Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
- het plan:
het bestemmingsplan Winterkoning 4 Zuid-Scharwoude van de gemeente Dijk en Waard;
- het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1980.BPNSZS2012herz004-VA01 met bijbehorende regels;
- aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels wordt gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
- aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
- aan huis verbonden beroepen of bedrijven:
het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep, of het beroepsmatig verlenen van diensten, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
- aan-/uitbouw:
een gebouw gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en door ligging, constructie en/of afmeting daaraan ondergeschikt is;
- bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het perceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
- bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
- bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
- bijgebouw:
een op zichzelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en door ligging, constructie en/of afmetingen daaraan ondergeschikt is;
- bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
- bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
- bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
- bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
- bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
- bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
- buidelwoning:
een buidelwoning is geen zelfstandige woning maar onderschikt aan het hoofdgebouw, waarbij de verlening van mantelzorg plaatsvindt in de aan- en/of uitbouw, of in het aangebouwde bijgebouw van het hoofdgebouw;
- gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
- hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
- kangoeroewoning:
een kangoeroewoning bestaat uit twee wooneenheden, waarbij een buidelwoning deel uit maakt van het hoofdgebouw en hiermee inpandig in verbinding staat. De bewoner(s) van het hoofdgebouw verleent/verlenen mantelzorg vanuit het (grotere) hoofdgebouw;
- luifel:
afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund;
- landschappelijke- en cultuurhistorische waarden:
archeologische, historisch (steden)bouwkundige en/of historisch geografische waarden, als bedoeld in de Cultuurhistorische Waardenkaart en bijbehorende beschrijving van de provincie Noord-Holland;
- mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijk zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, gebaseerd op een indicatiebesluit genomen door het bevoegd gezag;
- peil:
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
- seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotisch massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, als dan niet in combinatie met elkaar;
- gevellijn:
de lijn c.q. aanduiding in het plan waarin de voorgevel van één van de gebouwen dient te worden gebouwd;
- woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- de oppervlakte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkt bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, wordt buiten beschouwing gelaten:
- galerijen, balkons en luifels, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 2 m bedraagt;
- (brand)trappen en trappenhuizen.
Bij toepassing van het bepaalde van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 1 m bedraagt. Overschrijdingen van niet meer dan 1 m worden niet meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2 sub e van dit plan.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- groenvoorzieningen;
- openbare nutsvoorzieningen;
- water.
3.2 Bouwregels
- op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die zijn uitgevoerd in een dichte constructie, deze mogen worden uitgevoerd met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m;
- in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt voor de hoogte van een toegangshek in een erfafscheiding dat de bouwhoogte ten hoogste 2 m mag bedragen, met uitzondering van toegangshekken die zijn uitgevoerd in een dichte constructie, deze mogen worden uitgevoerd met een hoogte van ten hoogste 1 m;
- de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 m bedragen;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er geen overkappingen binnen de bestemming mogen worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van:
- het bepaalde in lid 3.2 sub a, voor het bouwen van een uitbouw aan een woning, met dien verstande dat:
- de diepte van de uitbouw niet meer dan 1,5 m mag bedragen;
- de breedte van een uitbouw maximaal 2/3e deel van de bestaande gevelbreedte mag bedragen, tot een maximum van 4 m;
- de bouwhoogte van een uitbouw maximaal gelijk is aan die van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
- de afstand van een uitbouw tot gronden met de bestemming 'Verkeer' ten minste 1,5 m bedraagt;
- het bepaalde in lid 3.2 sub a, voor het bouwen van aan- en uitbouwen of bijgebouwen voor de gevellijn, met dien verstande dat:
- de afstand tot de weg ten minste 15 m dient te bedragen;
- de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor de gevellijn ten hoogste 20 m2 mag bedragen;
- voor het overige de bouwregels voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak als genoemd in 'Wonen';
- het bepaalde in lid 3.2 sub b onder 5, voor het bouwen van een overkapping, met dien verstande dat:
- de overkapping in het verlengde van of achter de voorste bouwgrens van de bestemmingen 'Wonen' dient te worden gebouwd;
- de oppervlakte van overkappingen mag niet meer dan 10 m2 bedragen;
- de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
- het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, uitsluitend in de vorm van vrijstaande woningen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
met de daarbij behorende:
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- openbare nutsvoorzieningen;
- verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
- water.
Ten aanzien van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven gelden de volgende regels:
- een woning en de daarbij behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen op gronden als bedoeld in lid 4.1 sub a mag worden gebruik voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, mits:
- de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
- het aan huis verbonden beroepen of bedrijven betreft die:
- niet vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer;
- valt binnen de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van Bedrijven' milieucategorie 1, dan wel is gelijk te stellen voor wat betreft de milieugevolgen voor deze omgeving;
- het geen detailhandel of horeca betreft;
- op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de aan huis verbonden beroepen of bedrijven plaatsvindt;
- in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
- de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving.
