direct naar inhoud van Regels
Plan: Overloon, Heldersveld
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1982.BPOvlHeldersveld-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Overloon, Heldersveld met identificatienummer NL.IMRO.1982.BPOvlHeldersveld-ON01 van de gemeente Land van Cuijk.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden regels worden gesteld.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis gebonden bedrijf

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en uitgezonderd prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in de woning en de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt mede verstaan een publiekverzorgend ambacht.

1.6 aan huis gebonden beroep

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens de beroepen van schoonheidsspecialiste, manicure en pedicure en uitgezonderd prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijk uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 agrarisch grondgebruik

Gebruik van de grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of middels het houden van dieren.

1.8 archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.9 archeologisch waardevol gebied

Gebied met behoudenswaardige archeologische waarden.

1.10 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van een deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.

1.12 Bed and Breakfast

Een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.

1.13 bestaand
  • a. ten aanzien van bouwwerken: een bouwwerk, dat:
    • 1. ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of in uitvoering is;
    • 2. na het onder 1 genoemde tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
  • b. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.14 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een op zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen of ander materiaal die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.23 bouwwijze

De wijze van bouwen van een hoofdgebouw, waarbij:

  • a. onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan een hoofdgebouw dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
  • b. onder 'gestapeld' wordt verstaan een hoofdgebouw dat uit meerdere boven en naast elkaar gelegen woningen bestaat;
  • c. onder 'twee-aaneen' wordt verstaan een hoofdgebouw dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen dan wel een hoofdgebouw dat door middel van één of meerdere bijbehorende bouwwerken met een ander hoofdgebouw verbonden is;
  • d. onder 'vrijstaand' wordt verstaan een hoofdgebouw dat niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd.
1.24 carport/overkapping:

Een bijbehorend bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een dak en door ten hoogste één wand omsloten.

1.25 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

1.26 erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.27 erf-/terreinafscheiding

Afscheiding, inclusief poort, van een erf en/of gedeelte van een erf (terrein).

1.28 evenement

Een tijdelijke activiteit in de openlucht of in tijdelijk geplaatste tenten en paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor vermaak, informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, met uitzondering van kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties. Zowel het houden van een markt als het innemen van een (markt)standplaats wordt beschouwd als een evenement.

1.29 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 gebruik

Gebruiken, doen/laten gebruiken.

1.31 hoofdgebouw

Gebouwen, of een gedeelte daarvan, die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst zijn.

1.32 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gezamenlijke huishouding voeren of willen voeren.

1.33 internet verkoop

Het aanbieden van producten via internet, om deze vervolgens te distribueren. Het opgeslagen houden van goederen ten behoeve van de verkoop via internet is toegestaan, evenals het hebben van een afhaalbalie. Het is echter uitdrukkelijk niet toegestaan om detailhandel te bedrijven, dan wel een showroomfunctie te hebben.

1.34 kamerverhuur

De verhuur van een gedeelte van de woning of woongebouw via kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken er in van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- en/of wasgelegenheid en/of toilet.

1.35 nutsvoorzieningen

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit alsmede ten behoeve van telecommunicatie en soortgelijke voorzieningen van openbaar nut.

1.36 overkluizing

Een civieltechnisch kunstwerk waarmee een weg, pad of erf een andere weg, pad, erf of waterloop (kruiselings) overwelft.

1.37 peil
  • voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.38 perceel

Aaneengesloten, bij elkaar behorende en in het gebruik een eenheid vormende gronden.

1.39 perceelsgrens

Een lijn die een perceel van een ander perceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt.

1.40 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.41 publiekverzorgend ambacht

Een ambachtelijk bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, kapper, schoenmaker e.d.

1.42 recreatie

Vrijetijdsbesteding zoals verblijfsrecreatie, dagrecreatie, agrotoerisme en extensief recreatief medegebruik.

1.43 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een (raam-) prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.44 Teeltondersteunende voorziening

Een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).
1.45 verkeersvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van het verkeer, zoals straatmeubilair, verkeers- en straatnaamborden, straatlantaarns ten behoeve van de openbare verlichting en parkeerplaatsen.

1.46 voorgevel

Elke naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde gevel van een (hoofd)gebouw.

1.47 voorgevelrooilijn

De stedenbouwkundig gezien voorste begrenzing van het bouwvlak en het verlengde daarvan.

1.48 waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, WADI's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.

1.49 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.50 werk

Een constructie geen gebouw zijnde.

