Plan: | Bestemmingsplan Muntendam - Heemtuin |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1987.MuBP2016Heemtuin-0401 |
De Heemtuin is een prachtige locatie in Muntendam waar natuur, recreatie, dagbesteding en re-integratie samenkomen. De Heemtuin biedt al jaren een werkplek voor mensen in een zorgtraject en re-integranten. Mensen van verschillende doelgroepen kunnen een arbeidsmatige dagbesteding, werk/leertraject, beschutte werkplek of andersoortig traject volgen. Het gaat hierbij om zorgcliënten, re-integranten en mensen met een SW-indicatie. De verschillende doelgroepen werken samen met elkaar, waarbij vanuit diverse organisaties begeleiding wordt geboden. Op de Heemtuin krijgt iedereen de kans om actief mee toen doen, ook de inwoners uit de gemeente Menterwolde. Er zijn vele vrijwilligers actief in de Heemtuin. Daarnaast wordt samengewerkt met scholen voor (natuur) educatie en stages. Tevens is de Heemtuin toegankelijk voor recreanten uit de gemeente Menterwolde en omgeving. Direct aan de Heemtuin grenst het Natuurpark Tussen de Venen.
De Heemtuin wordt sinds begin 2015 geëxploiteerd door WerkPro. Ten behoeve van de exploitatie is een bedrijfsplan aangeleverd met een visie op de verdere ontwikkeling van de Heemtuin. Uitgangspunt hierbij is een structureel gezonde exploitatie van de Heemtuin rond de thema's duurzaamheid, horeca, groen, re-integratie en zorg en rust en ruimte. De gemeenteraad heeft het bedrijfsplan met bijbehorende visie en ontwikkelingen van WerkPro geaccordeerd. Naar aanleiding hiervan moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld waarin de bestaande situatie wordt geactualiseerd en ruimte wordt geboden voor de nieuwe gewenste ontwikkelingen.
Een uitgebreide planbeschrijving is opgenomen in Hoofdstuk 3.
De plangrens omvat het gehele terrein van de Heemtuin, met aan de noordzijde de Nieuweweg. Aan de west- en oostzijde valt de grens samen met de begrenzing van de bestemming Natuur en het water/bebouwing, aan de zuidzijde met het water. De exacte plangrens is weergegeven op de verbeelding en inzichtelijk op onderstaande uitsnede.
Het geldende bestemmingsplan voor het plangebied betreft het bestemmingsplan Muntendam, dat op 4 juli 2013 is vastgesteld. Hierna is de uitsnede van dit bestemmingsplan met onderhavig plangebied opgenomen. Het nieuwe plangebied valt onder de huidige bestemmingen Maatschappelijk en Natuur.
Uitsnede van het geldende bestemmingsplan Muntendam (bruine vlak is de bestemming maatschappelijk, groene vlak is de bestemming natuur)
Het volgende hoofdstuk gaat in op het relevante beleid. Daarna komen de huidige en nieuwe situatie aan de orde. Ook de noodzakelijke onderzoeksaspecten worden behandeld. Afgerond wordt met de juridische vorm en uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De structuurvisie schetst de rijksambities tot 2040 en formuleert doelen, belangen en opgaven tot 2028. De structuurvisie vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Nationaal Waterplan blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan.
De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering.
Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven) lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's. Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet.
Gezien de beperkte aard en omvang van de ontwikkeling van de Heemtuin vormt het SVIR geen concreet beoordelingskader voor het plan.
Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
In het Barro zijn geen regels opgenomen die relevant zijn voor het plangebied en de ontwikkeling van de Heemtuin. In het bestemmingsplan zijn daarom geen nadere bepalingen vanuit het Barro opgenomen.
Het Nationaal Waterplan (NWP) geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met het NWP wordt proactief ingespeeld op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Met het NWP wordt een volgende ambitieuze stap gezet in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
Er wordt gestreefd naar een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen.
De ambitie is dat overheden, bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust zijn van de kansen en bedreigingen van het water in hun omgeving. Iedereen neemt zijn eigen verantwoordelijkheid om samen te komen tot een waterrobuuste ruimtelijke inrichting, het beperken van overlast en rampen en verstandig handelen in extreme situaties.
In de waterparagraaf (zie hoofdstuk 4) zijn de relevante beleidsaspecten voor het aspect water getoetst.
Het plan is niet in strijd met rijksbelangen. Het rijksbeleid werkt wel door in het beleid van lagere overheden. Het rijksbeleid werkt tevens door in de verschillende omgevingsaspecten die in dit bestemmingsplan zijn getoetst. Dit komt in de volgende paragrafen en hoofdstuk 4 aan de orde.
De Omgevingsvisie 2016 - 2020 van de provincie Groningen bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie komt in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP). Doel van de omgevingsvisie is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, als bijvoorbeeld wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden.
Door samenwerking met medeoverheden en andere partijen en het leveren van maatwerk wil de provincie haar doelen bereiken.
Een belangrijk doel van de Omgevingsvisie is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Daarom zijn in deze Omgevingsvisie zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het provinciale beleid voor economie, energie en cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. In deze Omgevingsvisie is al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen':
Ruimte
Natuur en landschap
Water
Mobiliteit
Milieu
De Omgevingsvisie is een kaderstellend document voor de uitwerking van het beleid op deelterreinen door de provincie zelf en door gemeenten en waterschappen. Ook voor andere partijen (bedrijven) die iets willen dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, biedt de Omgevingsvisie houvast. De provincie wil met de Omgevingsvisie ruimte bieden en uitnodigen. Maar uit deze Omgevingsvisie vloeien ook richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. Hiermee werkt het omgevingsbeleid (ruimtelijke ordening, water, mobiliteit en milieu) door in plannen van gemeenten en waterschappen.
Hieronder komen de thema's en belangen aan de orde die in het kader van onderhavig bestemmingsplan relevant zijn.
Ruimtelijke kwaliteit
De provincie streeft naar een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit in de provincie. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin binnen een gebied de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in onderlinge verhouding geoptimaliseerd zijn.
Een hoge ruimtelijke kwaliteit is van belang om de provincie aantrekkelijk te laten blijven om te wonen, werken en recreëren. Dynamische steden, dorpen waar veel te beleven valt, een mooie woonomgeving en mooie natuur dragen allemaal bij aan de aantrekkingskracht van de provincie.
De provincie richt het omgevingsbeleid zoveel mogelijk op het bieden van kansen die zich voordoen in lokale en regionale situaties. Ze wil daarbij ruimte geven aan maatwerk. De provincie verzoekt aan onder meer gemeenten om ruimtelijke kwaliteit ook in hun plannen te borgen. Bij gecompliceerde en gezamenlijke opgaven is de provincie bereid gemeenten ondersteuning te bieden bij de planontwikkeling.
Dit bestemmingsplan betreft lokaal maatwerk in een gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden. De analyse van het gebied en de inpassing van de ontwikkeling in dit gebied komen in het volgende hoofdstuk aan de orde.
Stedelijk en buitengebied
In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Binnen het stedelijk gebied laat de provincie veel ruimtelijke bevoegdheden over aan gemeenten. In het buitengebied ziet de provincie, in verband met taken op het gebied van onder meer natuur, water, landschap en erfgoed een grotere verantwoordelijkheid voor hen zelf.
Het plangebied ligt in het buitengebied. Onder het buitengebied verstaat de provincie die gebieden die buiten stedelijke gebieden liggen en een overwegend agrarische-, natuur- en recreatieve functie hebben. De provincie wil de waarde van het buitengebied voor natuur en recreatie ontwikkelen en de landschappelijke kernkarakteristieken behouden en waar mogelijk versterken. Ook wil de provincie het buitengebied als woongebied aantrekkelijk houden en bedrijven de mogelijkheid bieden om zich te vestigen in vrijkomende bebouwing en zich daar te ontwikkelen. Omdat de inrichting van het buitengebied zowel vitaal als duurzaam dient te zijn, is daarnaast zuinig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt. Hiervoor zijn regels opgenomen in de Omgevingsverordening (titel 2.3). Waar nodig en mogelijk zijn deze regels vertaald in dit bestemmingsplan (zie paragraaf 2.2.2).
Recreatie en toerisme
Een sterke toeristisch-recreatieve sector draagt bij aan de werkgelegenheid en het voorzieningenniveau in Stad en Ommeland. Bovendien dragen dergelijke voorzieningen bij aan de verbetering van het vestigingsklimaat: bedrijven en werknemers zullen zich eerder vestigen in een aantrekkelijke regio.
Recreatieve en toeristische ontwikkelingen vereisen een zorgvuldig ontwerp en inpassing in het landschap. Verstening en verdichting van het open landschap moet hierbij worden voorkomen. Daarom biedt de provincie beperkt ruimte aan de uitbreiding van:
Daarnaast investeert de provincie in goede routestructuren en in de kwaliteit van:
De provincie stimuleert recreatief medegebruik van natuurgebieden en waterlopen. Het bestemmingsplan voorziet in het verder ontwikkelen van het gebied, waarin ook recreatie en natuur een belangrijke rol spelen. Dit komt nader aan de orde in paragraaf 3.2 aangaande de nieuwe situatie.
Recreatieve fiets- en wandelroutes
De provincie richt zich op het in stand houden en verbeteren van de kwaliteit van het Groningse deel van de volgende landelijke fiets- en wandelroutes:
De LF 9 NAP-route schampt de Nieuweweg waaraan de Heemtuin is gelegen.
De Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 (hierna Omgevingsverordening genoemd) bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen. De Omgevingsverordening is nauw verbonden met de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016 - 2020 zoals hierboven is beschreven.
Voor onderhavig plan zijn de volgende zaken relevant:
Ruimtelijke ordening
Een belangrijk uitgangspunt van de Wet ruimtelijke ordening is dat gemeenten in beginsel de aangewezen bestuurslaag vormen om - in het belang van een goede ruimtelijke ordening - aan gronden functies en gebruiksmogelijkheden toe te kennen, en deze te verankeren in bestemmingsplannen.
Als het te behartigen belang het gemeentelijke niveau echter naar aard en schaal overstijgt, kunnen het rijk of de provincie er voor kiezen om regels te stellen voor de inhoud van bestemmingsplannen, andere ruimtelijke planvormen en de daarbij behorende toelichting. In geval van 'rechtstreeks werkende regels' kunnen zij instructies geven aan burgemeester en wethouders over de verlening van omgevingsvergunningen die niet in strijd met het bestemmingsplan zijn.
De instructies in de omgevingsverordening worden gegeven omdat provinciale belangen met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken en gaan niet verder dan nodig is voor doeltreffende behartiging van het betrokken provinciaal belang. De bestuurlijke afwegingsruimte die de regels bieden, verschilt dan ook al naar gelang het onderwerp dat toelaat. Naast instructies gericht op behartiging van provinciale belangen, bevat de omgevingsverordening ook instructies die voortvloeien uit een expliciete opdracht in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, gericht op juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid) over de Ecologische hoofdstructuur (EHS), tegenwoordig beter bekend als het Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Waar dit voor een goed functioneren van de regels is vereist, zijn hierin ook bevoegdheden aan Gedeputeerde Staten toegekend.
Inpassing van ruimtelijke ontwikkelingen (artikel 2.8)
De toelichting op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied, biedt afhankelijk van en evenredig aan de aard, omvang en ruimtelijke gevolgen van een ruimtelijke ontwikkeling, inzicht in:
De bovengenoemde zaken komen voor zover relevant in de hoofdstukken Planbeschrijving en Onderzoek aan de orde.
