direct naar inhoud van Regels
Plan: Provinciaal Inpassingsplan Lemselermaten
Status: ontwerp
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9923.ipLemselermaten-on01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

Het provinciaal inpassingsplan "Provinciaal Inpassingsplan Lemselermaten" met identificatienummer NL.IMRO.9923.ipLemselermaten-on01 van de provincie Overijssel;

1.2 inpassingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding als het een vlak betreft;

1.5 agrarisch gebruik

het gebruik van gronden voor het telen van gewassen en het houden van dieren;

1.6 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken zijnde;

1.8 beheerplan

een vastgesteld plan op basis van de Wet natuurbescherming waarin is vastgelegd wat er wordt gedaan om de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied te realiseren;

1.9 bemesten

het op of in de bodem brengen van meststoffen;

1.10 bestaand
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd op basis van een bouwvergunning of omgevingsvergunning;
  • 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;
1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.14 beweiden

begrazing met (pluim)vee;

1.15 boom

een houtachtig, opgaand gewas, zowel levend als afgestorven;

1.16 boom- en sierteelt

de teelt van boomkwekerijgewassen, zoals laanbomen, klimplanten, rozen inclusief onderstammen en buitenrozen, coniferen, sierheesters, kerstbomen, heidesoorten, bos- en haagplantsoen en vruchtbomen en -struiken inclusief vruchtboomonderstammen;

1.17 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.18 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.19 dierlijke meststoffen

uitwerpselen van voor gebruiks- of winstdoeleinden gehouden dieren, daaronder inbegrepen de geheel of gedeeltelijk verteerde maag- of darminhoud van deze dieren en mengsels van strooisel met de uitwerpselen, alsook de producten daarvan (Meststoffenwet);

1.20 duiker

een civieltechnisch kunstwerk in een weg of toegangsdam, die is bedoeld om wateren met elkaar te verbinden;

1.21 dunning

velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;

1.22 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.23 educatief medegebruik

medegebruik gericht op de overdracht van informatie en kennis;

1.24 evenwichtsbemesting

bemesting met bepaalde stoffen en op een bepaalde wijze, die past bij de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied, conform het advies in bijlage 2 bij deze regels;

1.25 extensieve dagrecreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 geomorfologische waarden

de waarden van een gebied die uitdrukking geven aan de vormen van het aardoppervlak in verband met de wijze van hun ontstaan;

1.28 grasland

gronden met een overheersend natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen of grasteelt;

1.29 graslandvernieuwing

lichte grondbewerking, waarbij de ondergrond vrijwel onberoerd blijft en altijd een dekkende vegetatie zichtbaar blijft;

1.30 greppel

een geul in de grond voor de afvoer van water;

1.31 groeimedium

materiaal in vaste of vloeibare vorm, niet zijnde grond, dat wordt gebruikt of bestemd om te worden gebruikt als voedingsbodem voor planten;

1.32 gunstige staat van instandhouding van een natuurlijke habitat

staat van instandhouding van een natuurlijke habitat waarvoor geldt dat:

  • a. het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van die habitat binnen dat gebied stabiel zijn of toenemen;
  • b. de voor behoud op lange termijn nodige specifieke structuur en functies bestaan en in de afzienbare toekomst vermoedelijk zullen blijven bestaan, en;
  • c. de staat van instandhouding van de voor die habitat typische soorten gunstig is;
1.33 gunstige staat van instandhouding van een soort

staat van instandhouding van een soort waarvoor geldt dat:

  • 1. uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven, en;
  • 2. het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden, en;
  • 3. er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden;
1.34 hakhout

bomen of boomvormers, die na het afzetten tot op de stobbe weer uitlopen en waarbij periodiek afzetten voor de instandhouding ervan noodzakelijk is;

1.35 houtopstand

boom of landschapselement;

1.36 hydrologische waarden

gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem in het nabij gelegen Natura 2000 gebied "Lemselermaten" vanwege verdrogingsbestrijding.

