Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Mill, Oranjeboomstraat 1
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1982.BPMiOranjeboomstr1-VA01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Mill, Oranjeboomstraat 1’ met identificatienummer 'NL.IMRO.1982.BPMiOranjeboomstr1-VA01' van de gemeente Land van Cuijk.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aaneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning.
 
1.6 achtergevel
Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel
 
1.7 afhankelijke woonruimte
een (gedeelte) van een bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
 
1.8 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
 
1.9 archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
 
1.10 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.11 bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen bewerken en/of verwerken van producten zoals genoemd in de bijlagen van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horeca.
 
1.12 bedrijf aan huis
een bedrijf dat in een woning en de daarbij behorende bebouwing door de bewoner wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten zoals genoemd in de bijlagen van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering': Bedrijf aan huis, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.13 bedrijfsmatig
in uitoefening van een bedrijf.
 
1.14 beroep aan huis
een dienstverlenend beroep dat in een woning en de daarbij behorende bebouwing door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.15 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor beroep- of bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de opslag- en administratieruimten en dergelijke.
 
1.16 bestaande situatie
de bebouwing en het gebruik, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
 
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.19 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.22 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
 
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.24 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.27 carport
een bouwwerk, vrijstaand of aangebouwd aan een gebouw, ter vergroting van het woongenot, ondersteund door palen of kolommen, dat maximaal aan twee zijden gesloten is. Indien de carport wordt gebouwd tegen een gebouw op het aangrenzend perceel zijn er maximaal drie gesloten zijden toegestaan.
 
1.28 cultuurhistorische waarde en kenmerken
waarden en kernmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
 
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.30 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.31 erker
hoekige of ronde uitbouw aan gevel.
 
1.32 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
 
1.33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.34 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
 
1.35 gestapelde woningen
boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.
 
1.36 grondgebonden woning
een woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau.
 
1.37 hoofdfunctie
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.
 
1.38 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.
 
1.39 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf. Onder te verdelen in drie categorieën.
  1. Categorie 1 ‘lichte horeca’:
    Bedrijven die in beginsel alleen overdag en ’s avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken zoals:
    • aan de detailhandelsfunctie verwante horeca;
    • overige lichte horeca;
    • bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking.
  2. Categorie 2 ‘middelzware horeca’:
    Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken zoals:
    • bar;
    • bierhuis;
    • biljartcentrum;
    • café;
    • proeflokaal;
    • shoarma/grillroom;
    • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
  3. Categorie 3 ‘zware horeca’:
    Bedrijven die voor een goed functioneren ook ’s nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen zoals:
    • dancing;
    • discotheek;
    • nachtclub;
    • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen). 
1.40 huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.
 
1.41 inwoning
wonen in een ondergeschikt deel van een woning als medegebruiker van het pand.
 
1.42 ontmoetingsplek
een geformaliseerde hangplek voor jongeren in de vorm van een overkapping al dan niet met zitgelegenheid.
 
1.43 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.44 mantelzorg
het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.45 mestbewerking
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygienisatie of indamping van mest.
 
1.46 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.47 ondergeschikte detailhandel
detailhandel, die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdbestemming.
 
1.48 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil.
 
1.49 perceelsgrens
grens van een bouwperceel.
 
1.50 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
 
1.51 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsnog zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.52 straatmeubilair
bouwwerken, bedoeld als voorziening in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de openbare ruimte, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, informatieborden, zitbanken, hekken, speeltoestellen en hondentoiletten.
 
1.53 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
 
1.54 voorgevel
de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel met een grondgebonden woning is er slechts sprake van één voorgevel).
 
1.55 voorgevellijn
de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel met een grondgebonden woning is er slechts sprake van één voorgevel).
 
1.56 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
 
1.57 wonen
het bewonen van een woning.
 
1.58 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
 
1.59 zijgevel
een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.
 
1.60 zorgwoning
zelfstandige woning, waar zorg op afroep of 24 uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, een woonzorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstcentrum.
    
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Definitiebepaling
 
2.1.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
 
2.1.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwwerken tezamen.
 