Uitbreiding van niet-agrarische bedrijven en maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied, die niet zijn gevestigd in voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (artikel 2.13.5)
In afwijking van artikel 2.13.1, eerste lid, kan een bestemmingsplan voorzien in de mogelijkheid tot:
In afwijking van artikel 2.13.1, eerste lid, kan een bestemmingsplan voorzien in de mogelijkheid tot:
Als in de plantoelichting verantwoord wordt dat:
In onderhavig plangebied wordt niet meer dan 20% van de totale oppervlak aan bebouwd gebied uitgebreid. Het betreft in dit geval gebouwen en bouwwerken die direct gerelateerd zijn aan de maatschappelijke en recreatieve functie van de Heemtuin en op het terrein thuishoren. Hierbij dient te worden opgemerkt dat een aantal gebouwen gedateerd en minder passend in de omgeving is. Deze bebouwing wordt dan ook vervangen door (kleinschalige) gebouwen die qua maat, vorm en ordening passend zijn in het aanwezige landschap. Waar sprake is van relevante kenmerken in de bebouwing wordt deze in tact gelaten of juist versterkt. De direct omwonenden zullen gezien de afstanden geen hinder ondervinden van de nieuwe bebouwing. Tot slot zal er 's nachts geen licht worden verspreid. Het opstellen van een erfinrichtingsplan is dan ook niet noodzakelijk, te meer omdat er reeds concreet uitgewerkte inrichtingsplannen van de gebouwen en het totaalconcept liggen (zie hiervoor Bijlage 2).
Borging uitvoering erfinrichtingsplan (artikel 2.13.6)
Een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.13.5, stelt regels die ervoor zorgen dat:
In dit geval is de erfbeplanting reeds aanwezig. Het borgen van deze erfbeplanting wordt onderdeel van een te verlenen omgevingsvergunning.
Bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland (artikel 2.47)
In onderhavig bestemmingsplan wordt een landschapsontsierend gebouw gesaneerd ten behoeve van passende bebouwing ter plaatse. Het parkeerterrein wordt uitgebreid binnen de huidige bestemming Natuur (zie voor een nadere duiding hoofdstuk 3 Planbeschrijving). Ter compensatie hiervan wordt een groter deel van de bestemming Maatschappelijk omgezet in de bestemming Natuur. Omdat er verder geen sprake is van nieuwe bebouwing en/of ingrijpende nieuwe ontwikkelingen, wordt ervan uitgegaan dat er geen significante afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden van het omliggende natuurgebied. Schade wordt zoveel mogelijk voorkomen en resterende schade wordt gecompenseerd. Er zal daardoor netto winst optreden voor de belangrijkste kenmerken en waarde in termen van areaal en samenhang. In de ecologische paragraaf (paragraaf 4.7 Ecologie) is een verantwoording opgenomen over de aard en de effectbeperkende of compenserende maatregelen, de begrenzing van het compensatiegebied en de manier waarop de compensatie duurzaam is verzekerd.
Zicht op het natuurpark
Leefgebied weidevogels (artikel 2.48.1)
Leefgebied akkervogels (artikel 2.48.2)
Gezien de kleinschalige ingreep in het gebied wordt ervan uitgegaan dat er geen schade is aan de waarde van het leefgebied voor akker- en weidevogels. Er is eveneens geen sprake van significante afbreuk van de waarden van het leefgebied voor akker- en weidevogels door aantasting van de landschappelijke openheid en door verstoring van vogels en het aantasten van het areaal.
Grootschalig open landschap (artikel 2.51)
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het op kaart 7 als grootschalig open landschap aangegeven gebied, bevat regels gericht op bescherming van de landschappelijke openheid. Deze regels bevatten in elk geval een verbod op nieuwe houtteelt en op de aanleg van nieuw bos en boomgaarden. In de paragraaf landschap (hoofdstuk 4) is hier nader op ingegaan.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Het waterschap heeft recentelijk het beheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. In het beheerprogramma wordt thematisch aangegeven welke ontwikkelingen, opgaven en acties er spelen op het gebied van veiligheid, voldoende water en schoon en ecologisch gezond water. Aan het beheerprogramma zijn gebiedsgerichte opgaven toegevoegd. Binnen het beheergebied zijn zes watersystemen. Voor het plangebied is het watersysteem Veenkoloniën/Oldambt van toepassing. Voor het plangebied zijn geen specifieke opgaven geformuleerd die in het kader van dit bestemmingsplan relevant zijn.
De in het bestemmingsplan voorgestelde ontwikkelingen passen binnen het hiervoor geformuleerde rijks-, provinciaal- en waterschaps beleid. Dit komt nader in de volgende paragraaf aan de orde. In de waterparagraaf (hoofdstuk 4) zijn de relevante beleidsaspecten voor het aspect water getoetst.
De gemeenteraad heeft in december 2014 groen licht gegeven aan het bedrijfsplan van de stichting WerkPro. Dit bedrijfsplan is in Hoofdstuk 3 (planbeschrijving) nader beschreven. Een gevolg voortvloeiend uit de accordering van het bedrijfsplan is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan waarin de bestaande situatie wordt geactualiseerd (gebouwen en activiteiten) en ruimte wordt geboden voor de nieuwe gewenste ontwikkelingen. Er vindt vervangende nieuwbouw op het terrein plaats ter plekke van de dagbestedingsruimte. Deze ruimte voldoet niet meer. Voorts wordt het bezoekerscentrum intern vernieuwd (betreft een omgevingsvergunningsprocedure) en de parkeerplaats vergroot.
Tot eind 2014 was de gemeentelijke beleidslijn dat geen zelfstandige horeca buiten het centrumgebied werd toegestaan. Hierdoor moesten meerdere initiatieven voor horeca buiten het centrumgebied worden afgewezen, wat als te strikt werd ervaren. Naar aanleiding hiervan is nieuw beleid opgesteld voor horeca buiten het centrumgebied.
Het betreft in dit geval zelfstandige horeca buiten het centrumgebied. Bij zelfstandige vormen van horeca gaat het om volwaardige en onafhanklijke horecabedrijven. Voorbeelden zijn: een restaurant of een hotel/pension in een boerderij in het buitengebied, een lunchroom gevestigd op een bedrijventerrein of een sociaal maatschappelijke instelling met zelfstandige horecafunctie. In onderhavig bestemmingsplan betreft het een sociaal maatschappelijke instelling met horecafunctie.
Zelfstandige horeca buiten het centrumgebied kan verlevendig van de woongebiedem, werkgebiden en het buitengebied tot gevolg hebben. Hiermee vergroot het de aantrekkingskracht van deze gebieden. Een horecabedrijf kan echter ook hinder en overlast veroorzaken voor de omgeving. Hierbij moet worden gedacht aan geluid, geur, parkeren, verkeersaantrekkende werking en mogelijk een beperkende werking voor bedrijven. Alhoewel het toestaan van zelfstandige vormen van horeca buiten het centrumgebied de diversiteit van het aanbod binnen de gemeente als geheel vergroot, kan door de verspreide ligging de aantrekkingskracht van het centrumgebied als gebied met gemengde functies, waaronder horeca, afnemen. Ook kan vestiging van zelfstandige horeca concurrentie met de bestaande horecavoorzieningen in het centrumgebied tot gevolg hebben.
De gemeente Menterwolde juicht initiatieven om de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de gemeente te vergroten toe. Zij staat dan ook in beginsel postief tegenover initiatieven om zelfstandige vormen van horeca buiten het centrumgebied. Gezien de ruimtelijke gevolgen voor de directe omgeving is echter maatwerk nodig. Daarom wordt er geen algemene beleidslijn voor deze vorm van horeca geformuleerd. Indien zich een initiatief aandient, is de opstelling van de gemeente constructief. De initiatiefnemeer wordt gevraagd een bedrijfsplan in te dienen. Vervolgens wordt beoordeeld of het initiatief op planologische medewerking kan rekenen. De grondhouding van de gemeente is daarbij de omschrijven als 'ja, mits...'. Indien besloten wordt tot planologische medewerking dient een zelfstandige ruimtelijke procedure (bestemmingsplan of omgevingsvergunning) te worden doorlopen waarbij moet worden aangetoond dat het initiatief in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Het bedrijfsplan vormt de basis en biedt de input voor de te volgen ruimtelijke procedure.
Bedrijfsplan zelfstandige horeca buiten centrumgebied
Een bedrijfsplan is maatwerk voor het betreffende bedrijf. Ook de toetsing zal maatwerk zijn, waarbij een bedrijfsplan in ieder geval de volgende informatie moet bevatten:
Aan dit bestemmingsplan ligt een op maat gemaakt bedrijsplan met bijbehorende inrichtingsschetsen ten grondslag dat in het navolgende hoofdstuk aan de orde komt. Er is sprake van een positieve toetsing.
In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV, 2015) is ingegaan op evenementen. Deze kunnen plaatsvinden in onderhavig plangebied. Hierin is aangegeven dat uitsluitend met een vergunning van de burgemeester een evenement mag worden georganiseerd onder specifieke voorwaarden (met betrekking tot openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid of milieu).
Ten aanzien van incidentele festiviteiten is in de APV aangegeven dat het een inrichting is toegestaan om maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de reguliere geluidsnorm mag worden overschreden. In de Heemtuin zal niet vaker dan 12 keer per jaar een incidentele festiviteit worden gehouden conform hetgeen in de APV hieromtrent is gemeld.
Voor een horeca-gelegenheid is een exploitatievergunning openbare inrichting nodig. De Heemtuin heeft deze in maart 2016 gekregen.
De Heemtuin is een prachtige locatie in Muntendam waar natuur, recreatie, dagbesteding en re-integratie samenkomen. De Heemtuin biedt al jaren een werkplek voor mensen in een zorgtraject en re-integranten. Mensen van verschillende doelgroepen kunnen een arbeidsmatige dagbesteding, werk/leertraject, beschutte werkplek of andersoortig traject volgen. Het gaat hierbij om zorgcliënten, re-integranten en mensen met een SW-indicatie. De verschillende doelgroepen werken samen met elkaar, waarbij vanuit diverse organisaties begeleiding wordt geboden. Op de Heemtuin krijgt iedereen de kans om actief mee toen doen, ook de inwoners uit de gemeente Menterwolde. Er zijn vele vrijwilligers actief in de Heemtuin. Daarnaast wordt samengewerkt met scholen voor (natuur) educatie en stages. Tevens is de Heemtuin toegankelijk voor recreanten uit de gemeente Menterwolde en omgeving. Direct aan de Heemtuin grenst het Natuurpark Tussen de Venen.
De Heemtuin wordt sinds begin 2015 geëxploiteerd door WerkPro.
Organisatie en doelen WerkPro
Stichting WerkPro is actief op het gebied van werk, activering, zorg en maatschappelijke dienstverlening. WerkPro richt zich op mensen die een grote afstand tot de arbeidsmarkt en vaak meervoudige problematiek hebben. Doel is personen, die op eigen kracht nog geen plaats op de reguliere arbeidsmarkt kunnen verwerven, werk en begeleiding bieden gericht op maatschappelijke participatie en persoonlijke ontwikkeling. WerkPro doet dit samen met ketenpartners op de snijvlakken van werk, welzijn en zorg, waaronder in Muntendam met De Zijlen en Noorderbrug.
Visie WerkPro
WerkPro vindt werk essentieel voor iedereen. Werk geeft mensen de mogelijkheid tot zelfontplooiing en ontwikkeling en geeft maatschappelijke status en waardering. Door te werken nemen mensen deel aan het maatschappelijk verkeer. Werk geeft sociale contacten en zelfrespect. WerkPro heeft oog voor de kwaliteiten van haar klanten. Ze gaat uit van mogelijkheden, niet van beperkingen. Werk en begeleiding wordt ingezet op een manier waardoor de deelnemer zich als een waardevolle medewerker kan profileren.
