Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Aanleiding en doel
Hoofdstuk 2 Onderdelen van de herziening
2.1 Landschappelijke inpassing
2.2 Tijdelijke werkterreinen en ontsluiting
Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden
4.4 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische toelichting
Hoofdstuk 1 Aanleiding en doel
1.1 Aanleiding
Op 16 december 2015 is het inpassingsplan Opstelterrein De Vork Essen-Haren vastgesteld. Sinds de vaststelling van het inpassingsplan is gebleken dat het plan op enkele punten aanpassing behoeft. In het vastgestelde inpassingsplan is de landschappelijke inrichting van het gebied met de bestemming Groen opgenomen als voorwaardelijke verplichting.
In de herfst van 2015 bracht archeologisch onderzoek nieuwe gebiedsinformatie aan het licht. Anders dan verwacht bleek de ondergrond uitzonderlijk rijk aan bewoningsresten uit verschillende perioden, van steentijd via ijzertijd tot Romeinse tijd en middeleeuwen. De nieuwe informatie over de aanwezigheid van archeologische waarden in de ondergrond heeft geleid tot een verkenning naar de mogelijkheden tot aanpassing van het ontwerp uit 2015. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een nieuw Landschappelijke inpassingsplan. Dit plan gaat uit van het minimaliseren van de beschadiging van de archeologisch ondergrond. Hiertoe dient ook het inpassingsplan te worden aangepast.
Daarnaast dient het plangebied op enkele plekken te worden uitgebreid ten behoeve van het aanleggen van ontsluitingswegen en tijdelijke werkterreinen.
Dit provinciaal inpassingsplan is een gedeeltelijke herziening van het inpassingsplan Opstelterrein De Vork Essen-Haren, vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Groningen op 16 december 2015 (ook wel aangeduid met het moederplan).
Met deze herziening wordt in beide onderdelen voorzien. De gronden waarmee het plangebied wordt uitgebreid zijn nodig voor het project. De bestemming van deze gronden blijft Verkeer - Railverkeer, maar voor de uniformiteit worden hieraan dezelfde planregels toegekend als aan de rest van opstelterrein. Zo gelden op basis van het vigerende bestemmingsplan Bedrijventerrein Zuidoost van de gemeente Groningen regels waarbinnen het gebruik als tijdelijk werkterreinen niet is toegestaan. Ook gelden in het vigerende bestemmingsplan andere bouwregels.
1.2 Plangebied
Het plangebied ligt op het grondgebied van de gemeente Haren en de gemeente Groningen (buiten de bebouwde kom) tussen Groningen en Haren, op korte afstand van het buurtschap Essen. Het terrein ligt in de sporendriehoek; een door spoorlijnen omsloten agrarisch gebied aan de rand van de gemeenten Haren en Groningen.
Het plangebied omvat het opstelterrein, de landschappelijke inpassing en het deel van het landelijk gebied, voor zover daarin aanpassingen zijn voorzien. Het plangebied is ten opzichte van het op 16 december 2015 vastgestelde inpassingsplan op enkele plekken uitgebreid. In hoofdstuk 2 wordt hier nader op ingegaan.
In navolgende afbeelding is het plangebied weergegeven.
Afbeelding 1. Weergave plangebied
Hoofdstuk 2 Onderdelen van de herziening
De herziening heeft betrekking op enerzijds een wijziging van de landschappelijke inpassing en anderzijds het opnemen van tijdelijke werkterreinen binnen de plangrens. Hierna wordt hier verder op ingegaan.
2.1 Landschappelijke inpassing
Voor de inpassing van het opstelterrein Haren heeft Bosch Slabbers in het voorjaar van 2015 in opdracht van ProRail en de Provincie Groningen een definitief landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Ruimtelijke uitgangspunten hierbij waren:
-
het visueel en auditief minimaliseren van de invloed van het opstelterrein op het aanliggend landschap;
-
het versterken van de recreatieve gebruikswaarde van de directe omgeving;
-
het versterken van de natuurkwaliteit;
-
optimaal inspelen op de kenmerken van de plek.
Naast ruimtelijke uitgangspunten waren er ook een aantal functionele uitgangspunten zoals het behoud van het areaal oppervlaktewater, het behoud van een hoofdwaterverbinding tussen de terreinen ter weerszijden van het opstelterrein en het realiseren van een gesloten grondbalans.