1.37 instandhouding

het geheel aan maatregelen die nodig zijn voor de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats of soorten;

1.38 instandhoudingsdoelstellingen

doelstelling opgenomen in een aanwijzingsbesluit van een Natura 2000-gebied, ten aanzien van de gunstige staat van instandhouding van de leefgebieden, vereist op grond van de Vogelrichtlijn of ten aanzien van de instandhouding van de natuurlijke habitats of populaties van in het wild levende dieren en plantensoorten vereist op grond van de Habitatrichtlijn;

1.39 inundatiegebied

een (laaggelegen) gebied dat in geval van hoogwater onder water kan worden gezet;

1.40 kampeermiddel

een onderkomen dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder plaatsgebonden karakter;

1.41 kampeerterrein

een terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.42 kappen

het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;

1.43 knijpconstructie

en werk dat toeziet op het gedoseerd afvoeren van een teveel aan water, waardoor het water langer kan worden vastgehouden;

1.44 kunstmest

kunstmatig of chemisch verkregen meststoffen;

1.45 landbouw

akkerbouw, veehouderij - daaronder begrepen elke bedrijfsmatige vorm van het houden van dieren voor gebruiks- of winstdoeleinden- , tuinbouw - daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, planten, bloemen en bloembollen - en bosbouw;

1.46 landbouwgrond

grond waarop daadwerkelijk enige vorm van landbouw wordt uitgeoefend;

1.47 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.48 meststoffen

Dierlijke meststoffen, ongeacht hun bestemming, en producten die bestemd zijn om:

  • 1. te worden toegevoegd aan grond of aan een groeimedium en die geheel of gedeeltelijk bestaan uit stoffen, organismen daaronder begrepen, of mengsels van stoffen, die als zodanig kunnen dienen om grond of een groeimedium geschikt of beter geschikt te maken als voedingsbodem voor planten;
  • 2. te worden gebruikt als groeimedium;
  • 3. te worden gebruikt als voedsel voor planten of delen van planten, voor zover deze producten niet reeds zijn inbegrepen onder 1 of 2.
1.49 Natura 2000

Europees ecologisch netwerk dat bestaat uit de speciale beschermingszones, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid van de Vogelrichtlijn en artikel 1 onderdeel l van de Habitatrichtlijn;

1.50 Natura 2000 - gebied "Lemselermaten"

het gebied aangewezen door de Staatssecretaris van Economische Zaken bij besluit van 23 mei 2013 (kenmerk PDN/2013-048);

1.51 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

1.52 Natuurnetwerk Nederland

Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden, met als doel deze gebieden met elkaar en met het omringende agrarische gebied beter te verbinden;

1.53 ontwateren

het afvoeren van grond- en/of oppervlaktewater met kunstmatige en/of natuurlijke middelen, bijvoorbeeld in de vorm van drainagebuizen, het graven van nieuwe of het verdiepen van bestaande sloten, greppels en beken en vergelijkbare maatregelen;

1.54 overkapping

een bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met ten hoogste een wand;

1.55 paardrijbak

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;

1.56 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. als in, op of over het water wordt gebouwd: de gemiddelde hoogste waterstand ter plaatse;
1.57 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.58 rooien

het met wortel en al verwijderen van een houtopstand of boom;

1.59 toegestane agrarisch gebruik

het regulier gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;

1.60 toegestane onderhoud en beheer

het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.61 uitmijnen

het verwijderen van fosfaat uit de bodem door maaibeheer van een gewas, in combinatie met een selectieve kali- en stikstofbemesting;

1.62 vellen

het kappen of rooien van een houtopstand of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben;

1.63 verblijfsrecreatie

een vorm van recreatie gericht op ontspanning of vrijetijdsbesteding van recreanten die elders hun hoofdverblijf hebben, en voor een bepaalde periode waarbij ten minste één overnachting plaatsvindt;