2.1.3 bebouwingspercentage
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
 
2.1.4 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.1.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.1.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.1.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.1.8 lengte, diepte c.q. breedte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
 
2.1.9 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
 
2.1.10 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.1.11 peil
  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang vermeerderd met 0,25 m;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein ter hoogte van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,25 m. 
2.2 Dakkapel en goothoogte
Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.
 
2.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten, balkons, loggia’s en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens of de bouwhoogte met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
  
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  2. een fietsenstalling ter plaatse van de aanduiding ‘fietsenstalling’ op de verbeelding;
  3. nutsvoorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede lid 8.2) en ontmoetingsvoorzieningen voor groepen mensen, straatmeubilair, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1. Gebouwen
 
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een fietsenstalling ter plaatse van de aanduiding ‘fietsenstalling’ op de verbeelding.
 
3.2.2 Bouwwerken ten behoeve van een fietsenstalling
 
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van een fietsenstalling gelden de volgende regels:
  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 40 m2. 
3.2.3 Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen
 
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m2. 
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  2. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. een beroep aan huis;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede lid 8.2), water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Hoofdgebouwen
 
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  3. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  5. Het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' is aangegeven. 
4.2.2 Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak zijn slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ in de vorm van een parkeergarage en bijbehorende toegangsvoorziening;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ geldt een maximale bouwhoogte van 1 m. 
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m;
  3. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m;
  4. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  5. Reclame-uitingen bij een beroep aan huis en een bedrijf aan huis mogen uitsluitend aan de gevel worden geplaatst tot een oppervlakte van 0,2 m²;
  6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  7. hekwerken of borstweringen ten behoeve van een dakterras zijn toegestaan met een hoogte van maximaal 1,20 meter, gemeten vanaf het dak. 
4.2.4 In afwijking van lid 4.2.3 gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van dakterrassen de volgende regels:
  1. dakterrassen zijn uitsluitend toegestaan op de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  2. hekwerken of borstweringen van dakterrassen zijn toegestaan met een hoogte van minimaal 1,00 meter en maximaal 2,00 meter, gemeten vanaf de bovenzijde van de (on)afgewerkte vloer van het dakterras. 
4.2.5 Ondergronds bouwen
 
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:
  1. Ondergronds bouwen mag uitsluitend plaatsvinden onder gebouwen en ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;
  2. De verticale diepte van het parkeergarage mag niet meer bedragen dan 4 m onder peil. 
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
4.3.1 Afwijken voor de situering en de vorm van de aangegeven bouwvlakken
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub a , en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de overschrijding van het bouwvlak bedraagt niet meer dan 0,5 m;
  2. de overschrijding van het bouwvlak vindt plaats binnen de bestemming Wonen;
  3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;
  4. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeer(sveiligheids)belangen worden niet onevenredig geschaad;
  5. de overschrijding is milieuhygiënisch inpasbaar in de omgeving. 
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
4.4.1 Beroep aan huis
 
Een beroep aan huis moet voldoen aan de volgende regels:
  1. De vloeroppervlakte van een beroep aan huis mag niet meer bedragen dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van in totaal 75 m²;
  2. Degene die de activiteiten uitoefent, is de bewoner van de woning;
  3. Er is geen horeca en detailhandel toegestaan, uitgezonderd beperkte detailhandel via internet en beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met die activiteit;
  4. Buitenopslag is niet toegestaan;
  5. De activiteiten moeten milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving. 
4.4.2 Strijdig gebruik
 
Tot een strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
  1. een deel van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte;
  2. (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte en als afhankelijke woonruimte.
4.4.3 Voorwaardelijke verplichting erf- en terreinafscheiding en landschapselementen
 
Het gebruiken of (laten) gebruiken van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Wonen' is slechts toegestaan, indien er langs de zuidelijke perceelsgrens op gronden met de bestemming ‘Groen’:
  1. Achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw een erf- en terreinafscheiding van 3 m is gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  2. Een landschapselement is gerealiseerd en in stand wordt gehouden, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, dan wel een kwalitatief daarmee gelijk te stellen maatregel waarmee het college van burgemeester en wethouders heeft ingestemd.’
 