In de herfst van 2015 bracht archeologisch onderzoek nieuwe gebiedsinformatie aan het licht. Anders dan verwacht bleek de ondergrond uitzonderlijk rijk aan bewoningsresten uit verschillende perioden, van steentijd via ijzertijd tot Romeinse tijd en middeleeuwen. Door vast te houden aan het oorspronkelijke inrichtingsvoorstel van Bosch Slabbers uit 2015 zouden de archeologische waarden in de ondergrond wezenlijk worden verstoord en aangetast. Het oorspronkelijk inrichtingsvoorstel ging namelijk uit van meer waterpartijen en andere vegetatietypen (met diep wortelende eigenschappen) die schade zouden toebrengen aan de waarden in de ondergrond.
Het Verdrag van Malta bepaalt dat deze bodemwaarden in beginsel niet mogen worden geschonden. Prioriteit ligt bij het voorkomen van aantasting. Wanneer aantasting onontkoombaar is, dan moet worden gestreefd naar beperking van de schade. Waar desondanks schade optreedt moeten de waarden vooraf worden gedocumenteerd en veiliggesteld. Het landschappelijk inpassingsplan 2015 stond daarmee op verschillende punten op gespannen voet met de archeologische waarden in de ondergrond. De nieuwe informatie over de aanwezigheid van archeologische waarden in de ondergrond vroeg om een aanpassing van het landschappelijk inpassingsplan die meer recht doet aan de geschiedenis van het gebied, met behoud van de hierboven opgenomen aandachtspunten. Dit heeft geresulteerd in het Landschappelijk Inpassingsplan Opstelterrein De Vork, opgesteld door Bosch Slabbers Landschapsarchitecten, mei 2017 (zie hierna en Bijlage 1).
Afbeelding 2. Inpassingsvoorstel Opstelterrein, mei 2017, Bosch Slabbers
Het plan gaat uit van het zo min mogelijk verstoren van de ondergrond, alleen waar dat noodzakelijk is vanuit de waterhuishoudkundige randvoorwaarden (watercompensatie en hoofdwaterverbinding) wordt gegraven. De hoofdwatergang wordt om het opstelterrein geleid. Ter compensatie van gedempte sloten en toename aan verharding worden enkele nieuwe watergangen gegraven.
In het nieuwe landschappelijk inpassingsplan is gekozen voor een ontwerp waarin is ingezet op het minimaliseren van de aantasting van archeologische waarden en waarin de nieuw opgedane kennis wordt aangewend om tot een ander type inrichting te komen, met behoud van de oorspronkelijke uitgangspunten en de toezeggingen naar de omgeving, waaronder het inperken van licht- en geluidhinder op de omgeving. Dit ontwerp is minder architectonisch van opzet en toont meer het beeld van een historisch landschap met natuurlijke kreken en bosjes op zandopduikingen. De onvermoede archeologische rijkdom van de bodem biedt kansen voor een inrichtingsplan dat de bezoeker meer informatie over de geschiedenis van dit gebied verschaft en daarmee laat zien hoe bijzonder dit gebied eigenlijk is. Het landschappelijk inpassingsplan wil niet alleen het opstelterrein uit het zicht halen en de schade beperken aan de archeologisch waardevolle ondergrond, maar vooral ook de archeologische kwaliteiten benutten om tot een plan te komen dat ook de oudste tijdlagen, de verborgen geschiedenis, voor het voetlicht brengt. Het terrein wordt ingericht en geafficheerd als ‘archeologisch park’. Zo wordt er naast de comfortroute (de wandelkade) een vlonderpad aangebracht, dit geeft impliciet aan dat men zich op bijzonder terrein begeeft. Aan deze route wordt een aantal elementen aangebracht die tezamen het archeologisch verhaal ‘vertellen’. Een mogelijk voorbeeld hiervan is een replica van het skelet van een ijzertijdboerderij, dat zichtbaar maakt wat hier vroeger geweest kan zijn en vormt straks een uitdagend klim- en klauterobject. Deze elementen worden in overleg met de archeologen van MUG uitgewerkt.
Langs de belangrijkste archeologische vindplaats wordt een brede, meanderende kreek aangelegd met aan één zijde een flauw talud met verlandingsvegetatie. Hiermee wordt deze locatie niet alleen benadrukt maar wordt dit gebied ook ecologisch en recreatief interessanter.