1.64 waterberging

(tijdelijke) opslag van een overmaat aan (oppervlakte)water in het (oppervlakte)watersysteem.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de afstand tot de (bouw)perceelsgrens

tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.2 de afstand tot de weg

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de as van de bestemming 'Verkeer' dan wel waar geen bestemming geldt, de as van de weg.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals antennes en daarmee naar de aard gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 3

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch gebruik;
  • b. de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied "Lemselermaten";
  • c. het uitvoeren van de maatregelen volgens het Inrichtingsplan ten behoeve van het Natura 2000-gebied "Lemselermaten", dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, hydrologische, landschappelijke, archeologische, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. extensieve dagrecreatie;
  • g. bestaande beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:

  • a. erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1,5 m;
  • b. overige bouwwerken met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op artikel 13.1 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid anders dan de in 3.1 toegelaten bedrijvigheid;
  • b. het gebruik van gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - uitgesloten boom- en sierteelt' voor boom- en/of sierteelt;
  • c. het gebruik van gronden voor het opslaan van meststoffen en/of andere landbouwproducten en/of -materialen;
  • d. het toepassen (waaronder uitrijden), gebruiken en opslaan van meststoffen op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - evenwichtsbemesting' in afwijking van de voor die gronden bepaalde evenwichtsbemesting in bijlage 2;
  • e. het gebruik van gronden voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van bestaande locaties voor kleinschalig kamperen waarbij uitsluitend in de periode van 15 maart tot 1 november ten hoogste 25 kampeermiddelen worden geplaatst;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een waterbassin;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt;
  • h. het gebruik van gronden ten behoeve van een paardrijbak;
  • i. het ontwateren van gronden.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning verplicht:

  • a. het af- en of vergraven, egaliseren en/of ophogen van gronden;
  • b. het scheuren van gronden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – grasland';
  • c. het aanleggen van drainage of andere daarmee vergelijkbare activiteiten en/of voorzieningen en het onttrekken van grond- en oppervlaktewater;
  • d. het vellen van bomen en/of houtgewas;
  • e. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
  • f. het dempen, verdiepen en verondiepen van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • g. het aanleggen en/of verharden van paden, wegen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van ontsluitingswegen voor bebouwde percelen en agrarische kavelpaden;
  • h. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen;
  • i. het onttrekken van grond- en oppervlaktewater ten behoeve van agrarische activiteiten.
3.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 3.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het toegestane onderhoud en beheer betreffen, zoals:
    1. het periodiek afzetten van hakhout;
    2. het kappen bij wijze van dunning;
    3. het toegestane agrarische gebruik;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning;
  • c. noodzakelijk onderdeel zijn van het uitvoeren van het Inrichtingsplan ten behoeve van het Natura 2000-gebied "Lemselermaten ", dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd tot een maximale bouwhoogte van 2 m;
3.4.3 Beoordelingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan in 3.1 onder b. en d. bedoelde waarden en/of doelstellingen.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - 3' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur' mits:

  • a. de wijziging past binnen het provinciaal beleid met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland;
  • b. de wijziging betrekking heeft op een nieuw aaneengesloten gebied met een oppervlakte groter dan 1 hectare, dan wel op een nieuw aaneengesloten gebied kleiner dan 1 hectare in geval er aangesloten wordt bij een groter bestaand aaneengesloten gebied;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in 3.1 onder b en d genoemde waarden en/of doelstellingen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. natuur overeenkomstig het Inrichtingsplan ten behoeve van het Natura 2000-gebied "Lemselermaten", dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke, hydrologische, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  • c. de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied "Lemselermaten";
  • d. het uitvoeren van de maatregelen volgens het Inrichtingsplan ten behoeve van het Natura 2000-gebied "Lemselermaten", dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;
  • e. waterretentie;
  • f. bestaande beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of –partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;

met daaraan ondergeschikt;

  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. extensieve dagrecreatie en educatief medegebruik;
  • i. dammen, duikers, stuwen en gemalen;
  • j. wegen en paden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:

