direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Trieme - Triemsterloane 5
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1970.BpTrTriems5-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de reparatie van de planologisch-juridische situatie aan de Triemsterloane 5 in De Trieme. In het geldende bestemmingsplan Triemen, als vastgesteld op 4 juli 2013 door de raad van de voormalige gemeente Kollumerland c.a., is voor het bestaande bedrijf ter plaatse enerzijds de activiteit van het transportbedrijf niet geregeld en anderzijds een lagere milieucategorisering voor de handel in zand, grond en grind gehanteerd dan had gemoeten. Daarnaast is op 11 juni 2020 met de uitgebreide procedure een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuwe bedrijfswoning verleend.

Om de planologisch-juridische reparatie op het perceel mogelijk te maken, is een partiële herziening van het geldende bestemmingsplan vereist. Dit bestemmingsplan voorziet daarin. Voor de volledigheid voorziet het bestemmingsplan ook in de verwerking van de omgevingsvergunning voor de nieuwe bedrijfswoning.

1.2 Reparatie met dit bestemmingsplan

De noodzakelijke reparatie vindt plaats door in de regels in de bestemmingomschrijving van 'Bedrijf' nadrukkelijk op te nemen dat het bestaande transportbedrijf is toegestaan, alsmede de huidige groothandel in, en opslag van, zand, grond en grind en ander verhardingsmateriaal, van maximaal milieucategorie 3.2. Voor het overige blijft milieucategorie 2 van toepassing op het bedrijfsperceel, zoals nu ook reeds het geval is, vanwege het voorkomen van bedrijfshinder op de naastgelegen woonbestemmingen op belendende percelen.

1.3 Bestaande situatie

1.3.1 Plangebied

Het plangebied bevindt zich aan de Triemsterloane 5, aan de zuidzijde van het dorp De Trieme en grenst aan het gemeentelijk buitengebied. De Triemsterloane betreft de doorgaande verbindingsweg tussen Kollumerzwaag, De Trieme en Westergeest.

Het plangebied heeft betrekking op de kadastrale perceelnummers 661 (geheel) en een beperkt deel van kavel 1017, sectie F, kadastrale gemeente Westergeest. Op onderstaande figuur is de ligging en begrenzing van het plangebied op luchtfoto en topografische kaart weergegeven. Het exacte plangebied blijkt uit de verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpTrTriems5-ON01_0001.jpg"

Figuur 1. Ligging en begrenzing van plangebied

1.3.2 Bedrijfsactiviteiten

In de huidige situatie wordt het plangebied gebruikt ten behoeve van het ter plaatse gevestigde transportbedrijf en de handel in zand, grond en grind, wat al bij besluit van 15 juni 1993 (voormalige hinderwetvergunning) is toegestaan. De bedrijvigheid ter plaatse wordt uitgeoefend door een vennootschap onder firma. Bij het bedrijf zijn twee vrachtwagens vergund.

Het gebruik als transportbedrijf blijkt bij het opstellen van het geldende bestemmingsplan Triemen niet correct te zijn geregeld. Daarnaast is abusievelijk een lagere milieucategorisering voor de handel in zand, grond en grind gehanteerd dan waar planologisch-juridisch sprake van had moeten zijn.

Op het bedrijfsperceel vindt het volgende gebruik plaats:

  • 1. handel en opslag van zand / grond / grind en ander verhardingsmateriaal, verkoop aan bedrijven en ondergeschikt hieraan ook aan particulieren;
  • 2. transportbedrijf, dat wil zeggen: transport van vorengenoemde producten per vrachtwagen naar klanten (één vrachtwagen aanwezig);
  • 3. bij het bedrijf ophalen van bovengenoemde producten door klanten;
  • 4. stallingloods voor de vrachtwagen.

De bedrijvigheid ter plaatse wordt aangemerkt als zijnde een volwaardig bedrijf, maar is gelet op het karakter van een eenmansbedrijf verder van kleiner dan gemiddelde omvang als mag worden aangenomen voor een transportbedrijf c.q. groothandel in zand, grond en grind.

1.4 Bestaand planologisch-juridisch kader

1.4.1 Geldend bestemmingsplan uit 2013

Het bestemmingsplan 'Triemen', zoals vastgesteld op 4 juli 2013, is op het plangebied van toepassing. Op grond van dit bestemmingsplan is het plangebied voor het grootste deel bestemd als 'Bedrijf' (zie figuur 2). Dit betekent dat er op deze gronden bedrijvigheid van milieucategorie 1 en 2 is toegestaan, zoals benoemd in de bij de regels van het geldende plan gevoegde Staat van Bedrijven. Binnen de bedrijfsbestemming is met een bouwvlak aangegeven waar gebouwd mag worden. Dit aangeduide bouwvlak ligt in het zuidelijke deel van het plangebied, waar bij de totstandkoming van het bestemmingsplan nog een bedrijfswoning aanwezig was met de voorganger van de huidige opslagloods.

Voor een beperkt deel achter de voor bedrijvigheid aangewezen gronden is tevens sprake van bij het plangebied betrokken gronden met een bestemming 'Agrarisch'. Deze gronden zijn al lange tijd, op grond van de vroegere Hinderwetvergunning, in gebruik bij de bedrijfsbestemming (zie hiernavolgende paragraaf '1.4.2 Hinderwetvergunning 1993') en worden daarom nu ook met voorliggend bestemmingsplan ter reparatie van een zodanige bestemming voorzien.

Naast de aangegeven enkelbestemmingen voor 'Bedrijf' en 'Agrarisch' op basis van het geldende bestemmingsplan is ook een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' voor het merendeel van het plangebied van kracht. Deze gronden zijn naast de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. Deze archeologische dubbelbestemming is gecontinueerd in voorliggend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpTrTriems5-ON01_0002.jpg"

Figuur 2. Kaartfragment van geldend bestemmingsplan Triemen, als vastgesteld op 04-07-2013.

