Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, Baltussenweg 4 Overloon
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1982.BPBuBaltussenweg4-ON01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan
Het bestemmingsplan Buitengebied, Baltussenweg 4 Overloon' met identificatienummer NL.IMRO.1982.BPBuBaltussenweg4-ON01 van de gemeente Land van Cuijk.
 
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
 
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden regels worden gesteld.
 
1.4 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 Aan huis gebonden bedrijf
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en uitgezonderd prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in de woning en de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt mede verstaan een publiekverzorgend ambacht.
 
1.6 Aan huis gebonden beroep
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens de beroepen van schoonheidsspecialiste, manicure en pedicure en uitgezonderd prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.7 AAB
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
 
1.8 Aardkundige waarden
Gebieden met waardevolle aardkundige elementen met betrekking tot reliëf en bodem die een bepaalde (beperkte) mate van bescherming genieten.
 
1.9 Agrarisch bedrijf
Bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.
 
1.10 Agrarisch grondgebruik
Gebruik van de grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of middels het houden van dieren.
 
1.11 Agrarisch-technisch hulpbedrijf
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, grondverzetbedrijven, landbouwmechanisatiebedrijven, bedrijven voor mestopslag en -handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.
 
1.12 Agrarisch verwant bedrijf
Bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: hoveniersbedrijven, groencomposteringsbedrijven, broederijen, proefbedrijven en instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs.
 
1.13 Archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
 
1.14 Archeologisch waardevol gebied
Gebied met behoudenswaardige archeologische waarden.
 
1.15 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.16 Bebouwingscluster
Vlakvormige verzameling van bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied..
 
1.17 Bebouwingsconcentratie
Kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.
 
1.18 Bebouwingslint
Min of meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied.
 
1.19 Bebouwingspercentage
Percentage dat de grootte van een deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.
 
1.20 Bed&breakfast
Een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.
 
1.21 Bedrijfactiviteiten
Handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.
 
1.22 Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw dan wel op of bij een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk moet worden geacht.
 
1.23 Bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
 
1.24 Beperkingen veehouderij
Gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen beperkt zijn.
 
1.25 Bestaand
Bouwwerken die aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan of gebouwd zijn c.q. kunnen worden overeenkomstig de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wet gegeven voorschriften, tenzij in de regels in plaats van het tijdstip van terinzagelegging een datum genoemd wordt.
 
1.26 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
 
1.27 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.28 Bevi-inrichtingen
Inrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
 
1.29 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd en op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.30 Boomteelthek
Een teeltondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, op percelen waar boomteelt plaats vindt en waarmee dieren van die percelen geweerd worden.
 
1.31 Bordeel
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig seksuele handelingen worden verricht.
 
1.32 Bos
Elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie.
 
1.33 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.34 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
 
1.35 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, zijnde de eerste bouwlaag en met uitzondering van kelder, souterrain, zolder en vliering.
 
1.36 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.37 Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
 
1.38 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.39 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen of ander materiaal die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
 
1.40 Centrale voorzieningen
Gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van een recreatiegebied als geheel, zoals een kantine, receptie, zwembad , sport- en spelvoorzieningen.
 
1.41 Chalet
Een verblijf of onderkomen, van lichte constructie (zonder vaste fundering) en van lichte materialen zodat het relatief eenvoudig (in een geheel of enkele delen) te verplaatsen is, en geen kampeermiddel of stacaravan zijnde, dat naar aard en inrichting bedoeld is voor recreatief nachtverblijf, dat gedurende langere tijd op dezelfde (stand)plaats blijft staan en dat door zijn plaatsing direct of indirect met de grond verbonden is of (in)direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk aan te merken is.
 
1.42 Cultuurhistorisch waardevolle boerderij
Een gebouw dat bestaat uit overwegend één ongelede bouwmassa waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden. Hieronder worden in ieder geval verstaan streekeigen boerderijen van het zogenaamde langgevel-, kortgevel- of T-vormige type.
 