  • a. perceelafscheidingen, tot een maximale bouwhoogte van 2,00 m;
  • b. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van extensieve dagrecreatie, in de vorm van picknickbankjes en vergelijkbare bouwwerken;
  • c. overige bouwwerken (waaronder duikers, knijpconstructies) nodig voor de uitvoering van de maatregelen volgens de Maatregelenkaart bij het Inrichtingsplan, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd tot een maximale bouwhoogte van 2 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op artikel 13.1 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
  • b. het toepassen (waaronder uitrijden), gebruiken en opslaan van meststoffen en/of andere landbouwproducten, met uitzondering van bemesting, het uitmijnen en/of het toepassen van andere stoffen (zoals kalk en steenmeel) ten behoeve van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden, conform het Inrichtingsplan voor het Natura 2000-gebied "Lemselermaten", dat als bijlage 1 deel uitmaakt van deze regels, en/of het toegestane beheer en onderhoud;
  • c. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het toegestane gebruik of de bereikbaarheid van bebouwde percelen;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van een paardrijbak;
  • f. het ontwateren van gronden;
  • g. het onttrekken van grond- en oppervlaktewater ten behoeve van agrarische activiteiten.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het af- en of vergraven, egaliseren en/of ophogen van gronden;
  • b. het (doen) vellen van bomen en/of houtgewas;
  • c. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
  • d. het graven, baggeren, verbreden en/of dempen van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, fiets-, voet- en ruiterpaden, parkeervoorzieningen, en overige oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanleggen van voorzieningen voor extensieve dagrecreatie en/of het educatief medegebruik;
  • g. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport, energie-, nuts-, riool- en of telecommunicatiekabels en/of -leidingen;
4.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 4.4.1 onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het toegestane onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen, waaronder:
    • 1. het periodiek afzetten van hakhout;
    • 2. het kappen bij wijze van dunning;
    • 3. het onderhoud aan watergangen;
  • b. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning;
  • c. noodzakelijk onderdeel zijn van het uitvoeren van de maatregelen volgens het Inrichtingsplan ten behoeve van het Natura 2000-gebied "Lemselermaten", dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd.
4.4.3 Beoordelingscriteria

De in artikel 4.4.1 onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de te beschermen waarden beschreven in artikel 4.1 onder a, b en c.

Artikel 5 Verkeer - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, fiets- en voetpaden;
  • b. infrastructurele voorzieningen, zoals bruggen, dammen en/of duikers;
  • c. bestaande bermsloten, bermen en beplanting;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied "Lemselermaten";
  • g. het uitvoeren van de maatregelen volgens het Inrichtingsplan ten behoeve van het Natura 2000-gebied "Lemselermaten", dat als bijlage en bij deze regels is gevoegd;

met daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met dien verstande dat:

  • i. het aantal rijstroken van wegen niet mag worden vergroot als dit een verhoging van het aantal gehinderden tot gevolg heeft, dan wel de voorkeursgrenswaarde of een hogere verkregen grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder hierdoor wordt overschreden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

5.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in aanvulling op artikel 13.1 in ieder geval begrepen:

  • a. het veranderen van het wegprofiel, dan wel het veranderen van bestaande geluidsreducerende maatregelen waardoor de voorkeursgrenswaarde of een hogere verkregen grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder wordt overschreden;
  • b. het aanleggen, verdiepen, dempen of wijzigen van greppels en bermsloten en andere waterlopen en duikers;
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.3.1 onder a en worden toegestaan dat wordt afgeweken van het bestaande wegprofiel, mits:
    • 1. hierdoor geen wezenlijke verandering in de geluidssituatie optreedt;
    • 2. de verkeersveiligheid hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.3.1 onder b voor het aanleggen, verdiepen, dempen of wijzigen van greppels, bermsloten of andere waterlopen en duikers als dat geen afbreuk doet aan de uitvoering en instandhouding van de maatregelen volgens de Maatregelenkaart bij het Inrichtingsplan ten behoeve van het Natura 2000-gebied "Lemselermaten", die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;
  • c. een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan slechts worden verleend, als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden en er geen significant negatieve aantasting plaatsvindt van het Natura 2000-gebied "Lemselermaten".