Het geldende bestemmingsplan betreft de actualisatie van het bestemmingsplan Triemen dat hieraan vooraf ging, als vastgesteld op 7 mei 1981 en goedgekeurd door Provincie Fryslân op 6 juli 1982. De plankaart daarvan als opgenomen in navolgende figuur toont reeds een bestemming voor doeleinden van handel en bedrijf, kategorie VAB (verzorgend en ambachtelijk bedrijf).

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpTrTriems5-ON01_0003.jpg"

Figuur 3. Kaartfragment voorheen geldend bestemmingsplan Triemen, als vastgesteld op 07-05-1981

Op grond van voorgaande kan geconcludeerd worden dat het oude bestemmingsplan is voortgezet in het huidig geldende bestemmingsplan, opgesteld in het licht van de in 2013 geldende wet- en regelgeving en gebruikelijke plansystematiek (waaronder de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008) voor het intekenen van bestemmingsplannen, waarbij de tussentijds afgegeven milieu- en gebruiksvergunningen aan het bedrijf ter plaatse (hinderwetvergunning d.d. 15-06-1993) niet betrokken zijn geweest. Hierom wordt een deel van de agrarische bestemming op de achter het bedrijfsperceel gelegen gronden nu ook betrokken in de bedrijfsbestemming.

1.4.2 Hinderwetvergunning 1993

Er is in 1993 een Hinderwetvergunning verleend voor het perceel aan de Triemsterloane 5 in De Trieme voor het oprichten en in werking hebben van een transportbedrijf en zand- en grondhandel (voor 500 m³). De plek daarvan op het terrein is in de Hinderwetvergunning vastgesteld als getoond in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpTrTriems5-ON01_0004.jpg"

Figuur 4. Kaartfragment Hinderwetvergunning 1993.


De Hinderwetvergunning is van rechtswege vervallen. Het vergunningensysteem is nadien per 1 maart 1993 geregeld in de Wet milieubeheer (Wm), en per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de juridische basis voor vergunningverlening geworden. Met het vervallen van de Hinderwetvergunning valt het bedrijf thans onder het Activiteitenbesluit milieubeheer (zolang geen activiteiten worden uitgevoerd die in het Besluit omgevingsrecht (Bor) als vergunningplichtig zijn aangewezen) en moet worden voldaan aan de voorschriften die gelden voor type-B bedrijven.


Vallend onder het Activiteitenbesluit zijn er geen beperkingen ten aanzien van opslagoppervlakte of -hoeveelheden van toepassing en bestaan ook geen maatwerkmogelijkheden. Dit betekent dat bij de huidige bedrijfsvoering de maximale hoeveelheid opslag bij de zand- en grondhandel niet is begrensd in de milieuregels, en als het begrensd zou moeten worden dit in het bestemmingsplan moet worden vastgelegd. Het geldende bestemmingsplan Triemen geeft evenwel geen maximale begrenzing in het gebruik voor de groothandel, maar wel doorwerkend vanuit de milieucategorisering (toegestaan niet meer dan 200 m2 bedrijfsoppervlakte op basis van milieucategorie 2). Dat is eveneens een abusievelijkheid geweest die met voorliggend bestemmingsplan wordt hersteld.

1.4.3 Afgegeven omgevingsvergunningen in 2020

Met een reguliere procedure om omgevingsvergunning is op 4 maart 2020 herbouw van de bestaande loods mogelijk gemaakt, op dezelfde locatie in het zuidelijke deel van het plangebied.

Op 11 juni 2020 is met het doorlopen van de uitgebreide procedure om omgevingsvergunning toestemming verleend voor de bouw van een nieuwe, vervangende bedrijfswoning op het noordelijke deel van het plangebied, in afwijking van het geldende bestemmingsplan. Deze afgegeven omgevingsvergunning is gepubliceerd op het digitale platform ruimtelijkeplannen.nl met als planidentificatie NL.IMRO.1970.PaTrTriems5-VA01.

Zowel de nieuwe opslagloods als de nieuwe bedrijfswoning zijn inmiddels gerealiseerd. De oude bedrijfswoning is nog niet afgebroken vanwege ecologische wet- en regelgeving. Op termijn vindt dat wel plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpTrTriems5-ON01_0005.jpg"

Figuur 5. Zicht op het plangebied vanaf de Triemsterloane met links de nieuwe en rechts de voormalige bedrijfswoning en in het midden de nieuwe opslagloods (bron: Google Streetview, november 2022).

De verleende omgevingsvergunningen voor het perceel zijn in voorliggend bestemmingsplan betrokken en de daarmee gerealiseerde nieuwe bedrijfswoning en opslagloods zijn op basis daarvan planologisch-juridisch vastgelegd. Ter plaatse van de oude bedrijfswoning komen de eerdere bouwmogelijkheden te vervallen.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgedeeld in vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk met achtergronden en motivering van het opstellen van dit bestemmingsplan volgt in hoofdstuk 2 de beschrijving van het huidige beleid dat op het plangebied van toepassing is.

In hoofdstuk 3 is verslag gedaan van het onderzoek naar de randvoorwaarden en belemmeringen die vanuit verschillende planologische en milieukundige toetsingskaders voor de reparatie met dit bestemmingsplan relevant zijn. Omdat het om een bestaande situatie op grond van nog steeds van toepassing zijnde gebruiks- en milieuvergunningen gaat is dit hoofdstuk beknopt van opzet. Wel is in paragraaf '3.9 Milieuzonering en bedrijvenhinder' en paragraaf '3.10 Geluidhinder' nader onderbouwd dat het verantwoord is en op welke wijze om op een deel van het perceel de hogere milieucategorisering naar 3.2 voor de zand-, grond- en grindhandel te herstellen, alsmede het gebruik van de gronden voor het aanwezige transportbedrijf.

