Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Molenweg 15 Vierlingsbeek
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1982.BPBuMolenweg15-ON01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Molenweg 15 Vierlingsbeek' met identificatienummer NL.IMRO.1982.BPBuMolenweg15-ON01 van de Gemeente Land van Cuijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 AAB

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.7 aan huis verbonden bedrijf

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en uitgezonderd prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in de woning en de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt mede verstaan een publiekverzorgend ambacht.

1.8 aan huis verbonden beroep

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens de beroepen van schoonheidsspecialiste, manicure en pedicure en uitgezonderd prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.9 agrarisch bedrijf

Bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.

1.10 Agrarisch grondgebruik

Gebruik van de grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of middels het houden van dieren.

1.11 agrarisch-technisch hulpbedrijf

Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, grondverzetbedrijven, landbouwmechanisatiebedrijven, bedrijven voor mestopslag en -handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.

1.12 agrarisch verwant bedrijf

Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: hoveniersbedrijven, groencomposteringsbedrijven, broederijen, proefbedrijven en instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs.

1.13 archeologische waarden

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.14 archeologisch waardevol gebied

Gebied met behoudenswaardige archeologische waarden.

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 Bebouwingscluster

Vlakvormige verzameling van bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied.

1.17 Bebouwingsconcentratie

Kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

1.18 Bebouwingslint

Min of meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied.

1.19 bed & breakfast

Een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.

1.20 Bedrijfactiviteiten

Handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.

1.21 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.22 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw dan wel op of bij een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk moet worden geacht.

1.23 bestaand

Bouwwerken die aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan of gebouwd zijn c.q. kunnen worden overeenkomstig de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wet gegeven voorschriften, tenzij in de regels in plaats van het tijdstip van terinzagelegging een datum genoemd wordt.

1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.25 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.26 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd en op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.27 Bordeel

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig seksuele handelingen worden verricht.

1.28 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.29 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.30 bouwperceel

bestemmingsvlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.

1.31 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen of ander materiaal die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.34 cultuurhistorische waarden en kenmerken

Waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

1.35 dagrecreatie

Recreatieve activiteiten die plaats vinden in de openlucht en/of in gebouwen, anders dan in een woning, en zonder dat sprake is van verblijfsrecreatie of horeca.

1.36 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, met uitzondering van internetverkoop, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

1.37 Dierenverblijf

Gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.

1.38 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.39 ecologische verbindingszone

Vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden.

1.40 Ecologische waarden en kenmerken

Aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.

1.41 erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.42 evenementen

Een tijdelijke activiteit in de openlucht of in tijdelijk geplaatste tenten en paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor vermaak, informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, met uitzondering van kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties. Zowel het houden van een markt als het innemen van een (markt)standplaats wordt beschouwd als een evenement.

1.43 extensieve dagrecreatie

Het mede benutten van de gronden voor wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, skaten, ballonvaren, paramotorvliegen, etc.

1.44 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.45 geluidzoneringsplichtige inrichtingen

Een inrichting, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld, waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.46 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen of gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

1.47 Horeca

Categorie 1:
a. Horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van spijzen en/of maaltijden (lunchroom, koffiehuis, theehuis, ijssalon, broodjeszaak, restaurant, bistro, crêperie, cafetaria, snackbar e.d.);
b. Horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van logies (hotel, pension e.d.).
Categorie 2:
Horecabedrijven, al dan niet met zaalruimte, die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van al dan niet alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse en daarnaast op het ten gehore brengen van levende en/of mechanische muziek ((grand)café, bar, dancing, discobar, pub e.d.).
Categorie 3:
Horecabedrijven met een minimaal 1.000 m² grote zaalruimte die zich in hoofdzaak richten op het ten gehore brengen van levende en/of mechanische muziek (discotheek, partycentrum, poppodium e.d.).

1.48 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam huishouden voeren of willen voeren.

1.49 Internetverkoop

Het aanbieden van producten via internet, om deze vervolgens te distribueren. Het opgeslagen houden van goederen ten behoeve van de verkoop via internet is toegestaan, evenals het hebben van een afhaalbalie. Het is echter uitdrukkelijk niet toegestaan om detailhandel te bedrijven, dan wel een showroomfunctie te hebben.

1.50 Intensieve veehouderij

Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.

1.51 kampeermiddel

Tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.

1.52 Kwaliteitsverbetering van het landschap

Een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.