1.43 Cultuurhistorische waarden en kenmerken
Waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
 
1.44 Dagrecreatie
Recreatieve activiteiten die plaats vinden in de openlucht en/of in gebouwen, anders dan in een woning, en zonder dat sprake is van verblijfsrecreatie of horeca.
 
1.45 Depositie van stikstof
Het neerslaan van stikstof op de bodem.
 
1.46 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, met uitzondering van internetverkoop, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.
 
1.47 Dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
 
1.48 Dierenverblijf
Gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.
 
1.49 Ecologische verbindingszone
Vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden.
 
1.50 Ecologische waarden en kenmerken
Aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.
 
1.51 Educatiepark
Plek waar het ploegen, mesten, zaaien, poten, onderhoud, maaien en oogsten van groenten, fruit en andere producten gepresenteerd wordt.
 
1.52 Erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
 
1.53 Erf-terreinafscheiding
Afscheiding, inclusief poort, van een erf en/of gedeelte van een erf (terrein).
 
1.54 Evenement
Een tijdelijke activiteit in de openlucht of in tijdelijk geplaatste tenten en paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor vermaak, informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, met uitzondering van kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties. Zowel het houden van een markt als het innemen van een (markt)standplaats wordt beschouwd als een evenement.
 
1.55 Extensief recreatief medegebruik
Het mede benutten van de gronden voor wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, skaten, ballonvaren, paramotorvliegen, etc.
 
1.56 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.57 Geluidgevoelig object
Een geluidgevoelig object bij of krachtens de Wet geluidhinder.
 
1.58 Geluidzone van een industrieterrein
Zone rond een industrieterrein waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
 
1.59 Geluidzoneringsplichtige inrichting
Een inrichting, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld, waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
 
1.60 Geurgevoelig object
Een gebouw dat bestemd en geschikt is voor bewoning of verblijf en dat daarvoor permanent wordt gebruikt.
 
1.61 Glastuinbouwbedrijf
Agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.
 
1.62 Groepsaccomodatie
Een (gedeelte van een) gebouw bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door regelmatig wisselende groepen en met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen en/of voor gemeenschappelijk gebruik, waaronder medegebruik in groepsverband voor seminars, vergaderingen, trainingen, teambuildingsactiviteiten of voor daarmee naar aard, omvang en uitstraling gelijk te stellen andere dagrecreatieve groepsactiviteiten.
 
1.63 Grondgebonden geitenhouderij
Een grondgebonden veehouderij gericht op het houden van geiten.
 
1.64 Grondgebonden veehouderij
Veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie. Of hiervan sprake is, wordt getoetst op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.
 
1.65 GVE (groot vee-eenheid)
Eenheid waarmee de fosfaatproductie van landbouwhuisdieren wordt uitgedrukt en waarbij 1 GVE overeenkomt met de fosfaatproductie van één melkkoe.
 
1.66 Hogere waarde
Een door het bevoegd gezag vast te stellen maximale waarde voor de toelaatbare geluidbelasting vanwege een weg, spoorweg of industrieterrein, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde die op grond van de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder van toepassing is.
 
1.67 Hokdierhouderij
Veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.
 
1.68 Hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen of gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.
 
1.69 Horeca
Categorie 1:
  1. Horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van spijzen en/of maaltijden (lunchroom, koffiehuis, theehuis, ijssalon, broodjeszaak, restaurant, bistro, crêperie, cafetaria, snackbar e.d.);
  2. Horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van logies (hotel, pension e.d.).
Categorie 2:
Horecabedrijven, al dan niet met zaalruimte, die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van al dan niet alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse en daarnaast op het ten gehore brengen van levende en/of mechanische muziek ((grand)café, bar, dancing, discobar, pub e.d.).
Categorie 3:
Horecabedrijven met een minimaal 1.000 m² grote zaalruimte die zich in hoofdzaak richten op het ten gehore brengen van levende en/of mechanische muziek (discotheek, partycentrum, poppodium e.d.).
 
