direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Eanjum - Mûnebuorren 8 en 10
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1970.BpEjMunebuorren810-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en planbeschrijving

Op het perceel aan de Mûnebuorren 8 en 10 is een bedrijfswoning (nr. 8) en bedrijfsbebouwing (nr. 10) aanwezig. Het perceel heeft een bedrijfsbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpEjMunebuorren810-ON01_0001.png"

Figuur 1.1: Huidige situatie Mûnebuorren 8 en 10 (bron: Google Maps)

Initiatiefnemer heeft een verzoek ingediend bij de gemeente Noardeast-Fryslân om de bedrijfsbestemming van de Mûnebuorren 8 en 10 te wijzigen in een woonbestemming. De gemeente heeft hierop positief gereageerd. Op het perceel zijn geen ontwikkelingen voorzien. Het bestemmingsplan wordt opgesteld om de feitelijke situatie juridisch- planologisch te regelen. Het voorliggende plan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het zuiden van centraal in het dorp Eanjum. Het dorp is gelegen in het noordoosten van de provincie Fryslân. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpEjMunebuorren810-ON01_0002.png"

Figuur 1.2: Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Doarpen, dat is vastgesteld op 25 juni 2010 door de voormalige gemeente Dongeradeel (tegenwoordig gemeente Noardeast-Fryslân). Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpEjMunebuorren810-ON01_0003.png"

Figuur 1.3: Uitsnede geldende bestemmingsplan Doarpen (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

In het geldende bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Bedrijf' en heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch en/of cultuurhistorisch waardevol gebied' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone molenbiotoop'. De gronden zijn bestemd voor bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2. Binnen de bestemming 'Bedrijf' is per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan en enkel ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

1.4 Leeswijzer

Na deze planbeschrijving, wordt in de hoofdstukken 2 en 3 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 4 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan. Tenslotte gaat hoofdstuk 5 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het is de bedoeling er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda
    In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  • 2. De NOVI-gebieden
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

De regio waarvan de gemeente Noardeast-Fryslân deel uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen. Voorliggende regeling raakt geen nationaal belang.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

In het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het betreft een functiewijziging die naar aard en omvang zodanig is (geen extra ruimtebeslag), dat niet gesproken kan worden van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een laddertoets hoeft niet uitgevoerd te worden.

Conclusie rijksbeleid

De ontwikkeling in Eanjum is niet in strijd met het rijksbeleid.

2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele

Op 23 september 2020 is de omgevingsvisie Fryslân - De romte diele vastgesteld waarin de ambitie voor de provincie voor 2030-2050 is uitgesproken. Hierbij wordt gewerkt met 9 principes die richting geven bij het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities, gezondheid en veilig. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het ja, mits principe, aansluiting zoeken en sturen op proces, ruimer op inhoud.

Als uitgangspunt geldt dat veranderingen niet tegen moeten worden gehouden, maar dat ambities worden gerealiseerd door gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande kwaliteiten. Functies (nieuw) moeten naar aard en schaal passen bij de stad of dorp.

In voorliggend bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen voorzien, maar de feitelijke situatie vastgelegd centraal in Eanjum. Het betreft de wijziging van een bedrijfs- naar een woonbestemming die naar aard en schaal past in het dorp en de directe omgeving.

Verordening Romte 2014

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld, deze is daarna een aantal keren partieel herzien. In de verordening zijn regels opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het plangebied ligt binnen Bestaand Stedelijk Gebied. De Verordening Romte geeft voor deze wijziging van de bestemming geen regels.

Op grond van artikel 2.2 van de Verordening Romte moet wel worden aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Famke.

Indien in een ruimtelijk plan wordt afgeweken van het bepaalde in het eerste lid wordt onderbouwd op welke wijze in een vergelijkbare bescherming van archeologische waarden is voorzien. In paragraaf 3.8 wordt hier nader op ingegaan.

