiseerd, mits op basis van een archeologisch rapport, dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend, naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat:
    • 1. archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld;
    • 2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden; of
    • 3. er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
5.3.2 Voorwaarden

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 kan burgemeester en wethouders

de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.3.3 Advies

Burgemeester en wethouders wint advies in van een door hem aan te wijzen deskundige, alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder op of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder onder andere saneren), onderzuigen, egaliseren, verlagen, afplaggen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de landbodemstructuur, dieper dan 0,3 m beneden het maaiveld;
  • b. het ontgronden, baggeren, afgraven (waaronder onder andere saneren), onderzuigen, verlagen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • c. het graven, verbreden, vediepen van watergangen en waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • e. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
  • j. het verwijderen van fundamenten dieper dan 0,3 meter beneden het maaiveld.
5.4.2 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 is vereist voor werken of werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een terzake deskundige;
  • c. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
5.4.3 Voorwaarden

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 kan burgemeester en wethouders

de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het indienen van een archeologisch rapport voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat:
    • 1. archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld;
    • 2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden; of
    • 3. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • c. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • d. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    • 1. op de betrokken locaties geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • 2. handhaving van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' niet langer noodzakelijk wordt geacht;
    • 3. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
  • b. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde onder a na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 overige zone - afwijkende bouwhoogte station Westwoud

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - afwijkende bouwhoogte station Westwoud' blijft het bestemmingsplan 'Dorpskernen IV', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Medemblik op 4 juli 2013, met planIDN NL.IMRO.0420.BPDorpskernenIV-VA01, van toepassing, met dien verstande dat in de regels van het bestemmingsplan 'Dorpskernen IV', het bepaalde in lid 6.2.2 sub a en b van artikel 6 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' wordt vervangen door:

a.   de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;  
b.   de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 15,00 m bedragen;  
Tevens wordt aan lid 6.2.2 toegevoegd:  
c.   de bouwhoogte van bliksempieken zal ten hoogste 26,00 m bedragen.  
7.2 overige zone - afwijkende bouwhoogte station Anna Paulowna

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - afwijkende bouwhoogte station Anna Paulowna' blijft het bestemmingsplan 'Buitengebied 2006', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Anna Paulowna op 19 januari 2009, van toepassing, met dien verstande dat in de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2006', het bepaalde in lid 2 sub c onder 1 en 3 van artikel 13 'Nutsdoeleinden' wordt vervangen door:

1.   de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen;  
2.   de bouwhoogte van bliksempieken mag niet meer dan 26 m bedragen;  
3.   de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 15 meter bedragen.  
7.3 overige zone - afwijkende bouwhoogte station Oterleek

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - afwijkende bouwhoogte station Oterleek' blijft het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2014', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Schermer 30 september 2014, met planIDN NL.IMRO.0458.Landelijkgebied14-VS01, van toepassing, met dien verstande dat in de regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2014' het bepaalde in lid 7.2 sub c van artikel 7 'Bedrijf - Nutsbedrijf' wordt vervangen door:

c.   voor het bouwen van bliksempieken en portalen geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 26 meter;  
Tevens wordt aan lid 7.2 toegevoegd:  
d.   voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;  
e.   voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.  
7.4 overige zone - afwijkingen station De Weel

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - afwijkingen station De Weel' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor twee velden ten behoeve van een 150/20kV schakel- en transformatorstation.

1.   de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen ;  
2.   de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 15 m bedragen ;  
Tevens wordt aan lid 5.2 sub c toegevoegd:  
3.   de bouwhoogte van bliksempieken mag niet meer dan 26 m bedragen.  
7.5 milieuzone - gezoneerd industrieterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - gezoneerd industrieterrein' zijn de gronden mede bestemd voor het gezoneerde industrieterrein zoals bedoeld in art 1 van de Wgh. De geluidbelasting van de inrichtingen (zowel zoneplichtige als niet zone-plichtige) die gelegen zijn binnen deze aanduiding worden toegerekend aan de geluidzone door deze mee te nemen in de geluidsboekhouding van het ter plaatse gezoneerde industrieterrein.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland kunnen het plan wijzigen om de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' te verschuiven ter plaatse van de aanduiding wetgevingszone - wijzigingsgebied 1, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • c. door middel van onderzoek is aangetoond dat kan worden voldaan aan de vigerende natuurbeschermingswetgeving (dus zowel soorten- als gebiedsbescherming).