1.70 Huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam huishouden voeren of willen voeren.
 
1.71 Industrieterrein
Terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.
 
1.72 Intensieve veehouderij
Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.
 
1.73 Internetverkoop
Het aanbieden van producten via internet, om deze vervolgens te distribueren. Het opgeslagen houden van goederen ten behoeve van de verkoop via internet is toegestaan, evenals het hebben van een afhaalbalie. Het is echter uitdrukkelijk niet toegestaan om detailhandel te bedrijven, dan wel een showroomfunctie te hebben.
 
1.74 Kampeermiddel
Tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.
 
1.75 Kampeerterrein
Terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, dat is bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.
 
1.76 Kas
Agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter.
 
1.77 Kernrandzone
Overgangsgebied naar het buitengebied gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarisch functie.
 
1.78 Kwaliteitsverbetering van het landschap
Een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.
 
1.79 Landgoed
Ruimtelijk-functionele eenheid bestaande uit bos of overige natuur, al dan niet in combinatie met agrarische gronden, met daarin een geconcentreerde vorm van karakteristieke (woon)bebouwing.
 
1.80 Landhuis
Een grote woning in een landschappelijke omgeving.
 
1.81 Landschappelijke waarden en kenmerken
Gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op de ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
 
1.82 Lawaaisporten
Voorziening voor sportactiviteiten waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, de motorsport en de modelvliegsport.
 
1.83 Maasheggengebied
Eeuwenoud historisch Cultuurlandschap waar natuur, landschap, ecologie, economie en cultuurhistorie zichtbaar en langdurig met elkaar verbonden zijn. Kenmerkend voor dit gebied is een mozaïek van (mei- en sleedoorn-) heggen, weides, drinkpoelen en oude knotbomen die al eeuwen een veilige thuishaven bieden aan een verscheidenheid aan planten en dieren. Het gebied is aangewezen als biosfeergebied.
 
1.84 Maatschappelijke voorzieningen
Educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen waaronder kerk en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
 
1.85 Manege
Een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid biedt tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.
 
1.86 Mantelzorg
Het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een organisatorisch verband aan een ieder die hulpbehoevend is.
 
1.87 Mestbewerking
De toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.
 
1.88 Milieucategorie
Een door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ontworpen classificatie van de belasting die een bedrijfsactiviteit op het milieu kan leggen.
 
1.89 Natuurnetwerk Brabant
Samenhangend netwerk van deels bestaande en deels nieuwe natuurgebieden die door ecologische verbindingszones met elkaar verbonden zijn.
 
1.90 Natuurwaarde
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
 
1.91 Nevenactiviteit
Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie.
 
1.92 Nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit alsmede ten behoeve van telecommunicatie en soortgelijke voorzieningen van openbaar nut.
 
1.93 Omheining
Afscheiding van hout, draad of gaas.
 
1.94 Omschakeling
Geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm.
 
1.95 Ondergeschikte (productiegebonden) detailhandel
Detailhandel welke aan de hoofdactiviteit productie en/of installatie gerelateerd is, dan wel deze hoofdactiviteit ondersteunt. De detailhandel is voorts ondergeschikt in termen van benutte bedrijfsruimte.
 
1.96 Ondersteunende horeca
Horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit en de hoofdactiviteit ondersteunen, alleen overdag tussen 08.00 en 20.00 uur geopend zijn en gedurende de openingstijden van de hoofdactiviteit die ondersteund wordt.
 
1.97 Overig agrarisch bedrijf
Agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt ( bij voorbeeld een paardenhouderij, champignonkwekerij, witlofkwekerij, insectenteelt, etc.).
 
1.98 Overkapping
Een bijbehorend bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een dak en door ten hoogste één wand omsloten.
 
1.99 Paardenrijbak
Een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout of boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
 
1.100 Paardenhouderij
Een bedrijf in hoofdzaak gericht op het, al dan niet in combinatie met fokken van paarden, anderszins (productiegericht en/of gebruiksgericht) houden, africhten, trainen, stallen, verzorgen, beoefenen van sport, geven van lessen, verhuren en/of het anderszins verschaffen van diensten en faciliteiten met/voor paarden, met een beperkte publieks- en verkeersaantrekkende werking.
 
