Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Wanroij, De Vlaskuil 4
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1982.BPWaDeVlaskuil4-VA01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Wanroij, De Vlaskuil 4' met identificatienummer NL.IMRO.1982.BPWaDeVlaskuil4-VA01 

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in of bij (een gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.4 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft in of bij de woning die met de woonfunctie in overeenstemming is waarbij beperkte detailhandel via internet mede is toegestaan.

1.5 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.9 akkerdek

humusrijk grondpakket ontstaan door grondomwerking.

1.10 archeologische deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie

1.11 archeologische verwachtingswaarde

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

1.12 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten.

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bed en breakfast

een kleinschalige vorm van logiesaccommodatie waarbij één of meerdere gastenkamers aanwezig zijn en waarbij de gastenkamers geen eigen kookgelegenheid hebben en waarbij de gasten een door de ondernemer bereid ontbijt kunnen nuttigen.

1.15 bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen bewerken en/of verwerken van producten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horeca.

1.16 bestaand

  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijgebouw

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 bodemingreep

grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:
  1. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van grond;
  2. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;
  3. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
  4. het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  5. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
  6. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  7. het rooien van diepwortelende beplanting voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
  8. het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bouwvolume wordt afgevoerd, waaronder boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;
  9. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
  10. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie - of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 0,5 m bedraagt;
  11. het slopen van gebouwen en verwijderingen van funderingen, waarbij grondroering plaats vindt;
  12. het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
  13. het aanleggen van drainagestelsel en beregeningsinstallatie.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwvoor

de bovenste, veel bewerkte en vaak met humeus materiaal verrijkte laag van de grond, de grondlaag waar de wortels van de planten in groeien, doorgaans de bovenste 30 cm.

1.27 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.28 carport

een overkapping bestemd voor het overdekt stallen van motorvoertuigen.

1.29 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.32 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.35 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.

1.36 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodaties, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.37 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.38 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65° niet zijnde een lessenaarsdak tenzij in de regels en/of de plankaart een andere regeling is opgenomen in welk geval die regeling geldt.

1.39 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.40 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.41 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats. Daarbij geldt dat, indien vóór dan wel achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw wordt gebouwd, het volgende:
  1. vóór: het moet een open constructie zijn;
  2. achter: maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.42 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.44 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.45 supermarkt

detailhandelsbedrijf met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 500 m² en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levensmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door de klanten.

1.46 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.47 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.48 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.49 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.50 zij- en achtererf

  1. voor Wonen: het gebied van het bouwperceel bij een woning met de bestemming Wonen waarbij de gronden vallen onder het bouwvlak uitgezonderd zijn;
  2. voor niet-Wonen: het gebied van het bouwperceel bij de niet-woonfunctie, waarbij:
    1. het zijerf wordt vormgegeven door de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel;
    2. het achtererf wordt vormgegeven door de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.51 zijdelingse bouwperceelgrens

een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 bebouwingspercentage

het oppervlak aan gebouwen gedeeld door het oppervlak van het bouwvlak, tenzij dat in de regels anders is bepaald. In dat laatste geval telt de wijze van meten zoals die dan is gegeven.

2.2 dakkapel en goothoogte

bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten.

2.3 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken de dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.10 diepte

vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep.

2.11 ondergeschikte bouwonderdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2.12 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.13 peil

  1. ter plaatse van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. indien in het water wordt gewerkt: de hoogte van de waterbodem;
  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, water(voorzieningen) en parkeerplaatsen op eigen oprit (zie hiertoe mede artikel 11 lid 1

3.2 Bouwregels

3.2.1 Erkers
Uitbouwen zoals een erker bij het hoofdgebouw van de op de aangrenzende gronden gelegen woning mogen gebouwd worden, mits de:
  1. ligging voor de voorgevel maximaal 1,5 m bedraagt;
  2. ligging uit de voorste perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
  3. breedte niet groter is dan 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
  4. bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt:
    1. bij erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m, met dien verstande dat bij een open constructie dit 1,5 m mag bedragen;
    2. bij overige bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 2 m;
    3. bij vlaggenmasten maximaal 6 m;
  2. reclame-uitingen bij een beroep aan huis en een bedrijf aan huis mogen uitsluitend aan de gevel worden geplaatst tot een oppervlakte van 0,2 m².

