Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Provincialeweg 146B, Opende
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1969.BPOP22HERS1-VA01

Regels

1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan "Provincialeweg 146B, Opende" met identificatienummer NL.IMRO.1969.BPOP22HERS1-VA01 van de gemeente Westerkwartier.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 Verbeelding

De verbeelding van het bestemmingsplan “Provincialeweg 146B, Opende” met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aan-huis-verbonden beroep

Het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied door de gebruik(st)er van de woning en waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt.

1.7 Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 Bed & breakfast

Het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan ten hoogste 8 personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.9 Bedrijf

Een onderneming gericht op het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen.

1.10 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.11 Bedrijfsvloeroppervlakte

De totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimte en dergelijke.

1.12 Bedrijfswoning

Een woning op een bouwperceel met een bestemming, niet zijnde een woonbestemming, die wordt bewoond door eigenaren of huurders van de bedrijfsbebouwing die op hetzelfde bouwperceel aanwezig is. Hierbij geldt dat de bedrijfsbebouwing structureel voor bedrijfsmatige activiteiten gebruikt moet worden. Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven worden niet tot deze activiteiten gerekend.

1.13 Bestaand

  1. ten aanzien van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak:
    1. bestaand ten tijde van de vastgestelde nulmeting door Slagboom en Peters luchtfotografie, plankaartnummers 4786, 4787 (1996);
    2. na de nulmeting (1996) valt alleen alles wat legaal gebouwd is onder 'bestaand';
  2. ten aanzien van bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  3. ten aanzien van het overige gebruik;
    1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan.

1.14 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak.  

1.16 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.18 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar bebouwing is toegelaten.

1.19 Bouwperceelsgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.20 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn steun vindt in of op de grond.

1.21 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.24 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder ook een belwinkel en een internetcafé.

1.25 Erf

Een al da niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.26 Erfbebouwingsgebied

Een gebied op een perceel: 
  • waar volgens de bestemming bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan; 
  • dat het achtererf en/of een zijerf dan wel twee zijerven omvat; 
  • uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw op het perceel.

1.27 Erker

Een uitgebouwd deel van een woonhuis, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegende transparante uitstraling en van beperkte omvang.

1.28 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 Kap

Een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt.

1.30 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.31 Overkapping

Elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste twee wanden.

1.32 Peil

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
  4. voor een grondlichaam of op de hoogte van het terrein: het maaiveld.

1.33 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.34 Prostitutiebedrijf

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin be­drijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, pros­titutie wordt verricht.
 
Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.35 Risaliet

Het gedeelte van een gevel dat naar voren uitspringt.

1.36 Voorbouwgrens

De grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse en de indeling van het gebouw het sterkst op de weg gericht is.

1.37 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel daarvan die door de ligging, de situatie ter plaatse en de indeling van het gebouw het sterkst op de weg gericht is.

1.38 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.39 Woongebouw

Een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvormen als een eenheid beschouwd kan worden.

1.40 Woonhuis

Een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.3 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 De dakhelling van een bouwwerk

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

De kortste afstand vanaf enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen, geen erven zijnde, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen woonhuis;
  2. erkers;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  2. als gebouw mogen uitsluitend erkers worden gebouwd;
  3. een erker wordt ten hoogste 1,50 m vanuit de aangrenzende bestemmingsgrens gebouwd;
  4. een erker wordt ten hoogste over 50% van de voorgevel van het woonhuis gebouwd;
  5. de oppervlakte van een erker bedraagt ten hoogste 3 m².
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. er mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1,00 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, voor:
  1. een goede waterhuishouding;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangewezen gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende ronden kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 sub e in die zin dat de oppervlakte een erker maximaal 6 m² mag bedragen.