1.101 Peil
  1. Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. Voor stacaravans/chalets ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – peil’: tussen de hoogte van de aan de voorgevel gelegen openbare weg en één meter daarboven, waarbij feitelijk gemeten wordt van de afgewerkte begane grondvloer die tussen voornoemde punten ligt;
  4. Voor bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – peil: de bovenzijde van de fundering.
1.102 Perceel
Aaneengesloten, bij elkaar behorende en in het gebruik een eenheid vormende gronden.
 
1.103 Perceelsgrens
Een lijn die een perceel van een ander perceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt.
 
1.104 Plattelandswoning
Een voormalige agrarische bedrijfswoning die bewoond mag worden door derden, die geen functionele binding hebben met het agrarisch bedrijf.
 
1.105 Prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.106 Prostitutiebedrijf
Een bedrijf waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding uitgeoefend wordt.
 
1.107 Recreatie
Vrijetijdsbesteding zoals verblijfsrecreatie, dagrecreatie, agrotoerisme en extensief recreatief medegebruik.
 
1.108 Relatie
Een koppeling tussen meerdere bouwvlakken waardoor de bepalingen en aanduidingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing zijn.
 
1.109 Stacaravan
Een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand kan worden verreden, maar dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet (meer) geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan.
 
1.110 Statische opslag
Binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf.
 
1.111 Stalderingsgebied
Gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij gekoppeld is aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij. Bij de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan wordt de begrenzing van het stalderingsgebied bepaald door de begrenzing van het stalderingsgebied in de provinciale Verordening ruimte zoals geldend op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningsaanvraag.
 
1.112 Teeltondersteunende voorziening
Een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).
1.113 Toename van stikstofdepositie
Er is sprake van een toename van stikstofdepositie wanneer de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) als gevolg van de stikstofemissie van een (agrarisch) bedrijf op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied meer bedraagt dan de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) ten gevolge van het voorafgaand aan de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige planologisch legale gebruik van de gronden en bouwwerken behorend tot dat (agrarisch) bedrijf.
 
1.114 Trekkershut
Een klein gebouw dat naar aard en inrichting bedoeld is voor recreatief dag- en/of nachtverblijf van gedurende korte perioden verblijvende en regelmatig wisselende verblijfsrecreanten.
 
1.115 Tunnel- en boogkassen
Verankerde menstoegankelijke kassen met een tijdelijk karakter, behorende bij een vollegronds groente-, fruit-, bloemen-, planten- en boomteeltbedrijf ter teeltondersteuning.
 
1.116 Veehouderij
Agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
 
1.117 Verblijfsrecreatie
Vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf.
 
1.118 Verkeersvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van het verkeer, zoals straatmeubilair, verkeers- en straatnaamborden, lantaarnpalen en parkeerplaatsen.
 
1.119 Verkoopoppervlakte
De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank (= netto-vloeroppervlakte).
 
1.120 (Vollegronds)teeltbedrijf
Agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
 
1.121 Voorgevel
Elke naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde gevel van een (hoofd)gebouw.
 
1.122 Voorgevelrooilijn
De stedenbouwkundig gezien voorste begrenzing van het bouwvlak en het verlengde daarvan.
 
1.123 Vormverandering van een bouwvlak
Wijziging van de begrenzing van een bouw- en bestemmingsvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.
 
1.124 Waterhuishoudkundige voorzieningen
Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.
 
1.125 Weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten.
 
1.126 Woning
Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
 
1.127 Woonboerderij
Een woning die bestaat uit een voormalig agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen voormalige agrarische bedrijfsruimten.
 
1.128 Zorgboerderij
Gebouw waarin kleinschalige zorgactiviteiten plaatsvinden voor zorgvragers die op therapeutische basis meehelpen en/of aanwezig zijn bij (onderdelen van) de bedrijfsuitoefening in combinatie met dagopvang.
 