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de woonfunctie tot het bestaand aantal woningen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bestaande en/of nieuwe woningen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding aangegeven aantal;
  2. aan huis verbonden beroepen waarbij geldt:
    1. dat de omvang niet groter mag zijn dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan-en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van in totaal 60 m²;
    2. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de woning is;
    3. detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de activiteit;
  3. voet- en fietspaden.
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 11 lid 1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'vrijstaand' aan beide zijden minimaal 3 m;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;
  5. indien in aanvulling op bovenstaande maatvoeringsaanduidingen nog een maatvoeringsaanduiding is opgenomen geldt ook het bepaalde ter plaatse van die maatvoeringsaanduiding.
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. goothoogte maximaal 3 m, met dien verstande dat bij het uitbouwen van/ aanbouwen aan een hoofdgebouw de goothoogte in elk geval ook net zo hoog mag zijn als de hoogte van de eerste bouwlaag + 0,25 m;
  2. bouwhoogte maximaal 5,5 m, met dien verstande dat:
    1. tot 1 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 3,5 m bedraagt en;
    2. tot 2 m uit de perceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 4,5 m bedraagt;
    3. een uitzondering geldt als voor die situaties waarin de kapconstructie in het verlengde ligt van het hoofdgebouw. In dat geval geldt als maximale bouwhoogte de hoogte van het hoofdgebouw minus 1,5 m.
      De eisen als hiervoor gegeven over de afstand uit de perceelsgrens blijven hierbij wel van kracht;
  3. minimaal 2 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    1. aanbouwen (zoals erkers) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de:
      1. bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
      2. horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    2. overkappingen (zoals carports) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
  4. gebouwd op het zij- en achtererf waarbij het bouwperceel voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd en waarbij geldt dat het te bebouwen oppervlak op een bouwperceel:
    1. wat kleiner of gelijk is dan 500 m² maximaal 90 m² mag zijn;
    2. wat groter is dan 500 m² maar kleiner of gelijk aan 1.000 m² maximaal 125 m² mag zijn;
    3. wat groter is dan 1.000 m² maximaal 150 m² mag zijn.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  1. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt:
    1. bij erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m bedraagt;
    2. bij overige bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m;
    3. bij vlaggenmasten maximaal 6 m;
  2. reclame-uitingen bij een beroep aan huis en een bedrijf aan huis mogen uitsluitend aan de gevel worden geplaatst tot een oppervlakte van 0,2 m².

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Afwijken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1.  subparagraaf 4.2.1 ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak door de hoofdmassa van de woning tot maximaal 5 m;
  2.  subparagraaf 4.2.1 ten behoeve van het toestaan van een hogere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal 8 m respectievelijk 13 m;
  3.  subparagraaf 4.2.2 ten behoeve van een hoger bebouwingspercentage, mits achter (het verlengde van) de voorgevel een open ruimte aanwezig blijft van 25 m².
4.3.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in subparagraaf 4.3.1 kan slechts, mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. door initiatiefnemer een zekerheidsstelling is afgegeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

4.4.1 Afwijken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4 lid 1:
  1. ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden beroep tot een omvang die niet groter is dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van in totaal 100 m²;
  2. ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, detailhandel of dienstverlening van ondergeschikte aard, mits:
    1. het geen volumineuze detailhandel of een supermarkt betreft;
    2. het een bedrijf betreft dat qua aard past in de functie van de kern;
    3. de omvang niet groter is dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
    4. degene die de activiteit uitvoert, de bewoner van de woning is;
  3. ten behoeve van het toestaan van een bed en breakfast in een gedeelte van een hoofdgebouw en/of een uit- en aanbouw of (vrijstaand) bijgebouw, mits:
    1. het aantal gastenkamers maximaal 3 bedraagt;
    2. niet meer dan 50% van het vloeroppervlak van de woning wordt gebruikt ten dienste van de bed en breakfast tot een maximum van 120 m².
4.4.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in subparagraaf 4.4.1 kan slechts, mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. door initiatiefnemer een zekerheidsstelling is afgegeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Kapvorm