1.51 wonen

Gebruik van een woning of wooneenheid door één afzonderlijk huishouden.

1.52 woning/wooneenheid

Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.53 zijstrook

De strook grond begrensd door de zijdelingse perceelsgrens en de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 3 meter tot die perceelsgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

Tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen waar deze afstand het kortst is, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals goten.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundige peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. paardenrijbakken;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht.

  

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen deze bestemming mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a. mogen uitsluitend maximaal 1,5 meter hoge omheiningen worden geplaatst.

      

3.2.3 Paardenrijbakken

Paardenrijbakken zijn maximaal 1.200 m² groot, worden alleen binnen of aansluitend aan een bouwvlak opgericht op minimaal 25 meter afstand van woningen van derden en worden niet verlicht.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Schuilgelegenheden voor dieren

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 voor het bouwen van een schuilgelegenheid voor dieren, mits:

  • a. de schuilgelegenheid gebouwd wordt op een perceel dat ligt in de kernrandzone of in een gebied dat gezien de ligging en het feitelijk gebruik gerekend kan worden tot de kernrandzone;
  • b. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal 90 m² bedraagt;
  • c. de goothoogte en hoogte maximaal 2,5 respectievelijk 4 meter bedragen;
  • d. de schuilgelegenheid uitsluitend bedoeld is voor de uitoefening van hobbymatige activiteiten en aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn.

3.3.2 Omheining

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 voor het toestaan van omheiningen tot een hoogte van maximaal 3 meter indien de grotere hoogte noodzakelijk is om dieren binnen de omheining te houden.

3.3.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen, mits:

  • a. deze voorzieningen een hoogte van maximaal 4 meter hebben;
  • b. de omvang ten hoogste 0,9 hectare bedraagt;
  • c. er sprake is van hydrologisch neutraal bouwen;
  • d. er geen sprake is van onevenredig nadelige effecten op de aanwezige landschapswaarden;
  • e. de hoogte van boomteelthekken niet meer bedraagt dan 1,5 meter en deze voorzien zijn van voldoende dassenpoorten.

3.3.4 Paardenrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3 voor het plaatsen van maximaal 6 lichtmasten met een hoogte van maximaal 8 meter bij een paardenrijbak.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt, naast het bepaalde in artikel 12, in elk geval gerekend het gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor het opslaan van mest, storten of bergen van mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik. Mestbewerking anders dan van ter plaatse geproduceerde mest is uitgesloten.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. openbare nutsvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. paden en parkeervoorzieningen;
  • e. verhardingen ten behoeve van overkluizingen en in- en uitritten;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. kleinschalige evenementen;
  • i. recreatief medegebruik.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt niet meer dan 12 meter;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 meter.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersvoorzieningen;
  • b. wegen en paden;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. verhardingen ten behoeve van overkluizingen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. verhardingen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  • k. evenementen;
  • l. weekmarkten;
  • m. standplaatsen voor ambulante detailhandel.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. alleen gebouwen ten behoeve van openbare nuts- en verkeersvoorzieningen zijn toegestaan;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 50 m³ bedragen;
  • c. de hoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer dan 12 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.

Artikel 6 Wonen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. aan huis gebonden beroepen (inclusief internetverkoop);
  • d. tuinen en erven;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;

met aandacht voor:

  • g. (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
  • h. natuurinclusief bouwen;
  • i. duurzaamheidvoorzieningen, waaronder begrepen het opwekken van energie voor eigen gebruik;

met de daarbij behorende:

  • j. tuinen, erven, terreinen, gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en kunstwerken.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
  • b. er mogen maximaal 103 woningen met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
  • c. er mogen maximaal 22 vrijstaande woningen, maximaal 57 aaneengebouwde woningen, maximaal 44 twee-aaneengebouwde woningen en maximaal 4 gestapelde woningen worden gebouwd, waarbij in ieder geval het totale aantal woningen genoemd onder b niet overschreden mag worden;
  • d. op de gronden als bedoeld in lid 6.1 uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd als de verplichte financiële bijdrage kwaliteitsverbetering landschap, zoals vastgelegd in de Regeling Kwaliteitsverbetering Landschap, volledig is voldaan.