WerkPro wil met haar activiteiten een bijdrage leveren aan maatschappelijk zinvolle doelstellingen. Ze sluit met haar activiteiten aan bij verschillende beleidsdoelen op het vlak van arbeid, leefbaarheid, veiligheid en milieu. Samenwerking hierin is het sleutelbegrip. Alleen met ketenpartners kan WerkPro zich een plaats verwerven en behouden in de complexe markt die zich beweegt op de snijvlakken van werk, welzijn en zorg. Alleen zo kan ze voldoen aan de vraag van opdrachtgevers, is maatwerk gegarandeerd en levert ze een bijdrage aan participatie van de klant aan de samenleving.
Ligging en bereikbaarheid
De Heemtuin bevindt zich aan de Nieuweweg 127 te Muntendam. Rondom de Heemtuin is het Natuurpark Tussen de Venen gesitueerd. De Heemtuin is goed bereikbaar per fiets en per auto, zo ook per bus en via Zuidbroek per trein. De Heemtuin ligt op loop- of fietsafstand van het centrumgebied met voorzieningen van de kern Muntendam.
Brug van het Mammoetpad
Bebouwing en functies
De Heemtuin en Natuurpark Tussen de Venen beslaan in totaal ongeveer 50 ha. De Heemtuin beschikt over een bezoekerscentrum met restaurant. Het restaurant heeft een kleine kaart met eigen producten. Ook was een kleine winkel met natuurboeken, tijdschriften, streekproducten en cadeauartikelen aanwezig. Deze kleinschalige winkel zal binnen de bestaande bebouwing weer een nieuwe plek krijgen.
Het bezoekerscentrum en de horeca van de Heemtuin organiseren tentoonstellingen, cursussen, teamdagen en evenementen voor de inwoners van de gemeente Menterwolde en daarbuiten. Ook is de Heemtuin een trouwlocatie.
In de Heemtuin is eveneens een werkruimte voor dagbesteding en kleinere bijgebouwen (kippenhok, kas, houtstek, bijenkast) aanwezig. Ook is er een grote groentetuin. Deze worden gebruikt en beheerd door cliënten van de Stichting De Zijlen en Noorderbrug, zo ook door leerlingen van basisscholen. Naar het westen toe is het avontuurlijke Mammoetpad in 2016 geopend.
De tuin bij het bezoekerscentrum
Personeel en organisatie
Alle werkzaamheden in de Heemtuin, zoals groenonderhoud, horeca, schoonmaak en administratie, worden (onder begeleiding) verricht door cliënten van onder meer WerkPro, De Zijlen en Noorderbrug. Overdag zijn circa 40 cliënten in de Heemtuin werkzaam, met circa 10 begeleiders. De meeste cliënten komen met busjes of per fiets. De te verrichten werkzaamheden kunnen in beperkte mate omzet genereren, die weer ten dienste komt van de door stichting WerkPro geformuleerde maatschappelijke doelstellingen. Er is geen winstoogmerk.
Bedrijfsplan WerkPro
Stichting WerkPro heeft een projectplan opgesteld op basis van gemeentelijke plannen voor de toekomst van de Heemtuin. Dit projectplan is besproken met de gemeenteraad van Menterwolde in december 2014. Uitgangspunt hierbij is een structureel gezonde exploitatie van de Heemtuin rond de thema's duurzaamheid, horeca, groen, re-integratie en zorg, en rust en ruimte. Het projectplan is verder uitgewerkt in een bedrijfsplan, welke hierna is samengevat.
WerkPro ziet de Heemtuin als een sociale onderneming. Het project moet zichzelf kunnen bedruipen en streeft naar continuïteit. Geld verdienen is niet het hoofddoel maar een middel om maatschappelijke waarde te creëren voor mens en milieu. WerkPro streeft naar sociale integratie van medewerkers met en zonder beperking. De werkzaamheden en de begeleiding zijn zo ingericht, dat er voor elke doelgroep volwaardig werk voorhanden is.
Met doelgroepen betreft het naast zorgcliënten ook re-integranten die in opdracht van de gemeente bij WerkPro een werkplek hebben, deelnemers aan een werkleertraject op weg naar werk, mensen met een SW-indicatie die een beschutte werkplek nodig hebben en vrijwilligers. De Heemtuin blijkt een aantrekkelijke werkplek te zijn.
De verschillende doelgroepen werken met elkaar, waarbij de begeleiding bestaat uit een team van medewerkers uit diverse organisaties en met verschillende expertises. Met deze nieuwe vorm van arbeidsmatige dagbesteding wordt het indelen op basis van doelgroepen en de bijbehorende problematiek en beperkingen losgelaten. De werkwijze van de begeleiding is uitvoerend en dicht op de deelnemers.
Op de Heemtuin krijgt iedereen de kans om actief mee te doen, ook de vrijwilliger uit het dorp. WerkPro wil samenwerken met scholen en opleidingen voor stages en leer- werktrajecten en met de omliggende gemeentes en met ondernemers.
De Heemtuin en haar activiteiten
De Heemtuin heeft meerdere functies en activiteiten. Ten eerste vindt er regulier groenonderhoud plaats in de tuinen, op de buitenterreinen en in de kas. Ten tweede is er de recreatieve functie. De Heemtuin is een plek waar natuurliefhebber en rustzoekers in de tuin wandelen. Waar kinderen leren over de natuur. Er zijn vrijwillige natuurgidsen, die een rondleiding geven door het landschap. De Heemtuin organiseert activiteiten met en door dorpsbewoners.
De derde functie betreft de ondergeschikte horeca. Het bezoekersgebouw van de Heemtuin biedt ruimte voor kleinschalige horeca. De medewerkers van de Heemtuin willen gastvrijheid bieden aan de mensen die de Heemtuin bezoeken. Dit betreft wandelaars, fietsers die hier even de fiets aan de kant zetten en bezoekers van het Mammoetpad. Het kan ook gaan om een bedrijfsuitje of een werkconferentie. Het is een trouwlocatie. Je kunt er een feestje houden of een diner bespreken. De Heemtuin wil bezoekers trekken met streekproductenmarkten en muziek. Allemaal activiteiten die mogelijk zijn door de inzet van de deelnemers.
De Heemtuin wil kortom een centrum van activiteiten en levendigheid zijn voor de gemeente Menterwolde en haar omgeving.
Vernieuwing
De Heemtuin zal wat betreft deelnemers en activiteiten worden vernieuwd. Dit betreft de onderstaande zaken, waarvan de laatste zaken wellicht buiten de termijn van het bestemmingsplan vallen.
Huidige situatie werkruimte werkruimten dagbesteding
Naast het bezoekerscentrum van de Heemtuin staat een werkruimte voor de dagbesteding van deelnemers van de Zijlen. De ruimte is te klein, niet geschikt voor de gewenste dagbesteding en verouderd. Bovendien heeft de ruimte een niet-permanente status.
Gewenste situatie werkruimten dagbesteding
De bedoeling is om de huidige containers/noodgebouwen te vervangen door een nieuw gebouw dat in de omgeving past. Daarnaast is er behoefte aan een werk- en opslagruimte. Deze kan eveneens plaats bieden aan een organisatie met buitenactiviteiten, die passen bij de Heemtuin (bijvoorbeeld bootcamp).
Huidige situatie bezoekerscentrum
Er zijn relatief veel kleine kantoren in het bezoekerscentrum en er is maar weinig mogelijkheid voor deelnemers om te werken in het hoofdgebouw. Het kasgedeelte wordt gebruikt voor evenementen en horeca doeleinden en is maar in beperkte mate geschikt voor dagbesteding.
Gewenste situatie bezoekerscentrum
Meer ruimte creëren in het hoofdgebouw voor dagbesteding waardoor het mogelijk wordt om met meer deelnemers te werken op de Heemtuin. Muren tussen de kantoorruimtes zullen worden verwijderd. Op die manier ontstaat er een ruimte voor dagbesteding, werkruimte voor de begeleiders en een spreekkamer die ook gebruikt kan worden als werkruimte indien nodig.
Huidige situatie
De horeca is gevestigd in het bezoekerscentrum en bestaat uit een kleine keuken en een bar. Deze is in de huidige vorm niet geschikt voor de gewenste activiteiten.
Met het oog op uitbreiding van activiteiten wordt de horecavoorzieningen verbeterd met een kleinschalige restaurantfunctie. Er wordt gewerkt met groente van eigen grond.
De horeca en evenementen - die georganiseerd worden vanuit de horeca - hebben een maatschappelijke functie. Enerzijds bieden ze de deelnemers een mooie werkplek waarbij ook contact met het publiek is, anderzijds biedt het horecagedeelte een mooie plaats voor workshops op het gebied van natuur en milieu, kunnen er kinderkookworkshops worden gegeven, wordt er jaarlijks een grote spooktocht vanuit de gemeente Menterwolde georganiseerd en is het een plek waar veel mensen uit de omgeving van de natuur genieten en een kopje koffie komen drinken. De Heemtuin vormt in die zin een belangrijke plek in de dorpsgemeenschap als recreatieve, maatschappelijke functie waarbij voor de inwoners uit Muntendam en daarbuiten interessante en laagdrempelige activiteiten worden georganiseerd.
De horeca heeft een belangrijke ondersteunende functie bij het inverdienen en financieel gezond houden van de Heemtuin. Het eerste doel van de horeca is om deelnemers een interessante werkplek te geven en daarnaast heeft het als maatschappelijk doel om bij te dragen aan een levendig recreatief klimaat in de gemeente Menterwolde.
Gewenste situatie
Om een betere keuken en werkruimte te realiseren wordt de keuken vergroot en zal de nieuwe bar anders gepositioneerd worden waardoor meer werkruimte ontstaat.
De grote zaal zal schuifdeuren krijgen, waardoor het makkelijker wordt om de grote zaal te betrekken bij het overige horecagedeelte. Met name bij slechter weer, wanneer het terras buiten niet gebruikt kan worden - de kas is vanwege het klimaat meestal niet te gebruiken -, is de ruimte van het horecagedeelte klein.
De huidige entree had de functie van receptie. Nu is het een doorgang naar de rest van het gebouw. Hiervan wordt een educatieve annex lounge ruimte gemaakt.
De voormalige winkelfunctie wordt verplaatst naar de Heemzaal. De winkel bestaat in feite uit een grote verkoopkast. Uit die verkoopkast zullen streekproducten, eigengemaakte producten, producten op het gebied van natuur en milieu en overige aanverwante producten verkocht worden.
In de Heemtuin worden met name in de zomermaanden diverse activiteiten en evenementen georganiseerd voor het publiek. Sommige activiteiten zijn incidenteel en andere structureel. De activiteiten die meer structureel van aard zijn, zijn opgenomen in onderstaande lijst.
