direct naar inhoud van Regels
Plan: Flevokust - Havenontwikkeling te Lelystad
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9924.IPFlevokusthav2014-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het inpassingsplan Flevokust - Havenontwikkeling te Lelystad met identificatienummer NL.IMRO.9924.IPFlevokusthav2014-VG01 van de provincie Flevoland;

1.2 inpassingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels;

1.3 aanduiding;

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens;

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.7 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten c.q. een (dienstverlenend of detailhandels-) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.12 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.14 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.15 erf:

het binnen de bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.16 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.17 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.18 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.19 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.20 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.21 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.22 golfbreker:

een langs kust of oever gebouwde constructie om de kracht van golven en stroom te weerstaan of te absorberen om daarmee de wal tegen afkalving te beschermen en/of rustig water te verkrijgen;

1.23 haven:

water, met aansluitende kaden, kadeterreinen en de bijbehorende kunstwerken en steigers, ingericht voor het afmeren van schepen;

1.24 havengebonden bedrijf:

een bedrijf dat voor de hoofdactiviteit direct dan wel indirect gebruik maakt van de haven- en kadefaciliteiten voor de aan- en/of afvoer van goederen en/of daaraan verwante dienstverlening;

1.25 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.26 horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.27 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.28 kraan:

een constructie, uitgevoerd met kabels en katrollen voor het omhoog hijsen, omlaag laten zakken of verplaatsen, laden of lossen van goederen;

1.29 kunstobject:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.30 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.31 milieusituatie:

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.32 ondergronds:

beneden peil;

1.33 openbaar gebied:

wegen, voet- of fietspaden, water en/of groen;

1.34 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde streefpeil ter plaatse van het bouwwerk;
1.35 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.36 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.37 spoorweg:

rails voor de ontsluiting van en transport binnen de terminal en het industrieterrein en de aantakking op het landelijke spoornet;

1.38 straat- en bebouwingsbeeld:

een in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, dat zich in het algemeen kenmerkt door:

  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.39 terminal:

locatie of bedrijf voor multimodaal transport, op- en overslag, welke gericht is op meerdere modaliteiten waaronder binnenvaart;

1.40 verkeersveiligheid:

de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.41 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot een perceelgrens;

vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de (naar de weg gekeerde, de zijdelingse en/of achter)perceelgrens;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, luchtkokers, antennes, liftkokers, technische installaties en lichtkappen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits deze plaatselijke verhogingen niet leiden tot een bouwhoogte die hoger is dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende bouwwerk;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijventerrein - Terminal

Link naar de toelichting op de bestemming "Bedrijventerrein - Terminal".

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Terminal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. havenactiviteiten, laad-, los-, opslag- en overslagbedrijven ten behoeve van de binnenvaart, voorzover genoemd in de categorieën 1 tot en met 5.3 van de richtlijnafstandenlijsten uit de handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) en naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, alsmede voor inname van brandstoffen door schepen;
  • b. water dat mede bedoeld is voor natuur en vaardoeleinden, voorzover de gronden niet (mogen) worden gebruikt als bedrijventerrein;

met de daarbijbehorende:

  • c. (spoor)wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. erven en terreinen;
  • f. kaden;
  • g. water dat mede bedoeld is voor vaardoeleinden, visserij, recreatie en nautische voorzieningen;
  • h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • i. bedrijfsgebouwen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kranen;
  • k. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd indien in ieder geval wordt voldaan wordt aan de volgende parkeernormen:

type bedrijvigheid   minimale parkeernorm per 100 m² brutovloeroppervlakte  
kantoren zonder baliefunctie   1,8 parkeerplaatsen  
kantoren met baliefunctie   2,5 parkeerplaatsen  
arbeidsextensieve bedrijvigheid *)   0,8 parkeerplaatsen  
arbeidsintensieve bedrijvigheid **)   2.8 parkeerplaatsen  

*) loods, opslag, groothandel, transportbedrijf e.d.
**) industrie, garagebedrijf, laboratorium, werkplaats e.d.  