1.53 landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

1.54 mantelzorg

Het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een organisatorisch verband aan een ieder die hulpbehoevend is.

1.55 milieucategorie

Een door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ontworpen classificatie van de belasting die een bedrijfsactiviteit op het milieu kan leggen.

1.56 Natuurwaarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.57 nevenactiviteit

Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie.

1.58 nutsvoorzieningen

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit alsmede ten behoeve van telecommunicatie en soortgelijke voorzieningen van openbaar nut.

1.59 Ondergeschikte (productiegebonden) detailhandel

Detailhandel welke aan de hoofdactiviteit productie en/of installatie gerelateerd is, dan wel deze hoofdactiviteit ondersteunt. De detailhandel is voorts ondergeschikt in termen van benutte bedrijfsruimte.

1.60 Ondersteunende horeca

Horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit en de hoofdactiviteit ondersteunen, alleen overdag tussen 08.00 en 20.00 uur geopend zijn en gedurende de openingstijden van de hoofdactiviteit die ondersteund wordt.

1.61 opslag

het opbergen van materialen met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later weer over het materiaal kan beschikken.

1.62 Overig agrarisch bedrijf

Agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt (bijvoorbeeld een paardenhouderij, champignonkwekerij, witlofkwekerij, insectenteelt, etc.).

1.63 overkapping

Een bijbehorend bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een dak en door ten hoogste één wand omsloten.

1.64 Paardenrijbak

Een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout of boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.65 Paardenhouderij

Een bedrijf in hoofdzaak gericht op het, al dan niet in combinatie met fokken van paarden, anderszins (productiegericht en/of gebruiksgericht) houden, africhten, trainen, stallen, verzorgen, beoefenen van sport, geven van lessen, verhuren en/of het anderszins verschaffen van diensten en faciliteiten met/voor paarden, met een beperkte publieks- en verkeersaantrekkende werking.

1.66 parkeergelegenheid/parkeervoorzieningen

elke stallingsgelegenheid (op zowel openbaar als particulier terrein) ten behoeve van een motorvoertuig op meer dan twee wielen.

1.67 Perceel

Aaneengesloten, bij elkaar behorende en in het gebruik een eenheid vormende gronden.

1.68 perceelgrens

Een lijn die een perceel van een ander perceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt.

1.69 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.70 Prostitutiebedrijf

en bedrijf waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding uitgeoefend wordt.

1.71 Recreatie

Een koppeling tussen meerdere bouwvlakken waardoor de bepalingen en aanduidingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing zijn.

1.72 teeltondersteunende voorziening

Een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).

1.73 Toename van stikstofdepositie

  1. Er is sprake van een toename van stikstofdepositie wanneer de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) als gevolg van de stikstofemissie van een agrarisch bedrijf op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied meer bedraagt dan de stikstofdepositie als gevolg van het ten tijde van de vaststelling van het plan aanwezige planologische legale gebruik van de gronden en bouwwerken behorend tot het agrarisch bedrijf.
  2. Als uitzondering op lid a. is er geen sprake van een toename van stikstofedepositie, indien de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) niet meer bedraagt dan de stikstofdepositie als gevolg van het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot het agrarische bedrijf overeenkomstig:
    1. een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming respectievelijk artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage ‘onherroepelijke Nbv/Wnb-vergunningen; of
    2. een ten tijde van de vaststelling van het plan verleende en onherroepelijke omgevings-vergunning die is verleend met toepassing van artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht respectievelijk hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage ‘onherroepelijke omgevingsvergunningen’ , of
    3. een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage ‘geregistreerde meldingen’.

1.74 Veehouderij

Agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

1.75 (Vollegronds)teeltbedrijf

Agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

1.76 voorgevel

Elke naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde gevel van een (hoofd)gebouw.

1.77 voorgevelrooilijn

De stedenbouwkundig gezien voorste begrenzing van het bouwvlak en het verlengde daarvan.

1.78 Vormverandering van een bouwvlak

Wijziging van de begrenzing van een bouw- en bestemmingsvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.

1.79 waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.

1.80 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten.

1.81 woning

Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand

Tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen waar deze afstand het kortst is, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals goten.

