Plan: | Healbeamswei 4 Anjum |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1970.BpAnHealbeamswei4-VO01 |
Aan de Healbeamswei 4 te Anjum in de gemeente Noardeast-Fryslân wil de initiatiefnemer het perceel herontwikkelen. Het voornemen is om in de romp van de bestaande kop-hals-romp boerderij 4 vakantieappartementen te realiseren, die omgevormd kunnen worden tot een groepsaccommodatie met daarbij een gemeenschappelijke ruimte. Het voorste gedeelte van de boerderij blijft in gebruik als (bedrijfs)woning.
De voorgenomen ontwikkelingen zijn niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de activiteiten juridisch-planologisch mogelijk te maken, is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.
De locatie is gelegen aan de Healbeamswei 4 te Anjum, in het buurtschap Jewier en behoort bij de gemeente Noardeast-Fryslân. Om het perceel te bereiken, dient de Grienewei - een zijstraat van de Healbeamswei - genomen te worden. In figuur 1.1 is een luchtfoto met daarin het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1. Begrenzing plangebied (bron: www.pdok.nl)
Het perceel bevindt zich binnen het plangebied van bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel' vastgesteld door de gemeenteraad op 27 juni 2013. Dongeradeel is een voormalige gemeente die op 1 januari 2019 met nog drie andere gemeenten is gefuseerd tot de gemeente Noardeast-Fryslân.
Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan voor het oostelijke deel de enkelbestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden'. Deze bestemming is aanwezig op de locatie van de (bedrijfs)woning en het erf daaromheen.
Hiernaast heeft het westelijke deel van het plangebied de enkelbestemming 'Agrarisch' en heeft een deel van het groen de bestemming 'Groen - Waardevolle erfbeplanting'. In dit laatste gebied mogen geen gebouwen en overkappingen gebouwd worden. Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag de maximale bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 meter.
Voor het gehele plangebied gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologisch waardevol terrein' en 'Waarde - Reliëf'.
De voor 'Waarde - Reliëf' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de reliëfrijke gronden van terpen, kruinige percelen en de reliëfrijke verhoogde boerderijplaatsen.
Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
In hoofdstuk 2 van deze toelichting is aandacht besteed aan de functionele en ruimtelijke structuur in de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het voor dit bestemmingsplan relevante beleid van Rijk, provincie, regio en gemeente opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komen de juridische aspecten aan bod, in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Noardeast Fryslân in het buurtschap Jewier, bestaande uit circa 10 huizen en is gesitueerd tussen de dorpen Anjum en Oostmahorn. Rondom het buurtschap liggen relatief grootschalige akkerbouwkavels met daarin verspreid liggende bebouwing. Op 1,3 km in oostelijke richting ligt het Nationaal Park Lauwersmeer en het Landalpark genaamd Esonstad.
In de huidige situatie is binnen het plangebied een historische kop-hals-romp boerderij aanwezig die rond 1640 op de terp is gebouwd en rond 1858 is herbouwd. Verder bestaat het plangebied uit een tuin, agrarisch groen en hoog opgaande erfbeplanting. Naast de boerderij is een kleinere schuur gelegen.
In figuur 2.1 wordt de ligging van het plangebied weergegeven. Figuren 2.2 en 2.3 geven de huidige situatie van het plangebied weer.
Figuur 2.1 Ligging plangebied
Figuur 2.2 Huidige situatie plangebied (bron: Street View Google Maps)
Figuur 2.3 Huidige situatie woonhuis (bron: Karin Couwenbergh Architect)
Als gevolg van economische wijzigingen in de boerenbedrijven en de 'krimp', komen vele boerderijen leeg te staan of raken in verval, daarom hebben de initiatiefnemers gezocht naar nieuwe functies om het plattelandsbeeld in stand te houden.
Het voornemen is om het plangebied te transformeren naar een woon- en recreatiefunctie. Het uitgangspunt van het plan is het behoud van de karakteristieke kop-hals-romp boerderij en het bijbehorende erf, met aandacht voor de bestaande structuur.