De entrees worden gemarkeerd, waarbij wordt aangegeven dat men hier een archeologisch park betreedt. De entrees kunnen gecombineerd worden met ecologische functies zoals bijvoorbeeld een bijenhotel.
Om de wortelschade van de opgaande beplanting op archeologische ondergrond te beperken worden de bospartijen alleen aangebracht op de locaties waar het echt nodig is voor de landschappelijke inpassing van die objecten op het opstelterrein die boven de aarden wal uitsteken.
Daarnaast worden twee poelen voor de poelkikker verhoogd aangelegd om verstoring van de ondergrond te voorkomen.
Ten behoeve van de landschappelijke inpassing is de bestemming Groen op een aantal plekken uitgebreid, zowel binnen als buiten het plangebied van het vigerende inpassingsplan. Op onderstaande afbeeldingen worden de gronden met de bestemming Groen weergegeven. De roodomlijnde locaties zijn een uitbreiding van het plangebied van het vigerende inpassingsplan. Deze wijzigingen zullen per afbeelding apart worden toegelicht.
Afbeelding 3. De bestemming Groen in het midden van het plangebied:
De groene strook – zichtbaar als zigzagpatroon - betreft een foutenherstel van het moederplan. De bestemming "Groen" kwam niet overeen met het ruimtebeslag van het oorspronkelijke en huidige landschappelijke inrichtingsvoorstel. De verbeelding is hierop aangepast. De bestemming van deze percelen wijzigt van “Agrarisch met Waarden” in “Groen”.
De overige snippers met de bestemming "Groen" betreffen onderschikte wijzigingen van het landschappelijke inpassingsplan.
Afbeelding 4. De bestemming Groen aan de westzijde van het plangebied:
Deze strook is toegevoegd om de aanpassing van een spoorsloot mogelijk te maken aansluitend op de aarden wal. Tevens is deze strook toegevoegd met het oog op het verwerven van gronden. Op dit perceel rust een spoorse bestemming op grond van de “Beheersverordening Buitengebied Haren” (2013) van gemeente Haren. Met dit plan wordt de bestemming gewijzigd in de bestemming “Groen”.
Afbeelding 5. De bestemming Groen aan de oostzijde van het plangebied:
De dunne stroken betreffen onderschikte wijzigingen van het landschappelijke inpassingsplan. Zo is bijvoorbeeld de ontsluiting van het wandelpad iets gewijzigd ten opzichte van het oorspronkelijke inrichtingsvoorstel. Hetzelfde geldt voor de ligging van enkele sloten. De bestemming wijzigt van “Agrarisch met Waarden” in “Groen”.
2.2 Tijdelijke werkterreinen en ontsluiting
Bij de verdere uitwerking van de plannen is gebleken dat een aantal tijdelijke werkterreinen en de ontsluitingswegen richting het werkterrein zich buiten de grenzen van het inpassingsplan bevonden. Deze werkterreinen zijn voorzien op grondgebied van gemeente Groningen en gemeente Haren en hiervoor gelden verschillende planologische regimes. Met deze herziening worden deze terreinen toegevoegd aan het plangebied. De gebruiksmogelijkheden van deze gronden blijven vrijwel hetzelfde. Alleen gelden voor deze percelen nu dezelfde planregels behorend bij dit plan. Daarmee is de uniformiteit van de planregels geborgd. Daarnaast zijn in de regels in de bestemming Verkeer - Railverkeer tijdelijke werkterreinen toegestaan.
Op onderstaande afbeeldingen zijn de toegevoegde bestemmingsvlakken met de bestemming Verkeer-Railverkeer in rood omlijnd. De wijzigingen worden per afbeelding kort toegelicht.
Afbeelding 6. De bestemming Verkeer-Railverkeer aan de noordzijde van het plangebied:
De gronden zijn nodig als tijdelijk werkterrein en het aanleggen van enkele sporen die reeds in het moederplan waren voorzien. Daarnaast is een onderhoudspad naar het spoor voorzien. Voor de gehele strook geldt reeds een spoorse bestemming op grond van het vigerend bestemmingsplan "Bedrijventerrein Zuidoost” van de gemeente Groningen. De bestemming wijzigt niet. Maar om duidelijkheid te creëren over het mogen gebruiken van deze gronden als tijdelijk werkterrein zijn deze percelen nu aan dit plan toegevoegd. Daarnaast is het gebied toegevoegd met het oog op het verwerven van gronden.