4.5 Afwijking van de gebruiksregels
 
4.5.1 Afwijking bedrijf aan huis, detailhandel of dienstverlening van ondergeschikte aard
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en 4.4.2 ten behoeve van het gebruik van de gronden en bouwwerken behorende bij een woning voor een bedrijf aan huis, detailhandel of dienstverlening van ondergeschikte aard in een gedeelte van het hoofdgebouw en/of een bijbehorend bouwwerk mits:
  1. het geen volumineuze detailhandel of een supermarkt betreft;
  2. het qua aard en omvang past in de functie van de kern Mill;
  3. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  4. de oppervlakte ten behoeve van het bedrijf aan huis, detailhandel of dienstverlening van ondergeschikte aard gezamenlijk niet meer dan 75 m² bedraagt. 
4.5.2 Afwijking mantelzorg
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4.2 onder a en b, ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte in een gedeelte van het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk mits:
  1. aangetoond wordt dan inwoning in de woning of bijbehorend bouwwerk redelijkerwijs niet mogelijk is;
  2. mantelzorg een tijdelijke situatie is en aangegeven wordt tot welk moment de afwijking noodzakelijk is;
  3. de afhankelijke woonruimte zich op de begane grond bevindt en niet groter is dan 80 m²;
  4. de afhankelijke woonruimte een functionele en visuele relatie heeft met de op het perceel aanwezige woning. 
4.5.3 Voorwaarden voor afwijking
 
Afwijkingen als bedoeld in lid 4.5.1 en 4.5.2 kunnen slechts worden verleend, mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. het milieuhygiënisch inpasbaar is in de omgeving;
  4. de afwijking voorzien wordt van een goede ruimtelijke onderbouwing.
  
Artikel 5 Verkeer
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  2. nutsvoorzieningen;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede lid 8.2), speelvoorzieningen en ontmoetingsvoorzieningen voor groepen mensen, straatmeubilair, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
 
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. De bouwhoogte van wegaanduidingen, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m.
  2. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 m.
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
  4. De maximale oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van ontmoetingsplekken voor groepen mensen, mag niet meer bedragen dan 25 m². 
5.2.2 Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen
 
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
  
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (te verwachten archeologische) waarden van de gronden.
 
6.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en de bodemingrepen dieper gaan dan 0,4 m beneden maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties. 
6.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
 
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.4.1 Werken en werkzaamheden
 
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 250 m² en met meer dan 0,4 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van steilranden worden gewijzigd;
  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;
  3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
  4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
  5. het verwijderen of rooien van bos;
  6. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  7. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  8. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,4 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
  9. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, geen containervelden zijnde en indien meer dan 250 m².
6.4.2 Uitzonderingen
 
Het in artikel 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 
6.4.3 Toelaatbaarheid 
  1. De in artikel 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1 Uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen
 
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten, balkons, loggia’s en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens of de bouwhoogte met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
 
8.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
 
8.2.1 Parkeernorm wonen
 
Voor wat betreft de functie wonen moet per woning ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Hiervoor dienen de normen zoals opgenomen in de publicatie ‘Toekomstbestendig parkeren; van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (CROW-publicatie 381) te worden gehanteerd. Indien deze publicatie gedurende de planperiode wijzigt, moet rekening worden gehouden met deze wijzigingen.
 
8.2.2 Parkeernorm overig
 
Voor wat betreft functies anders dan wonen moet, indien de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, dan wel op het betreffende terrein, overeenkomstig de in de publicatie ‘Toekomstbestendig parkeren; van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (CROW-publicatie 381) opgenomen normen. Indien deze publicatie gedurende de planperiode wijzigt, moet rekening worden gehouden met deze wijzigingen.
 
8.2.3 Afmetingen
 
De in artikel 8.2.1 en 8.2.2 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5 m in geval van kops parkeren en 2,5 x 6 m bij langsparkeren bedragen;
  2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte – voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 m bij 6 m bedragen. 
8.2.4 Laden en lossen
 
Indien het gebruik of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, overeenkomstig de publicatie ‘Toekomstbestendig parkeren; van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (CROW-publicatie 381) opgenomen normen. Indien deze publicatie gedurende de planperiode wijzigt, moet rekening worden gehouden met deze wijzigingen.
 