2.3 Gemeentelijk beleid

Woonvisie 2020-2025

De Woonvisie van de gemeente Noardeast-Fryslân legt op hoofdlijnen vast wat de basis is voor verder uitgewerkte woonplannen en -afspraken in de komende vijf jaar. De hoofdlijnen worden uitgewerkt in een woonagenda. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Gelet op de speerpunten uit de woonvisie wordt aangesloten op het toekomst geven aan bestaande woningen en buurten.

De woonvisie bevat de volgende speerpunten:

  • 1. Toekomst geven aan bestaande woningen en buurten.
  • 2. Nieuwbouw in stad, dorpen en wijken, omgang met groei en krimp.
  • 3. Ontwikkeling van de sociale huurvoorraad: betaalbaar, beschikbaar en met kwaliteit.
  • 4. Wonen en zorg in dorpen en wijken.
  • 5. Energietransitie en verduurzaming.
  • 6. Leefbare stad en dorpen: sociaal en veilig, met bereikbare voorzieningen.
  • 7. Samenwerking gemeente, belanghebbenden en bewoners.

Woonagenda:

  • Toekomst geven aan bestaande woningen en buurten.
  • De focus van het woonbeleid richten op de kwaliteit van bestaand stedelijk- en dorpsgebied en de bestaande woningvoorraad.
  • Eigenaren en bewoners faciliteren en ondersteunen bij een (betaalbare) verduurzamingsopgave.
  • Juist bij mutatie van betaalbare woningen zorgen dat deze aantrekkelijk worden voor renovatie door starters op de woningmarkt.
  • Afspraken maken met de corporatie en huurdersorganisatie over voortgaande, betaalbare woningverbetering.
  • Preventief beleid ontwikkelen voor leegstand in de particuliere woningvoorraad en leegstaande panden.
  • Samen met corporatie en de Mienskip plannen maken om bestaand vastgoed toekomst te geven.

Hoofdstuk 3 Milieu- en omgevingsaspecten

3.1 Algemeen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn de milieu- en omgevingsaspecten geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, water, ecologie, archeologie, cultuurhistorie, bedrijven en milieuhinder, en kabels en leidingen.

3.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Het plangebied ligt in de dorpskern van Eanjum. Er is sprake van een gemengd gebied. De ontwikkeling in het plangebied betreft een wijziging van een bedrijfsbestemming naar een woonbestemming.

Ten westen van het plangebied, aan de Mûnebuorren, bevindt zich op een afstand van circa 12 meter de bestemming 'Gemengd'. Op deze locatie zijn maatschappelijke voorzieningen, kantoren, detailhandel, dienstverlening en horecabedrijven in categorie 1, 2 en/of 3 toegestaan. De bestemmingswijziging heeft geen invloed op de uitoefening van deze functies en de mogelijkheden binnen de bestemming 'Gemengd' (deze worden niet onredelijk ingeperkt). Het betreft bovendien een bestaande (voormalige) bedrijfswoning die nu als reguliere woning mag worden gebruikt. Hiermee is ook al rekening gehouden bij het toekennen van de bestemming 'Gemengd' in het bestemmingsplan Anjum - MFA/NAM.

Bestaande functies en mogelijkheden kunnen ook gevolgen hebben voor de functionele mogelijkheden in het plangebied. De afstand van de voormalige bedrijfswoning is ongeveer 20 meter tot aan de hiervoor genoemde bestemming 'Gemengd' en de afstand van de met dit bestemmingsplan toegekende woonbestemming tot aan de gemengde bestemming ongeveer 12 meter. Het betreft een bestaande situatie in een gemengd gebied.

Van een verslechtering van de milieusituatie is in en rond het plangebied dan ook geen sprake. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan.

3.3 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

Toetsing

In het plangebied vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en NatuurNetwerk Nederland (Voormalige EHS). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (tevens NNN) is het Lauwersmeer op 2,4 kilometer afstand tot het plangebied. Op ongeveer 260 meter ligt Natuur buiten NNN, deze kent geen externe werking. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.

Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie

De ontwikkeling van het plangebied leidt niet tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de omgeving. De ontwikkeling betreft een functiewijziging.

Soortenbescherming

De ontwikkeling heeft geen invloed op soorten die worden beschermd op grond van de Wnb. Er vinden geen bouw- en sloopactiviteiten plaats.

3.4 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Het bestemmingsplan brengt de feitelijke situatie in overeenstemming met de juiste regeling. In de huidige situatie worden de gronden al gebruikt ten behoeve van een (bedrijfs)woonfunctie. Gelet op de mogelijkheden van het bestemmingsplan voor alleen maar lichte bedrijven is een verkennend bodemonderzoek niet nodig. Het plangebied is geen verdachte locatie.

Voor het bestemmingsplan staat het aspect bodem de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Bij afvoer van grond vanaf het perceel dient wel rekening te worden gehouden met de regels van het Besluit Bodemkwaliteit.

3.5 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Toetsing

Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. De wegen in Eanjum betreffen alleen 30 km/uur wegen. Voor deze wegen is het niet noodzakelijk een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uit te voeren. Bovendien betreft de woning in het plangebied een woning die in de huidige situatie een bedrijfswoning is. Ook een bedrijfswoning is een geluidgevoelig object in het kader van wegverkeerslawaai. Door de beoogde ontwikkeling wordt de situatie voor de woning in het kader van wegverkeerslawaai niet gewijzigd.

Het aspect geluid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

3.6 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder.

Toetsing

Het plan betreft een functiewijziging waarbij de bouw- en gebruiksmogelijkheden geen invloed hebben op de wateraspecten. De uitkomst van de watertoets is dat er geen waterschapsbelang is. Dit houdt in dat het plan geen invloed heeft op de wateraspecten. Het resultaat van de watertoets is opgenomen in bijlage 1.

Waterkwantiteit

In het wateradvies is aangegeven dat door ruimtelijke ontwikkelingen de hoeveelheid verhard oppervlak toeneemt met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in het wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater.

Er is geen sprake van een toename in verharding.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval is geen sprake van wijziging in aansluiting op de riolering of wijziging in afvoer van het hemelwater.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Vanuit het aspect water is er geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

3.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. Op voorhand kan gesteld worden dat dit plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Bovendien valt het project, onder de NIBM-regeling.

3.8 Archeologie

Toetsingskader

In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord, moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie Friesland de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Toetsing

Voor de planontwikkeling zijn de archeologische kaarten van FAMKE geraadpleegd. Deze kaarten geven de actuele status op het gebied van archeologie weer. Uit de advieskaart van FAMKE voor de periode ijzertijd-middeleeuwen blijkt dat waarderend onderzoek (terpen) wordt geadviseerd. Deze gebieden betreffen archeologische vindplaatsen, te weten terpen of terpzolen, die archeologische vondsten en sporen bevatten. Ook afgegraven terpen, waarvan de terpzool slechts nog rest, kunnen nog waardevolle diepere sporen bevatten, zoals waterputten en sloten. De precieze waarde en omvang van deze terpen of terpzolen is echter nog niet bekend. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 50 m² een waarderend booronderzoek te laten uitvoeren, waarbij duidelijk wordt wat de waarde van de bestaande vindplaats is. Op basis van de resultaten van het waarderend onderzoek kan het gebied eventueel bestempeld worden als ‘archeologisch waardevol', waarbij geldt dat men moet streven naar behoud ervan (zie advies ‘streven naar behoud'). De resultaten kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden.

Het bestemmingsplan voorziet niet direct in ingrepen die de uitvoering van een archeologisch onderzoek op voorhand noodzakelijk maakt. Het bestemmingsplan voorziet alleen in een functiewijziging om de feitelijke situatie juridisch-planologisch te regelen.

