Plan: | Grootegast - Lijsterbesstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1969.BPGG23INBR1-VA01 |
Aan de Lijsterbesstraat, ten zuiden van het perceel Hoofdstraat 163, in Grootegast ligt een grasveld te midden van een woonwijk. Het voornemen is om ter plaatse zes woningen te realiseren en te ontsluiten aan de Lijsterbesstraat. De gemeente heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan dit initiatief.
Op basis van het geldende planologische regime, het bestemmingsplan Grootegast, is op deze locatie geen woningbouw mogelijk. Het vaststellen van een nieuw juridisch planologisch regime is daarom noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologische regeling waarbinnen de voorgestelde woningbouw mogelijk is.
Het plangebied ligt in het zuidwesten van Grootegast en betreft het grasveld ten zuiden van het perceel Hoofdstraat 163. Kadastraal staat het perceel bekend als GTG00-D-4656. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied globaal weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied
Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Grootegast, dat is vastgesteld op 21 november 2017, door de voormalige gemeente Grootegast (nu Westerkwartier). Op basis van het bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Wonen - 1' en 'Tuin'. Verder gelden voor het hele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en de dubbelbestemming 'Waarde - Houtsingels'. In figuur 1.2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Grootegast (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Binnen de bestemming 'Wonen - 1' zijn woonhuizen in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen en legale kleinschalige bedrijfsactiviteiten toegestaan, evenals bedrijven uit categorie 1 en 2. Er geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 3,5 en 9 meter. Ter plaatse zijn veelal gevellijnen opgenomen, waar de voorgevel voor minimaal 50% in gebouwd moet worden.
Ter plaatse van de bestemming 'Tuin' zijn tuinen, geen erven zijnde, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen woonhuis toegestaan, evenals erkers. Er mogen, afgezien van erkers, geen gebouwen worden gebouwd. Ook overkappingen zijn niet toegestaan.
Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische verwachtingswaarden. Voor ruimtelijke ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 500 m2 is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Houtsingels' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, herstel en de bescherming van houtsingels.
Strijdigheid
Binnen het bestemmingsvlak is uitsluitend het bestaande aantal woningen toegestaan. Nu er zes extra woningen worden gerealiseerd, is dit in strijd met het geldende bestemmingsplan.
Na deze inleiding beschrijft hoofdstuk 2 de huidige situatie van het plangebied en de gewenste ontwikkelingen. In hoofdstuk 3 worden de ontwikkelingen getoetst aan het relevante beleid. Hier wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en het gemeentelijk beleid. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op de verschillende van toepassing zijnde milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting op het juridisch systeem en op de bestemmingen gegeven. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in zowel de maatschappelijke als de economische uitvoerbaarheid.
Het plangebied is in de huidige situatie grotendeels ingericht als grasland en is geheel onbebouwd. Aan zowel de west- als oostzijde staan bomenrijen en lopen watergangen (sloten), die het perceel afscheiden van de naastgelegen percelen en wegen. De noordzijde van het plangebied grenst aan het woonperceel Hoofdstraat 163, waartoe de gronden van oudsher behoorden. Het plangebied ligt midden in een woonwijk. Aan alle zijden van het plangebied liggen woonpercelen. Aan de oostzijde loopt de erfontsluitingsweg Lijsterbesstraat. De wijk is zo groen mogelijk ingericht en kent veel bomenrijen en openbare groenvoorzieningen in de omgeving. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie weergegeven.
Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie
In de voorgenomen situatie wordt de locatie ontwikkelt ten behoeve van woningbouw. Het voornemen is om ter plaatse zes woningen te bouwen, in de vorm van twee-onder-één-kapwoningen. Deze woningen worden ontsloten op de Lijsterbesstraat, met een al dan niet gedeelde oprit. In figuur 2.2 is een situatietekening weergegeven van de voorgenomen inrichting in het plangebied.
Figuur 2.2 Voorgenomen situatie (bron: VDM Woningen)
De voorgenomen twee-onder-één-kapwoningen bestaan uit één bouwlaag met een kap. Bij alle woningen is daarnaast de mogelijkheid om een aanpandige garage te realiseren. De ontsluiting vindt plaats via opritten die aansluiten op de Lijsterbesstraat. Voor de tussenliggende woningen geldt dat deze een gedeelde oprit krijgen. De twee woningen aan de uiteinden krijgen een eigen oprit. Deze opritten zullen op vier plekken de bestaande bomenrij doorkruisen. Het voornemen is om de ingrepen in de bomenrij zo minimaal mogelijk te houden. Tevens worden er dammen en duikers toegepast om de sloot te overbruggen.