Hoofdstuk 4 bestaat uit de juridische toelichting op het bestemmingsplan. Tot slot is in hoofdstuk 5 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan uiteengezet.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Het Rijk heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De leidende gedachte van het rijksbeleid is ruimte te bieden aan groei en beweging, waarbij het Rijk zich vooral concentreert op decentralisatie. De verantwoordelijkheid is daarbij verplaatst van Rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. In het rijksbeleid worden dan ook geen specifieke uitspraken gedaan met betrekking tot het voorliggende plangebied. Bovendien kan, gelet op de aard en schaal van het planvoornemen waarbij het uitsluitend gaat om het opnieuw vastleggen van reeds eerder vergunde gebruiksmogelijkheden van het bestaande bedrijfsperceel, geconcludeerd worden dat de voorgenomen planologisch-juridische reparatie geen invloed heeft op specifieke rijksbelangen. Het rijksbeleid staat de uitvoerbaarheid van het planvoornemen dan ook niet in de weg.

2.2 Provinciaal beleid

Bij het opstellen van het geldende bestemmingsplan heeft toetsing aan relevant provinciaal beleid reeds plaatsgevonden, alsook bij de uitgebreide procedure om omgevingsvergunning ten behoeve van nieuwrealisatie van de bedrijfswoning. Aangezien het planvoornemen ziet op een reparatie van een deel van het geldende bestemmingsplan en niet voorziet in extra ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden, mag worden aangenomen dat het planvoornemen in het provinciaal beleid van de provincie Fryslân past. Voor een uitgebreide verantwoording van het provinciaal beleid wordt verwezen naar het geldende bestemmingsplan Triemen (als vastgesteld op 4 juli 2013 door de raad van de voormalige gemeente Kollumerland c.a. en waarop Provincie Fryslân haar advisering heeft afgegeven d.d. 05-08-2011).

2.3 Gemeentelijk beleid

Bij het opstellen van het geldende bestemmingsplan heeft toetsing aan relevant gemeentelijk beleid reeds plaatsgevonden. Gelet op het reparerende karakter en de conserverende aard van voorliggend bestemmingsplan, waarbij geen extra ruimtelijke ontwikkelingen worden geboden, mag worden gesteld dat het planvoornemen binnen het gemeentelijk beleid past.

2.4 Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan leidt niet tot nieuwe ontwikkelingen en is opgesteld met het oog op reparatie van de reeds toegestane planologisch-juridische mogelijkheden. Dit maakt dat het beleid op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau niet tot belemmeringen leidt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

Om duidelijk te maken dat een plan uitvoerbaar is, moet volgens de geldende wet- en regelgeving een aantal onderzoeken naar omgevingsaspecten worden uitgevoerd. Omdat het voorliggende plan evenwel beperkt van aard en schaal is, en ziet op een planologisch-juridische reparatie van een reeds bestaande situatie, is diepgaand planologisch en milieukundig onderzoek voor de meeste omgevingsaspecten niet aan de orde.


Over de omgevingsaspecten kan het volgende worden geconcludeerd:

3.1 Archeologie

De van toepassing zijnde archeologische beschermingsregeling met betrekking tot de geldende dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' wordt met dit bestemmingsplan gecontinueerd. Deze beschermingsregeling houdt verband met de informatie uit de provinciale Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE) waarop sprake is van een bekende vuursteenvindplaats in en nabij het plangebied.

3.2 Cultuurhistorie

Op de Cultuurhistorische Kaart Fryslân 2 (CHK2) van de Provinsje Fryslân is geen informatie opgenomen over cultuurhistorische waarden in het plangebied. Cultuurhistorische aspecten spelen dan ook geen rol met betrekking tot voorliggend bestemmingsplan.

3.3 Externe veiligheid

Er liggen geen risicovolle inrichtingen of leidingen in de directe nabijheid van het plangebied. Er zijn geen risicozones of invloedsgebieden op het plangebied van toepassing. Externe veiligheid speelt derhalve geen rol.

3.4 Bodemkwaliteit

Vanwege voorliggend bestemmingsplan is het bodemloket geraadpleegd. Hieruit blijkt voor kadastraal perceelnummer 661 dat de historie van de bodemkwaliteit van de gronden bekend is, onder meer vanwege de aanwezigheid van een transportbedrijf ter plaatse vanaf 1937, met benzineservicestation in het verleden (vanaf 1939 en 1964). Voor het bij dit bestemmingsplan betrokken deel van kadastraal perceelnummer 1017 is geen bodeminformatie bekend.


Met voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande situatie in het plangebied nu juridisch-planologisch correct vastgelegd. Daarmee vinden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaats waarvoor de milieuhygiënische bodemkwaliteit nader moet worden beschouwd. Planologisch gezien kan dit bestemmingsplan dan ook uitvoerbaar worden geacht wat betreft het bodemaspect.

3.5 Verkeer en parkeren

Voor iedere ruimtelijke ontwikkeling geldt dat de verkeerseffecten die optreden als gevolg van een planvoornemen in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden onderbouwd. De nadruk ligt daarbij op de effecten van de ontwikkeling op de verkeersafwikkeling en parkeren (bereikbaarheid), de verkeersveiligheid en de verkeershinder (leefbaarheid). Verkeerseffecten die optreden als gevolg van een plan kunnen met vuistregels en kengetallen worden onderbouwd.