Afbeelding 7. De bestemming Verkeer-Railverkeer aan de noordzijde en westzijde van het plangebied:
Op de percelen aan de noordzijde van het plangebied rust reeds een spoorse bestemming op grond van het vigerend bestemmingsplan "Bedrijventerrein Zuidoost" van de gemeente Groningen. De percelen zijn nodig om de spoorse voorzieningen behorend bij het opstelterrein mogelijk te maken die reeds waren voorzien in het moederplan. De bestemming wijzigt niet, alleen gelden nu de planregels behorend bij dit plan. Tevens is dit gebied aan dit plan toegevoegd met het oog op het verwerven van deze gronden.
Daarnaast verandert een gedeelte van het industrie terrein met de bestemming "bedrijventerrein" in de bestemming "Railverkeer". Deze bestemming sluit beter aan bij de geplande ontsluitingsweg van het opstelterrein naar het industrieterrein. Deze ontsluitingsweg was ook reeds voorzien in het moederplan.
De strook aan de westzijde van het spoor is nodig als tijdelijk werkterrein en toegevoegd aan dit plan in verband met het verwerven van deze gronden. De bestemming van deze strook wijzigt niet, alleen gelden nu de planregels behorend bij dit plan.
Afbeelding 8. De bestemming Verkeer-Railverkeer aan de noordoostzijde van het plangebied:
Deze smalle stroken naast de spoorsloot betreffen onderschikte wijzigingen. De bestemming van deze gronden blijft ongewijzigd, alleen gelden nu de planregels behorend bij dit plan.
Afbeelding 9. De bestemming Verkeer-Railverkeer aan de noordzijde van het plangebied:
Dit perceel is nodig om te kunnen gebruiken als tijdelijk werkterrein. De bestemming blijft ongewijzigd, alleen gelden voor dit perceel nu de planregels behorend bij dit plan. Tevens is dit perceel toegevoegd met het oog op het verwerven van gronden.
Afbeelding 10. De bestemming Verkeer-Railverkeer aan de westzijde van het plangebied:
Dit perceel is nodig om te kunnen gebruiken als tijdelijk werkterrein. De bestemming blijft ongewijzigd, alleen gelden voor dit perceel nu de planregels behorend bij dit plan. Tevens is dit perceel toegevoegd met het oog op het verwerven van gronden.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In het inpassingsplan Opstelterrein De Vork Essen-Haren (hoofdstuk 2 Beleidskader) is uitgebreid ingegaan op het van toepassing zijnde beleid voor het plangebied. Dit beleidskader is nog steeds van toepassing, met dien verstande dat na vaststelling van dat inpassingsplan, het volgende beleid is gewijzigd:
-
het Provinciaal Omgevingsplan Groningen 2009-2013 is vervangen door de Omgevingsvisie Groningen 2016-2020;
-
de Omgevingsverordening provincie Groningen 2014 is herzien en vervangen door de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016.
De beleidswijzigingen die dit nieuwe beleid met zich meebrengen zijn niet van invloed op de inhoud van deze partiële herziening.
Vigerende bestemmingsplannen toegevoegde gronden
De gronden die aan de noordzijde aan het plangebied worden toegevoegd zijn gelegen binnen het bestemmingsplan Bedrijventerrein Zuidoost van de gemeente Groningen, ze hebben op grond van dit bestemmingsplan de bestemming Verkeer- Railverkeer en een klein stukje van de gronden is voorzien van de bestemming Bedrijventerrein. Binnen deze bestemmingen zijn tijdelijke werkterreinen niet toegestaan. Met deze partiële herziening van het inpassingsplan krijgen de gronden de bestemming Verkeer - Railverkeer.
Voor de gronden die aan de zuidzijde van het plangebied worden toegevoegd is de Beheersverordening Buitengebied Haren(2013) van toepassing. Momenteel is het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied in voorbereiding. Het ontwerp dateert van 10 mei 2016. De gronden zijn in het ontwerp en in de beheersverordening voorzien van de bestemming Verkeer-Railverkeer. Met deze partiële herziening van het inpassingsplan krijgen de gronden de bestemming Groen en Verkeer- Railverkeer.
Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden
Onderhavig plan betreft een partiële herziening van het inpassingsplan dat in 2015 is vastgesteld. Voor de meeste aspecten geldt dat de onderzoeken die in dat kader zijn uitgevoerd, nog voldoende actueel zijn en niet wijzigen ten gevolge van de herziening. In dit hoofdstuk wordt uitsluitend ingegaan op de gewijzigde aspecten Archeologie, Water en Ecologie.
4.1 Archeologie
MUG Ingenieursbureau heeft een archeologisch onderzoek uitgevoerd naar de aanwezige archeologische waarden in het plangebied. Het onderzoeksrapport is als bijlage bij deze toelichting toegevoegd, zie bijlage 2, Spoorzone Groningen WP 2.12, Proefsleuvenonderzoek Haren De Vork, gemeente Haren (GR), d.d. 22 januari 2016.
Tussen 17 augustus en 3 september 2015 (eerste fase) en tussen 6 oktober en 6 november 2015 (tweede fase) heeft er archeologisch veldonderzoek plaatsgevonden. Doel van het onderzoek was om door middel van proefsleuven de gespecificeerde archeologische verwachting, zoals geformuleerd in het bureau- en booronderzoek (Van Rooij 2015), aan te vullen en te toetsen, door het in kaart brengen van vindplaatslocaties.
De uitvoering van het proefsleuvenonderzoek vond plaats conform de bepalingen in de meest recente versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.3) en de bepalingen in het opgestelde Programma van Eisen (Schrijer 2015).
Binnen het onderzoeksgebied zijn behoudenswaardige archeologische waarden vastgesteld. De archeologische waarden op de hoge delen van het dekzand bestaan uit grondsporen en vondsten en komen voor in clusters. Tussen deze clusters liggen informatie-arme gebieden. Op deze hoger gelegen dekzanden worden waarden uit alle periodes verwacht.
Op de lager gelegen delen van het dekzand neemt de omvang van informatie-arme gebieden sterk toe. Hier worden wel kleine clusters met archeologische waarden verwacht, bestaand uit vondsten en sporen uit mogelijk het mesolithicum en uit het neolithicum tot aan de bronstijd. Sporen en vondsten uit de ijzertijd tot en met Romeinse tijd worden hier niet verwacht. Het is hier in die periode te nat voor bewoning. Ontginnings- en verkavelingssloten uit de middeleeuwen en loopgraven en tankgrachten uit de Tweede Wereldoorlog zijn zowel in deze lage delen als op de hoge delen aanwezig.
Op basis van het onderzoek wordt geadviseerd om geen bodemverstorende ingrepen te laten plaatsvinden binnen het plangebied, maar de plannen zodanig aan te passen dat de verstoring tot een minimum wordt beperkt. Dit geldt voor zowel de lager gelegen delen van het dekzand als de hoger gelegen delen. In de lager gelegen gebieden zijn minder archeologische waarden aanwezig, zij zijn echter niet archeologisch ‘leeg’. Mocht het niet mogelijk blijken om zonder graafwerkzaamheden de plannen tot uitvoering te brengen, dan zullen de te vergraven delen eerst door middel van een archeologische opgraving moeten worden onderzocht. Voor de lager gelegen dekzanden kan in praktijk blijken dat voor grote delen geldt dat een archeologische begeleiding onder protocol opgraven hier afdoende is om het behoud van archeologische resten te garanderen.
In het onderzoek wordt geconcludeerd dat voor het plangebied binnen de gemeente Haren geldt dat het bodemarchief dient te worden beschermd tegen vernietiging door graafwerkzaamheden door planaanpassing. Indien het niet mogelijk is de archeologische waarden in de bodem te bewaren zal een opgraving moeten plaatsvinden om het behoud van de archeologische waarden te garanderen.
De noordelijke punt van het plangebied, gelegen in de gemeente Groningen, bleek tijdens het onderzoek zwaar vervuild te zijn met bouwafval daterend uit de tweede helft van de 20e eeuw. Met het begraven van het puin zijn eventueel ooit aanwezige archeologische waarden vernietigd. Op deze locatie is derhalve geen nader archeologisch onderzoek noodzakelijk. Op basis van het archeologisch onderzoek is het plan voor de landschappelijke inpassing aangepast.