8.2 wetgevingszone - wijzigingsgebied 2

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemmingen (Agrarisch, Verkeer en Water) ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' worden gewijzigd in de bestemming 'Leiding - Hoogspanning', met dien verstande dat:

  • a. er aanvullend maximaal 4 hoogspanningsverbindingen mogen worden aangelegd;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • c. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • d. voor zover het gronden betreft met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' dient door middel van onderzoek te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
  • e. door middel van een onderzoek is aangetoond dat kan worden voldaan aan de vigerende natuurbeschermingswetgeving;
  • f. voor het overige de regels van artikel 4 van toepassing worden verklaard.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Verhouding tussen bestemmingsplannen

Met het inpassingsplan 'Netuitbreiding Kop van Noord-Holland' worden de onderstaande bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan   Gemeente   NL.IMRO nummer   Vastgesteld  
Buitengebied 2006   Hollands Kroon   n.v.t.   11-08-2009  
Uitbreiding Agriport A7 Grootschalige Glastuinbouw   Hollands Kroon   NL.IMRO.0463.Agriport-0401   28-01-2010  
Buitengebied voormalige gemeente Niedorp   Hollands Kroon   NL.IMRO.1911.BpBuitenge- bied2010.va01   01-10-2013  
Buitengebied Wieringermeer 2009   Hollands Kroon   NL.IMRO.0463.BPLG2009- va01   27-10-2011  
Dorpskernen I   Medemblik   NL.IMRO.0420.BPDorpsker- nenI-VA01   04-07-2014  
Dorpskernen IV   Medemblik   NL.IMRO.0420.BPDorpsker- nenIV-VA01   04-07-2014  
Bestemmingsplan Buitengebied   Medemblik   NL.IMRO.0420.BPBuitengebied-VA01   04-07-2013  
Bestemmingsplan Buitengebied Heerhugowaard   Heerhugowaard   NL.IMRO.0398.BV11BUITENGEBIED00-VA01   17-02-2015  
Bestemmingsplan De Draai 2014   Heerhugowaard   NL.IMRO.0398.BPDEDRAAI2012-VA01   24-06-2014  
Landelijk Gebied 2014   Schermer   NL.IMRO.0458.Landelijk gebied14-VS01   30-09-2014  

aangevuld, vervangen c.q. (gedeeltelijk) buiten werking gesteld met dien verstande dat:

  • a. voor de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' en 'Waarde - Archeologie' en de aanduiding 'wetgevinszone - wijzigingsgebied 1' van dit inpassingsplan de bestemmingen in de regels met bijbehorend omgevingsvergunningenstelsel en op de verbeelding van bovengenoemde bestemmingsplannen voor deze gronden van toepassing blijven;
  • b. voor de gronden ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' van dit inpassingsplan de regels en de verbeelding, zoals die in het bestemmingsplan 'Uitbreiding Agriport A7 Grootschalige Glastuinbouw' voor deze gronden zijn opgenomen, door dit inpassingsplan buiten werking worden gesteld;

voor de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - afwijkende bouwhoogte station Westwoud', 'overige zone - afwijkende bouwhoogte station Anna Paulowna', 'overige zone - afwijkende bouwhoogte station Oterleek' en 'overige zone - afwijkingen station De Weel' de vervangingen en aanvullingen gelden zoals opgenomen in de artikelen 7.1 t/m 7.4.

9.2 Bevoegdheid tot vaststellen nieuw plan

De gemeenteraden van de gemeenten Hollands Kroon, Heerhugowaard, Alkmaar en Medemblik zijn na vaststelling van dit inpassingsplan bevoegd een bestemmingsplan vast te stellen voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft indien daarbij wordt voorzien in de bestemmingen, aanduidingen, de planregels en de verbeelding zoals neergelegd in dit inpassingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het inpassingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde in sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan, maar zijn gebouwd in strijd met het hiervoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het sub a, na de inwerkingtreding van het inpassingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten vervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels behorende bij het inpassingsplan 'Netuitbreiding Kop van Noord-Holland'.