6.1.1 Hoofdregel
Hoofdgebouwen moeten zijn voorzien van een kap tenzij via een regeling in regels hoofdstuk 2 en of de plankaart anders is bepaald. Indien de bepalingen op de verbeelding omtrent goot- en bouwhoogte gelijke maten geven is in elk geval ook een plat dak toegestaan.
6.1.2 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in subparagraaf 6.1.1 voor het realiseren van een andere kap.
6.1.3 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in subparagraaf 6.1.2 kan slechts, mits:
  1. de belangen van de eigenaar en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. door initiatiefnemer een zekerheidsstelling is afgegeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.

6.2 Ondergrondse bouwwerken

Ondergronds bouwen is toegestaan tot een diepte van 5 m onder peil op die plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden. De gegeven bestemmingsomschrijving blijft onverminderd van kracht.
 
Bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentage, van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak dan wel maximale inhoud, wordt de oppervlakte dan wel inhoud van ondergrondse gebouwen niet meegerekend.

6.3 Infiltratie

6.3.1 Infiltratieplicht
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuw gebouw, de uitbreiding van een bestaand gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw, wordt uitsluitend verleend indien voor de aanwezige functie op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van al het hemelwater.
6.3.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in subsubparagraaf 6.3.1 voor zover op andere wijze in de nodige infiltratievoorziening wordt voorzien.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. een gebruik van gronden als stort- en of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar,- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  4. een gebruik van gronden en bouwwerken voor kamerverhuur met meer dan 4 personen per woning zoals aanwezig op het moment van ter visielegging van het ontwerp van dit plan aanwezig mogen zijn.

7.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het (doen/laten) gebruik(en) van de gronden aan De Vlaskuil 4 te Wanroij is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het inpassingsplan zoals opgenomen in bijlagen bij de regels bijlage 1 van de regels, maximaal 1 jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is uitgevoerd en duurzaam in stand wordt gehouden.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de in het plan genoemde goothoogten en afstanden tot de perceelsgrens, waarbij een overschrijding van maximaal 10% is toegestaan;
  2. de maximale bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen zoals luchtbehandelingsapparatuur, liftopbouwen en lichtkappen, mits:
    1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
    2. de toegestane bouwhoogte met niet meer dan 25% wordt overschreden;
  3. de regels ten behoeve van geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, dan wel de situering van ontsluitingen of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

8.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 8 lid 1 kan slechts mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. door initiatiefnemer een zekerheidsstelling is afgegeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Geringe veranderingen bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen.

9.2 Uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan

De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worgen geschaad;
  3. het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
  4. het wijzigingsplan past in een goede waterhuishouding;
  5. het wijzigingsplan inpasbaar is in het volkshuisvestingprogramma indien het gaat om woningbouw;
  6. het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
  7. verhaal van de gemeentelijke (plan-)kosten is zeker gesteld;
  8. het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.

Artikel 10 Algemene procedureregels

10.1 Procedure voor nadere eis

Op de voorbereiding van een besluit tot nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
  1. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  3. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbende bij burgemeester en wethouders schriftelijk of mondeling zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Parkeerregels

11.1.1 Algemene parkeerregels
Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond dit artikel gestelde parkeernormen.
11.1.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen
Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de nota parkeernormen. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.
11.1.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen
Indien het geheel of gedeeltelijk veranderen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte worden voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven inde nota parkeernormen. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.
11.1.4 Specifieke gebruiksregels
Ruimte(n) voor het parkeren van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte(n) krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

12.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.1.2 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in subparagraaf 12.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in subparagraaf 12.1.1 met maximaal 10%.
12.1.3 Uitzondering
subparagraaf 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

12.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voorgezet.
12.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in subparagraaf 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
12.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in subparagraaf 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.2.4 Uitzondering
subparagraaf 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van bestemmingsplan NL.IMRO.1982.BPWaDeVlaskuil4-VA01.
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van xx-xx-xxx.
 
De voorzitter, De griffier,