 

Artikel 6 Water - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beken, sloten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden en de waterberging;
  • b. de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied "Lemselermaten";
  • c. het uitvoeren van de maatregelen volgens het Inrichtingsplan ten behoeve van het Natura 2000-gebied "Lemselermaten", dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;
  • d. kaden, dijken, paden en oeverstroken;
  • e. bruggen, dammen en duikers;
  • f. sluizen, stuwen en gemalen;
  • g. extensieve dagrecreatie;
  • h. voorzieningen ten behoeve van het beheer en onderhoud van watergangen, waaronder onderhoudspaden;

met de daarbijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. steigers of naar de aard daarmee gelijk te stellen aanleggelegenheden zijn niet toegestaan;
  • b. de hoogte van bruggen, niet zijnde bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven, bedraagt ten hoogste 10,00 m ;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, waaronder bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven, bedraagt ten hoogste 5,00 m .
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als ligplaats of aanleggelegenheid voor vaartuigen en/of woonschepen, woonarken of casco’s (caissons) die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
  • b. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur.
6.4.2 Uitzonderingen

Het verbod in 6.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het toegestane onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning;
  • c. noodzakelijk onderdeel zijn van het uitvoeren van de maatregelen volgens het Inrichtingsplan ten behoeve van het Natura 2000-gebied "Lemselermaten", dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd.

6.4.3 Beoordelingscriteria

De in 6.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Daarnaast zal de waterbeheerder om advies worden gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie.

Artikel 7 Waarde - Landschap

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van waardevolle landschapselementen.

7.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behalve voor zo ver bestaand, worden gebouwd.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het verwijderen, vernielen en/of aantasten van waardevolle landschapselementen anders dan ten behoeve van het normale onderhoud.

Artikel 8 Waterstaat - Beschermingszone watergang

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Beschermingszone watergang aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daarvoorkomende bestemming(en) mede bestemd voor bescherming en beheer en en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen in beheer bij de waterbeheerder.


8.2 Bouwregels

Op de voor Waterstaat - Beschermingszone watergang aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. van geringe omvang en noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van primaire wateren, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en):

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/ of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;

8.3.2 Uitzonderingen

Het verbod in 8.3 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. het toegestane onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning;
  • c. noodzakelijk onderdeel zijn ter uitvoering van het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;

8.3.3 Beoordelingscriteria

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 8.3zijn slechts toelaatbaar als door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterloop. Voordat een vergunning wordt verleend, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van dit Provinciaal inpassingsplan ten aanzien van het strijdig gebruik en het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, onder de voorwaarde dat door middel van een deskundigenrapport is aangetoond dat:

  • a. de beoogde effecten die beschreven zijn in het Inrichtingsplan dat als bijlage en bij deze regels is gevoegd, ook door de voorgestelde afwijkende maatregel(en) worden gerealiseerd;
  • b. de in het Inrichtingsplan opgenomen maatregelen geen effect (meer) hebben op de doelstellingen voor het Natura 2000 gebied "Lemselermaten";
  • c. de milieueffecten van de aangevraagde activiteit/maatregel vallen binnen de bandbreedte van de effecten zoals onderzocht in de aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 overige zone - aandachtszone - hydrologie

Op gronden met de gebiedsaanduiding 'overige zone - aandachtszone - hydrologie', moet, vóór het uitvoeren van activiteiten (bouwen, werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden) die volgens de onderliggende bestemmingen zijn toegestaan en/of kunnen worden toegestaan, rekening worden gehouden met mogelijke negatieve hydrologische effecten op het Natura 2000-gebied "Lemselermaten".