6.2.2 Woningen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de opgenomen aanduidingen, alsmede de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen in de vorm van woningen mogen uitsluitend in het bouwvlak én ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van hoofdgebouwen in de vorm van woningen dient in dan wel maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
  • c. per 'specifieke bouwaanduiding – hoofdgebouw' mogen ter plaatse van de bouwaanduiding:
  • 'vrijstaand': vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • 'twee-aaneen': twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • 'aaneengebouwd': aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • 'gestapeld': gestapelde woningen worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag maximaal het daar vermelde aantal woningen worden gebouwd;
  • e. ten aanzien van de maximale goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduidingen 'maximale goot-en bouwhoogte' opgenomen maximum hoogten;
  • f. hoofdgebouwen in de vorm van woningen dienen door middel van een kap te worden afgedekt met een dakhelling van minimaal 150 en maximaal 500;
  • g. onverminderd het bepaalde in lid 6.2.2 onder a. bedraagt de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens aan beide zijden ten minste 3 meter;
  • h. onverminderd het bepaalde in lid 6.2.2 onder a. bedraagt de afstand van een twee-aaneengebouwde woning tot de zijdelingse perceelsgrens aan één zijde ten minste 3 meter;
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken - voorzover gelegen buiten de aanduiding 'sba-hg' of gelegen op de zijstrook binnen de aanduiding 'sba-hg' - gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevellijn gebouwd;
  • b. achter de voorgevelrooilijn is een aaneengesloten open ruimte van ten minste 30 m² aanwezig bij grondgebonden woningen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 1,5 meter bedraagt:
    • 2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
    • 3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
    • 4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten van af de voorgevel van de woning;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per bouwperceel ten hoogste 60 m²;
  • e. indien de grondoppervlakte achter de voorgevelrooilijn groter is dan 200 m², dan mag de onder d. genoemde oppervlakte overschreden worden met 10% van het meerdere, echter tot maximaal 90 m²;
  • f. naast het bepaalde onder d. en e. mag bij iedere woning een overkapping worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 25 m² en met een hoogte van maximaal 3,2 meter.
  • g. bijbehorende bouwwerken mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd; 
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g. wordt bij vrijstaande woningen binnen een strook van 17 meter diep, te rekenen vanaf de voorgevelrooilijn, slechts aan één zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens gebouwd en bedraagt de afstand tot de andere zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 meter; buiten voornoemde strook van 17 meter mogen de bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd;
  • i. de goothoogte en bouwhoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5,5 meter:
    • 1. de hoogte bedraagt in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3,2 meter en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 5,5 meter, behoudens het bepaalde onder (2);
    • 2. indien bijbehorende bouwwerken aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, bedraagt de hoogte niet meer dan 5,5 meter.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de hoogte bedraagt maximaal 5 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter, en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt.

6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
  • b. de kapvorm van gebouwen;
  • c. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.
6.3.2 Toepassing nadere eisen

De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit, woongenot van de directe omgeving);
  • c. de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de parkeerruimte op eigen terrein;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de brandveiligheid.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning mag het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.2.1 onder b. voor een afwijkend aantal woningen, met dien verstande dat:
    • 1. er maximaal 107 woningen met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen mogen worden gebouwd;
    • 2. er maximaal 61 aaneengebouwde woningen, maximaal 48 twee-aaneengebouwde woningen of maximaal 22 vrijstaande woningen mogen worden gebouwd, waarbij in ieder geval het totale aantal woningen genoemd onder 1 niet overschreden mag worden;
    • 3. de stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de woningen passen binnen het gemeentelijk woonbeleid en het gemeentelijke woningbouwprogramma;
    • 5. er geen milieuhygiënische belemmeringen en/of belemmeringen op grond van veiligheids-en natuurwetgeving zijn;
    • 6. er geen verkeerskundige belemmeringen zijn en/of belemmeringen op grond van de verkeersveiligheid;
    • 7. op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden dan wel dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is in de directe omgeving, zoals bepaald in artikel 16.1 van deze regels.
  • b. artikel 6.2.2. onder g voor een afwijkende afdekking dan wel een afwijkende dakhelling, met dien verstande dat:
    • 1. het een ondergeschikt deel van de woning betreft;
    • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. de beeldkwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. artikel 6.2.4 onder b voor het bouwen van maximaal 2 meter hoge erf- en terreinafscheidingen op hoekpercelen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de bouw stedenbouwkundig verantwoord is en niet leidt tot verkeersonveilige situaties.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Bijdrage kwaliteitsverbetering landschap

Het (laten) gebruiken van gronden en/of bouwwerken conform het bepaalde in lid 6.1 is uitsluitend toegestaan als de verplichte financiële bijdrage kwaliteitsverbetering landschap, zoals vastgelegd in de Regeling Kwaliteitsverbetering Landschap, volledig is voldaan.