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 10,00 m;
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwperceel bedraagt ten hoogste 75%.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van kranen bedraagt ten hoogste 45,00 m;
  • c. de bouwhoogte van tanks en silo's bedraagt ten hoogste 35,00 m;
  • d. er mogen uitsluitend lichtmasten met specifieke lichtarmaturen teneinde de lichthinder te beperken worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 30,00 m bedraagt ;
  • e. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 25,00 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.2 onder a in die zin dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.3 onder b in die zin dat de bouwhoogte van kranen wordt vergroot tot ten hoogste 55,00 m;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.3 onder f in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor bedrijventerrein, zodanig dat de aan te leggen kade ten behoeve van de in lid 3.1 sub a genoemde bedrijfsdoeleinden een lengte heeft van meer dan 400 m gemeten parallel aan de dijk;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken zodanig dat de risicocontour 10-6 (plaatsgebonden risico) van het bedrijf tot voorbij de binnendijks langs de dijk gelegen watergang als bedoeld in de Kaderrichtlijn Water;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten waarvan de richtafstand voor geur voor de desbetreffende bedrijf groter is dan de afstand tot de meest nabij gelegen milieugevoelige functie, tenzij aangetoond kan worden dat de daadwerkelijke geurhinderafstand kleiner is dan de afstand tot de meest nabij gelegen milieugevoelige functie;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
  • e. het gebruik van de gebouwen als (bedrijfs)woning;
  • f. het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf, tot een maximum van 1.500 m²;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van hoogovens, olieraffinaderijen en kerncentrales, alsmede voor bedrijven genoemd in categorie 6 van de richtlijnafstandenlijsten uit de handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009);
  • i. het transport van levende dieren;
  • j. het gebruik van de gronden voor de opslag van containers zodanig dat er meer dan 5 lagen containers worden gestapeld.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Wanneer de behoefte aan extra kade aangetoond wordt en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub a in die zin dat de aan te leggen kade ten behoeve van de in lid 3.1 sub a genoemde bedrijfsdoeleinden wordt verlengd tot ten hoogste 800 m gemeten parallel aan de dijk.

 

Artikel 4 Verkeer

Link naar de toelichting van de bestemming "Verkeer".

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • e. straatmeubilair;

met de daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten en kunstwerken;
  • g. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen voor nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5,00 m;
  • b. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 50 m2;
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,00 m.

Artikel 5 Water

Link naar de toelichting van de bestemming "Water".

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water dat mede is bedoeld voor:
    • 1. vaardoeleinden;
    • 2. visserij;
    • 3. recreatie;
    • 4. nautische voorzieningen;
  • b. de bescherming van de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied IJsselmeer door het treffen van passende maatregelen en het voorkómen van aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied, zoals nader omschreven in het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied IJsselmeer;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. waterstaatsdoeleinden;

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder golfbrekers en keerwanden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. golfbrekers mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - golfbreker';
  • b. de lengte van een golfbreker bedraagt ten minste 500 m;
  • c. de breedte van een golfbreker bedraagt ten minste 2,00 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden voor de aanleg van nieuwe vaargeulen over een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 50 hectare.

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

Link naar de toelichting van de bestemming "Waterstaat - Waterkering".

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor primaire waterkering, waarbij voor wat betreft bouwen en gebruik de Keur van het Waterschap Zuiderzeeland van toepassing is.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het stellen en opslaan van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) vaar-, voer- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 geluidzone - industrie
9.1.1 Aanduidingsomschrijving

De als 'geluidzone - industrie' aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten vanwege de geluidszoneringsplichtige inrichtingen op het industrieterrein.

9.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • een op grond van de andere daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig object, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein van de gevels van dit geluidsgevoelige object niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
9.2 vrijwaringszone - dijk
9.2.1 Aanduidingsomschrijving

De als 'vrijwaringszone - dijk' aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor een strook ten behoeve van de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering, waarbij voor wat betreft bouwen en gebruik de Keur van het Waterschap Zuiderzeeland van toepassing is.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen, tot ten hoogste 10% van die maten en afmetingen;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

inpassingsplan  Flevokust - Havenontwikkeling te Lelystad

van de provincie Flevoland .

Behorend bij het besluit van 17 december 2014.