4.2 Water
Bosch Slabbers Landschapsarchitecten heeft in maart 2017 een nieuw waterhuishoudkundig plan opgesteld, zie bijlage 3, Waterhuishoudkundig Plan, Inpassing Opstelterrein De Vork. In samenwerking met het Waterschap Hunze en Aa’s en ProRail is omschreven hoe de huidige waterstructuur eruit ziet, wat de wensen en eisen zijn voor de planvorming en hoe dit gerealiseerd kan worden. Er wordt onder andere beschreven hoe voldaan wordt aan de benodigde watercompensatie. Uitgangspunt is dat de waterhuishoudkundige consequenties van het plan niet op de omgeving worden afgewenteld.
Uit het waterhuishoudkundig plan blijkt dat de aanleg van het opstelterrein de (hoofd)watergangen doorkruist. Hierdoor zal een deel van de aanwezige (hoofd)watergangen gedempt worden. De hoofdwatergang wordt om het opstelterrein geleid en weer aangesloten op de bestaande hoofdwatergangen. Het overige oppervlak aan gedempte sloten wordt weer terugbracht door de aanleg van nieuwe watergangen. Uit het waterhuishoudkundig plan blijkt dat wordt voldaan aan de eisen voor berging en het dempen van sloten.
Door de aanleg van de extra sporen wordt de boezemwatergang doorsneden. Middels nieuwe duikers of een lange duiker met inspectiemogelijkheden blijft deze watergang verbonden. Bij het ontwerp van de duiker(s) geldt dat er niet meer opstuwing mag plaatsvinden dan in de huidige situatie het geval is. De duiker(s) dient te voldoen aan de technische eisen van het waterschap.
Uit het waterhuishoudkundig plan blijkt dat aan de wensen en eisen van het waterschap wordt voldaan op het gebied van veiligheid, wateroverlast, grondwater, inrichting en natuur en ecologie.
De omvang van het project en de aanpassingen aan het watersysteem vereisen de aanvraag van een Watervergunning. Deze wordt aangevraagd.
4.3 Ecologie
Vanwege de geplande ruimtelijke ontwikkelingen heeft onderzoek plaatsgevonden naar beschermde soorten in het plangebied. In mei 2013 is door Ekoza een quickscan uitgevoerd. Uit dit onderzoek bleek dat verder onderzoek naar poelkikker en kleine modderkruiper noodzakelijk was. Het aanvullend onderzoek is gedaan en gerapporteerd door Ekoza op 17 maart 2015. Uit dit aanvullend onderzoek bleek dat in het plangebied poelkikkers aanwezig waren. Het ging om een populatie van maximaal 10 poelkikkers. Hiervoor is een flora & fauna-ontheffing aangevraagd en verleend op 27 november 2015 (met kenmerk FF/75C/2015/0212). De mitigerende maatregelen zijn in 2016 uitgevoerd.
Per 1 januari is de Flora- en faunawet niet meer van kracht, sinds dat tijdstip geldt de nieuwe Wet Natuurbescherming. Met deze wetswijziging is ook de lijst van beschermde soorten aangepast. Zo is bijvoorbeeld de kleine modderkruiper niet meer beschermd. Naar aanleiding hiervan heeft Ekoza op 10 maart 2017 onderzocht of de veranderingen in de wetgeving gevolgen hebben voor de voorziene ontwikkelingen, zie bijlage 4 Notitie Beoordeling Wet natuurbescherming Spoorzone Groningen.
In de notitie wordt geconcludeerd dat dit niet het geval is. In het kader van de Wet natuurbescherming zijn er geen extra beschermde soorten te verwachten binnen het gebied. De kleine modderkruiper is niet meer beschermd. Door de zorgplicht zal echter altijd zorgvuldig omgegaan moeten worden met alle aanwezige soorten. Dit was onder de Flora- en faunawet zo en geldt net zo onder de Wet natuurbescherming. De poelkikker valt nog steeds onder een streng beschermingsregime. De afgegeven ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet blijft van kracht met de daarbij behorende voorwaarden.
4.4 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
In het kader van het inpassingsplan zoals dat in 2015 is vastgesteld, heeft een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden. (rapport Vormvrije m.e.r.-beoordeling Opstelterrein De Vork Essen - Haren – BügelHajema Adviseurs, 22 juni 2015). Uit dit rapport blijkt dat door de aard van de ingreep (beperkte milieueffecten) en de locatie van de ingreep (grenzend aan bestaande infrastructuur en aan een bestaand bedrijventerrein) er geen aanleiding is om te veronderstellen dat aanzienlijke milieueffecten kunnen optreden. Voor het project is daarom geen milieueffectrapport opgesteld.