6.5.2 Aan huis gebonden beroep

Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen en internetverkoop toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
  • d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

6.5.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt, naast het bepaalde in artikel 12, in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  • b. het splitsen van een woning in meerdere woningen;
  • c. het gebruik van (een deel van)een woning voor kamerverhuur;
  • d. het gebruik van de woning als recreatiewoning.

Artikel 7 Wonen - 2

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen – 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. één bestaande woning en ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven aantal bestaande woningen;
  • b. aan huis gebonden beroepen (inclusief internetverkoop);
  • c. landschapsontwikkeling in de vorm van landschappelijke beplanting , overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan Helderseweg 27 2929a, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
  • d. paardenrijbakken;
  • e. tuinen en erven;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
  • b. op de gronden als bedoeld in lid 7.1 mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd als de landschappelijke inpassing, die voorwaarde is voor de landschapsontwikkeling, is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan Helderseweg 27 2929a, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels.

 

7.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de woningen worden op minimaal 5 meter afstand van de voorste bestemmingsvlakgrens en op minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrenzen gebouwd; indien op de verbeelding een bouwvlak ingetekend is, dan wordt de woning in dat vlak gebouwd, met dien verstande dat de voorgevel in dan wel maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn dient te worden gebouwd;
  • b. de inhoud van de woning bedraagt niet meer dan 750 m³, of, indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m³, maximaal die bestaande inhoud;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 5,5 en 10 meter.

 

7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;
  • b. achter de voorgevelrooilijn is een aaneengesloten open ruimte van ten minste 30 m² aanwezig;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 3,5 meter bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
    • 3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
    • 4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
  • d. de gezamenlijk oppervlakte bedraagt per woning niet meer dan 95 m², tenzij anders is aangegeven met de aanduiding 'maximum oppervlakte bijgebouwen (m²)';
  • e. indien het bestemmingsvlak groter is dan 300 m², dan mag de onder d. genoemde oppervlakte overschreden worden met 10% van het meerdere, echter tot maximaal 150 m²;
  • f. indien de legaal aanwezige oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken meer bedraagt dan op grond van hiervoor onder d. en e. is toegestaan, dan mogen alleen nieuwe bouwwerken worden gebouwd indien per 10 m² nieuwbouw tenminste 30 m² gesloopt wordt;
  • g. de goothoogte en bouwhoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5,5 meter;
    • 1. de hoogte bedraagt in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3,2 meter en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 5,5 meter, behoudens het bepaalde onder (2);
    • 2. indien bijbehorende bouwwerken aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, bedraagt de hoogte niet meer dan 5,5 meter;
  • h. naast het bepaalde onder d. e. en f. mag bij iedere woning een overkapping worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 25 m² en met een hoogte van maximaal 3,2 meter.

 

7.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;
  • c. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter.

 

7.2.5 Paardenrijbakken

Paardenrijbakken zijn maximaal 1.200 m² groot, worden alleen binnen of aansluitend aan het bouwvlak opgericht op minimaal 25 meter afstand van woningen van derden en worden niet verlicht. Indien een bestaande paardenrijbak groter is dan 1.200 m², dan is de bestaande oppervlakte de maximale grootte.

 

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Paardenrijbakken

 Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.5 voor het plaatsen van maximaal 6 lichtmasten met een hoogte van maximaal 8 meter bij een paardenrijbak.

  

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Landschappelijke inpassing

Het (laten) gebruiken van gronden en/of bouwwerken conform het bepaalde in lid 7.1 is uitsluitend toegestaan als de landschappelijke inpassing overeenkomstig bijlage 1 bij deze regels (landschappelijk inpassingsplan Helderseweg 27 2929a) binnen één jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan, is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

7.4.2 Aan huis gebonden beroep

Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen en internetverkoop toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
  • d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

  

7.4.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt, naast het bepaalde in artikel 12, in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  • b. het splitsen van een woning in meerdere woningen;
  • c. het gebruik van (een deel van) een woning voor kamerverhuur;
  • d. het gebruik van de woning als recreatiewoning.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Omgevingsvergunning

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

8.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.2.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door het verbinden van voorwaarden aan de vergunning veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt.
8.3.2 Uitzonderingen

Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;  
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.  
  • c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
8.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.4.1 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

8.4.2 Deskundige

Aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2500 m² en waardoor de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat het slopen begeleid wordt door een gekwalificeerde deskundige.