De woning, gesitueerd in de kop en de hals van de boerderij, blijft behouden waarbij de romp van de boerderij inpandig wordt verbouwd ten behoeve van:
De logies beschikken ieder over een keuken, badkamer en toilet. In de gastruimtes zijn sanitaire voorzieningen, maar geen keuken aanwezig. In figuur 2.4, 2.5 en bijlage 1 en bijlage 2 is het ontwerp van de toekomstige situatie opgenomen.
De logiesverblijven en de gemeenschappelijke ruimte worden in de romp van de kop-hals-rompboerderij gerealiseerd, dit maakt het mogelijk om met 2 tot 6 personen een appartement te huren of door de flexibele indeling de ruimte te gebruiken als groepsaccommodatie. In de
gemeenschappelijke ruimte kan gekookt worden en is het mogelijk om activiteiten te organiseren, zoals het geven van kookworkshops, themadiners, conferenties of educatiedoeleinden. Op de verdieping van de gemeenschappelijke ruimte is bij het royale venster (figuur 2.6) een ‘loungeruimte’ ingericht.
Figuur 2.4: Nieuwe indeling boerderij begane grond
Figuur 2.5: Nieuwe indeling boerderij verdieping
Figuur 2.6: Royaal venster kopgevel West
Naast de verblijfsrecreatie die in de bestaande boerderij wordt gerealiseerd worden er op het terrein een aantal voorzieningen mogelijk gemaakt. Hierbij kan gedacht worden aan een barbecue-plaats, vuurplaats, buiten pizza-oven, een volleybalveld en parkeerplaatsen.
Het uitgangspunt voor het plan is het behoud van de karakteristieke kop-hals-romp boerderij en het bijbehorende erf, met aandacht voor de bestaande structuur en privé/zakelijk gebruik. De te realiseren vakantieappartementen zijn door de flexibele indeling tevens te gebruiken als groepsaccommodatie en spelen in op de relaties binnen-buiten, individueel-gezamenlijk en licht-lucht.
De appartementen hebben ieder een eigen buitenruimte maar er kan tevens gebruik gemaakt worden van de gezamenlijke buitenruimte op de zuidzijde. Deze gemeenschappelijke ruimte ligt op het zuiden en heeft op de verdieping een Frans balkon als 'eye-catcher': een in het rieten dak geschoven 'koperen doosje'. De bestaande structuur (gebinten) van de boerderij is de basis voor de heldere en eenvoudige organisatie van de appartementen.
Met deze nieuwe functie wordt er gestreefd naar behoud van de boerderij en een rustige, positieve uitstraling op de omgeving.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Een algemeen belang in de SVIR is het proces van duurzame verstedelijking, hiervoor is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), deze houdt in het kort in dat in geval van nieuwe verstedelijking eerst moet worden beoordeeld of hier regionale behoefte voor is en vervolgens of deze behoefte binnen stedelijk gebied opgevangen kan worden. Indien dit niet mogelijk is, moet een locatie worden gezocht die passend multimodaal ontsloten is.
In dit geval is er geen sprake van nieuwe verstedelijking, de ontwikkeling vindt namelijk plaats in bestaande bebouwing ten behoeve van de nieuwe recreatiefunctie dat eveneens niet wordt gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling.
De 14 nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn juridisch geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met het Barro geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. Gezien de ligging van het plangebied, de schaal en aard van het plan vormt het Barro geen directe relevantie voor dit bestemmingsplan.
In de Position Paper Gastvrij Fryslân 2030 wordt ingegaan op de koers en inspanningen van provincie Fryslân op het gebied van de gastvrijheidseconomie.
Hierin wordt genoemd dat een groot deel van de campings en bungalowparken in de toekomst niet langer vitaal zijn voor een toekomst in de gastvrijheidseconomie. Vooruitlopend op de nog uit te voeren vitaliteitsscan voor Fryslân kan gesteld worden dat de komst van 6 recreatieappartementen bijdraagt aan de vitaliteit van deze sector.