Activiteiten | Frequentie | Aantal bezoekers | Binnen/buiten |
Markten | Maximaal 6 | 250 – 500 over de hele dag | Zowel binnen als buiten |
Muzikale evenementen in samenwerking met partijen uit de gemeente | Maximaal 4 | 50 – 250 personen | Grotendeels binnen, meestal akoestisch maar kan ook versterkt zijn |
Rondleidingen | Op afspraak | 15 per groep | Buiten |
Kunst en cultuur in de tuin, in samenwerking met VVV Veenkoloniën (Eigenwijze Tuinweken) | Juni/Juli twee weken | Wisselend aantal per dag, niet meer dan 150 mensen op 1 dag | Voornamelijk buiten |
Trouwerijen | Op afspraak | 100 | Binnen/Buiten |
Kinderfeestjes | Op afspraak | 15 | Binnen/Buiten |
Spooktochten in samenwerking met partijen uit de gemeente | Maximaal 2 per jaar | 250 | Buiten |
Kinderkookworkshops | 1 x per jaar, 6 keer | Maximaal 25 | Binnen |
Gebruikers die evenementen organiseren: | |||
NME | 10 x per jaar | Schoolklas | Buiten |
Bootcamp | Tweewekelijks | 20-40 | Buiten |
Vrienden van de Heemtuin, lezingen/workshops | 1 x per maand | 50 | Binnen/Buiten |
Bij grote evenementen zoals hierboven beschreven wordt waar nodig een APV-vergunning gevraagd en er wordt met parkeerwachters gewerkt. Vooraf wordt de buurt geïnformeerd als er veel publiek wordt verwacht.
Deze organisatie is een nieuwe samenwerkingspartner die zich aan de Heemtuin wil verbinden. Vanuit de locatie de Heemtuin wordt door deze partij outdoor activiteiten georganiseerd. Bootcamp is een goede aanvulling bij de visie van WerkPro: een gezonde werk- en leefstijl aanbieden voor alle burgers binnen en buiten de gemeente. De bebouwing van de Heemtuin dient met name als verzamelgebouw voor de activiteiten die buiten het plangebied plaats vinden.
In samenwerking met Groentebuur.nl wil de Heemtuin groentepakketten gaan samenstellen met groente en fruit van plaatselijke telers. Het is de bedoeling om de producten te gebruiken die niet in het groenteschap komen te liggen. Dit zijn producten die niet conform de maatvoering zijn om regulier verkocht te worden.
Natuurpark
Op het terrein zijn diverse kleine bijgebouwen aanwezig. Een overzichtstekening van zowel de huidige als de nieuwe situatie is als bijlage 2 opgenomen bij deze toelichting.
3.1 Bijengebouw (bestaand)
Het is de bedoeling het bijengebouw in de huidige vorm te laten bestaan.
3.2 Kippenhok (bestaand)
Het is de bedoeling het kippenhok in de huidige vorm te laten bestaan.
3.3 Groenkas (bestaand)
Het is de bedoeling de groenkas in de huidige vorm te laten bestaan.
3.4 Houtopslag bij werkruimten dagbesteding (bestaand)
De huidige houtopslag bij de werkruimten voor dagbesteding komt te vervallen. Bij de nieuwe werkruimte komt een overkapping waar houtzaag- en kloofwerk gedaan wordt. De (hout) opslag is onderdeel van de nieuwe werkruimten voor dagbesteding.
3.5 Berging (bestaand)
Het is de bedoeling om de berging in de huidige vorm te laten bestaan. Mogelijk wordt de berging wel verplaatst ten behoeve van de vervangende nieuwbouw van de werkruimten voor de dagbesteding.
3.6 Kweekkast (bestaand)
Het is de bedoeling dat de kweekkast naast de Groenkas in de huidige vorm blijft bestaan. Mogelijk wordt de kweekkast wel verplaatst ten behoeve van de nieuw te plaatsen koelcel.
3.7. Brandhoutopslag (bestaand)
Het is de bedoeling de houtopslag in de huidige vorm te laten bestaan.
3.8 Koelcel (nieuw)
Ter plaatse van de huidige kweekkast wordt een nieuwe koelcel gerealiseerd. De koelcel krijgt een uitstraling in overeenstemming met de natuurlijke omgeving.
Al deze bouwwerken zijn in een goede staat en passend qua maatvoering, kleur- en materiaal passend in het omringende landschap. De genoemde bouwwerken bevinden zich gedeeltelijk buiten de bouwvlakken. Gebouwen moeten in beginsel binnen het bouwvlak worden gebouwd. Bouwen buiten het bouwvlak is mogelijk, maar tot maximaal 5% van het bestemmingsvlak. De totale omvang van het bestemmingsvlak (exclusief bouwvlakken) is 2,6 hectare. Dit betekent dat buiten het bouwvlak 1.300 m² gebouwd mag worden. Hierbij geldt wel een maximale oppervlakte van 120 m per² gebouw en een bouwhoogte van maximaal 5 meter.
In overleg met de gemeente en Staatsbosbeheer is het Mammoetpad gerealiseerd. Medio 2016 is het Mammoetpad officieel in gebruik genomen. Het thema van het pad is de Oertijd; het pad ligt ook in de Oertuin. Door dit pad wordt de bezoeker uitgenodigd actief en educatief door de tuinen te lopen en zo meer te zien van de flora, fauna en historie van de tuin. Het pad loopt niet door de eigenlijke Heemtuin. Deze blijft in de huidige staat. Het Mammoettijd pad is vanaf de weg niet zichtbaar. Het wordt omgeven door bebossing en groen. Er is een aparte toegangsboog in de tuin geplaatst. Het pad zal ook vanuit het paviljoen niet zichtbaar zijn.
Tijdens evenementen zijn er soms niet voldoende parkeerplekken. Er moet dan uitgeweken worden naar de openbare weg om te parkeren wat uit oogpunt van verkeersveiligheid minder wenselijk is. Om pieken op te vangen is verdubbeling van parkeerplekken in de toekomst noodzakelijk.
Voorstel voor uitbreiding parkeerterrein (geel vierkant)
Het huidige parkeerterrein heeft een capaciteit van ongeveer 50 auto's. Op termijn wordt een maximale capaciteit van circa 100 parkeerplaatsen wenselijk geacht.
WerkPro denkt dat de Heemtuin in Muntendam verrijkt zou kunnen worden met kleinschalige overnachtingsmogelijkheid op het terrein. Dit geeft meer mogelijkheid tot werkzaamheden voor de deelnemers en anderzijds zou het de toeristisch/recreatieve functie van de Heemtuin nog meer onderstrepen. Op andere natuurterreinen, zoals de Borg Ewsum en enkele gebieden van Natuurmonumenten, is ook kleinschalige overnachtingsmogelijkheid dat past bij de omgeving en de natuur. Gezien de termijn van realisatie valt dit waarschijnlijk buiten de kaders van het bestemmingsplan.
Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de Ladder van duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
In onderhavig bestemmingsplan wordt de bestaande situatie geactualiseerd en opnieuw vastgelegd en zeer kleinschalig uitgebreid. Er is (in ruimtelijk optiek) in zeer ondergeschikte mate ruimte voor aanvullende nieuwbouw. Dit is slechts het geval bij het vervangen van de verouderde bebouwing voor de dagbesteding.
In functioneel opzicht is er eveneens sprake van een kleine wijziging. De horeca-functie wordt in de bestaande bebouwing in zeer beperkte mate vergroot, met name vanwege de verouderde aanwezige situatie.
Eveneens wordt er enige extra ruimte geboden voor parkeergelegenheid en allerhande activiteiten die ruimtelijk en functioneel onlosmakelijk onderdeel zijn van en samenhangen met de Heemtuin.
Op basis van jurisprudentie (meerdere uitspraken) hoeft in dergelijke gevallen niet de Ladder-toets te worden uitgevoerd. Er is immers geen sprake van een uitbreiding van detailhandel of horeca met meer dan 400 m² of uitbreiding van de maatschappelijke voorziening met 750 m². Daarnaast is de verwachting dat onderhavig bestemmingsplan niet leidt tot onaanvaardbare structurele leegstand in de omgeving van het plangebied.
Eveneens kan op basis van jurisprudentie (uitspraak 20 mei 2015) worden betoogd dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Er is geen sprake nieuw ruimtebeslag ofwel dit is ter plekke gecompenseerd. Er is slechts een verruiming in het gebruik en een gedeeltelijke functiewijziging.
Volledigheidshalve is een beknopte toetsing aan de Ladder Duurzame Verstedelijking gedaan. Hierbij is de aankomende aanpassing van de Ladder betrokken.
In dit geval is het aantonen van de (actuele regionale) behoefte reeds gebeurd. De functies van de Heemtuin (dagbesteding/werkvoorziening, educatie, recreatie en ondergeschikte horeca) zijn al langere tijd aanwezig en ontwikkelen zich vanwege een groeiende maatschappelijke behoefte verder. Het bijbehorend gebruik van de Heemtuin door de verschillende partijen heeft ook al langere tijd plaatsgevonden. De combinatie van de bovenbeschreven maatschappelijke met een recreatieve functie is uniek in dit gebied en voorziet zoals hierboven weergegeven ook in een duidelijke specifieke behoefte in de omgeving van het plangebied.
Het plangebied ligt volgens de provinciale verordening in het buitengebied. Echter, het plangebied heeft een maatschappelijke bestemming waarin een (fors) bouwvlak is opgenomen. In dit geval is er sprake van nieuwbouw die samenhangt met sloop van verouderde bebouwing in reeds bebouwd gebied. Kortom; herstructurering ofwel transformatie van bestaande bebouwing.
Zoals in het voorgaande al is weergegeven is het plangebied via de weg, fiets/voetpaden en per openbaar vervoer ontsloten. Met name voor de gebruikers is de uitstekende ontsluiting per fiets/ te voet relevant (LF9 NAP-fietsroute).
De Ladder van duurzame verstedelijking is niet van toepassing op het plan maar is vanuit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening doorlopen. Hieruit blijkt dat het plan wel kan voldoen aan de uitgangspunten van de Ladder met betrekking tot behoefte en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
Milieuaspecten worden in principe geregeld via de daartoe geëigende wetgeving. Daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten echter rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige functies ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen.
Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, wordt de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd. De VNG-handreiking geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen.
In de handreiking zijn richtafstanden van bedrijven tot bebouwing aangegeven. Deze richtafstanden hebben betrekking op de aspecten geluid, stof, geur en gevaar. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde eisen. Dit betekent dat afwijken van de afstanden, mits goed gemotiveerd, is toegestaan. De afstand wordt gerekend van de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat tot de gevel van de milieugevoelige functies. Naast het omgevingstype 'rustige woonwijk' wordt het omgevingstype 'gemengd gebied' onderscheiden. Een gemengd gebied is een gebied met een matig tot sterke functiemenging. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één stap terug worden gebracht.
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van beperkte nieuwbouw inclusief een geringe uitbreiding van de bestaande maatschappelijke en recreatieve (horeca)functie mogelijk. In de omgeving van het plangebied bevinden zich een beperkt aantal woningen. Gezien de afstand tussen deze woningen en de Heemtuin (VNG-brochure zwaarste categorie: logies/maaltijden- en drankverstrekking maximaal 30 m afstand) worden over en weer geen sprake van onevenredige hinder, mede omdat er eerder sprake is van gemengd gebied dan van een woonwijk. De voorgevel van de meest nabijgelegen woning ligt op een afstand van 30 m van de perceelsgrens van de Heemtuin.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.