8.4.3 Melding

Indien tijdens het slopen vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van het bouwwerk.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Omgevingsvergunning

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5000 m² en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

9.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.2.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door het verbinden van voorwaarden aan de vergunning veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 5000 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 5000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 5000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 5000 m² of meer bedraagt.
9.3.2 Uitzonderingen

Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;  
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.  
  • c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
9.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.4.1 Voorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

9.4.2 Deskundige

Aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 5000 m² en waardoor de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat het slopen begeleid wordt door een gekwalificeerde deskundige.

9.4.3 Melding

Indien tijdens het slopen vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van het bouwwerk.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergronds bouwen is toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de verticale diepte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  • c. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.

Een en ander met dien verstande, dat:

  • 1. de waterhuishoudkundige situatie niet verstoord mag worden;
  • 2. er geen onevenredige afbreuk gedaan mag worden aan archeologische waarden;
  • 3. er geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten uitgeoefend mogen worden dat ten gevolge daarvan verkeersoverlast ontstaat of kan ontstaan en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk zijn, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen.
11.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, vluchttrappen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons, galerijen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Gebruiksregels
12.1.1 Meest doelmatig gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

12.1.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik voor een seksinrichting;
  • b. het permanent bewonen van onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • e. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, opgeslagen houden, storten, lozen of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, emballage, afval, voorwerpen, goederen, vaste of vloeibare afvalstoffen, materialen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%;
  • b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, glas- en/of afvalcontainers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter;
    • 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 meter bedraagt;
  • c. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, dan wel de situering van ontsluitingen of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • d. het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  • e. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio en televisiesignalen, alsmede voor telecommunicatie doeleinden voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik, niet zijnde C-2000-infrastructuur;
  • f. het toestaan van de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
    • 1. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
    • 2. het bedrijf valt onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering';
    • 3. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
    • 4. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende bedrijf;
    • 5. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
    • 6. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
  • g. het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie (Bed and Breakfast) bij één woning, mits:
    • 1. de kleinschalige verblijfsrecreatie alleen plaatsvindt in de woning en bijbehorende aangebouwde bouwwerken, maar niet in bijbehorende vrijstaande bouwwerken;
    • 2. de woning blijvend bewoond wordt als hoofdwoonverblijf en waarvan de hoofdgebruiker(s) tijdens het recreatief verblijf eveneens aanwezig is (zijn);
    • 3. de omvang niet meer mag bedragen dan 60 m² en niet meer dan 10 bedden;
    • 4. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;
    • 5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omwonenden en/of in de omgeving aanwezige bedrijven.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 10%;
  • b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht;
  • c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van vaststelling van het plan worden gewijzigd.
14.2 Voorwaarden

Aan de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 14.1 kan toepassing worden gegeven mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • b. er dient sprake te zijn een goede ruimtelijke inpassing.

Artikel 15 Algemene procedureregels

Met betrekking tot de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen die deel uitmaken van dit plan geldt de volgende procedure:

  • a. het voornemen tot het stellen van nadere eisen wordt gepubliceerd in het plaatselijk huis-aan-huisblad;
  • b. het voornemen ligt vervolgens twee weken ter inzage en is digitaal te raadplegen via de internetsite van de gemeente Land van Cuijk;
  • c. gedurende de periode van twee weken kunnen belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze kenbaar maken aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Parkeren en laden/lossen
16.1.1 Gebruiksregel
  • a. De gronden en gebouwen waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, mogen slechts worden bebouwd en/of gebruikt indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden. Om te bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zal het bevoegd gezag bij de verlening van een omgevingsvergunning toetsen aan de in de meest recente Nota Parkeernormen Boxmeer (of de rechtsopvolger hiervan) opgenomen normen.
  • b. Indien er behoefte is aan ruimte voor laden of lossen van goederen, dan moet die ruimte op het betreffende perceel gecreëerd en in stand gehouden worden.
16.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.1.1 indien er voldoende parkeer- en of laad- of losruimte aanwezig is in de directe omgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de locatie en de functie van de voorziening.

16.2 Voorwaardelijke verplichting hydrologisch neutraal bouwen
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen dient hydrologisch neutraal gebouwd te worden conform het gemeentelijk beleid. De hydrologische voorzieningen dienen in stand te worden gehouden.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2 onder a voor een andere norm en / of andere methode om te voorzien in de omgang met het regenwater.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik als bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik als bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Overloon, Heldersveld'.