De hoofdambitie van de provincie Fryslân is: Brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. In deze Omgevingsvisie zijn de provinciale ambities, opgaven, doelen en werkwijzen voor de komende jaren uitgewerkt, hierin wordt als doel 'Slimme groei van de Gastvrijheidseconomie' genoemd, stimuleren van toerisme is hier een onderdeel van.
Met dit bestemmingsplan wordt verblijfsrecreatie mogelijk gemaakt, de ontwikkeling past daarom goed binnen de omgevingsvisie van de provincie Fryslân.
De Verordening Romte Fryslân (2014) stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in nieuwe bestemmingsplannen. Deze verordening is een integrale herziening van de vorige Verordening Romte uit 2011, dit als gevolg van nieuw provinciaal beleid inzake (intensieve) veehouderij, landschap, cultuur (Grutsk op 'e Romte) en weidevogels. Er heeft een tussentijdse evaluatie van het streekplan plaatsgevonden die van invloed is op de verordening. Het geldend provinciaal beleid is omgezet in algemeen geldende regels.
Voor dit bestemmingsplan is artikel 5.5 Kleinschalige dag- en verblijfsrecreatie uit de verordening van toepassing.
Artikel 5.5 Kleinschalige dag- en verblijfsrecreatie
Zoals beschreven in paragraaf 2.2 wordt in de bestaande karakteristieke kop-hals-romp boerderij, logiesverblijven en groepsaccommodatie mogelijk gemaakt. Dus past binnen de gestelde regels artikel 5.5 lid 1 sub b en sub f.
Het plan is niet in strijd met de regels als genoemd in de provinciale verordening.
De provincie Fryslân heeft een archeologische beleids- en advieskaart opgesteld waarop wordt aangegeven welk type onderzoek nodig is om op een verantwoorde wijze om te gaan met het bodemarchief bij grondwerkzaamheden.
Voor het plangebied gelden specifieke archeologische verwachtingswaarden. In hoofdstuk 4.1 wordt nader ingegaan op de archeologische verwachtingswaarden ter plaatse van het plangebied.
Recreatie en Toerisme is een kansrijke sector voor de regio Noardeast-Fryslân. Recreatie en toerisme kunnen voor investeringen en werkgelegenheid zorgen, maar ook een belangrijke bijdrage leveren aan de leefbaarheid van het gebied en het welbevinden van de inwoners. De gemeente heeft de ambitie om de recreatie- en toerismesector de komende jaren fors te laten groeien. Deze groei moet bijdragen aan de volgende maatschappelijke opgaven:
De realisatie van de logiesverblijven past goed binnen deze gemeentelijke visie. De appartementen en zijn een niche in de recreatie sector, die een 'nieuwe' doelgroep bedienen. Daarnaast draagt dit plan, door de komst van meer toerisme, bij aan het instandhouden van lokale voorzieningen. Tot slot blijft het cultureel erfgoed behouden.
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie (behoud in situ), waarbij het 'de verstoorder betaalt' principe geldt. Als behoud in situ niet mogelijk is, dan moet gekeken worden of behoud ex situ mogelijk is. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Archeologie
De Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) geeft informatie over de archeologische verwachtingen. Ten aanzien van de planlocatie is op basis van de advieskaart 'Ijzertijd - Middeleeuwen' (figuur 4.1) advies 5 en 6 van toepassing. Van deze terreinen is bekend dat zij waardevolle archeologische resten uit de periode bronstijd en later bevatten.
In de gebieden waarvoor advies 6 geldt wordt geadviseerd om in deze gebieden geen ingrepen te verrichten. Met de beoogde ontwikkeling vinden op de gronden waarvoor advies 6 geldt geen ingrepen plaats.
Voor de gronden waarvoor advies 5 geldt, wordt geadviseerd om bij ingrepen groter dan 50 m2 een archeologisch onderzoek uit te voeren. Met de beoogde ontwikkeling worden geen graafwerkzaamheden voorgesteld. Mocht bij de uitvoering toch blijken dat er grondwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 50 m2 noodzakelijk zijn, dan dient er alsnog een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. In de planregels en op de verbeelding worden deze gronden met archeologische verwachtingen geborgd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie.