Inrichtingen
Op 13 februari 2009 is het gewijzigde Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit geeft voorwaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd. Het plaatsgebonden risico onderscheidt grens- en richtwaarden voor (beperkt) kwetsbare objecten. Het betreft de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Deze kans mag maximaal één op een miljoen (10-6) per jaar zijn. Het groepsrisico is van toepassing op groepen personen in het invloedsgebied van een inrichting met gevaarlijke stoffen en de kans op overlijden. Dit wordt weergegeven in een Fn-curve en getoetst aan een oriënterende waarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 is de nieuwe wetgeving rond transportroutes, het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) met het bijbehorende Basisnet, in werking getreden. Dit besluit vervangt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Het Besluit transportroutes externe veiligheid sluit aan op de bepalingen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen omtrent het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Daarnaast wordt het Basisnet voor wegen, spoor en water opgesteld. Dit basisnet omvat alle rijkswegen, spoorlocaties met goederenvervoer en kanalen en rivieren met goederenvervoer, met de bijbehorende (eventueel aanwezige) risicoafstanden.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires van werd uitgegaan, dienen nu de belemmeringenstrook (5 m bij leidingen met een druk boven de 40 Bar), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens) in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen, buisleidingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen. De meest nabijgelegen buisverbinding heeft een minimale afstand van 600 m tot het plangebied. Het plangebied valt buiten het invloedsgebied. De spoorlijn Waterhuizen-Veendam ligt op circa 2.000 m. Over deze spoorlijn vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats, waardoor sprake is van externe veiligheidsrisico's. Door de afstand tussen het plangebied en het spoor zal het groepsrisco niet of nauwelijks toenemen. Een volledige verantwooording van het groepsirsico is niet van toepassing. Wel dienen de elementen bestrijdbaarheid (bereikbaarheid en bluswatervoorziening) en zelfredzaamheid (zelfredzaam vermogen, ontvluchtingsmogelijkheden en alarmeringsmogelijkheden te worden beoordeeld. Overige inrichtingen, buisleidingen of transportroutes liggen op nog verdere afstand.
Uitsnede risicokaart (blauwe pijl geeft het plangebied weer)
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan, mede in relatie tot de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid waarover de Brandweer een positief advies heeft gegeven. Conform dit advies wordt (buiten het bestemmingsplantraject om) een bluswatervoorziening in het gebied gerealiseerd, zo ook wordt de initiatiefnemer/exploitant gemeld dat zij toekomstige gebruikers moeten informeren over de aanwezige externe veiligheidsrisico's en hoe te handelen bij een ramp middels het uitwerken van een noodplan.
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. Deze doet verslag van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.
Op 16 juni 2016 is de digitale watertoets voor het plan doorlopen. Uit de watertoets blijkt dat de korte procedure moet worden doorlopen. Dit houdt in dat direct vervolgd wordt met de planvorming. De standaard waterparagraaf is hierna weergegeven en als bijlage aan het plan toegevoegd. De waterparagraaf is geordend op basis van thema's veiligheid, wateroverlast, afvalwater & riolering, grondwater & ontwatering, peilen & drooglegging, waterkwaliteit & volksgezondheid, inrichting watersysteem, natuur & ecologie en bodemdaling. De meest relevante thema's worden hierna kort beschouwd. Per thema is eveneens weergegeven hoe hiermee in onderhavig plan wordt omgegaan.
Van belang is het thema wateroverlast. Bij stedelijke uitbreidingen of herstructureringen mag een toename van het verhard oppervlak niet resulteren in een extra belasting van het watersysteem, er moet waterneutraal worden gebouwd. Dit houdt in dat de initiatiefnemer voldoende maatregelen neemt om de versnelde waterafvoer te compenseren. De initiatiefnemers van de uitbreiding van het verhard oppervlak moeten ervoor zorgen dat ze voldoende compenserende maatregelen nemen.
De hoeveelheid nieuw te realiseren bebouwing is minimaal, het betreft met name het uitbreiden van het parkeerterrein. Dit zal in halfverharding plaatsvinden. De uitbreiding van dit parkeerterrein wordt gecompenseerd door een deel van het terrein van de maatschappelijke bestemming om te vormen tot natuurgebied.
Ten aanzien van het thema afvalwater & riolering wordt door het waterschap opgemerkt dat door het hemelwater gescheiden te houden van het afvalwater het hemelwater niet wordt vervuild en kan dit schone water behouden blijven voor het watersysteem. Ook is een vermindering van het volume afvalwater gunstig voor de capaciteit van de bestaande riolering, transportvoorzieningen en de RWZI. Het vrijkomende hemelwater na afkoppeling mag niet resulteren in een versnelde afvoer en het hemelwater mag in principe niet door diffuse bronnen zijn verontreinigd voordat het in het oppervlaktewatersysteem terechtkomt. Het hemelwater wordt al gescheiden van het afvalwater. In de gevallen dat verouderde bebouwing wordt gesaneerd, wordt de nieuwe bebouwing ook voorzien van een gescheiden afvoer.
Lozing van hemelwater op het oppervlaktewaterlichaam mag niet leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van dat oppervlaktewaterlichaam. Daarnaast moet de lozing van hemelwater passen binnen de te bereiken waterkwaliteitsdoelstellingen voor het oppervlaktewaterlichaam of de functies van het gebied. Het hemelwater wordt ter plaatse zoveel mogelijk geinfiltreerd in de bodem. Waar dit niet kan, wordt het in het aanwezige oppervlaktewater geloosd, waarbij er geen reden is dat dit water vervuild zal raken.
Ten aanzien van het aspect verontreiniging wordt aangegeven dat bij nieuwbouw en renovatie zo weinig mogelijk uitlogende materialen zoals zink, koper en lood moeten worden gebruikt. Alternatieven gebruiken heeft de voorkeur. De nationale pakketten duurzaam bouwen geven hiertoe voorbeelden. Ook dient de (openbare) ruimte zodanig ingericht te worden dat onkruidgroei zo weinig mogelijk kans krijgt. Hiermee kan het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen op verhardingen worden voorkomen of beperkt. Als de middelen toch gebruikt worden, dan moet de gebruiker maatregelen treffen om contact met hemelwater zoveel mogelijk te voorkomen. Als de verouderde bebouwing wordt vervangen door nieuwe bebouwing, dan zal deze bebouwing niet worden voorzien van uitlogende materialen. Ook chemische bestrijdingsmiddelen worden zo min mogelijk gebruikt, mede gezien de functie(s) van het gebied.
Een te hoge grondwaterstand kan grondwateroverlast veroorzaken, bijvoorbeeld in de vorm van water in de kruipruimte. Te lage grondwaterstanden daarentegen resulteren in verdroging. Het verlagen van grondwaterstanden in bestaande bebouwde gebieden kan problemen geven wanneer er sprake is van houten funderingen en funderingen op klei. Zijn die aanwezig dan mogen de gemiddeld laagste grondwaterstanden (GLG) niet verder worden overschreden (niet nog lager worden). Ook de aanwezigheid van oude bomen verdient aandacht. Volwassen bomen kunnen afsterven als de ontwateringsdiepte snel en drastisch worden veranderd en verder verlaagd worden dan 1 m minus maaiveld. Oude bomen kunnen hun wortelstelsel niet meer aanpassen aan grote veranderingen in het grondwater. Tevens kunnen natuurgebieden in en rond het plangebied negatief beïnvloed worden wanneer het hydrologisch systeem verandert. Het is dan ook belangrijk bij elk inrichtingsplan samen met het waterschap vanuit het bestaande watersysteem vast te stellen wat de huidige en gewenste grondwaterstanden zijn en of er sprake is van een nadelige beïnvloeding van de omgeving. Er is geen noodzaak tot wijziging van de grondwaterstand als gevolg van onderhavig bestemmingsplan.
De hiervoor beschreven uitgangspunten zijn afgestemd op onderhavig plangebied. Voor alle watergerelateerde onderwerpen die van toepassing zijn, zijn adviezen opgenomen. Voor de verdere procedurele afhandeling van de watertoets is het niet noodzakelijk het waterschap te betrekken, als er met de opmerkingen gemaakt in de watertoets rekening zal worden gehouden tijdens de verdere uitwerking van dit plan. Bij eventuele aanpassingen van het plan die van invloed zijn op de waterhuishouding moet met het waterschap worden overlegd. Mogelijk zijn de aanpassingen reden om voor het aangepaste plan nogmaals de digitale watertoets uit te voeren.
De volledige uitgangspuntennotitie is als bijlage aan het plan toegevoegd.
Voordat met nieuwe bouwwerkzaamheden wordt begonnen, moet onderzoek naar eventuele bodem- en grondwaterverontreiniging zijn uitgevoerd. De procedure voor het verlenen van omgevingsvergunningen schrijft dit voor. Als blijkt dat de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem geen beletsel vormt voor de beoogde bestemming, zal een bodemgeschiktheidsverklaring worden afgegeven. Indien wel bodemverontreiniging aan het licht komt, kunnen saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn.
De meeste gebouwen zijn reeds aanwezig op het terrein, derhalve is onderzoek niet nodig.
Ter plekke van de dagbestedingsruimte zal de aanwezige bebouwing vervangen worden door nieuwe, passende bebouwing. Voorafgaand aan het indienen van de omgevingsvergunning zal hier de bodem onderzocht worden.
Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
NSL/nibm
Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht-kwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm (bijvoorbeeld: 2000 woningen).
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Bestemmingsplan
Op basis van het bestemmingsplan zijn de volgende activiteiten die in dit kader relevant zijn mogelijk.
Functie | Ritten per etmaal | Totaal aantal ritten/etmaal | |
Uitbreiding werkruimten dagbesteding | Bedrijf arbeidsintensief/ bezoekersextensief | 10,9 per 100 m² | 27 |
Aanpassing horecavoorzieningen | Restaurant | 16,0 per 100 m² | 24 |
Ontwikkelen Mammoetpad | Plantentuin | 30,5 | 30,5 |
Ontwikkelen kleinschalige overnachtingsmogelijkheid | 1* hotel | 12,7 per 10 kamers | 12,7 |
Totaal | 94,2 |
Regelmatig zullen er evenementen worden georganiseerd. Hierdoor is een correctie van 170 ritten (berekend gemiddelde) toegepast. De toename van de totale verkeersgeneratie bedraagt derhalve afgerond 264 ritten.
Omdat op de locatie reeds activiteiten aanwezig zijn, zal de toename in werkelijkheid minder bedragen.
Nibm-tool
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool oktober 2012 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project.
Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden.
Daartoe is gebruik gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2013. Het RIVM produceert deze kaarten jaarlijks. De kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en betreffen zowel recente als toekomstige jaren. Per kilometervak worden de concentraties voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen weergegeven waarvoor Europese regelgeving bestaat. De kaarten op deze website hebben een juridisch-formele status.
De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uit de wet zijn opgenomen in de navolgende tabel.
Grenswaarden luchtconcentraties NO2 en PM10 | |
Luchtconcentratie | Norm |
NO2 | |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m3 |
PM10 | |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m3 |
Getoetst dient te worden aan de norm voor NO2 per 1 januari 2015. Vanaf die datum moet blijvend aan de norm van NO2 worden voldaan.
Per 21 juni 2011 moest al aan de grenswaarden voor fijn stof worden voldaan.
Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat in het plangebied de volgende achtergrondniveaus zijn gemeten en worden verwacht voor NO2 en PM10.
Achtergrondniveaus luchtkwaliteit | |||
Stof | 2011 | 2015 | 2020 |
PM10 | 21,2 µg/m3 | 14,5 µg/m3 | 15,7 µg/m3 |
NO2 | 11,4 µg/m3 | 9,5 µg/m3 | 8,5 µg/m3 |
Uit de gemeten en berekende achtergrondniveaus blijkt dat deze ruim onder de wettelijke normen blijven. Daarnaast is geconcludeerd dat het een nibm-project betreft.
Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb)1 of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 26 april 2017 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. Het was een halfbewolkte dag, met zwakke wind en een temperatuur rond de 12 graden.
Het plangebied omvat de heemtuin van Muntendam. Het plangebied bestaat uit een parklandschap met een groot aantal inheemse en gecultiveerde plantensoorten, waaronder bomen en struiken. Daarnaast zijn bebouwing in de vorm van een bezoekerscentrum en een gebouw voor dagbesteding aanwezig. Aan de oostzijde is verder een parkeerplaats aanwezig.