1.129 Zorgvuldige veehouderij
Veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving. Er is sprake van een zorgvuldige veehouderij indien wordt voldaan aan de nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Afstand
Tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen waar deze afstand het kortst is, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals goten.
 
2.2 Dakhelling
Langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.3 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.4 Hoogte
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 Inhoud van een bouwwerk
Tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.6 Lengte en breedte van een bouwwerk
Tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
 
2.7 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.8 Verticale bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundige peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch grondgebruik;
  2. groenvoorzieningen;
  3. extensief recreatief medegebruik;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden worden geen gebouwen gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op of in deze gronden worden geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd, met uitzondering van omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1,50 meter bedraagt.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het toestaan van omheiningen tot een hoogte van maximaal 3 meter indien de grotere hoogte noodzakelijk is om dieren binnen de omheining te houden.

Artikel 4 Recreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Recreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. recreatievoorzieningen;
  2. ondersteunende horeca;
  3. centrale voorzieningen;
  4. bestaande bedrijfswoningen;
  5. paden en parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
 
Tabel ‘Recreatie – activiteiten’
Adres Toegestaan
Baltussenweg 4OverloonBedrijfswoning, receptie, koffiecorner, streekwinkel, sanitairgebouw, 23 vakantieappartementen en 12 kampeerstaanplaatsen

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
  1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 meter;
  2. de onderlinge afstand tussen gebouwen bedraagt maximaal 20 meter;
  3. voor de toegestane activiteiten en maatvoering gelden de tabellen ‘Recreatie – activiteiten’ en ‘Recreatie-maten’.
 
AdresBebouwing
m2/m3/%
GoothoogteHoogte
Baltussenweg 4
Centrale voorzieningen
Vakantieappartementen
Bedrijfsbebouwing
Bedrijfswoning
240 m2
1400 m2
500 m2
170 m2
5,5
5,5
5,5
5,5
10
10
10
10
 
4.2.2 Bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken
Voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceels­grens minimaal 3,5 meter bedraagt;
    2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
    3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
    4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
  3. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 95 m²;
  4. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, behoudens erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten, palen en masten;
  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;
  3. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt maximaal 12 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels

 
4.3.1 Landschappelijke inpassing
de gronden en gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de bestemming 'Recreatie' indien de landschappelijke inpassing uiterlijk 18 maanden na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan is uitgevoerd en in stand wordt gehouden conform het als bijlage bij deze regels gevoegde landschappelijk inpassingsplan of een kwalitatief daarmee vergelijkbaar plan dat door het college van burgemeester en wethouders is geaccordeerd.
4.3.2 Permanente bewoning
Permanente bewoning ter plaatse van vakantieappartementen en campeerplaatsen is niet toegestaan.
4.3.3 Onderzoek naar ontplofbare oorlogsresten
Ter plaatse van de aanduiding "Overige zone - voorwaardelijke verplichting explosieven onderzoek" mogen er pas graafwerkzaamheden plaatsvinden als de bodem door het bevoegd gezag is vrijgegeven van de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten.
4.3.4 Bedrijfsmatig beheer
Vakantieappartementen dienen bedrijfsmatig beheerd te worden.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. één vrijstaande woning ;
  2. aan huis gebonden beroepen (inclusief internetverkoop);
  3. inpandig statische opslag/stalling t.b.v. derden;
  4. paardenrijbakken;
  5. tuinen en erven;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:
  1. de woningen worden op minimaal 5 meter afstand van de voorste bestemmingsvlakgrens en op minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrenzen gebouwd;
  2. halfvrijstaande woningen mogen aan één zijde en tussenwoningen aan beide zijden op de perceelsgrens c.q. bestemmingsvlakgrens worden gebouwd;
  3. de inhoud van de woning bedraagt niet meer dan 750 m³, of, indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m³, maximaal die bestaande inhoud;
  4. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 5,5 en 10 meter.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. de bijbehorende bouwwerken worden minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;
  2. achter de voorgevelrooilijn is een aaneengesloten open ruimte van ten minste 30 m² aanwezig;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceels­grens minimaal 3,5 meter bedraagt;
    2. de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
    3. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
    4. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
  4. de gezamenlijk oppervlakte bedraagt per woning niet meer dan 95 m², of, indien de bestaande oppervlakte al meer bedraagt dan 95 m², maximaal die bestaande oppervlakte;
  5. indien het bestemmingsvlak groter is dan 300 m², dan mag de onder d. genoemde oppervlakte overschreden worden met 10% van het meerdere, echter tot maximaal 150 m²;
  6. de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter;
    1. de hoogte bedraagt in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3 meter en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 5,5 meter, behoudens het bepaalde onder (2);
    2. indien bijbehorende bouwwerken aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, bedraagt de hoogte niet meer dan 5,5 meter;
  7. naast het bepaalde onder d. en e. mag bij iedere woning een overkapping worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 25 m² en met een hoogte van maximaal 3 meter.
5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overige maximaal 2 meter;
  3. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter.
5.2.4 Paardenrijbakken
Paardenrijbakken zijn maximaal 1.200 m² groot, worden alleen binnen of aansluitend aan het bouwvlak opgericht op minimaal 25 meter afstand van woningen van derden en worden niet verlicht. Indien een bestaande paardenrijbak groter is dan 1.200 m², dan is de bestaande oppervlakte de maximale grootte.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Paardenrijbakken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 23.2.4 voor het plaatsen van maximaal 6 lichtmasten met een hoogte van maximaal 8 meter bij een paardenrijbak.