Omdat dit bestemmingsplan de reparatie en het vastleggen van toegestaan en reeds vergund gebruik voor bedrijvigheid ter plaatse betreft, vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Hierom is het in beginsel niet nodig een onderbouwing op het aspect verkeer en parkeren te geven. Vermeld kan worden dat het parkeren vanwege de bedrijfsfuntie (bedrijfsvoering en bedrijfswonen) ter plaatse op eigen terrein plaatsvindt. Wat betreft het verkeersthema geldt dat het bedrijfsperceel door de ligging direct aan een gebiedsontsluitingsweg in het buitengebied goed ontsloten is. Verkeersbewegingen worden via deze lokale hoofdinfrastructuur meteen afgewikkeld, in noordelijke richting naar De Trieme dan wel in zuidelijk richting naar Kollumerzwaag. Hierom mag worden geconcludeerd dat dit bestemmingsplan niet leidt tot onevenredige verkeerseffecten op de omgeving, en mag het uitvoerbaar worden geacht.

3.6 Luchtkwaliteit

Omdat er in het kader van dit bestemmingsplan ter reparatie van de bestaande planologisch-juridische situatie geen sprake is van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling die tot extra verkeer leidt, is er ook geen sprake van een mogelijk verminderde luchtkwaliteit die nader moet worden beschouwd. De uitvoerbaarheid van dit plan wordt derhalve niet belemmerd door onaanvaardbaar nadelige gevolgen voor de luchtkwaliteit.

3.7 Ecologie

Omdat met voorliggend plan reeds sprake is van een bestaande gebruiks- en bebouwingssituatie die planologisch-juridisch nu correct vastgelegd wordt en er geen nieuwe bouwontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, kan op voorhand in redelijkheid worden gesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van dit ruimtelijke plan niet in de weg zal staan. Er bestaat geen noodzaak tot een onderzoek naar soortenbescherming als wel gebiedsbescherming (waaronder Aerius-berekeningen naar stikstofdepositie voor de realisatie- en gebruiksfase).

3.8 Water

Het voorliggende bestemmingsplan gaat uitsluitend over het juist vastleggen van een bestaande, vergunde situatie, zonder nieuwe, fysieke aanpassingen van bebouwing en ruimte. Daarnaast is het plangebied met reparatie op perceelsniveau van beperkte omvang. Voorgaande betekent dat het bestemmingsplan niet tot nieuwe effecten op het watersysteem en de waterketen leidt die door Wetterskip Fryslân dienen te worden bestudeerd en waar advies op afgegeven moet worden. Er geldt 'geen waterschapsbelang' voor dit bestemmingsplan.

3.9 Milieuzonering en bedrijvenhinder

3.9.1 Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening

Wet- en regelgeving

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals die uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), geldt de noodzakelijkheid tot een voldoende ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Daarnaast zijn bedrijven en instellingen op grond van de Wet milieubeheer (Wm) verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Door middel van deze milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder vanwege geluid, geur, stof, gevaar en dergelijke door bedrijven en instellingen op hindergevoelige functies zo veel mogelijk voorkomen. Er dient te worden aangetoond dat een plan geen belemmeringen ondervindt van of tot belemmeringen leidt voor nabijgelegen functies.

Toetsingskader

Om hinder tussen bedrijven en gevoelige functies zoals woningen te voorkomen, is het wenselijk dat tussen beide functies voldoende ruimte is. Om te bepalen welke afstand noodzakelijk is, kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden die zijn opgenomen in de publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Als aan de gestelde richtafstanden wordt voldaan, is er veelal geen sprake van bedrijfshinder. De in de VNG-brochure genoemde richtafstanden moeten gemotiveerd worden toegepast. Ook zijn de richtafstanden bedoeld voor 'een gemiddeld nieuw bedrijf binnen het betreffende type bedrijvigheid'.

In de VNG-publicatie worden twee omgevingstypen onderscheiden, te weten:

  • 1. rustige woonwijk en rustig buitengebied;
  • 2. gemengd gebied.

In een rustige woonwijk of rustig buitengebied (omgevingstype 1) wordt functiescheiding nagestreefd. Hiertoe worden minimale richtafstanden gehanteerd. In gemengde gebieden (omgevingstype 2) komen diverse functies voor waarbij sprake is van functiemenging. De VNG-publicatie geeft lintbebouwing in het buitengebied met veel agrarische en andersoortige bedrijvigheid specifiek als voorbeeld voor gebieden met functiemenging. Voor dergelijke gebieden kan met de methode van een verkleinde minimale richtafstand worden gewerkt (waarbij een stap terug wordt genomen, dus milieucategorie 3.2 met 100 m wordt 3.1 met 50 m, 3.1 met 50 m wordt 2 met 30 m, 2 met 30 m wordt 1 met 10 m), of zo mogelijk met de methode van categorie-indeling (A, B of C) waarbij voorwaarden gelden voor de inpassing van hinderveroorzakende en hindergevoelige functies in elkaars nabijheid. In tegenstelling tot rustige gebieden van omgevingstype 1 zijn in dergelijke levendiger gebieden van omgevingstype 2 milieubelastende activiteiten op kortere afstand van woningen mogelijk.

ABC-methodiek

De betekenis voor de toelaatbaarheid van bedrijven met een categorie-indeling A, B of C is als volgt:

  • A. Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
  • B. Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
  • C. Activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten bij toepassing van de ABC-methodiek gelden de volgende randvoorwaarden:

  • 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Gebiedstypering

Het plangebied bevindt zich ten zuiden van De Trieme. De Trieme heeft in beginsel een lintvormige opzet langs de ontsluitingsstructuren en de bebouwing strekt zich hierlangs uit naar de gronden gelegen buiten bestaand stedelijk gebied.