Verkeer en parkeren
Verkeersstructuur
De woningen in het plangebied worden ontsloten op de Lijsterbesstraat. Deze sluit in noordelijke richting aan op de Hoofdstraat, wat de hoofdontsluitingsweg van Grootegast is. Daarmee is de ontsluiting van het plangebied op goede wijze vormgegeven.
Verkeersgeneratie
De verkeersgeneratie van zes twee-onder-één-kapwoningen bedraagt op basis van VNG-publicatie 381, 52 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De bestaande infrastructuur rondom het plangebied heeft voldoende capaciteit om dit aantal zonder belemmeringen op te vangen en af te wikkelen.
Parkeren
Het parkeren ten behoeve van de voorgenomen woningen vindt volledig binnen het plangebied plaats. Hierbij wordt een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning gehanteerd. Op de opritten is voldoende ruimte voor het parkeren van twee voertuigen per woning.
Ruimtelijke inpassing
De woningen sluiten functioneel aan op de omgeving. Aan alle zijden wordt het plangebied omgeven door woningen. Verder wordt de bestaande groenstructuur zo min mogelijk aangepast, om zo de groene opzet van de wijk te respecteren. Belangrijk is het behoud van de drie grote bomen die nabij de 'knik' in de Lijsterbesstraat staan. Ten behoeve van de opritten zal een zo minimaal mogelijke ingreep in de bestaande groensingel worden gedaan.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Uitvoering
De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda is onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.
De ontwikkeling in het plangebied raakt, gezien de relatief kleine omvang, geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI en draagt bij aan het sterker maken van de regio.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit plan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de behoefte en de beschikbare ruimte binnen stedelijk gebied.
De realisatie van ten hoogste zes woningen betreft geen stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat de ontwikkeling niet hoeft te worden getoetst aan de ladder. De behoefte aan woningen is desondanks onderbouwd aan de hand van het gemeentelijke woonbeleid en de vraag naar woningen die daarin uiteengezet is. Dit is weergegeven in paragraaf 3.3. Omdat het plangebied binnen het bestaand stedelijk gebied ligt, is de locatie in overeenstemming met de ladder.
Omgevingsvisie provincie Groningen (geconsolideerd juni 2022)
De Omgevingsvisie provincie Groningen is op 1 juni 2016 vastgesteld. Nadien zijn een drietal actualisaties doorgevoerd, waarna in juni 2022 een geconsolideerde versie is uitgebracht. De Omgevingsvisie bevat de lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving.
De provincie wil het aantrekkelijke woon- en leefklimaat van de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Een belangrijk doel is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving.
In de Omgevingsvisie is al het provinciale beleid geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale belangen:
Ruimte
Natuur en landschap
Water
Mobiliteit
Milieu
Ruimtelijke kwaliteit
De provincie streeft naar een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin binnen een gebied de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in onderlinge verhouding geoptimaliseerd zijn. In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Onderhavig plangebied ligt in het stedelijk gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals woningen, toegevoegd worden. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de ruimtelijke kwaliteit binnen het stedelijk gebied. Bij de inpassing van grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in het stedelijk gebied en ruimtelijke ingrepen in het stedelijk gebied die een effect hebben heeft de provincie een faciliterende rol.
Aantrekkelijk vestigingsklimaat
De kwaliteit van het wonen levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van de provincie. Een hoge woonkwaliteit kan worden bereikt door het woningaanbod optimaal te laten aansluiten bij de wens van de inwoners; ook als het gaat om het soort kern waar men wil wonen. De provincie geeft aan dat inbreidingslocaties geschikte locaties zijn voor woningbouw. De provincie heeft hierin zelf een faciliterende rol.
In dit geval is sprake van een inbreidingslocatie. Dit sluit aan bij de uitgangspunten van de provincie.
Beschermen landschap en cultureel erfgoed
De provincie Groningen kent veel verschillende landschappen met elk hun eigen belangrijke natuurlijke, cultuurhistorische en aardkundige waarden. De provincie hecht grote waarde aan de bijzondere kwaliteiten van het landschap. Deze kwaliteiten vormen een belangrijke onderlegger voor het ruimtelijke beleid. Binnen de provincie worden zeven deelgebieden onderscheiden.