11.2 Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied
11.2.1 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
  • b. Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  • c. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming, geldt de volgende regel:
    • 1. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
11.2.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.1 en toestaan dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere aangewezen bestemming(en) worden gebouwd, mits hierdoor de kwaliteit van het grondwater niet wordt geschaad.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Verbod ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is niet toegestaan, met uitzondering van de ondergeschikte bouwwerken (waaronder duikers, stuwen, gemalen en knijpconstructies) nodig voor de uitvoering van het Inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar vrij kamperen is toegestaan of een kampeerterrein voor kleinschalig kamperen is toegestaan;
  • b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouw- en gebruiksactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruik en laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en/of standplaatsen voor detailhandel, tenzij hiervoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning, en/of afwijking is verleend;
  • e. het storten van puin en afvalstoffen;
  • f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame of daarmee gelijk te stellen weilandborden, anders dan tijdelijke borden overeenkomstig de redelijke eisen van welstand;
  • h. het gebruik van gronden voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en of behendigheidssporten en de (model)vliegsport.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Ecologisch werkprotocol

De werkzaamheden, opgenomen in het Inrichtingsplan in bijlage 1 bij deze regels, moeten volgens een ecologisch werkprotocol worden uitgevoerd, als en voor zover dat in de natuuronderzoeken in de bijlagen 15 en 16 bij de toelichting is aangegeven.

14.2 Randvoorwaardelijke bepaling

De werkzaamheden, opgenomen in het Inrichtingsplan in bijlage 1 bij deze regels, mogen pas uitgevoerd worden nadat de eventuele mitigerende maatregelen, zoals opgenomen in dat inrichtingsplan, of die naar voren komen uit nader onderzoek na afronding van het inrichtingsplan, zijn uitgevoerd.

14.3 Gemeentelijke bevoegdheid

De gemeenteraad van Dinkelland is bevoegd bestemmingsplannen vast te stellen voor gronden of delen van gronden van dit plan onder de voorwaarden dat:

  • a. de uitvoering van maatregelen zoals beschreven in het Inrichtingsplan (zie bijlage 1 van de regels) is gerealiseerd dan wel op een andere wijze wordt gewaarborgd dat zicht bestaat op realisatie van de genoemde maatregelen;
  • b. de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied “Lemselermaten" in het nieuwe bestemmingsplan gerespecteerd blijven.
14.4 Van toepassing verklaring ruimtelijke plannen

Op gronden met de gebiedsaanduiding 'overige zone - aandachtszone - hydrologie', voor zo ver gelegen binnen de volgende vigerende ruimtelijke plannen:

  • a. Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied - Haarstraat 29 Weerselo NL.IMRO.1774.BUIBPHAARSTRAAT29-0401
  • b. Bestemmingsplan Buitengebied 2010 met identificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402
  • c. Bestemmingsplan Weerselo Kern met identificatienummer NL.IMRO.1774.WEEBPWEERSELOKERN-0403
  • d. Bestemmingsplan Haarstraat 19 te Weerselo, met identificatienummer NL.IMRO.1774.WEEBPHAARSTRAAT19-0401
  • e. Bestemmingsplan Buitengebied, Wiemselweg 19, Langedijk 8, Alofssteeg 2, met identificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPWIEMSELWEG19-VG01
  • f. Bestemmingsplan Weerselo, nabij Bisschopstraat 3, met identificatienummer NL.IMRO.1774.WEEBPBISSCHONABIJ3-0401
  • g. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Weerselo, met identificatienummer NL.IMRO.1774.WEEBPBEDRIJVENWSLO-0401
  • h. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Echelpoel III, met identificatienummer NL.IMRO.1774.WEEBPechelpoel3-0401
  • i. Buitengebied, Lemselosestraat 2-4 Weerselo, met identificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPLEMSELOSESTR2-OW01

zijn de regels van deze plannen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 11.1F onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10% zijn;
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 15.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. als het gebruik, bedoeld in artikel 15.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Artikel 15.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • e. het gebruik onder a, b en c is vanaf 2 jaar na het onherroepelijk worden van het plan niet meer van toepassing vanwege de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979, respectievelijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Provinciaal Inpassingsplan Lemselermaten