Ten westen van het parkeerterrein wordt opgaande beplanting verwijderd om de uitbreiding van de parkeerplaats mogelijk te maken. Ter compensatie van het uit te breiden parkeerterrein wordt een deel van de vigerende maatschappelijke bestemming toegevoegd aan de bestemming natuur.
Soortenbescherming
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
INVENTARISATIE
Op basis van het veldbezoek blijkt dat delen van het plangebied en omgeving een relatief hoge natuurwaarde kennen. Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF)2 via Quickscanhulp.nl3 (© NDFF - quickscanhulp.nl 19 april 2017, 16:16:42 uur) blijkt dat in de omgeving van het plangebied (0-1 km) de laatste vijf jaar meerdere beschermde soorten zijn waargenomen. Het gaat vooral om amfibieën, vogels en zoogdieren.
De opgaande beplanting naast de uit te breiden parkeerplaats aan de westzijde van het plangebied bestaat uit allerlei jonge bomen en struiken, waaronder haagbeuk, eenstijlige meidoorn, gewone esdoorn, Spaanse aak, grauwe els, boswilg, hulst en zoete kers (zie foto 1-2). In de ondergroei zijn tijdens het veldbezoek aalbes, sporkehout, zevenblad, kruipende boterbloem, look-zonder-look, dagkoekoeksbloem, fluitenkruid, hondsdraf, kropaar, veldzuring en grote brandnetel aangetroffen. De aangetroffen soorten duiden op voedselrijke omstandigheden. Ook de gronden waarvan de bestemming wordt gewijzigd van de vigerende maatschappelijke bestemming naar de bestemming natuur bestaan eveneens grotendeels uit jong bos met dezelfde soortensamenstelling (foto 3). Op meer beperkte schaal is daarnaast een pioniervegetatie op zandige bodem aanwezig met soorten als duinriet, gewoon biggenkruid, haarmos en jonge boswilgen en ruwe berken. Waardevolle vegetaties met zeldzamere plantensoorten bevinden zich buiten de uitbreidingslocatie van de parkeerplaats, zoals in de oeverzone van plassen (foto 4), waar soorten als kleine zonnedauw voorkomen. In deze ondiepe oeverzone van de plassen is ook geschikt biotoop voor de beschermde drijvende waterweegbree aanwezig, waarvan waarnemingen uit de directe omgeving bekend zijn (Quickscanhulp.nl). Overige beschermde plantensoorten zijn niet bekend uit de directe omgeving van het plangebied. Deze kunnen op basis van de terreinkenmerken worden uitgesloten op de uitbreidingslocatie van de parkeerplaats.
Foto 1-2. Uitbreidingslocatie ten westen van parkeerplaats
Foto 3. Locatie voor natuurcompensatie ten zuidwesten van parkeerplaats
In de te kappen bomen naast de parkeerplaats zijn geen voor vleermuizen geschikte ruimtes, zoals naar boven doorlopende holtes of loszittende schors aangetroffen. Verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen worden uitgesloten. De opgaande beplanting om de parkeerplaats kan wel onderdeel vormen van het foerageergebied van vleermuissoorten, zoals de uit de wijde omgeving van het plangebied bekende soorten gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis en laatvlieger (Quickscanhulp.nl). Er is ter hoogte van de uitbreidingslocatie van de parkeerplaats geen sprake van een vliegroute vanwege het ontbreken van doorgaande lineaire structuren als brede watergangen of lanen.
Tijdens het veldbezoek zijn in de bosstrook naast de parkeerplaats loopsporen en ligplaatsen van ree aangetroffen. Verder biedt deze uitbreidingslocatie geschikt leefgebied voor soorten als bosmuis, egel, hermelijn, huisspitsmuis en wezel. Voor deze soorten geldt in de provincie Groningen een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Wnb bij ruimtelijke ontwikkelingen. Uit de omgeving van het plangebied is het voorkomen van de niet-vrijgestelde soorten eekhoorn en steenmarter bekend (Quickscanhulp.nl). Van eekhoorn zijn op de uitbreidingslocatie geen nesten of sporen aangetroffen. De uitbreidingslocatie kan een klein onderdeel vormen van het foerageergebied van steenmarter.
In de opgaande beplanting naast de parkeerplaats zijn tijdens het veldbezoek geen nesten van vogels met jaarrond beschermde nesten aangetroffen. Deze zijn hier ook niet te verwachten door de hoge recreatiedruk. De smalle bosstrook wordt namelijk doorsneden door meerdere paden en ligt tussen een kinderspeelplaats en de parkeerplaats in. Het plangebied maakt hooguit een zeer klein onderdeel uit van het foerageergebied van vogels met jaarrond beschermde nesten, zoals sperwer en ransuil.
In de opgaande beplanting kunnen wel enkele minder verstoringsgevoelige vogelsoorten tot broeden komen, zoals merel, roodborst, zanglijster, zwartkop en houtduif.
Uit de directe omgeving van het plangebied is het voorkomen van de algemene amfibieënsoorten bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander bekend (Quickscanhulp.nl). Voor deze soorten biedt het plangebied geschikt voortplantingswater met flauwe oevers (foto 4). De uitbreidingslocatie van de parkeerplaats biedt geschikt landbiotoop voor de genoemde soorten. Voor deze algemene soorten geldt in de provincie Groningen een vrijstelling van de verbodsartikelen bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Waarnemingen van niet-vrijgestelde amfibieënsoorten ontbreken uit de omgeving van het plangebied (Quickscanhulp.nl). Door de geïsoleerde ligging van de heemtuin tussen intensief beheerde akkers worden deze ook niet verwacht in het plangebied.
Foto 4. Plas met flauwe oevers ten zuidwesten van parkeerplaats nabij het compensatiegebied.
Leefgebied voor onder meer kleine zonnedauw en amfibieën
Van de beschermde ongewervelden is alleen de groene glazenmaker bekend uit de directe omgeving van het plangebied. Deze libellensoort is aangewezen op krabbenscheervegetaties in sloten en andere watergangen. Door het ontbreken van krabbenscheervegetaties op de uitbreidingslocatie van de parkeerplaats en in de directe omgeving daarvan, kan de groene glazenmaker worden uitgesloten.
Geschikt leefgebied voor beschermde soorten uit de soortengroepen reptielen en vissen is hooguit aanwezig voor de ringslang. Deze soort komt echter niet voor in de wijde omgeving van het plangebied (Quickscanhulp.nl; RAVON.nl), zodat de aanwezigheid van ringslang, gezien de geïsoleerde ligging van de Heemtuin tussen akkerland, kan worden uitgesloten.
TOETSING
Het plan heeft geen betrekking op groeiplaatsen van de drijvende waterweegbree of andere beschermde plantensoorten. Negatieve effecten op beschermde plantensoorten zijn uitgesloten.
Als gevolg van het plan gaat een zeer klein deel van het potentieel foerageergebied van vogels vleermuizen, vogels met jaarrond beschermde nesten en steenmarter verloren. In de omgeving blijft echter in ruime mate alternatief en hoogwaardig foerageergebied voor de te verwachten soorten aanwezig. Negatieve effecten door het verlies van foerageergebied zijn dan ook niet aan de orde.
Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels in de directe omgeving worden verstoord of vernietigd; dit is bij wet verboden. Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan worden voorkomen door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
Als gevolg van het plan kunnen verblijfplaatsen van enkele algemene amfibieën- en of zoogdierensoorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Groningen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing van de Wnb te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.
Gebiedenbescherming
Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.
WET NATUURBESCHERMING
In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
NATUURNETWERK NEDERLAND
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Groningen uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie 2016-2020 en de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016. Van belang is dat de provincie geen externe werking kent voor het NNN.
NATUUR BUITEN HET NNN
Vanuit het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid wordt verder buiten de NNN-gebieden bij ruimtelijke plannen specifiek ingezet op de bescherming van bestaande bos- en natuurgebieden en weidevogel - en akkervogelleefgebieden.
INVENTARISATIE
Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Wnb. Het meest nabijgelegen gebied beschermd middels de Wnb betreft het Natura 2000-gebied Zuidlaardermeergebied dat is gelegen op een afstand van ongeveer 8,5 km ten westen van het plangebied. Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als NNN ligt eveneens op circa 8,5 km ten westen van het plangebied. De begrenzing van dit gebied komt grotendeels overeen met de begrenzing van het Natura 2000-gebied. Een deel van het plangebied is aangewezen als 'natuur buiten het NNN'. Dit geldt echter niet voor de delen van het plangebied waar ontwikkelingen zijn voorzien. De ligging van 'natuur buiten het NNN' ten opzichte van het plangebied wordt weergegeven in figuur 4.1. Aangewezen weidevogelgebied ligt aan de overzijde van de Nieuweweg grenzend aan het plangebied.
TOETSING
Gezien de aard van de ontwikkelingen, de terreinomstandigheden en de ligging van het projectgebied, zijn met betrekking tot de voorgenomen plannen geen negatieve effecten op beschermde gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming te verwachten.
De zone naast de parkeerplaats waar ontwikkelingen plaatsvinden zijn niet aangewezen als 'natuur buiten het NNN'. Negatieve effecten op de natuur buiten het NNN als gevolg van het plan treden dan ook niet op. Het plangebied met veel opgaande beplanting heeft geen belangrijke ecologische relaties met het aangrenzende open weidevogelleefgebied. Bovendien vinden als gevolg van het plan geen ingrepen in het 'leefgebied weidevogels' plaats. Negatieve effecten op het leefgebied van weidevogels treden niet op. Het plan is daarmee niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.
Figuur 4.1 Ligging van 'natuur buiten het NNN' (groen) in en om het plangebied (rode omlijning) en ligging van 'leefgebied weidevogels' ten noorden van de Nieuweweg (lichtgroen) uit de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016. (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
De provincie Groningen geeft in een vooroverlegreactie op het voorontwerpbestemmingsplan aan dat de uitbreiding van de parkeerplaats zorgt voor een geringe aantasting van 'natuur buiten het NNN'. De provincie vraagt daarom om een extra onderbouwing van de compensatie voor het verlies van areaal en de waarden van dit gebied op grond van artikel 2.47 van de provinciale Omgevingsverordening. Hoewel de uitbreidingslocatie van de parkeerplaats op basis van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 is gelegen buiten de begrenzing van 'natuur buiten het NNN' (zie figuur 4.1), wordt toch voldaan aan de vraag van de provincie aangezien de gronden wel een natuurbestemming hebben.
De provincie vraagt een betere onderbouwing van de volgende vier punten:
Hieronder worden de eerste drie punten nader behandeld.
1. WIJZIGING BESTEMMING MAATSCHAPPELIJK NAAR NATUUR
De wijziging van de bestemming 'Maatschappelijk' naar 'Natuur' is op onderstaande uitsneden van de verbeeldingen zichtbaar (figuren 4.2 en 4.3). In het geldende bestemmingsplan Muntendam is het onderhavige gebied met een maatschappelijke bestemming 28.315 m2 groot. In het bestemmingsplan voor de Heemtuin is de maatschappelijke bestemming 27.560 m2 groot. Derhalve is er sprake van een verkleining van de maatschappelijke bestemming met ruim 750 m2.
