direct naar inhoud van Regels
Plan: Hapseweg 2 Oeffelt
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1982.WPBuHapseweg2-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde plan objecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.1982.WPBuHapseweg2-VA01 met de bijbehorende regels;

1.2 Plan

Het wijzigingsplan 'Hapseweg 2 Oeffelt'.
Voor het overige blijven de regels behorende bij artikel 1 van het moederplan: bestemmingsplan 'Veegplan Buitengebied 2018' van de gemeente Boxmeer op dit plan, voor zover relevant, van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingregels

Artikel 2 Van toepassing verklaring

Op onderhavig plan zijn de regels en eventuele bijlagen van het bestemmingsplan 'Veegplan Buitengebied 2018' van de gemeente Boxmeer, aldus vastgesteld op 30-04-2020, voor zover relevant, van toepassing.

Artikel 3 Agrarisch

Op onderhavig plan zijn de regels en eventuele bijlagen van het bestemmingsplan 'Veegplan Buitengebied 2018' van de gemeente Boxmeer, aldus vastgesteld op 30-04-2020, voor zover relevant, van toepassing inclusief de onderstaande toevoegingen.

3.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Indien de beplanting zoals voorzien in het landschappelijk inpassingsplan (bijlage 1) niet gerealiseerd is binnen een jaar na vaststelling van het wijzigingsplan en vervolgens niet in stand wordt gehouden, dan levert het gebruik van de gronden en de zich daarop bevindende gebouwen een strijdig gebruik op.

3.2 Afwijken voorwaardelijke verplichting

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de landschappelijke inpassing zoals bepaald in artikel 3.1 indien in plaats van de bestaande landschapelementen andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat deze landschapsmaatregelen:

  • a. minimaal gelijk zijn aan de bestaande landschapselementen;
  • b. voorzien in minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden;
  • c. zijn afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken.

3.3 Uitbreiden oppervlakte dierenverblijf
3.3.1 Zorgvuldige veehouderij
  • a. een toename van de oppervlakte dierenverblijf binnen een bouwvlak of een gebruikswijziging van een aanwezig gebouw, gericht op het in gebruik nemen als dierenverblijf is alleen toegestaan indien:
    • 1. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
    • 2. de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
    • 3. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentagesmaatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert
    • 4. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
  • b. binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden mogen worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn.
  • c. als geen sprake is van een grongebonden veehouderij die voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de Nadere regels Brabantse zorgvuldigheisscore veehouderij, zijn de volgende ontwikkelingen niet toegestaan:
    • 1. Het uitbreiden van, vestigen van en omschakelen naar een veehouderij;
    • 2. Het toenemen in de bestaande oppervlakte van gebouwen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning;
    • 3. Het toenemen in de bestaande oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bovengenoemde ontwikkelingen zijn wel toegestaan indien er sprake is van een grondgebonden veehouderij die voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de Nadere regels Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

3.3.2 Stalderen
  • a. Een toename van oppervlakte dierenverblijf voor hokdieren binnen het bouwvlak is alleen toegestaan als bij de aanvraag voor de bouw van een dierenverblijf voor hokdieren of bij een gebruikswijziging van een aanwezig gebouw naar een dierenverblijf voor hokdieren, bewijs is overlegd dat:
    • 1. binnen het Stalderingsgebied een dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beĆ«indigd;
    • 2. de te saneren oppervlakte dierenverblijf voor hokdieren bedraagt:
      • ingeval van sloop, tenminste 120% van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen;
      • ingeval van herbestemming, ten minste 200% van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen;
    • 3. voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een provinciale saneringsregeling.
  • b. Voor de toepassing van artikel 3.3.2 onder a geldt als bestaande oppervlakte dierenverblijf het gebouw, inclusief inpandige voorzieningen, dat gebruikt mag worden voor het houden van hokdieren krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer.
  • c. Het te saneren dierenverblijf bedoeld in artikel 3.3.2 onder a, onder 1 voldoet aan de volgende voorwaarden:
    • 1. het betreft een legaal opgericht dierenverblijf;
    • 2. het dierenverblijf is voorafgaand aan 17 maart 2017 drie jaar onafgebroken bedrijfsmatig gebruikt voor het houden van hokdieren.
  • d. Het bewijs dat aan de voorwaarden van in dit artikel is voldaan, wordt uitgegeven door of namens gedeputeerde staten.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 4 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels van het wijzigingsplan 'Hapseweg 2 Oeffelt'