In dit geval ligt het plangebied binnenstedelijk, in een bestaande woonwijk. Het realiseren van de woningen in het plangebied sluit aan op de omgeving. Er worden geen landschappelijke waarden geschaad. Wel geldt ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde - Houtsingels'. Binnen het plangebied maakt alleen een klein stukje van de sloot deel uit van een houtsingel. Dit blijft behouden, waarmee wordt voldaan aan de regels ten aanzien van houtsingels.
Omgevingsverordening provincie Groningen (geconsolideerd juni 2022)
De Omgevingsverordening stelt regels aan het gestelde beleid en de visie die in de Omgevingsvisie uiteen is gezet. Hier wordt getoetst aan de relevante artikelen en hieronder weergegeven.
Artikel 2.13.1
In paragraaf 3.1 is eerder omschreven dat voor een dergelijke woningbouwontwikkeling geen ruimte beschikbaar is binnen stedelijk gebied. Daarom is het in dit geval verantwoord om de ontwikkeling deels buiten stedelijk gebied uit te voeren.
Artikel 2.15.1
Onverminderd artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan alleen voorzien in de bouw van nieuwe woningen, voor zover deze woningbouwmogelijkheden naar aard, locatie en aantal overeenstemmen met een regionale woonvisie die rekening houdt met regionale woningbehoefteprognoses die de provincie elke twee jaar uitbrengt.
In paragraaf 3.3 wordt beschreven dat de voorgenomen woningbouwontwikkeling past binnen de woonvisie van de gemeente Westerkwartier.
Artikel 2.55.1
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7 (Omgevingsverordening) aangegeven houtsingelgebied Zuidelijk Westerkwartier bevat regels gericht op bescherming van de herkenbare verkaveling en de houtsingels. Ook bevat het in elk geval een verbod op het kappen of rooien van houtsingels, als dat niet gebeurt voor normaal onderhoud.
Binnen het plangebied komt slechts een klein deel van een beschermde houtsingel voor. Dit deel blijft in de planvorming behouden waarmee wordt voldaan aan de regels ten aanzien van beschermde houtsingels.
Conclusie
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening van de provincie Groningen.
Woonvisie Westerkwartier 2020-2025
De woonvisie beschrijft het beleid op het gebied van wonen in het Westerkwartier voor de komende 5 jaar. Het beleid geeft handvatten om in te spelen op de woonopgaven die in het gebied spelen. De gemeente wil graag stimuleren, uitnodigen en kansen bieden. Dit doen ze onder andere met de woningcorporaties, waaronder Wold & Waard.
De gemeente investeert in alle kernen in woonkwaliteit. Overal creëert de gemeente bij behoefte ruimte voor nieuwbouw en verbetering van bestaande woningen. Ook lokale initiatieven op het gebied van recreatie en duurzaamheid worden verwelkomd.
De woonvisie is gebaseerd op een uitgevoerde woningmarktanalyse. Hieruit blijkt dat de gemeente verder groeit. De gemeente moet, om aan de toekomstige behoefte te voldoen, in de periode 2020 t/m 2029 jaarlijks netto 175 tot 250 woningen toevoegen om de vraag te bedienen, met als zwaartepunt de eerste jaren. Een verdeling van deze aantallen over de verschillende kernen laat zien dat in Grootegast in de periode 2020 t/m 2029 een vraag is van 125 tot 150 woningen.
Het voorgenomen initiatief voorziet in zes woningen in Grootegast. Op basis van de woonvisie wordt hiermee voorzien in een deel van de woningbehoefte in de periode 2020 - 2029. Daarmee past het initiatief binnen het gemeentelijke woonbeleid.
Welstandsnota gemeente Westerkwartier
De gemeente Westerkwartier heeft, nadat deze is ontstaan uit een fusie van meerdere gemeentes, de geldende welstandsnota's opnieuw toegepast op haar gemeentegronden. Voor het plangebied geldt de welstandsnota van de voormalige gemeente Grootegast.
Het planvoornemen is reeds door de welstandscommissie getoetst aan het geldende welstandsregime. Deze is akkoord bevonden door de commissie. Het voorgenomen plan is daarmee in overeenstemming met de geldende eisen voor welstand.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn milieu aspecten bedrijvigheid, geluid, bodem en water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid en kabels en leidingen.