Hoewel het plangebied onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan ten behoeve van de bebouwde kom, ligt het in het landelijk (buiten bestaand stedelijk gebied) als vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân 2014 (geactualiseerd 2018), als getoond in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpTrTriems5-ON01_0006.jpg"

Figuur 6. Ligging van plangebied buiten bestaand stedelijk gebied als vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân 2014 (bron: Provinsje Fryslân, 2023).

Het plangebied ligt in het bebouwingslint van de Triemsterloane tussen woonbestemmingen aan Triemsterloane 4 aan de noordkant en Triemsterloane 6 aan de zuidkant, zoals getoond op de verbeelding van het geldende bestemmingsplan in figuur 2 in paragraaf '1.4.1 Geldend bestemmingsplan uit 2013'. Het plangebied ligt daarnaast in het buitengebied, waar aangrenzend agrarische activiteiten op de landerijen plaatsvinden. Op ongeveer 100 m noordoostelijk van het plangebied is planologisch-juridisch in het geldende bestemmingsplan sprake van een boomkwekerijbedrijf. Verder zuidwaarts langs de Triemsterloane is op huisnummer 60 ook sprake van een bedrijfsfunctie. Daarnaast betreft de Triemsterloane een gebiedsontsluitingsweg met een 80 km/uur-snelheidsregime. De bestemde situaties in de omgeving van het plangebied overziende en de ligging van de percelen direct aan de lokale hoofdinfrastructuur kan niet worden gesproken van een zogenaamd rustig buitengebied en kan voor de beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening dan ook worden uitgegaan van een gemengd gebied met functiemenging. De aangegeven minimale richtafstanden in geval van functiescheiding kunnen hierom met een afstandsstap worden verkleind.

Uitwerking

Nagegaan is of dit bestemmingsplan leidt tot een situatie die, vanuit bedrijvenhinder of gevaar gezien, in lijn is met een goede ruimtelijke ordening. Hiervan is sprake wanneer het woon- en leefklimaat van omwonenden niet verder wordt aangetast en dat realisatie van een plan niet leidt tot een toename aan hinder of belemmeringen voor bedrijvigheid.

Met voorliggend bestemmingsplan wordt enerzijds de activiteit van het bestaande transportbedrijf geregeld en anderzijds de bestaande zand-, grind- en grondhandel mogelijk gemaakt. Onderstaande tabel toont de toepasselijke bedrijfsactiviteiten in het plangebied.

Tabel 1. Van toepassing zijnde bedrijfsactiviteiten in het plangebied op basis van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpTrTriems5-ON01_0007.jpg"

Gelet op de bedrijfssituatie in het plangebied wordt gesproken op basis van de tabel van een milieucategorie 3.2 bedrijf betreffende de zand- en grindhandel met een bruto-oppervlakte groter dan 200 m2 (SBI-code 2008: 46735-5). Het bepalende hinderaspect betreft geluid (hierna komt stof dat als van hinderaspect van milieucategorie 2 wordt ingeschaald). Wat betreft het transportgedeelte van het bedrijf geldt SBI-code 2008: 494-1 ten aanzien van goederenwegvervoerbedrijven kleiner dan 1.000 m2 bruto-oppervlakte. Voor deze bedrijvigheid wordt gesproken van milieucategorie 3.1, waarbij geluid eveneens het bepalende hinderaspect betreft (gevolgd door gevaar dat als van hinderaspect milieucategorie 2 wordt gezien). In geval van functiescheiding geldt voor milieucategorie 3.2 een aan te houden minimale richtafstand van 100 m tot percelen met een gevoelige bestemming (zoals wonen). Voor milieucategorie 3.1 is dat 50 m en voor milieucategorie 2 is dat 30 m. Gelet op vorengenoemde minimale richtafstanden wordt op het bedrijfsperceel ten opzichte van de aangrenzende woonbestemmingen niet voldaan aan de inpassing in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij functiescheiding.

Het toepassen van de ABC-methodiek bij functiemenging is gelet op de aard van de bedrijvigheid niet mogelijk, want de zand-, grind- en grondhandel kent een een bruto-oppervlakte (b.o.) groter dan 200 m2 en hiervoor bestaat geen aanwijzing voor een aan te houden categorisering in A, B of C. Die bestaat overigens wel voor het transportbedrijf. Voor goederenwegvervoerbedrijven < 1.000 m2 b.o. geldt categorie C. Hierom is verder enkel gekeken naar de methode van het met een afstandsstap terugbrengen van de genoemde minimale richtafstand voor de gebiedstypering gemengd gebied.

Voor het plangebied is in de situatie van functiemenging sprake van een aan te houden 50 m met betrekking tot de zand-, grond- en grindhandel (o.b.v. geluid en voor stof 10 m) en 30 m wat betreft het transportbedrijf (o.b.v. geluid en voor gevaar 10 m). Ook met deze afstanden is in het kader van een goede ruimtelijke ordening geen sprake van voldoende afstand ten opzichte van de direct naast het bedrijfsperceel gesitueerde aangrenzende woonbestemmingen. Echter, de bedrijfsactiviteiten van voorliggend bestemmingsplan betreffende de zand-, grond- en grindhandel alsmede het transportbedrijf vinden op het bedrijfsperceel al decennia plaats waarvoor in het verleden reeds een hinderwetvergunning (bij besluit d.d. 15-06-1993) werd afgegeven. Daarnaast is sprake van een minder dan gemiddeld bedrijf dan waar in de VNG-publicatie van wordt uitgegaan.