2.2 Dakhelling

Langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 Hoogte

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 Lengte en breedte van een bouwwerk

Tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.7 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 Verticale bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundige peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. één overig agrarisch bedrijf;
  2. bestaande bedrijfswoningen;
  3. teeltondersteunende voorzieningen;
  4. paardenrijbakken;
  5. statische opslag tot maximaal 1.000 m² en bovendien niet meer dan 50% van de aanwezige bedrijfsgebouwen;
  6. kleinschalig (maximaal 15 plaatsen) kamperen;
  7. ondergeschikte detailhandel in eigen en/of streekgebonden agrarische producten;
  8. niet-agrarische activiteit als neventak, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – 1’ overeenkomstig de tabel ‘Nevenactiviteiten’ en mits ten behoeve van die nevenactiviteit niet meer bebouwing gebruikt wordt dan aangegeven in die tabel;
    Nr.
    Adres
    KernActiviteitbebouwde oppervlakte
    1Molenweg 15VierlingsbeekDagbesteding200 m2
  9. aan huis gebonden beroepen;
  10. tuinen, erven en terreinen, mits binnen bouwvlak;
  11. groenvoorzieningen;
  12. extensief recreatief medegebruik;
  13. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven, worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak en op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;
  2. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 5,5 en 10 meter;
  3. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³, of, indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m³, maximaal die bestaande inhoud;
3.2.3 Bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken
Voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de bedrijfswoning een erker mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceels­grens minimaal 3,5 meter bedraagt;
    2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
    3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
    4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
  3. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per woning maximaal 95 m²;
  4. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, schoorstenen en silo’s;
  3. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;
  4. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
  5. de hoogte van schoorstenen en silo’s bedraagt maximaal 15 meter;
  6. in afwijking van het gestelde onder a. mogen buiten het bouwvlak maximaal 1,5 meter hoge omheiningen worden geplaatst;
3.2.5 Paardenrijbakken
Paardenrijbakken zijn maximaal 1.200 m² groot, worden alleen binnen of aansluitend aan het bouwvlak opgericht op minimaal 25 meter afstand van woningen van derden en worden niet verlicht. Indien een bestaande paardenrijbak groter is dan 1.200 m², dan is de bestaande oppervlakte de maximale grootte.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Afstand tot perceelsgrenzen
et een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 sub a voor het bouwen op een kleinere, maar minimaal 3 meter, afstand tot de perceelsgrenzen.
3.3.2 Hoogte van bouwwerken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 sub b en in artikel 3.2.4 sub e tot een goothoogte van 7,5 en een hoogte van respectievelijk 15 en 20 meter indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.
3.3.3 Omheining
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.4 voor het toestaan van omheiningen tot een hoogte van maximaal 3 meter indien de grotere hoogte noodzakelijk is om dieren binnen de omheining te houden.
3.3.4 Paardenrijbakken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.5 voor het plaatsen
van maximaal 6 lichtmasten met een hoogte van maximaal 8 meter bij een paardenrijbak.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Algemeen
  1. Het is verboden gronden en bouwwerken behorend tot een agrarisch bedrijf zodanig te gebruiken dat daardoor sprake is van een toename van stikstofdepositie (mol/ha/jaar).
  2. Dieren mogen binnen gebouwen – al dan niet in hokken – alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  3. Een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf, is niet toegestaan.
  4. Omschakeling van een veehouderij, niet zijnde een hokdierhouderij, naar een hokdierhouderij is niet toegestaan.
  5. Het is verboden de gronden en/of gebouwen te gebruiken voor het opslaan van mest, storten of bergen van mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik. Mestbewerking anders dan van ter plaatse geproduceerde mest is uitgesloten.
3.4.2 Aan huis gebonden beroep
Bij een woning zijn aan huis gebonden beroepen toe­ge­staan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
  1. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouwbe­sluit;
  2. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van de bebouwde oppervlakte van een bouw­per­ceel tot een maximum van 60 m2;
  3. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
  4. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
  5. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
3.4.3 Ondergeschikte detailhandel
Ondergeschikte detailhandel in eigen en/of streekgebonden agrarische producten is toegestaan, mits:
  1. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;
  2. de verkoopoppervlakte voor detailhandel niet meer dan 200 m² gaat bedragen;
  3. de detailhandel geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
3.4.4 Voorwaardelijke verplichting
  1. gebruik van het perceel conform de bestemmingsomschrijving is uitsluitend toegestaan, mits de landschappelijke inpassing, overeenkomstig het landschappelijk inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1, maximaal 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is aangelegd en vervolgens aldus in stand wordt gehouden;
  2. het is verboden om de landschapselementen, zoals opgenomen in het landschappelijk inrichtingsplan die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig zijn of nog worden aangelegd, te verwijderen.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Ondersteunende horeca
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van ondersteunende horeca, mits:
  1. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;
  2. de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  3. de horeca in verband staat met kleinschalig kamperen;
  4. maximaal 100 m² van de bebouwing (mede)gebruikt wordt;
  5. de ondersteunende horeca geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
3.5.2 Nevenactiviteiten
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan
van nevenactiviteiten, mits:
  1. de activiteiten binnen of aansluitend aan het bouwvlak plaatsvinden;
  2. de activiteiten maximaal milieucategorie 1, 2 of 3, indien vergelijkbaar met milieucategorie 2, bedragen;
  3. de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;
  4. de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  5. ten behoeve van de activiteiten niet meer dan 50% en maximaal 500 m² van de aanwezige gebouwen wordt gebruikt;
  6. de activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
3.5.3 Tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers in bedrijfsgebouwen of woonunits, mits:
  1. de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  2. de huisvesting niet langer dan 6 maanden duurt en uitsluitend werknemers betreft die
  3. werkzaamheden verrichten binnen het bedrijf waarin ze gehuisvest zijn;
  4. de woonunits een bouwhoogte van maximaal 3 meter en een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 250 m² hebben;
  5. de woonunits binnen het bouwvlak geplaatst en doelmatig landschappelijk ingepast worden;
  6. de woonunits na het gebruik verwijderd worden.
3.5.4 Stagiaires
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van verblijfsruimten voor stagiaires in bedrijfsgebouwen, mits:
  1. het verblijf van stagiaires ter plaatse blijkens advies van de AAB vanwege de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk of wenselijk is en realisering binnen de bedrijfswoning aantoonbaar niet mogelijk of wenselijk is;
  2. er maximaal vijf individuele verblijfsruimten met een oppervlakte van elk maximaal 30 m² gerealiseerd worden alsmede één gezamenlijke verblijfsruimte met een oppervlakte van maximaal het aantal individuele verblijfsruimten maal 10 m²;
  3. de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  4. er geen beperking plaatsvindt van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven.
3.5.5 Startende ondernemers en ZZP-ers
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - verruimd VAB beleid’ kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het voor een termijn van maximaal vijf jaar vestigen van startende ondernemers in de Agrifoodsector en van ZZP-ers, mits:
  1. de agrarische activiteiten ter plaatse beëindigd zijn;
  2. per bouwvlak is toegestaan:
    1. één bedrijf van een startende ondernemer in de Agrifoodsector in milieucategorie 1, 2 of 3.1 indien vergelijkbaar met milieucategorie 2, waarvoor maximaal 400 m² aan bedrijfsgebouwen wordt hergebruikt; dan wel
    2. één bedrijfsverzamelgebouw, waarvoor maximaal 2.000 m² aan bedrijfsgebouwen wordt hergebruikt en waarbinnen meerdere bedrijven van startende ondernemers in de Agrifoodsector in milieucategorie 1, 2 of 3.1 indien vergelijkbaar met milieucategorie 2, mogen worden gevestigd, waarbij ieder afzonderlijk bedrijf een oppervlakte van maximaal 400 m² mag hebben;
  3. een ZZP-er zich alleen in een bedrijfsverzamelgebouw als bedoeld in het vorige lid mag vestigen en per ZZP-er maximaal 150 m² gebruikt wordt;
  4. er geen beperking plaatsvindt van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  5. er geen sprake is van onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  6. er voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden op eigen terrein;
  7. opslag alleen inpandig plaatsvindt, tenzij buitenopslag rechtstreeks voortvloeit uit de aard van het bedrijf en in dat geval een afdoende landschappelijke inpassing plaatsvindt.
3.5.6 Kamperen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 onder m. tot maximaal 25 plaatsen binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, mits:
  1. het terrein voldoende landschappelijk wordt ingepast;
  2. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van aanwezige natuur- of landschaps-waarden;
  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij rekening gehouden moet worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid).