Op basis van de voorgaande paragrafen kan geconcludeerd worden dat deze conclusie nog steeds actueel is. Het landschapsplan is zo aangepast dat aantasting van archeologische waarden wordt voorkomen en tegelijkertijd wordt voorzien in voldoende waterberging. Er is dan ook geen aanleiding om alsnog een MER op te stellen.
Hoofdstuk 5 Juridische toelichting
Dit inpassingsplan is een gedeeltelijke herziening van het inpassingsplan Opstelterrein De Vork Essen-Haren, vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Groningen op 16 december 2015. Het inpassingsplan Opstelterrein De Vork Essen-Haren (hierna te noemen het moederplan) blijft van kracht. De partiële herziening Inpassingsplan Opstelterrein De Vork Essen-Haren (hierna te noemen de partiële herziening) is een aanvulling op het moederplan. Deze aanvulling bestaat uit een verbeelding en regels.
In artikel 3 van de regels is aangegeven hoe de regels wijzigen ten opzichte van het moederplan. Concreet betreft dit de volgende wijzigingen:
-
Aan lid 5.1 (bestemming Verkeer -Railverkeer) is het gebruik als tijdelijke werkterreinen toegevoegd.
-
Omdat het plangebied nu deels in de gemeente Groningen ligt, is bij de bepaling in artikel 16, dat de gemeenteraad na 5 jaar een bestemmingsplan mag vaststellen, de gemeenteraad van Groningen toegevoegd.
-
Bijlage 1 van de regels wordt vervangen.
De gewijzigde regels zijn van toepassing op het gehele gebied van het moederplan en op de gebieden die nu zijn toegevoegd aan de plangrens. Zie voor een nadere beschrijving hiervan hoofdstuk 2. In artikel 2 van de regels is deze relatie met het moederplan vastgelegd.
De verbeelding bevat naast de plangrens die het gehele plangebied omvat een aantal bestemmingen en aanduidingen. Daar waar bestemmingen zijn opgenomen (de gekleurde delen op de kaart) wordt de verbeelding van het moederplan respectievelijk de verbeelding van de nu geldende plannen (Bedrijventerrein Zuidoost en Beheersverordening Buitengebied Haren) vervangen door de verbeelding van dit plan.
Afbeelding 11. Toevoegingen aan de plangrens ( in rood) ten opzichte van de plangrens van het moederplan (bolletjeslijn)
Voor nadere Informatie over de procedurele aspecten van een inpassingsplan wordt verwezen naar paragraaf 5.1. van de toelichting behorende bij het moederplan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een inpassingsplan. In het inpassingsplan Opstelterrein De Vork Essen-Haren is in hoofdstuk 6 uitgebreid ingegaan op de maatschappelijk en economische uitvoerbaarheid van het inpassingsplan. Deze onderbouwing is nog steeds van toepassing.
Ten aanzien van de maatschappelijke uitvoerbaarheid van deze partiële herziening geldt dat de volgende stappen doorlopen zullen worden voorafgaand aan de terinzagelegging:
-
Het voorontwerp is toegezonden aan de wettelijke overlegpartners te weten de colleges van B&W van Haren en Groningen en het waterschap. Dit heeft niet geleid tot inhoudelijke reacties.
-
Het voorontwerp is toegestuurd aan de gemeenteraden van Groningen en Haren ter voldoening aan artikel 3.26, lid 1 Wro (horen van de gemeenteraad). De raden hebben aangegeven geen bedenkingen te hebben. In bijlage 5 zijn de vooroverlegreacties en de reacties van de gemeenteraden opgenomen.
-
Op 11 mei 2017 heeft een informele inloopbijeenkomst plaatsgevonden voor omwonenden.
-
Het ontwerp inpassingsplan heeft met ingang van 14 september 2017 gedurende een periode van zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn twee zienswijzen ingediend. Dit heeft geleid tot een kleine wijziging in de verbeelding. Een samenvatting en beantwoording van de zienswijzen is opgenomen in bijlage 6 Zienswijzennota.