Dit bestemmingsplan betreft de reparatie van abusievelijkheden van het geldende bestemmingsplan uit 2013 (en ook de voorloper daarvan), waarbij de toegestane bedrijfsactiviteiten met betrekking tot de zand-, grond- en grindhandel alsmede het transportbedrijf niet correct waren geregeld en nu worden hersteld. Ten aanzien van vergunningverlening uit het verleden worden geen nieuwe hindersituaties met dit nieuwe voorliggende bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Evenwel is sprake van een nieuwe juridisch-planologische situatie, omdat door het foutief bestemmen en vastleggen in het geldende bestemmingsplan de aanwezige bedrijfsactiviteiten onder het overgangsrecht zijn gebracht.

Wat betreft de goede ruimtelijke ordening kan met het opnieuw vastleggen van de bedrijfsactiviteiten voor de zand-, grond- en grindhandel alsmede het transportbedrijf niet worden voldaan aan de geldende minimale richafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven- en milieuzonering. Hierom is gelet op het milieuspoor met betrekking tot het hinderaspect geluid een juridische regeling getroffen waarmee wordt geborgd dat geen onevenredige hinder juridisch-planologisch gezien optreedt op de naastgelegen woonbestemmingen. Hierop is in navolgende subparagraaf nader ingegaan.

3.9.2 Uit oogpunt van milieu

Met voorliggend bestemmingsplan is het de bedoeling juridisch-planologisch tot herstel van vergunningverlening in het verleden te komen. Omdat op basis van de geldende minimale richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven- en milieuzonering niet tot een sluitende motivering kan worden gekomen, is het milieuspoor met betrekking tot het hinderaspect geluid vanwege de bedrijvigheid van de zand-, grond- en grindhandel alsmede het transportbedrijf nader bij voorliggend bestemmingsplan betrokken.

Wet- en regelgeving

Bedrijvigheid in de directe omgeving van (recreatie)woningen (of (andere) milieugevoelige gebieden) kunnen daar (milieu)hinder vanwege geluid, geur, stof, gevaar en dergelijke veroorzaken. Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) zijn bedrijven en instellingen verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Door middel van milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder voor hindergevoelige functies, zoals woningen, zo veel mogelijk voorkomen.

Toetsingskader

Voor het beoordelen van de ruimtelijke inpassing wordt in het kader van bedrijven- en milieuzonering aangesloten bij de gelijknamige publicatie, zoals in voorgaande subparagraaf reeds is toegelicht. Bij een planherziening wordt de milieubelasting ter plaatse van de bestaande (of op grond van het bestemmingsplan toegestane) woningen of andere gevoelige functies getoetst. De toelaatbare mlieubelasting kan worden afgewogen en afgestemd op de omgevingskenmerken van de relevante woningen en gevoelige functies. Voor geluid bestaat het toetsingskader uit een viertal stappen waarbij per stap de geluidbelasting groter wordt en daarmee de onderzoeks- en motiveringsplicht.

Stap 1: Indien de richtafstand voor het aspect geluid niet wordt overschreden, kan verdere toetsing voor het aspectgeluid in beginsel achterwege blijven en is inpassing mogelijk.

Stap 2: Indien stap 1 niet toereikend is, dan is inpassing mogelijk bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in een gebiedstype gemengd gebied van maximaal:

  • 50 dB(A) langtijdgemiddeld beoordelingsniveau;
  • 70 dB(A) maximaal (piekgeluiden);
  • 50 dB(A) ten gevolge van verkeersaantrekkende werking.

Stap 3: Indien stap 2 niet toereikend is, is inpassing mogelijk bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in gebiedstype gemengd gebied van maximaal:

  • 55 dB(A) langtijdgemiddeld beoordelingsniveau;
  • 70 dB(A) maximaal (piekgeluiden) exclusief piekgeluiden door aan- en afrijdend verkeer;
  • 65 dB(A) ten gevolge van verkeersaantrekkende werking.

Het bevoegd gezag dient in stap 3 echter te motiveren waarom het deze geluidbelasting in de concrete situatie acceptabel acht, waarbij tevens de cumulatie met eventueel reeds aanwezige geluidbelasting moet worden betrokken. Het bevoegd gezag kan daarbij gebruik maken van gemeentelijk geluidbeleid, indien de te verwachten geluidbelasting voldoet aan de in dat gemeentelijk geluidbeleid vastgestelde grenswaarden voor het betreffende gebied.

Stap 4: Bij een hogere geluidbelasting dan aangegeven in stap 3 zal inpassing doorgaans niet mogelijk zijn. Indien het bevoegd gezag niettemin tot inpassing wil overgaan, dient het dit grondig te onderzoeken, onderbouwen en motiveren waarbij tevens de cumulatie met eventueel reeds aanwezige geluidbelasting moet worden betrokken.

Wat betreft maximaal piekgeluidniveau volgt uit aangehouden jurisprudentie dat een geluidbelasting van 70 dB(A) in de dagperiode, 65 dB(A) in de avondperiode en 60 dB(A) in de nachtperiode in de regel een voldoende beschermingsniveau biedt en aanvaardbaar wordt geacht.

Uitwerking

Gelet op de stappen in voorgaand toetsingskader en de uitwerking in voorgaande subparagraaf 3.9.1 is stap 1 niet aan de orde voor dit bestemmingsplan. Daarom is er voor gekozen om in dit bestemmingsplan stap 2 te gaan borgen ten aanzien van de naastgelegen reguliere woningen aan Triemsterloane 4 en 6 waaraan de bedrijfsvoering in het plangebied dient te voldoen. Dit betreft de volgende regeling.

Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT ) en het maximaal geluidsniveau (LAmax ), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:

  • a. de niveaus op de in onderstaande tabel genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpTrTriems5-ON01_0008.jpg"

  • b. de in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur in bovenstaande tabel opgenomen maximale geluidsniveaus LAmax niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten.

Het meten en rekenen van de geluidsniveaus, alsmede de beoordeling van de meetresultaten moet gebeuren overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai (Uitgave 1999, Ministerie van VROM).