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.6.1 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, mits:
  1. de totale oppervlakte van het bouwvlak niet vergroot wordt;
  2. er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;
  3. blijkens advies van de AAB de vormverandering noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf;
  4. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak verzekerd is en blijft, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Land van Cuijk”;
3.6.2 Vergroting bouwvlak (vollegronds)teeltbedrijf en overig agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting van het bouwvlak van een (vollegronds) teeltbedrijf en een overig agrarisch bedrijf, mits:
  1. de totale oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan 1,5 hectare;
  2. er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;
  3. blijkens advies van de AAB de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf;
  4. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak verzekerd is en blijft, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Land van Cuijk”;
3.6.3 Burgerwoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen, mits:
  1. er een bedrijfswoning aanwezig is en het bestemmingsvlak verkleind wordt tot maximaal 3.500 m²;
  2. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken teruggebracht wordt tot maximaal 200 m² indien het bestemmingsvlak een oppervlakte heeft van maximaal 1.500 m² of tot maximaal 500 m² indien het bestemmingsvlak groter is dan 1.500 m²;
  3. omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden;
  4. voldaan wordt aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
  5. de woning milieuhygiënisch aanvaardbaar is in relatie tot geurhinder van andere agrarische bedrijven;
  6. de woning aanvaardbaar is uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat en wat betreft externe veiligheid;
  7. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Land van Cuijk”.
3.6.4 Agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van de vestiging van één agrarisch technisch hulpbedrijf of één agrarisch verwant bedrijf, mits:
  1. de totale omvang van het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare bedraagt;
  2. overtollige bebouwing gesloopt wordt;
  3. de wijziging niet leidt tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  4. de wijziging niet leidt tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopoppervlakte van meer dan 200 m²;
  5. aangetoond is dat het bedrijf ook op langere termijn past binnen de toegestane omvang;
  6. een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Land van Cuijk”.
3.6.5 Ruwvoer
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening een bouwvlak te vergroten met ten hoogste 0,5 hectare en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – ruwvoeropslag’ op te nemen, indien:
  1. het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
  2. de ruimte binnen het bouwvlak niet aanwezig is;
  3. aangetoond is dat sprake is van hydrologisch neutraal ontwikkelen;
  4. geborgd wordt dat de vergroting uitsluitend gebruikt wordt ten behoeve van voorzieningen – geen gebouwen zijnde – voor de opslag van ruwvoer;
  5. er geen sprake is van een intensieve veehouderij.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie 3” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Omgevingsvergunning
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
4.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden aan de vergunning verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.2.3 Bouwverbod
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door het verbinden van voorwaarden aan de vergunning veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
  1. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
  4. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt.
4.3.2 Uitzonderingen
Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.3.3 Toelaatbaarheid
  1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  2. Voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  3. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