De bestaande dubbelbestemming is opnieuw opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden. Indien sprake is van ingrepen moet op grond van de dubbelbestemming een archeologisch onderzoek uitgevoerd worden bij ingrepen van meer dan 50 m2.

Uit de advieskaart van FAMKE blijkt dat voor de periode steentijd-bronstijd geen onderzoek noodzakelijk is.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

3.9 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Langs de Mûnebuorren loopt de aanduiding Oude Paden Nieuwe Wegen. Tevens is sprake van de aanduiding Boerderijplaatsen en Blokverkaveling kleinschalige regelmaat.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

Ter bescherming van de waarde en werking van de molen (Rijksmonument) nabij het plangebied is (opnieuw) de aanduiding opgenomen die de waarde en werking van de molen beschermd (De Eendracht).

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpEjMunebuorren810-ON01_0004.png"

Figuur 3.1: Fragment Cultuurhistorische Kaart Fryslân

Het aspect cultuurhistorie staat de beoogde bestemmingswijziging niet in de weg.

3.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waarmee rekening moet worden gehouden. Daarom vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

3.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 4 Juridische toelichting

4.1 Het juridisch systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

4.2 Toelichting op de bestemmingen

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de feitelijke situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft een woonbestemming. Deze zijn opgezet volgens het geldende bestemmingsplan en de recente bestemmingsplannen van de gemeente Noardeast- Fryslân.

Wonen

De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bedoeld voor het wonen in woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep. Een hoofdgebouw is alleen toegestaan in het bouwvlak en er mag niet meer dan 1 hoofdgebouw worden gebouwd. Per hoofdgebouw is 1 woning toegestaan. Het bouwvlak is nagenoeg rondom de bestaande voormalige bedrijfswoning gelegd. De bouwhoogte sluit aan op de systematiek van de omliggende woonbestemmingen. Ook de aan- , uit- en bijgebouwenregeling sluit aan op de systematiek van de omliggende woonbestemmingen. Hierbij is rekening gehouden met de oppervlakte van de voormalige bedrijfsbebouwing.

Waarde - Archeologie 1

Ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden in de grond is de dubbelbestemming toegekend. Archeologische waarden bij gebiedsoverstijgende ingrepen boven de 50 m2 en dieper dan 30 cm worden hiermee beschermd. Een archeologisch onderzoek is verplicht.

Vrijwaringszone - molenbiotoop

De molenbiotoop rond de molen van Eanjum, wordt beschermd via de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'. Hierin is de bescherming van de windvang van de molen geregeld.

4.3 Verbeelding

Het plangebied heeft de bestemmingen 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en tevens de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop toegekend. In de verbeelding is binnen de bestemming 'Wonen' een bouwvlak opgenomen waarbinnen het hoofdgebouw aanwezig is en alleen hier mag worden gebouwd. Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ter beoordeling voorgelegd aan de overlegpartners. De volgende overlegpartners hebben hierop gereageerd:

  • Wetterskip Fryslân

Het Wetterskip heeft aangegeven geen reden te hebben tot het maken van op- en/of aanmerkingen en stemt in met het onderdeel 'Water'.

  • Provinsje Fryslân

De provincie geeft aan dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

  • Brandweer Fryslân

De brandweer ziet geen knelpunten in de beoogde ontwikkeling en ziet daardoor af van de mogelijkheid tot het geven van een advies.

De vooroverlegreacties hebben niet geleid tot aanpassingen aan het plan.

Zienswijzeperiode

Het ontwerpwijzigingsplan wordt vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze zes weken wordt eenieder in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan kenbaar te maken.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens op .... al dan niet gewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden die eerder een zienswijze hebben ingediend de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling en een ontwikkeling van de gemeente Noardeast Fryslân.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De gemeente heeft een exploitatie- of planschadeovereenkomst gesloten met de initiatiefnemer.