Artikel 4 Wonen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woonhuizen, al dan niet in combinatie met:
    1. een aan-huis-verbonden beroep en lage bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    2. interieurbouw voertuigen en daaraan gerelateerde werkzaamheden zoals modificatie aan ophanging, remmen en elektra en inbouw luxe accessoires, dan wel aanpassingen die op basis van wettelijk voorschrift noodzakelijk zijn, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – interieurbouw voertuigen';
  2. bijbehorende bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
  1. tuinen;
  2. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. erven en verhardingen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  2. de voorgevel van een hoofdgebouw wordt voor ten minste 50% in de ter plaatse aangeduide 'gevellijn' gebouwd;
  3. per bestemmingsvlak is niet meer dan één hoofdgebouw toegestaan; 
  4. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3,00 m;
  5. de grondoppervlakte bedraagt ten hoogste 120 m²;
  6. de diepte bedraagt ten hoogste 15,00 m;
  7. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,50 m
  8. de goothoogte zoals bedoeld onder g mag worden overschreden door één risaliet in de zijgevel, ter plaatse van de entree, mits;
    1. de afstand tot de zijkanten ten minste 0,50 m bedraagt;
    2. de risaliet is voorzien van een plat dak, waarbij de maximale bouwhoogte, de hoogte van de twee verdiepingsvloer bedraagt;
    3. de breedte van de risaliet maximaal 4,50 m bedraagt;
  9. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 9,00 m.
  10. een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap;
  11. de maximale dakhelling bedraagt 55 graden.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen alleen binnen het erfbebouwingsgebied worden gebouwd;
  2. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het erfbebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
    1. In geval van een erfbebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: 50% van dat erfbebouwingsgebied;
    2. In geval van een erfbebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m², vermeerderd met 20% van het deel van het erfbebouwingsgebied dat groter is dan 100 m²;
    3. In geval van een erfbebouwingsgebied groter dan 300 m²: 90 m², vermeerderd met 10% van het deel van het erfbebouwingsgebied dat groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 150 m².
  3. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3,00 m;
  4. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 6,00 m;
  5. een bijbehorend bouwwerk die hoger is dan 3,00 m moet met een kap worden afgedekt.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: 
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel of het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m en achter de voorgevel ten hoogste 2,00 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen bijbehorende bouwwerken zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 m met uitzondering van vlaggenmasten, hiervan bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 6,00 m;
  3. ten hoogste één vlaggenmast is toegestaan.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, voor:
  1. een goede waterhuishouding;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub b in die zin dat de voorgevel van een hoofdgebouw in afwijking van de ter plaatse aangeduide 'gevellijn' wordt gebouwd, mits de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  2. het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub d in die zin dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens 0 meter mag bedragen;
  3. het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub e in die zin dat de grondoppervlakte ten hoogste 150 m2mag bedragen;
  4. het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub f in die zien dat de diepte ten hoogste 20,00 m mag bedragen;
  5. het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub j in die zin dat een hoofdgebouw (deels) wordt voorzien van een plat dak.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.5.1 Toegestaan gebruik
Tot een gebruik, toegestaan binnen deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden voor maximaal 1 hobbymatige paardenbak voor eigen gebruik met dien verstande dat de oppervlakte ten hoogste 800 m² bedraagt en de afstand tot een woning van derden ten minste 25 m bedraagt;
  2. het gebruik van gronden volgens artikel 4 lid 1.
4.5.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat:
    1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    2. de vloeroppervlakte voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep meer bedraagt dan 70 m²;
  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bed & breakfast;
  6. het gebruik van de gronden voor geluidszonering plichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  7. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub a onder 2 in die zin dat ter plaatse tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijfsactiviteit, mits het gaat om bedrijven die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bestaande bedrijfsactiviteit of bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder een hogere categorie, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben.
  2. het bepaalde in artikel 4 lid 5.2 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
    1. het gebruik van ondergeschikte betekenis is in die zin dat de gebouwen in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden;
    2. het uiterlijk van de betreffende gebouwen niet wordt aangetast;
    3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    4. het gebruik geen afbreuk doet aan het karakter van de buurt;
    5. geen detailhandel van betekenis plaatsvindt;
    6. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen erf voor de werknemers en bezoekers aanwezig is;
    7. degene die de activiteiten verricht tevens de gebruiker van de woning is;
    8. de activiteiten niet milieuhinderlijk zijn;
    9. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 70 m² mag bedragen;
  3. het bepaalde in artikel 4 lid 5.2 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor bed & breakfast, mits:
    1. het gebruik van ondergeschikte betekenis is ten opzichte van de woonfunctie;
    2. het uiterlijk van de betreffende gebouwen niet onevenredig wordt aangetast;
    3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    4. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen erf voor gasten aanwezig is;
    5. degene die de bed & breakfast exploiteert tevens de hoofdbewoner van de woning is;
    6. de activiteiten niet milieuhinderlijk zijn;
    7. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
    8. de bed & breakfast wordt gerealiseerd in de woning, een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, of een bestaand vrijstaand bijbehorend bouwwerk;
    9. er geen kookgelegenheid (zoals een keuken) aanwezig is in de bed & breakfast;
    10. de bed & breakfast door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneert als zelfstandige woning;
    11. de bed & breakfast niet permanent wordt bewoond.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

 

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van dit bestemmingsplan, uitsluitend worden overschreden door:
  • tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's, afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

6.2 Reclamemasten

De bouwhoogte van reclamemasten bedraagt, ook na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, ten hoogste 6,00 m.

6.3 Voorwaardelijke verplichting waterhuishouding

Indien een bouwplan voorziet in een toename van het verhard oppervlakte groter dan 200 m² in het beheergebied van het Wetterskip Fryslân dient de initiatiefnemer contact op te nemen met het Waterschap om afspraken te maken over de waterhuishouding en eventuele watercompensatie.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, ander dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat de bouwhoogte van reclamemasten ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  2. de bestemmingsregels ten aanzien van het toestaan van bouwwerken ten behoeve van paardenbakken, met dien verstande dat:
    1. tevens de omgevingsvergunning voor het afwijken van het gebruik voor de gronden als paardenbak is verleend;
    2. voor wat betreft stapmolens bij de paardenbak geldt dat:
      1. een stapmolen uitsluitend mag worden gerealiseerd op een perceel met een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 0,5 ha;
      2. de buitendiameter niet meer dan 14 m mag bedragen, dan wel indien sprake is van het bedrijfsmatig houden van paarden, niet meer dan 20 m;
      3. de spilhoogte niet meer dan 3,00 m mag bedragen;
      4. deze direct aansluitend aan de achterzijde van het bouwperceel worden geplaatst, dan wel achter de voorgevelrooilijn van de (bedrijfs)woning;
    3. voor wat betreft omheiningen bij een paardenbak geldt dat de hoogte niet meer dan 1,80 m mag bedragen;
  3. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 5,00 m;
  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van antennemasten wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m;
  5. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van afvoerpijpen tot een bouwhoogte van ten hoogste 2,00 m boven de daklijn van het bedrijfsgebouw waarop de afvoerpijp wordt geplaatst, waarbij de afvoerpijp zoveel mogelijk uit het zicht/straatbeeld wordt gesitueerd;
  6. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak bedraagt;
    2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 9 Overige regels

 

9.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  2. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  3. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van artikel 10 lid 1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het artikel 10 lid 1 sub a met maximaal 10%.
  3. artikel 10 lid 1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10 lid 2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. indien het gebruik, bedoeld in artikel 10 lid 2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. artikel 10 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Provincialeweg 146B, Opende.