4.4.1 Voorschriften
In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
4.4.2 Deskundige
Aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2500 m² en waardoor de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat het slopen begeleid wordt door een gekwalificeerde deskundige.
4.4.3 Melding
Indien tijdens het slopen vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van het bouwwerk.
4.4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Waarde – Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergronds bouwen is toegestaan binnen het bouwvlak of indien dit ontbreekt, binnen het bestemmingsvlak;
  2. de verticale diepte mag niet meer dan 3,50 meter bedragen;
  3. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.
    Een en ander met dien verstande, dat:
    1. de waterhuishoudkundige situatie niet verstoord mag worden;
    2. er geen onevenredige afbreuk gedaan mag worden aan archeologische waarden;
    3. er geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten uitgeoefend mogen worden dat ten gevolge daarvan verkeersoverlast ontstaat of kan ontstaan en ten gevolge waarvan extra verkeers­maat­re­ge­len, waaronder extra parkeerplaatsen, nood­za­ke­lijk zijn, tenzij op eigen terrein gezorgd kan wor­den voor voldoende parkeervoorzieningen.

6.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, vluchttrappen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf (met uitzondering van de bestemming Cultuur en Ontspanning – Bordeel), raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. permanente bewoning van recreatieverblijven.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied

8.1.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied´ zijn de gronden, behalve bestemd voor het bepaalde in de ter plaatse geldende bestemmingen, ook bestemd voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
8.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.1.2.1 Werken en werkzaamheden
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ´overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied´ is boomteelt verboden en verder is het verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
  1. het (geheel of gedeeltelijk) slopen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  2. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  3. het graven, dempen of verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren of veranderen van open wateren, zoals waterlopen, grachten, vijvers, poelen en dergelijke;
  4. het vellen of rooien van landschapselementen, hagen, bomen of ander, hoger dan 1,5 meter, opgaand houtgewas;
  5. het verwijderen van onverharde of verharde wegen, paden of het wijzigen van het wegprofiel of de inrichting daarvan;
  6. het aanleggen, verharden of veranderen van wegen, paden, bermen, parkeerplaatsen, of andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 200 m².
8.1.2.2 Uitzonderingen
Het verbod is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:
  1. van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting plaatsvindt van de te beschermen cultuurhistorische waarden;
  2. behoren tot ter plaatse normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;
  3. reeds in uitvoering zijn of krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.1.2.3 Toelaatbaarheid
Het verlenen van de omgevingsvergunning is alleen toelaatbaar, onder voorwaarde dat door de werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, of door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast of de mogelijkheden tot herstel van genoemde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
  1. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%;
  2. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakel­huis­jes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, glas- en/of af­valcontainers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
    2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
    3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 meter bedraagt;
  3. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk en/of wenselijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  4. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio en televisiesignalen, als­mede voor telecommunicatie doeleinden voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik, niet zijnde C-2000-infrastructuur;
  5. het houden van evenementen, voor zover de in de bestemmingsomschrijving beschreven gebiedswaarden niet onevenredig worden aangetast;
  6. het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie (Bed and Breakfast) bij de bestemmingen Agrarisch, Agrarisch met waarde, Bedrijf en Wonen, met dien verstande dat:
    1. de kleinschalige verblijfsrecreatie alleen plaatsvindt in de woning en bijbehorende aangebouwde bouwwerken, maar niet in bijbehorende vrijstaande bouwwerken;
    2. de woning blijvend bewoond wordt als hoofdwoonverblijf en waarvan de hoofdgebruiker(s) tijdens het recreatief verblijf eveneens aanwezig is (zijn);
    3. de omvang niet meer mag bedragen dan 60 m² en niet meer dan 10 bedden;
    4. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;
    5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omwonenden en/of in de omgeving aanwezige bedrijven;
  7. het toestaan van de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
    1. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft vol­doen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;
    2. het bedrijf valt onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’;
    3. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m2;
    4. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ont­staat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende bedrijf;
    5. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
    6. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
  8. het bouwen van zonnepanelen en/of zonnecollectoren in een permanente grondopstelling bij de bestemming Wonen, maar buiten het bestemmingsvlak Wonen, mits:
    1. binnen het bestemmingsvlak onvoldoende ruimte is;
    2. de panelen en/of collectoren aansluitend aan het bestemmingsvlak Wonen en in de bestemmingen ‘Agrarisch’ en ‘Agrarisch met waarden’ geplaatst worden;
    3. de panelen en/of collectoren maximaal 20 meter van het bestemmingsvlak Wonen gebouwd worden en een oppervlakte hebben van maximaal 250 m²;
    4. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 meter;
    5. de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, natuur- en landschapswaarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeerssituatie en cultuurhistorische waarden.

9.2 Afwijking bijlagen bestaande stikstofrechten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels in artikel 3 en 4 door:
  1. verleende en onherroepelijke vergunningen als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming respectievelijk artikel 19d van de natuurbeschermingsweg 1998, of
  2. verleende en onherroepelijke omgevingsvergunningen die zijn verleend met toepassing van artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht respectievelijk hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998, of
  3. ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde meldingen als bedoeld in artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming, alsnog aan te merken als bestaande stikstofrechten, mits wordt aangetoond dat deze rechten voor vaststelling van onderhavig bestemmingsplan onherroepelijk zijn geworden.

Artikel 10 Parkeernormen

10.1 Gebruiksregel

  1. De gronden en gebouwen waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, mogen slechts worden bebouwd en/of gebruikt indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden. Om te bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zal het bevoegd gezag bij de verlening van een omgevingsvergunning toetsen aan de in de meest recente Nota Parkeernormen Land van Cuijk opgenomen normen.
  2. Indien er behoefte is aan ruimte voor laden of lossen van goederen, dan moet die ruimte op het betreffende perceel gecreëerd en in stand gehouden worden.

10.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 indien:
  1. er voldoende parkeer- en of laad- of losruimte aanwezig is in de directe omgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de locatie en de functie van de voorziening, of
  2. er niet voldoende parkeerruimte aanwezig is in de directe omgeving en het voldoen aan de parkeereis de haalbaarheid van het bouwplan onder druk zet, terwijl het bouwplan maatschappelijk of economisch gezien een belangrijke ontwikkeling vormt voor de gemeente Land van Cuijk.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of gedeeltelijk veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in a. met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik als bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldend bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Molenweg 15 Vierlingsbeek'.