5.4 Specifieke gebruiksregels

 
5.4.1 Aan huis gebonden beroep
Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen en internetverkoop toe­ge­staan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
  1. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouw­be­sluit;
  2. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van de bebouwde oppervlakte van een bouw­per­ceel tot een maximum van 60 m2;
  3. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
  4. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
  5. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
5.4.2 Kamperen
Met een omgevingsvergunning kan recreatief medegebruik in de vorm van kleinschalig kamperen met ondersteunende horeca binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak worden toegestaan, mits:
  1. er maximaal 25 kampeerplaatsen worden aangelegd, indien het perceel ten minste 1 hectare groot is, waarvan ten minste de helft beschikbaar is als kampeerterrein;
  2. er maximaal 15 kampeerplaatsen worden aangelegd, indien het perceel ten minste 0,5 hectare groot is, waarvan ten minste de helft beschikbaar is als kampeerterrein;
  3. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van aanwezige natuur- of landschapswaarden;
  4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij rekening gehouden moet worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid).
  5. een goede landschappelijke inpassing van het bestemmingsvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering Landschap gemeente Land van Cuijk”.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen door op de verbeelding de bouwaanduiding “twee-aan-een (tae)” aan te brengen om zo de splitsing van een woonboerderij in twee woningen mogelijk te maken, mits:
  1. er sprake is van een woonboerderij met een bouwmassa van ten minste 900 m³;
  2. het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden niet worden aangetast;
  3. er twee volwaardige woningen ontstaan met beide een inhoud van ten minste 350 m³;
  4. omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden;
  5. voldaan wordt aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
  6. de nieuwe woning milieuhygiënisch aanvaardbaar is in relatie tot geurhinder van andere agrarische bedrijven;
  7. de nieuwe woning aanvaardbaar is uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat en wat betreft externe veiligheid;
  8. indien meer dan 190 m² (voormalige) bedrijfsgebouwen c.q. bijbehorende bouwwerken aanwezig is, de totale oppervlakte na de splitsing niet vergroot wordt;
  9. een goede landschappelijke inpassing van het bestemmingsvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie 4” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Omgevingsvergunning
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
6.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden aan de vergunning verbinden:
  1. verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.2.3 Bouwverbod
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door het verbinden van voorwaarden aan de vergunning veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
  1. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt;
  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
  4. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt.
6.3.2 Uitzonderingen
Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.3.3 Toelaatbaarheid
  1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  2. Voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  3. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