Figuur 4.2. Blauwe pijl verwijst naar de inkrimping van de bestemming 'Maatschappelijk' ten noorden en zuiden van de parkeerplaats ten opzichte van het geldende bestemmingsplan Muntendam (schaal 1:2.000)
Figuur 4.3. Geldend bestemmingsplan Muntendam (schaal 1:2.000)
2. AANWEZIGE NATUURWAARDEN EN COMPENSATIE
Om het verlies van een gering deel van gronden met de bestemming 'Natuur' bij uitbreiding van de parkeerplaats richting het westen te compenseren, wordt de maatschappelijke bestemming ten noorden en zuiden van de parkeerplaats omgezet in een natuurbestemming, zodat het areaal van de bestemming 'Natuur' per saldo met 750 m2 toeneemt. De natuurwaarden ten noorden en zuiden van de parkeerplaats krijgen daarmee een betere bescherming, zodat het geringe verlies aan areaal en waarden bij uitbreiding van de parkeerplaats ruimschoots gecompenseerd wordt.
De aanwezige en potentiële natuurwaarden worden behandeld in paragraaf 4.7.2. Hier worden de belangrijkste bevindingen uit deze paragraaf samengevat. De vegetatie op de uitbreidingslocatie ten westen van de parkeerplaats en de vegetatie van het compensatiegebied is zeer vergelijkbaar en bestaat uit jong bos met soorten die duiden op voedselrijke omstandigheden. In het compensatiegebied is daarnaast op meer beperkte schaal een pioniervegetatie op zandgrond aanwezig met kruiden en opslag van struiken, die ontbreekt op de uitbreidingslocatie. Op basis van de inventarisatie is het voorkomen van een aantal beschermde broedvogels, zoogdieren en amfibieën op de uitbreidingslocatie en in het compensatiegebied te verwachten (zie paragraaf 4.7.2). Gezien de inrichting als recreatiegebied zijn hooguit minder verstoringsgevoelige soorten te verwachten. Zeldzame en/of bedreigde soorten worden op grond van de terreinomstandigheden en het huidige terreingebruik niet verwacht. Behalve de in paragraaf 4.7.2 genoemde beschermde diersoorten zijn een aantal algemene en niet-beschermde ongewervelden op de uitbreidingslocatie en in het compensatiegebied te verwachten, zoals bont zandoogje, boomblauwtje, citroenvlinder, klein geaderd witje, kleine vuurvlinder, paardenbijter en houtpantserjuffer.
Doordat de flora en fauna van het compensatiegebied zeer vergelijkbaar is met de uitbreidingslocatie, valt niet te verwachten dat soorten volledig verdwijnen als gevolg van het plan. Het plan veroorzaakt daarmee geen ernstige negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Door de gronden van het compensatiegebied te bestemmen als 'Natuur' wordt de bescherming van deze gronden - met inbegrip van de aanwezige natuurwaarden - vastgelegd in het bestemmingsplan. Daarmee wordt gewaarborgd dat het verlies van areaal en waarden op de uitbreidingslocatie wordt gecompenseerd door de toegenomen bescherming van aangrenzende gebiedsdelen met vergelijkbare natuurwaarden, die een groter areaal betreffen dan het te compenseren gebied.
3. EFFECT BEPERKENDE MAATREGELEN
Bij de planning van de werkzaamheden wordt rekening gehouden met kwetsbare periodes voor de aanwezige soorten. In paragraaf 4.7.2 wordt in het kader van de soortenbescherming al aangegeven dat werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart - half juli) moeten worden uitgevoerd. Behalve deze in het kader van de soortbescherming verplichte effect beperkende maatregel, wordt gewerkt buiten de kwetsbare overwinteringsperiode van amfibieën (half oktober - half april). Daarnaast worden de werkzaamheden overdag uitgevoerd, zodat verstoring van nachtactieve dieren door kunstlicht achterwege blijft. Op deze manier worden negatieve effecten op de aanwezige dieren zoveel mogelijk voorkomen. Ook bij de inrichting van de parkeerplaats wordt rekening gehouden met de natuurwaarden van het omringende gebied om negatieve effecten zoveel mogelijk te beperken.
Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van de ontwikkeling een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.
Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is. Met inachtneming van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Wnb voor soorten of een vergunning op grond van de Wnb voor gebieden op voorhand niet nodig voor de beoogde activiteiten. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Omgevingsverordening provincie Groningen.
Op voorhand kan in redelijkheid worden gesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg staat.
Om het verlies van gronden met de bestemming Natuur bij uitbreiding van de parkeerplaats te compenseren, is de bestemming van de aangrenzende gronden met een maatschappelijke bestemming omgezet in een natuurbestemming.
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt. Ingeval van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. In het plangebied zal geen (nieuwe) geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht. Onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
In het plangebied worden incidenteel en met name kleinschalige evenementen georganiseerd zoals weergegeven in de planbeschrijving (nieuwe situatie, hoofdstuk 3). Een evenement kan ruimtelijk relevant zijn, waardoor er significante invloed kan zijn op de ruimtelijke kwaliteit (bron: Kenniscentrum Infomil). Voor het bepalen of een evenement ruimtelijk relevant is kan onderscheid worden gemaakt in:
In dit geval betreft het evenementen in categorie 2. Dit type evenement kan effect hebben op de leefomgeving en is daarmee ruimtelijk relevant. Hierbij is het van belang in welk type gebied (woonomgeving, centrumgebied of bedrijventerrein) het evenement plaats vindt. Het plangebied is gesitueerd direct aansluitend aan het bebouwde komgebied, in het buitengebied.
In het kader van het bestemmingsplan is het eveneens van belang of het evenement hoort bij een inrichting, of in de openbare ruimte plaatsvindt. In dit geval vinden evenementen plaats bij de inrichting (kleinschalige horecagelegenheid). Een afweging of deze passend is in de omgeving is in het kader van het bestemmingsplan derhalve noodzakelijk. Het betreft met name de afweging ten aanzien van de maatgevende aspecten geluid en verkeersaantrekkende werking. Bereikbaarheid van de locatie en voldoende parkeergelegenheid zijn hierin ook van belang. In de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering zijn richtafstanden opgenomen tussen de inrichting en woningen. In de voorgaande milieuparagraaf is aan deze VNG-brochure getoetst. Uit deze toetsing blijkt dat de inrichting kan voldoen aan de richtafstanden zoals opgenomen in de VNG-brochure.
Activiteitenbesluit of omgevingsvergunning
De inrichting in het plangebied valt onder het activiteitenbesluit en is omgevingsvergunningsplichtig. In dit kader dient te worden aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en dat de activiteit kan voldoen aan het Activiteitenbesluit. Dit houdt overigens niet in dat er ook altijd sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Zo wordt onversterkte muziek niet in het Activiteitenbesluit gereguleerd. Voor evenementen als onderdeel van de inrichting is een ontheffing mogelijk voor de geluidwaarden als de evenementen niet meer dan 12 keer per jaar voorkomen. Dit zogenaamde twaalfdagencriterium komt uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening en omvat het volgende: het is in de jurisprudentie inmiddels regelmatig geaccepteerd dat ontheffing kan worden verleend om maximaal 12 maal per jaar (uitgangspunt is dat het per keer steeds gaat om één, aaneengesloten, periode van maximaal een etmaal) activiteiten uit te voeren die meer geluid veroorzaken dan de geluidgrenzen voor de RBS (representatieve bedrijfssituatie) uit de vergunning. Het gaat dan om bijzondere activiteiten (incidentele bedrijfssituaties), welke niet worden gerekend tot de RBS.
Dat wil niet zeggen dat daaraan geen limiet kan worden gesteld: jurisprudentie en ALARA-beginsel vereisen dat in deze gevallen wordt nagegaan in hoeverre de hinder kan worden beperkt. Dat kan bijvoorbeeld door minder dan 12 ontheffingen te verlenen, maximale geluidgrenzen op te leggen of de duur van de ontheffing te beperken. Daarop aansluitend zij opgemerkt dat de ontheffing tot maximaal 12 activiteiten geen recht is: het bevoegd gezag zal steeds een afweging van belangen moeten maken, mede in relatie tot de hiervoor beschreven regelmatige afwijkingen van de representatieve bedrijfssituatie, cumulerende effecten en dergelijke. Het is daarom gewenst dat genoemde (verzoeken om) toepassing van het "12 dagencriterium" reeds bij de aanvraag worden omschreven, zodat ook derden zich daarover kunnen uitspreken.
In dit bestemmingsplan is geregeld dat er geen sprake is van meer dan 12 evenementen met (on)versterkte muziek per jaar. Mede gezien het beperkte aantal bezoekers per evenement, de goede bereikbaarheid en de ligging van de inrichting en de voldoende omvang van het parkeerterrein (dat wellicht nog vergroot wordt indien daartoe de noodzaak is) en dat op grotere afstand van de meest nabijgelegen woning is gesitueerd blijkt dat er geen sprake is van onevenredige geluidhinder afkomstig van te organiseren evenementen). De inrichting met bijbehorende evenementen kunnen ten aanzien van het geluidsaspect als passend in de omgeving worden beschouwd.
De Heemtuin en het Natuurpark 'Tussen de Venen' liggen gedeeltelijk binnen de aanduiding 'grootschalig open gebied'. Deze aanduiding is echter niet in overeenstemming met de feitelijke situatie binnen de Heemtuin en het Natuurpark 'Tussen de Venen'. De ontwikkeling van dit gebied tot de huidige, feitelijke situatie is hierna beschreven.
De Heemtuin en het natuurpark 'Tussen de Venen' beslaan een omvang van ongeveer 50 ha en kunnen worden ingedeeld in vier gebieden:
De aanleg van de Heemtuin ging van start in 1982. Er werd een kunstmatig landschap met wilde bloemen en planten aangelegd in een stinzenbos met een boomgaard van hoogstam fruitbomen van oude rassen. Tien jaar later is het natuurontwikkelingsgebied ontstaan door vijvers te graven en reliëf aan te brengen in het voormalige landbouwgebied. Later, midden jaren negentig, werd het bezoekerscentrum gebouwd met daaromheen een natuur/cultuurtuin met een kruidentuin, een kleine beestjestuin en een natuurspeelplaats voor kinderen. In 2005 werd Natuurpark 'Tussen de Venen' aangelegd.
De Heemtuin en het natuurpark kennen verschillende landschappen vanaf de laatste ijstijd tot heden. Het natuurontwikkelingsgebied beslaat een oppervlakte van 3,5 ha voormalig landbouwgebied dat afgegraven en verschraald is. Er zijn vijvers gegraven en er is reliëf aangebracht. Het gebied heeft zich van een pioniersvegetatie ontwikkeld tot een heide- en berkvegetatie. Planten uit de oude heemtuin zijn overgewaaid, zoals moeraswolfsklauw, zonnedauw en orchideeën. Het natuurpark was eveneens voormalige landbouwgrond en is afgegraven en verschraald. Het is spiegelbeeldig aan het natuurontwikkelingsgebied ingericht met vijvers en reliëf. Een deel van het gebied wordt begraasd met geiten en schapen om het open te houden. Een ander deel wordt ontwikkeld tot prehistorie. Grenzend aan de nog in gebruik zijnde akkerland wordt een gebied van 3 ha beheerd door Stichting Werkend Trekpaard Groningen: hier worden oude landbouwgewassen op de oude manier gezaaid en geoogst.
Het gebied is volgens kaart 7 van de omgevingsverordening gelegen in (of aan de rand van) het grootschalige open landschap. Het plangebied heeft zich reeds 35 jaar ontwikkeld als natuurgebied waarvan deels de beslotenheid in de vorm van de waardevolle bebossing kenmerkend is. Vanwege deze grote natuurlijke, landschappelijke en maatschappelijke waarde is de provincie verzocht het plangebied van kaart 7 (grootschalig open landschap) te verwijderen. De provincie heeft hiermee ingestemd.
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Binnen het plangebied komen geen bekende archeologische waarden voor.