8.2.5 Afwijking
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1, 8.2.2, 8.2.3 en 8.2.4:
  1. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
  
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de ingevolge hoofdstuk 2 toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  2. het storten van puin en/of afvalstoffen;
  3. de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  6. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van mestbewerking.
  
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
 
10.1 Geluidzone - luchtvaart
 
10.1.1 geluidzone - luchtvaart 35 - 40 Ke
 
Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 35 - 40 Ke’ gelden, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de volgende bepalingen met betrekking tot de bouw van geluidgevoelige gebouwen:
  1. nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw:
    1. nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw, van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen is toegestaan voor zover sprake is van invulling van een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing;
    2. nieuwbouw van woningen of andere geluidgevoelige gebouwen is toegestaan, voor zover die dienen ter vervanging van op dezelfde locatie reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde geluidgevoelige bebouwing.
  2. vervangende nieuwbouw:
    1. vervangende nieuwbouw van bestaande woningen en andere geluidgevoelige gebouwen is toegestaan. 
10.2 Luchtvaartverkeerzones
 
10.2.1 Funnel 
  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - funnel 3' zijn mede bestemd voor het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.
  2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 40 m + NAP.
10.2.2 IHCS - zone
  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ihcs-zone', zijn mede bestemd voor het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.
  2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 64 m + NAP. 
10.2.3 ILS - zone
  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 6’ zijn mede bestemd voor een obstakelvrije ruimte ten behoeve van de vliegveiligheid van het nabijgelegen luchtvaartterrein.
  2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 68,9 m + NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS-zone 6’;
  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder b, mits de functie van de ILS-zone niet onevenredig wordt aangetast. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij het Ministerie van Defensie. 
10.2.4 Radarverstoringsgebied
  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - radarverstoringsgebied’ zijn mede bestemd voor een onverstoorde instandhouding van het radarverstoringsgebied.
  2. Op deze gronden mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 65 m + NAP.
  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder b, mits de functie van het radarverstoringsgebied niet onevenredig wordt aangetast. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij het Ministerie van Defensie.
 
 
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
 
11.1 Algemene afwijkingen
 
Het bevoegd gezag kan toestemming verlenen om af te wijken van de regels en toestaan dat:
  1. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. de maximale bouwhoogte van gebouwen wordt overschreden ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtbehandelingsapparatuur, liftopbouwen en lichtkappen, mits:
    1. over een oppervlakte van maximaal 50 m²;
    2. hoogte maximaal 25% boven toegestane bouwhoogte betreffend gebouw;
    3. hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      • kunstwerken van maximaal 15 m;
      • zend-, ontvang- en/of sirenemasten maximaal 40 m;
      • overige van maximaal 10 m;
  4. nutsvoorzieningen worden opgericht, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met:
    1. oppervlakte van maximaal 50 m²;
    2. hoogte van maximaal 3,50 m.
  5. straatmeubilair wordt geplaatst, met:
    1. oppervlakte van maximaal 5 m²;
    2. hoogte van maximaal 2,5 m.
  6. ontmoetingsplekken worden geplaatst, met:
    1. oppervlakte van maximaal 25 m²;
    2. hoogte van maximaal 3 m.
  7. de onder a tot en met f genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend worden verleend mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de woonsituatie;
    4. de milieusituatie;
    5. de sociale veiligheid;
    6. de verkeersveiligheid.
   
Artikel 12 Overige regels
 
12.1 Algemene nadere eisen
 
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. een samenhangend stedenbouwkundig beeld,;
  2. de gebruiksmogelijkheden;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
  
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1 Overgangsregel bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 
13.2 Overgangsregel gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.  
13.3 Hardheidsclausule
 
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan c.q. de voorheen geldende beheersverordening kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
 
Artikel 14 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan ‘Mill, Oranjeboomstraat 1’ van de gemeente Land van Cuijk.