Indirecte hinder

Volgens de “Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening” kunnen eisen worden gesteld aan het geluid ten gevolge van de indirecte hinder van de inrichting. Dit betreft in de praktijk met name het geluid door de transportbewegingen van (vracht)wagens. Bij beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer wordt de Circuliare "Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting" van 29 februari 1996 toegepast die een voorkeursgrenswaarde voor het equivalente geluidsniveau van 50 dB(A) etmaalwaarde hanteert. Niet de totale geluidbelasting van het wegverkeer, maar slechts de geluidemissie van het verkeer dat aan het in werking zijn van de inrichting kan worden toegerekend moet worden getoetst aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) van de circulaire.

Zoals in de circulaire indirecte geluidhinder is aangegeven wordt voor de indirecte hinder afkomstig van vervoersbewegingen over de openbare weg van en naar de inrichting alleen beoordeeld voor het gemiddelde geluidsniveau en niet voor de piekniveaus. De toetsing van deze indirecte geluidhinder vindt plaats op basis van de Wgh. Hierin zijn de voorkeursgrenswaarden (LAeq) in dB(A) als volgt vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpTrTriems5-ON01_0009.jpg"

Voorgaande is in subartikel 3.4 Specifieke gebruiksregels van artikel 3 Bedrijf van dit bestemmingsplan uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Gelet op de hiermee getroffen beschermingsregeling voor de woningen aan Triemsterloane 4 en 6 om een te hoge geluidsbelasting te beperken, mag voorliggend bestemmingsplan dan ook worden geacht uitvoerbaar te zijn met betrekking tot het omgevingsaspect milieuzonering en bedrijfshinder.

3.9.3 Conclusie

De huidige bedrijfsmatige functie van het perceel wijzigt niet. Het met verleende vergunningen uit het verleden eerder al toegestane gebruik wordt met voorliggend bestemmingsplan enkel juridisch-planologisch correct vastgelegd. Er treedt daarom geen wijziging op ten aanzien van het functioneren van het bedrijfsperceel ten opzichte van aangrenzende reguliere woonfuncties. Er kan dan ook niet worden gesproken van inperking van de bestaande woon- en leefkwaliteit omdat er geen veranderingen plaatsvinden in het huidige gebruik van de gronden ter plaatse.

Om onevenredige hinder uit oogpunt van geluid op naastgelegen reguliere woningen aan Triemsterloane 4 en 6 in alle gevallen wel te borgen, is gelet op het milieuspoor een regeling in dit bestemmingsplan opgenomen. Het aspect bedrijven en milieuzonering wordt daarmee geacht dan ook geen belemmering te vormen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

3.10 Geluidhinder

Indien binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder (Wgh) wordt voldaan. De Wgh ziet op geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai (van geluidgezoneerde terreinen). Van spoorweglawaai en industrielawaai is in en rondom het plangebied op voorhand geen sprake. Wegverkeerslawaai is wel een geluidhinderaspect dat in de direct omgeving voorkomt, vanwege de aanwezigheid van de Triemsterloane waar een snelheidsregime van 80 km/uur geldt. Hiervoor geldt buiten de bebouwde kom een wettelijk aan te houden geluidzone van 250 m aan weerszijden waar akoestisch onderzoek dient plaats te vinden als geluidgevoelige bebouwing wordt opgericht. Met voorliggend bestemmingsplan wordt echter niet voorzien in het oprichten van een nieuw geluidgevoelig object. Voor de nieuwe bedrijfswoning is reeds omgevingsvergunning afgegeven, waarvoor de al dan niet noodzakelijke onderzoeken in het kader van die ruimtelijke procedure zijn uitgevoerd en in de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing zijn verwerkt. Akoestisch onderzoek uit oogpunt van wegverkeerslawaai is derhalve dan ook nu niet meer aan de orde.

Hoofdstuk 4 Juridische vormgeving

4.1 Toelichting op het juridische systeem

In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en in de verbeelding. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.

4.2 Regels

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.


Inleidende regels

In dit hoofdstuk zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 'Begrippen' zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 'Wijze van meten' is vastgelegd op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de regels van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.


Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:

  • a. een bestemmingsomschrijving; en
  • b. bouwregels.


Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen opgenomen:

  • c. een afwijkingsmogelijkheid; en/of
  • d. specifieke gebruiksregels; en/of
  • e. een vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.


Ad a. Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving is vooral van belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt. In het kader van de handhaving is de bestemmingsomschrijving dan ook van groot belang.

Ad b. Bouwregels

De bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Er zijn regels gesteld met betrekking tot het oprichten van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bouwregels kunnen eisen wat betreft maatvoering, oppervlakte- en inhoudsbepalingen en aantallen te plaatsen bouwwerken omvatten.

Ad c. Afwijkingsmogelijkheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bepaalde regels. In beginsel betreft het afwijkingen van geringe aard, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd.

Ad d. Specifieke gebruiksregels

In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

Ad e. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Door deze regel is de verplichting opgelegd om bij het uitvoeren van bepaald werk, geen bouwwerk zijnde of bepaalde werkzaamheden een omgevingsvergunning aan te vragen. Op deze vergunningplicht kunnen uitzonderingen worden geformuleerd. Daarnaast zijn er toetsingscriteria gesteld dan wel is aangegeven wanneer het werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheden toelaatbaar zijn.


Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels die in hun algemeenheid voor het hele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende bouw- en gebruiksregels en de algemene afwijkingsregels. De afwijkingsmogelijkheden in de verschillende bestemmingen en de algemene afwijkingsregels zorgen voor enige flexibiliteit van het plan. De algemene afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht, zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.


Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 geeft regels over hoe om te gaan met bouwwerken en het gebruik vallend onder het overgangsrecht en de benaming van het plan.

4.3 Toelichting op de bestemmingen

4.3.1 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' staat bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 toe als opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in de bijlage bij de regels. Daarnaast is specifiek voor de bestaande situatie aan Triemsterloane 5 in De Trieme geregeld dat het aanwezige transportbedrijf is toegestaan en dat de sinds 1993 reeds vergunde activiteiten ten aanzien van de zand-, grind- en grondhandel alsmede ander verhardingsmateriaal op het bedrijfsperceel mogelijk zijn.

Gebouwen ten behoeve van de bedrijfsbestemming moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Op de verbeelding zijn twee aanduidingen voor het "bouwvlak" opgenomen, namelijk voor de bestaande bedrijfsloods en voor de bestaande bedrijfswoning. De aanwezige bedrijfswoning is voorts met een aanduiding "bedrijfswoning" nader op de verbeelding vastgelegd. Het aantal bedrijfswoningen per bouwperceel mag niet meer zijn dan het bestaande aantal bedrijfswoningen (en dat is 1).

De maatvoering voor gebouwen ten behoeve van de bestemming is opgenomen in de bouwregels. In de gebruiksregels staat aangegeven wat in ieder geval onder strijdig gebruik met de bestemming wordt verstaan.

In de specifieke gebruiksregels zijn regels opgenomen om te borgen dat de geluidbelasting van de activiteiten van het bedrijf op de gevels van de woningen aan de Triemsterloane 4 (ten noorden van het plangebied) en Triemsterloane 6 (ten zuiden van het plangebied) niet hoger mogen zijn dan de geluidsniveau's zoals die zijn opgenomen in de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" voor het gebiedstype gemengd gebied. Vanwege deze beschermingsregeling zijn in de begripsomschrijving diverse begrippen opgenomen afkomstig uit het milieuspoor met betrekking tot toetsing aan geluidhinderaspecten, zoals het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (1.41) en maximaal geluidsniveau (1.43) alsook de bepalingen wat betreft dagperiode (1.24), avondperiode (1.7) en nachtperiode (1.47).

4.3.2 Waarde - Archeologie

In het plangebied is sprake van een archeologisch waardevol gebied betreffende een vuursteenvindplaats. Dit gebied is voorzien van de bestemming 'Waarde - Archeologie', afgestemd op de omliggende geldende bestemmingsplannen (betreffende het bestemmingsplan Triemen d.d. 04-07-2013 en het bestemmingsplan Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 d.d. 28-09-2017.

Met de archeologische dubbelbestemming is een beschermingsregeling getroffen. Deze archeologische beschermingsregeling is een voortzetting van wat reeds geldig was in het plangebied en ziet op het herstel en behoud van archeologische waarden. Er kan bij recht tot niet meer dan 100 m2 aan nieuwe bouwwerken worden gebouwd. Daarvan kan met archeologisch onderzoek worden afgeweken. Daarnaast is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden van kracht.

4.4 Planprocedure

De procedure om tot de gewenste herziening van het geldende bestemmingsplan te komen, bestaat uit twee fasen waarbij invloed op het plan kan worden uitgeoefend, te weten:


1. Vaststellingsfase

Na aankondiging in het Gemeenteblad en de website www.ruimtelijkeplannen.nl, wordt het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan een ieder zienswijzen indienen op de inhoud van voorliggend plan. Na de zienswijzenprocedure neemt de gemeenteraad een besluit over het vaststellen van het plan. Zowel tijdens de tervisielegging als na vaststelling wordt het bestemmingsplan op het landelijke portaal voor ruimtelijke plannen geplaatst en is het voor iedereen in te zien.


2. Beroepsfase

Het besluit waarin het bestemmingsplan is vastgesteld, wordt door de gemeenteraad bekend gemaakt. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt ter inzage gelegd. Binnen 6 weken na het bekendmaken van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Wat onder een bouwplan moet worden verstaan, is in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangegeven. Hieruit blijkt dat voorliggend bestemmingsplan ter planologisch-juridische reparatie van de bestaande situatie in het plangebied, waarmee geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, niet als bouwplan wordt aangemerkt. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden opgesteld. De economische uitvoerbaarheid van het plan is dan ook niet in het geding.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg ex. art. 3.1.1 Bro

Voorliggend bestemmingsplan ter reparatie van het juridisch-planologisch kader aan Triemsterloane 5 te De Trieme is voor informeel vooroverleg aangeboden aan Provincie Fryslân. De gemaakte op- en aanmerkingen bij het concept ontwerp alsmede aandachtspunten zijn betrokken bij de totstandkoming van voorliggend ontwerp bestemmingsplan. Er is verder afgezien van overig vooroverleg omdat er geen belangen van andere maatschappelijke instanties voor het plangebied en dit reparatieplan aan de orde zijn.

Tervisielegging ontwerp

Na het stadium van vooroverleg ligt dit bestemmingsplan als ontwerp ter visie. Binnen de termijn kan door een ieder zienswijzen naar voren worden gebracht. Hiervan wordt vervolgens afzonderlijk van deze toelichting (in een bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan) verslag gedaan.

Aandachtspunt voor mogelijke indieners van zienswijzen is daarbij het volgende. Op grond van artikel 3.10 Wro kunnen zienswijzen geen betrekking hebben op het deel van het ontwerpplan dat zijn grondslag vindt in een omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° Wabo van het bestemmingsplan is afgeweken. De nieuwe bedrijfswoning in het plangebied is bijvoorbeeld op basis van een dergelijke omgevingsvergunning op 11 juni 2020 verleend. Hierop kunnen de zienswijzen dan ook geen betrekking hebben.