Ten aanzien van de planlocatie is op basis van de advieskaart 'Steentijd-bronstijd' (figuur 4.2) geen onderzoek noodzakelijk.
Figuur 4.1: Advieskaart 'Ijzertijd - Middeleeuwen'
Figuur 4.2: Advieskaart 'Steentijd - Bronstijd'
Cultuurhistorie
Er zijn geen cultuurhistorische waarden in het gebied aanwezig.
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Het projectgebied ligt niet in een beschermd natuurgebied, ook maakt het projectgebied geen deel uit van de EHS/NNN. De dichtstbijzijnde beschermde gebieden liggen op circa 1 kilometer afstand, dit betreft het nationaal park Lauwersmeer. Gelet op het huidige gebruik van het projectgebied, de ligging in een buurtschap, de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot beschermde gebieden kunnen directe effecten, zoals verstoring of verontreiniging, op de Natura 2000-gebieden worden uitgesloten.
Natura 2000-gebieden: impact stikstofdepositie
In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. In het Programma Aanpak Stikstof (PAS) zijn alle Natura 2000-gebieden opgenomen waar ten minste één stikstofgevoelig habitat voorkomt dat te maken heeft met overbelasting door stikstof. Ook kleinschalige initiatieven kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie en moeten om die reden daarop worden beoordeeld. Voor kleine plannen waarvan op voorhand (en goed gemotiveerd) kan worden onderbouwd dat deze - vanwege bijvoorbeeld de grote afstand tot Natura 2000-gebieden - geen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de relevante Natura 2000-gebieden, kan een passende beoordeling van de stikstofdepositie achterwege blijven. Hiermee geeft het ministerie ruimte voor een kwalitatieve onderbouwing voor kleine projecten waarvan op voorhand met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen (significant) negatief effect is op de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden, directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Het Natura 2000-gebied Lauwersmeer zelf is gevoelig voor stikstofdepositie, daarom kan de geplande ontwikkeling leiden tot een toename in stikstofdepositie. In AERIUS calculator is de depositie berekend, hieruit blijkt dat significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen worden uitgesloten. Het stikstofonderzoek is bijgevoegd in bijlage 3. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Fryslân staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het plan betreft de verbouwing van de bestaande boerderij naar een aantal vakantieappartementen, om deze appartementen te realiseren wordt de boerderij inpandig verbouwd. Met de beoogde ontwikkeling worden geen bomen gekapt of groenstructuren aangepast en is er daarom geen ecologisch onderzoek noodzakelijk voor de gewenste ontwikkelingen.
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Er worden geen geluidsgevoelige objecten gerealiseerd in het plangebied, daarnaast blijkt uit onderstaand figuur dat er binnen het plangebied aan de geluidsnorm wordt voldaan. Akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Figuur 4.3: Geluidsbelasting plangebied (bron: www.atlasleefomgeving.nl)
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat indien ter plaatse van een projectgebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Er vindt deels een functiewijziging plaats van 'Wonen' en 'Agrarisch' naar 'Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen', hiermee wordt er een minder gevoelige functie mogelijk gemaakt en vormt het aspect bodem ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het projectgebied ligt in het beheergebied van Wetterskip Fryslân.
Verharding
Compensatie: Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel (10%) wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen van watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen. Compensatie is nodig bij een toename aan verharding van meer dan 1.500 m2 buitengebied.
De beoogde ontwikkeling vindt plaats binnen de bestaande bebouwing. Wel worden er enkele parkeerplaatsen ten behoeve van de vakantieappartementen aangelegd, zie paragraaf 4.7.1. Het oppervlak hiervan bedraagt ongeveer 40 m². Binnen het plangebied is voldoende groen aanwezig en rondom het plangebied ligt een sloot om hemelwater te infiltreren en te bergen, extra watercompensatie is dan ook niet noodzakelijk.
Schoon- en afvalwater
De boerderij is in de huidige situatie aangesloten op een IBA. Het ligt daarom ook voor de hand om met dit project hierop aan te sluiten. Dit houdt in dat het hemelwater en afvalwater gescheiden wordt afgevoerd. Het hemelwater wordt wel losgekoppeld. Er worden bij de bouwwerkzaamheden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt.