Het aspect archeologie vormt dan ook geen belemmering voor realisatie van dit bestemmingsplan.
De rijksmonumenten worden beschermd door de Monumentenwet (1988). Met monumenten worden alle "onroerende zaken" bedoeld. Tot die onroerende zaken horen gebouwen en objecten, zoals vaarten, bruggen, wegen, bomen en pleinen, die ten minste vijftig jaar oud zijn. Zij moeten van belang zijn door hun schoonheid, de wetenschappelijke en/of hun cultuurhistorische betekenis. Een monument kan worden aangewezen als rijksmonument wanneer het aan deze regels voldoet en als het een nationale, unieke waarde heeft. Naast rijksmonumenten worden op provinciaal niveau en gemeentelijk niveau monumenten aangewezen op grond van de respectievelijk provinciale- en gemeentelijke monumentenverordening.
Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.
Het aspect cultuurhistorie vormt dan ook geen belemmering voor realisatie van dit bestemmingsplan.
Op 1 april 2011 is het (gewijzigde) Besluit m.e.r. in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit m.e.r.
Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. Daarbij zijn in het bijzonder de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EU-richtlijn van belang. Deze omstandigheden betreffen onder andere de kenmerken van de potentiële effecten en cumulatie.
Op grond van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient het bevoegd gezag zijn eventuele keuze voor géén m.e.r.-beoordeling voor een activiteit die beneden de drempelwaarde valt, te motiveren in de overwegingen van het moederbesluit. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Op basis van de vormvrije m.e.r. blijkt of al dan niet een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.
In onderdeel D 10 van de bijlage van het Besluit m.e.r zijn de drempelwaarden voor de aanleg van een recreatieve / toeristische voorziening opgenomen. Drempelwaarden betreffen de aanleg/wijziging of uitbreiding van het recreatieterrein waarbij meer dan 250.000 bezoekers per jaar komen, het oppervlak van uitbreiding meer dan 25 ha beslaat of meer dan 10 ha in gevoelig gebied. De beoogde ontwikkeling uit voorliggend bestemmingsplan blijft naar schaal en omvang ruimschoots onder de drempelwaarden van de activiteiten zoals opgenomen in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. Uit de verrichte milieuonderzoeken, zoals verwoord in dit hoofdstuk, blijkt voorts dat het planvoornemen geen significant effecten op de omgeving heeft.
Voor het onderhavig plan hoeft gezien het voorgaande geen m.e.r.-(beoordelings)procedure te worden doorlopen. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.
Algemeen
In dit onderdeel van de toelichting wordt nader ingegaan op de vormgeving van de verbeelding en de regels.
Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke eisen die bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening zijn gesteld, waaronder alle digitale eisen.
In het plan worden bestemmingen gegeven en wordt aangegeven welke functies, (aanleg)activiteiten en bouwwerken zijn toegestaan. Niet alle in directe relatie met de bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, centrale installaties ten behoeve van energievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van duikers en dergelijke begrepen, worden in de bestemming nadrukkelijk vermeld. Alleen als functies of voorzieningen bijzondere ruimtelijke gevolgen kunnen hebben voor andere functies zijn die wel benoemd en nader gereguleerd.
Inleidende regels
In de Inleidende regels zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op de gehanteerde begrippen en de wijze van meten. Zie de artikelen 1 en 2, voorafgaand aan de bestemmingen.
Bestemmingen
Dit bestemmingsplan kent twee bestemmingen, Maatschappelijk - 1 (Artikel 3) en Natuur (Artikel 4), die ook reeds in het vigerend bestemmingsplan Muntendam waren opgenomen. De bestemmingen zijn echter enigszins aangepast op basis van de huidige bestaande en te verwachten activiteiten.
De aanpassing in de bestemming Natuur is zeer beperkt vergeleken bij de voorheen geldende bestemming. In deze bestemming is uitdrukkelijk opgenomen dat ondergeschikte educatieve en extensieve dagrecreatieve activiteiten zijn toegestaan. Onder extensieve dagrecreatieve activiteiten worden onder andere wandelen, hardlopen, fietsen, picknicken en natuurobservatie verstaan. Gemotoriseerde sporten vallen hier niet onder. Voorheen was dit niet uitdrukkelijk benoemd maar werd overigens wel aangenomen dat die activiteiten hier mede in zijn begrepen. Om misverstanden hierover in de toekomst te voorkomen is dit nu in artikel 4.1 uitdrukkelijk bepaald.
De bestemming Maatschappelijk - 1 is aangepast op de activiteiten en gewenste bebouwing die hiervoor zijn beschreven.
De bouwregeling is meer op de feitelijk aanwezige situatie toegespitst. Het bouwvlak is enigszins vergroot om de bestaande bebouwing/werkruimten van de dagbesteding en eventuele vervanging en vergroting daarvan in te passen en mogelijk te maken. De eventuele uitbreiding ten opzichte van de bestaande bebouwing is beperkt (minder dan 20% t.o.v. de bestaande bebouwing).
Hoewel veel activiteiten nog steeds ook als maatschappelijke functie kunnen worden gezien, en in zekere zin als een premise voor het goed functioneren van de werkvoorziening zijn te beschouwen en daarom ondergeschikt zijn, is het effect op de fysieke leefomgeving van deze functies zodanig dat zij apart benoemd moeten worden en dat dan ook ten aanzien van sommige activiteiten specifieke regulering noodzakelijk is in het bestemmingsplan.
Zo zijn de horecactiviteiten expliciet benoemd. Hierbij geldt wel dat de horecafunctie moet behoren bij de maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast zijn andere tijdelijke activiteiten (evenementen en partijen) ook specifiek benoemd in artikel 3.1. Ten aanzien van activiteiten die eventueel tot overlast zouden kunnen leiden zijn (met name ten aanzien van geluid), beperkende regels gesteld. Deze regels zijn gebaseerd en geinterpreteerd op basis van de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening (zie de paragraaf betreffende geluidhinder als gevolg van evenementen).
Overigens is een horecagelegenheid in deze mooie tuin en natuurgebied een waardevolle aanvulling op de omgeving en het dorp Muntendam. De zelfstandige bestemming voor lichte horeca (categorie 1) is daarom ook passend op deze plek.
Tevens is kleinschalig tentkamperen toegestaan, voor maximaal 10 tentkampeerplaatsen binnen de periode 15 maart en 31 oktober van elk jaar. Kamperen in bijvoorbeeld een tentwagen of caravan is niet passend in de tuin/natuur en daarom niet toegestaan.Om de hiervoor genoemde activiteiten geordend te kunnen laten plaats vinden is het gewenst om de parkeerplaats uit te breiden. Daardoor hoeft ook voor de tijdelijke activiteiten minder of niet buiten de bestemming (langs de weg) te worden geparkeerd. Ten behoeve hiervan heeft er een kleine herschikking van de bestemmingsgrenzen plaats gevonden aan de westzijde van de bestemming Maatschappelijk - 1. Daardoor wordt het mogelijk binnen deze bestemming de bestaande parkeerplaats te vergroten. Bestaande natuurwaarden binnen de bestemming Maatschappelijk - 1 zijn hiervoor in de plaats bestemd als Natuur. Het areaal van de gronden met de bestemming Natuur en de gronden met een natuurlijke en landschappelijke waarden wordt hiermee niet (significant) aangetast. Deze wijziging past daarmee in de eisen die door de Provincie Groningen in de Omgevingsverordening Groningen worden gesteld (artikel 2.47).
De kosten van ontwikkeling van dit plan komen in beginsel ten laste van de initiatiefnemer(s) (Werkpro en/of samenwerkingspartners). De nieuwe bestemming biedt de initiatiefnemer de gelegenheid om financieel rendabel(er) te gaan draaien. De bestemmingswijziging is daarom noodzakelijk om de Heemtuin te behouden en te voorkomen dat de Heemtuin in verval zal raken. Het is de gemeente er daarom veel aan gelegen om deze nieuwe bestemming zo snel mogelijk in werking te laten treden. Dit uiteraard tegen duidelijke voorwaarden waardoor de omgeving geen overlast zal ondervinden van de nieuwe activiteiten. Ook is een belangrijke vereiste dat de Heemtuin voor het publiek toegankelijk blijft en ingezet kan worden als plek voor re-integranten en maatschappelijke doelen, zoals dagbesteding, educatie en extensieve dagrecreatie. De grond en het pand blijven in eigendom van de gemeente Menterwolde (een gedeelte van het natuurgebied Tussen de Venen is in eigendom van Staatsbosbeheer). Werkpro heeft de terreinen en de daarop aanwezige gebouwen alleen in bruikleen.
Werkpro exploiteert de Heemtuin voor eigen rekening en risico en heeft hierbij de vrijheid om, naast de basisfunctie als publieksgerichte/maatschappelijke voorziening, marktgerichte activiteiten te ontplooien. Daarnaast moet Werkpro verenigingen, (onderwijs)instellingen, groepen en individuelen (eventueel tegen een vergoeding) de gelegenheid geven om gebruik te maken van de Heemtuin. Er wordt door de gemeente geen structurele subsidie vertrekt aan Werkpro. Wel vindt financiering plaats voor concrete projecten, zoals het Mammoetpad (subsidie gemeente Menterwolde en vanuit Leader.
Uiteraard zal een organisatie als Werkpro voorzichtig met beperkte middelen de nieuwe bestemming gaan uitvoeren. Dit kan betekenen dat niet alle nieuwe werkzaamheden direct zullen worden uitgevoerd. De nieuwe bestemming biedt echter door zijn uitgebreidere mogelijkheden wel een goede basis tot verwezenlijking van alle plannen.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in de verschillende stappen van de bestemmingsplanprocedure, zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het voorontwerpbestemmingsplan is op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de volgende instanties:
Het voorontwerpbestemmingsplan is niet toegezonden aan de Rijksdiensten. Per brief van 23 december 2011 heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu aangegeven dat zij heeft besloten het overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen van de rijksdiensten aan de orde zijn. Het betreft hier de rijksdiensten: Rijkswaterstaat, Ministerie van Defensie en Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Gezien de locatie, de omvang en de inhoud van het plan zijn geen nationale belangen in het geding. Er is dan ook geen overleg gevoerd met de genoemde rijksdiensten.
In het kader van het vooroverleg zijn zes reacties ingediend. In de Nota van overlegreacties (Bijlage 3) is een overzicht opgenomen van de instanties die een reactie hebben ingediend. Een inhoudelijke weergave van de ingekomen reacties, voorzien van commentaar en eventuele wijzigingen in het bestemmingsplan die daaruit voortkomen, zijn eveneens opgenomen in de Nota van overlegreacties. Deze nota is als Bijlage 3 aan deze toelichting toegevoegd. Indien nodig zijn de resultaten eveneens verwerkt in het bestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 29 juni 2017 tot en met 9 augustus 2017 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kan eenieder een zienswijze indienen bij de gemeenteraad. Er zijn geen zienswijzen ingediend. De provincie Groningen, het Waterschap Hunze en Aa's en de NAM hebben verder laten weten dat zij kunnen instemmen met het bestemmingsplan. De reacties zijn als Bijlage 4 aan dit plan toegevoegd.
De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 30 november 2017 ongewijzigd vastgesteld. Omdat er geen zienswijzen zijn ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan, kan alleen beroep worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan aantonen dat hij niet de gelegenheid was om een zienswijze in te dienen. Het bestemmingsplan treedt in werking na afloop van de termijn dat het bestemmingsplan ter inzage ligt. Eventueel beroep heeft geen schorsende werking, tenzij hiervoor een specifiek verzoek wordt ingediend.