6.4.1 Voorschriften
In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
6.4.2 Deskundige
Aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en waardoor de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat het slopen begeleid wordt door een gekwalificeerde deskundige.
6.4.3 Melding
Indien tijdens het slopen vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van het bouwwerk.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming "Waarde – Archeologie 4" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergronds bouwen is toegestaan binnen het bouwvlak of indien dit ontbreekt, binnen het bestemmingsvlak;
  2. de verticale diepte mag niet meer dan 3,50 meter bedragen;
  3. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.
 
Een en ander met dien verstande, dat:
  1. de waterhuishoudkundige situatie niet verstoord mag worden;
  2. er geen onevenredige afbreuk gedaan mag worden aan archeologische waarden;
  3. er geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten uitgeoefend mogen worden dat ten gevolge daarvan verkeersoverlast ontstaat of kan ontstaan en ten gevolge waarvan extra verkeers­maat­re­ge­len, waaronder extra parkeerplaatsen, nood­za­ke­lijk zijn, tenzij op eigen terrein gezorgd kan wor­den voor voldoende parkeervoorzieningen.

8.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, vluchttrappen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf (met uitzondering van de bestemming Cultuur en Ontspanning – Bordeel), raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. permanente bewoning van recreatieverblijven.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
  1. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%;
  2. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakel­huis­jes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, glas- en/of af­valcontainers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
    2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
    3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 meter bedraagt;
  3. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk en/of wenselijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  4. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio en televisiesignalen, als­mede voor telecommunicatie doeleinden voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik, niet zijnde C-2000-infrastructuur;
  5. het houden van evenementen, voor zover de in de bestemmingsomschrijving beschreven gebiedswaarden niet onevenredig worden aangetast;
  6. het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie (Bed and Breakfast) bij de bestemmingen Agrarisch, Agrarisch met waarde, Bedrijf en Wonen, met dien verstande dat:
    1. de kleinschalige verblijfsrecreatie alleen plaatsvindt in de woning en bijbehorende aangebouwde bouwwerken, maar niet in bijbehorende vrijstaande bouwwerken;
    2. de woning blijvend bewoond wordt als hoofdwoonverblijf en waarvan de hoofdgebruiker(s) tijdens het recreatief verblijf eveneens aanwezig is (zijn);
    3. de omvang niet meer mag bedragen dan 60 m² en niet meer dan 10 bedden;
    4. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;
    5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omwonenden en/of in de omgeving aanwezige bedrijven;
  7. het toestaan van de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
    1. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft vol­doen aan het bepaalde in het Bouwbesluit;
    2. het bedrijf valt onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’;
    3. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m²;
    4. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ont­staat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende bedrijf;
    5. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
    6. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Parkeernormen

11.1.1 Gebruiksregel
  1. De gronden en gebouwen waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, mogen slechts worden bebouwd en/of gebruikt indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden. Om te bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zal het bevoegd gezag bij de verlening van een omgevingsvergunning toetsen aan de in de meest recente Nota Parkeernormen Boxmeer opgenomen normen.
  2. Indien er behoefte is aan ruimte voor laden of lossen van goederen, dan moet die ruimte op het betreffende perceel gecreëerd en in stand gehouden worden.
11.1.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 indien:
  1. er voldoende parkeer- en of laad- of losruimte aanwezig is in de directe omgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de locatie en de functie van de voorziening, of
  2. er niet voldoende parkeerruimte aanwezig is in de directe omgeving en het voldoen aan de parkeereis de haalbaarheid van het bouwplan onder druk zet, terwijl het bouwplan maatschappelijk of economisch gezien een belangrijke ontwikkeling vormt voor de gemeente Boxmeer.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsregel bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of gedeeltelijk veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in a. met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsregel gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik als bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldend bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 
 
regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Baltussenweg 4 Overloon.