Voor de afvoer van afvalwater wordt onderzocht of gebruik gemaakt kan worden van de bestaande voorziening. De afvoer neemt als gevolg van dit project toe. Voor de beoogde ontwikkeling wordt een specialist om advies gevraagd. De huidige voorziening worden onderzocht, om de capaciteit te bepalen. Indien de huidige voorziening geen voldoende capaciteit heeft, worden de mogelijkheden onderzocht.
Ruimtelijke adaptatie
Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen. Meer informatie hierover is te vinden op ‘De Friese klimaatatlas’ (www.frieseklimaatatlas.nl).
Het plan heeft geen invloed op het watersysteem en de waterketen. Hierdoor kan de procedure geen waterschapsbelang worden gevolgd voor de watertoets.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedstypes 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.
De vakantieappartementen vallen binnen categorie 1 met een richtafstand van 10 meter. De dichtstbijzijnde woonbestemming grenst aan het plangebied, hier wordt dus officieel niet voldaan aan de richtafstand. De afstand vanaf de plangebied grens tot aan de dichtsbijzijnde woning ligt op circa 12 meter, daarnaast worden de verblijven in de bestaande boerderij gerealiseerd. De afstand tussen de boerderij en de woning bedraagt minimaal 60 meter. Vanwege de afstand tussen de vakantieappartementen en de kleinschaligheid is het aannemelijk dat de realisatie van de vakantieappartementen geen negatief gevolg op het woon-leefklimaat van de omliggende woningen.
De parkeerbehoefte wordt doorgaans berekend aan de hand van kencijfers. CROW-parkeerkencijfers van publicatie 381 ('Toekomstbestendig parkeren') zijn algemeen erkend en worden vaak toegepast als referentie of uitgangspunt voor gemeentelijke parkeernormen. In de CROW publicatie 381 is echter geen specifiek parkeerkencijfer voor verblijfsrecreatie opgenomen zoals dit bestemmingsplan mogelijk maakt, daarom is voor onderhavige ontwikkeling gebruikt gemaakt van de kengetallen die gelden voor een camping (1.1 per standplaats). Op basis van deze categorie geldt voor het plangebied per logiesverblijf 1.1 parkeerplaats. Zoals beschreven in hoofdstuk 2.2 worden er 6 logiesverblijven en mogelijk gemaakt, voor de recreatiefunctie zijn in totaal 6,6 parkeerplaatsen noodzakelijk. Voor de (bedrijfs)woning zijn op basis van de CROW-kengetallen nog eens twee parkeerplaatsen noodzakelijk.
Binnen het plangebied worden op eigen terrein 12 parkeerplaatsen gerealiseerd, daarmee wordt voldaan aan de gestelde parkeernorm. In het volgende figuur is de situering van deze parkeerplaatsen weergegeven.
Figuur 4.4: Situering parkeerplaatsen Healbeamswei 4
Het plangebied ligt aan de Healbeamswei en is bereikbaar via de Grienewei, beide zijn 80 km/u wegen in het buitengebied. In de huidige situatie wordt het plangebied gebruikt voor wonen. Met de beoogde ontwikkeling verandert dit in een recreatieve functie, hierdoor nemen de verkeersbewegingen van en naar het plangebied toe. Om het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied te berekenen, is gebruik gemaakt van de CROW parkeerkencijfers van publicatie 381 (‘Toekomstbestendig parkeren’). Op basis van deze kengetallen geldt voor een vrijstaande woningen in het buitengebied een verkeersgeneratie van minimaal 7,8 bewegingen per etmaal.
In de CROW publicatie 381 is geen specifiek verkeersgeneratie voor verblijfsrecreatie opgenomen zoals dit bestemmingsplan mogelijk maakt, daarom is voor onderhavige ontwikkeling gebruikt gemaakt van de kengetallen die gelden voor een camping (0.4 per standplaats)
Met dit plan worden 6 verblijfsaccommodaties (vier vakantieappartementen en twee gastruimtes) mogelijk gemaakt, die ieder 0.4 verkeersbewegingen per etmaal toevoegen. Hierdoor ontstaat een kleine toename van 3 bewegingen/per etmaal.