4.2 Bouwregels
- voor het bouwen van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen die binnen het bouwvlak worden gebouwd gelden de volgende regels:
- als hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- ten minste 1 van de gebouwen dient te worden gerealiseerd in de gevellijn zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';
- per bouwvlak is ten hoogste 1 woning toegestaan;
- de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 8,5 m bedragen;
- in afwijking van het bepaalde onder 5 mag de goothoogte aan één zijde van de bebouwing niet meer dan 5 m bedragen over een lengte van ten hoogste 4 m;
- de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m;
- voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak geldt de volgende regel:
- de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
- voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd gelden de volgende regels:
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen aan één zijde van het bouwvlak de zijdelingse bouwgrens overschrijden, met dien verstande dat:
- de bebouwing ten minste 4,5 m achter (het verlengde van) de ter plaatse met 'gevellijn' aangeduide gevellijn wordt gebouwd;
- de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 3 m bedraagt;
- voor deze bebouwing een maximale goothoogte van 3 m geldt;
- de bouwhoogte ten minste 1 m lager moet bedragen dan de hoogte van het hoogste gebouw binnen het bouwvlak met een maximum van 6,5 m;
- deze bebouwing aan de achterzijde (het verlengde van) de achterste bebouwingsgrenzen van het bouwvlak niet mag overschrijden;
- een bijgebouw mag gerealiseerd worden op het erf gelegen achter (het verlengde van) de achterste bebouwingsgrens, met dien verstande dat:
- de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen gelegen achter de achterste bebouwingsgrens niet meer dan 20 m2 mag bedragen;
- de goothoogte van bijgebouwen niet meer dan 3 m mag bedragen;
- de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer dan 5 m mag bedragen;
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn niet toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - bebouwingsvrije zone';
- voor het bouwen van dakkapellen op het achterdakvlak van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen;
- de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
- de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen.
- voor het bouwen van dakkapellen op het zijdakvlak van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen;
- de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
- de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
- de afstand van de dakkapel tot de voorgevel van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen;
- voor het bouwen van dakkapellen op het voordakvlak van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
- de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
- de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
- voor het bouwen van dakopbouwen aan de achterzijde van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van een hoofdgebouw voorzien van een dakopbouw mag niet meer dan 9,5 m bedragen'
- de afstand tussen de onderzijde van een dakopbouw en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
- de afstand tussen de zijkanten van een dakopbouw en de zijkanten van de buiten- en/of tussenmuur mag niet minder bedragen dan 0,5 m;
- de dakhelling van een dakopbouw en het hoofdgebouw dient hetzelfde aantal graden te bedragen;
- voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- de oppervlakte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
- de plaats van hoofdgebouwen, in die zin dat de voorgevel moet worden gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak;
- de plaats van aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw ten behoeve van mantelzorg voor het realiseren van kangoeroewoningen;
- de plaats van bijgebouwen buiten het bouwvlak;
- de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
ter bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundige beeld en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersgeneratie;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van
- het bepaalde in lid 4.2 sub b en c, voor het bouwen van een aan- of uitbouw bij het hoofdgebouw ten behoeve van mantelzorg voor het realiseren van een kangoeroewoning, met dien verstande dat:
- de oppervlakte van een buidelwoning buiten het bouwvlak niet meer dan 30 m2 mag bedragen;
- voor het overige de bouwregels van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak lid 4.2 sub c van overeenkomstige toepassing zijn;
- het bepaalde in lid 4.2 sub c onder 2, sub d onder 2 en sub e onder 2, voor het vergroten van de maximale afstand van 1 m van de onderzijde van de dakkapel tot de dakvoet, met dien verstande dat er geen twee dakkappelen boven elkaar worden gebouwd;
- het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a en b mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Als met deze bestemming strijdig gebruik wordt aangemerkt het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval begrepen:
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
- het gebruiken of laten gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
- het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken ten behoeve van een kangoeroewoning;
- het bedrijfsmatig exploiteren van het zwembad (het zwembad is bestemd voor eigen gebruik).
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van het bepaalde in
lid 4.1 en
lid 4.5 voor het gebruik van aan- en uitbouwen ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
- er sprake dient te zijn van verlening van mantelzorg in een hoofdgebouw of een aan- of uitbouw aan het hoofdgebouw;
- er een indicatiebesluit van een bevoegde instantie kan worden overlegd;
- er uitsluitend sprake mag zijn van het verlenen van mantelzorg in een buidelwoning bij het hoofdgebouw;
- er geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van omwonenden.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen, afgraven, afschuiven of egaliseren van gronden;
- het dempen, graven of verbreden van vaarten, sloten of watergangen;
- de onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor normaal onderhoud, gebruik en beheer;
- alvorens de onder a bedoelde omgevingsvergunning te beslissen plegen burgemeester en wethouders overleg met een daartoe bevoegde instantie, met het oog op de hoge historische geografische waarde die aan de gronden is toegedeeld op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de Provincie Noord-Holland. Wanneer er onevenredige aantasting van de historische geografische waarden plaatsvindt, dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd;
- alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld onder a sub 2 wordt beslist, pleegt het bevoegd gezag overleg met de instantie die verantwoordelijk is voor het waterbeheer.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Onder met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen:
- het gebruiken of laten gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
- het gebruiken of laten gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
- het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van:
- de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes en openbare lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 15 m mag bedragen;
- het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsvoorzieningen, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m3 bedraagt;
- de bouwhoogte van gebouwtjes niet meer dan 3 m bedraagt;
- het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk van openbaar nut mag worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m.
4 Overgangs- en slotregels
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- een bouwwerken dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende pal, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld in sub a, na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan Winterkoning 4 Zuid-Scharwoude".