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het projectgebied een gemiddelde fijnstof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015), de huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed.
Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft. Bij woningbouwplannen van minder dan 1.500 woningen is dit het geval.
Het plan draagt in zeer beperkte mate bij aan luchtverontreiniging en is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden, daarnaast ligt het plangebied in het buitengebied waar de luchtkwaliteit over het algemeen beter is dan in stedelijk gebied.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Bevt). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.
In en nabij het plangebied zijn geen risico's aanwezig, daardoor neemt het groepsrisico en het plaatsgebonden risico, binnen het plangebied, niet toe. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem, daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een KLIC-melding in kaart gebracht.
Op circa 200 meter van het plangebied loopt een gasleiding, aangezien de lange afstand tot deze leiding vormt dit geen belemmering voor verdere ontwikkeling van dit plan.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Het plan valt niet binnen één van de activiteiten zoals opgenomen in onderdeel C of D van het besluit m.e.r. Er is geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject, daarom is er geen sprake van een m.e.r. (beoordelings-)plicht. Overigens blijkt uit de beoordeling in de voorgaande paragrafen dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden.
Het bestemmingsplan is opgezet overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening, daarbij hoort een juridische regeling die is opgezet overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). Deze standaard geeft bindende standaarden voor de opbouw van de planregels en de verbeelding. Het bestemmingsplan is opgezet conform deze landelijke standaarden, daarnaast passen de opgestelde tijdsbepalende maatregelen binnen de toekomstige Omgevingswet en het bijhorende omgevingsplan.
Het bestemmingsplan bestaat uit een set met bestemmingsregels, een digitale verbeelding en de plantoelichting. In deze paragraaf volgt een toelichting op de bestemmingsregels.
Bestemming: 'Groen - Waardevolle erfbeplating'
Waardevolle erfbeplanting is specifiek inbestemd. De bestemming ziet toe op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de waardevolle erfbeplanting, het verwijderen, vernielen en/of aantasten van de waardevolle erfbeplanting is niet toegestaan.
Bestemming: 'Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen'
Voor nagenoeg het gehele plangebied geldt de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen'. Binnen het opgenomen bouwvlak zijn de bedrijfswoning en de logiesverblijven toegestaan.
Bestemming: 'Waarde - Archeologisch waardevol terrein'
Deze bestemming geldt voor het gehele plangebied. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Bestemming: 'Waarde - Relief'
Deze bestemming geldt voor het gehele plangebied. Deze gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de reliëfrijke gronden van terpen en kruinige percelen en de reliëfrijke verhoogde boerderijplaatsen.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken.
Overleg
Het bestemmingsplan wordt, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar de overleginstanties. De ingekomen reacties worden voorzien van een gemeentelijke reactie en kunnen leiden tot wijzigingen in het bestemmingsplan, deze worden verwoord in de beantwoording op de ingekomen reacties en weergegeven in deze toelichting. Het voorontwerp bestemmingsplan wordt voor inspraak ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn wordt een eenieder in de gelegenheid gesteld op het plan reageren.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Eenieder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen.
Vaststellingsfase
Zienswijzen worden beoordeeld en al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan. Het (al dan niet gewijzigde) bestemmingsplan wordt vervolgens door de gemeenteraad vastgesteld. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De kosten voor het realiseren van de ontwikkeling worden mede gedragen door de initiatiefnemer, aangenomen wordt dat deze over voldoende financiële middelen beschikt om het plan te kunnen realiseren. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.
Grondexploitatie
Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan door middel van een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.
In dit geval wordt een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers gesloten om het kostenverhaal te verzekeren. Hierin zijn onder de kosten met betrekking tot het begeleiden van de bestemmingsplanprocedure en daaraan verwante kosten opgenomen. Tevens is hierin het aspect planschade afgedekt.