Toetsingskader
Wegverkeerslawaai
In de Wet geluidhinder wordt de omvang van de wettelijke zones langs verkeerswegen aangegeven. Op grond van de Wet geluidhinder hebben alle wegen een geluidszone, tenzij er sprake is van een woonerf, een 30-km/uur-gebied of een gemeentelijke geluidsniveaukaart waaruit blijkt dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 48 dB of minder bedraagt. De 48 dB is de voorkeursgrenswaarde voor het wegverkeerslawaai. Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die in een zone geprojecteerd worden, bepaald de wet dat akoestisch onderzoek verplicht is. De geluidbelasting van het verkeer op de buitengevels van geluidsgevoelige bestemmingen mag de in de wet genoemde normen niet overschrijden.
Toetsing
Het plangebied ligt niet binnen een geluidzone van een geluidzoneringsplichtige weg. De wegen rondom het plangebied betreffen allemaal 30 km/uur wegen. Het gaan vooral om erfontsluitingswegen binnen de bebouwde kom, binnen een woonwijk. De Hoofdstraat, die ten noorden van het plangebied ligt, is daarnaast de doorgaande straat van Grootegast. Deze straat ligt op circa 70 meter afstand tot de rand van het plangebied. Tussenliggend is sprake van bebouwing, wat zorgt voor een afschermende werking van verkeersgeluid.
Omdat het plangebied niet binnen een geluidzone ligt is er geen noodzaak tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit plan.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën. Per bedrijfsvorm is voor de hinderfactoren: geluid, gevaar, stof en geur een aan te houden afstand bepaalt. De grootste afstand vormt de richtafstand en bepaald de milieucategorie.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Toetsing
Het plangebied ligt midden in een woonwijk. Aan alle zijden van de locatie staan woningen. Ten noorden van de Hoofdstraat ligt het bedrijventerrein van Grootegast. De bedrijvigheid ter plaatse is qua milieucategorisering afgestemd op de woonfuncties rondom het bedrijventerrein. De woningen in het plangebied komen daardoor niet binnen de richtafstanden van bedrijven op het bedrijventerrein te staan. Bovendien is de tussenliggende woning, aan de Hoofdstraat 163, al maatgevend voor deze bedrijvigheid.
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied geen bedrijfshinder wordt ondervonden afkomstig van bedrijventerrein Grootegast. Voor het overige is ook geen sprake van bedrijfsfuncties in de nabije omgeving.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Toetsing
In het kader van dit bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 1. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat ervan uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkeling. De bodemkwaliteit is daarmee geschikt voor de woningbouwplannen.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Onderzoek
In het kader van de externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit is naar voren gekomen dat er in de nabije omgeving geen sprake is van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes die invloed hebben op de voorgenomen ontwikkeling binnen het plangebied.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Tabel 3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM2,5) | 24-uurgemiddelde concentratie | max 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³ |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Toetsing
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van zes woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2021 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Bovenweg ten zuiden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 8.5 µg/m³ voor NO2, 13.5 µg/m³ voor PM10 en 6.4 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden;
Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn). Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Toetsing
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied en de directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Leekstermeer, bedraagt circa 9,8 km. De afstand tot andersoortig natuurgebied, in dit geval NNN, bedraagt circa 0,8 km.
Gezien de ligging buiten beschermde natuurgebieden, kunnen directe effecten zoals areaalverlies en versnippering worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (grotendeels in en voor het overige direct grenzend aan stedelijk gebied) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. In het kader van dit bestemmingsplan is een stikstofberekening uitgevoerd, om de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige natuurgebieden te berekenen. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 2. Hieruit is naar voren gekomen dat er geen sprake is van significante stikstofdepositie als gevolg van zowel de aanleg- als de gebruiksfase.
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Groningen
In de provincie Groningen wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In verband met de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkering, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of in het kader van natuurbeheer, de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw of bestendig gebruik worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage II bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Toetsing
In het kader van dit bestemmingsplan is een quickscan flora en fauna uitgevoerd, waarin is onderzocht of er mogelijk beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn waar rekening mee gehouden dient te worden. Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 4. Uit het onderzoek zijn de volgende resultaten naar voren gekomen:
Algemene broedvogels
Binnen en vlak buiten het plangebied kunnen enkele vogelsoorten tot broeden komen waarvan de nesten geen jaarronde bescherming genieten. Geadviseerd wordt om de voorgenomen werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren om deze soorten niet te hinderen.
Zorgplicht
Er kunnen soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt voor ruimtelijke ingrepen. De zorgplicht van de Wnb (art. 1.11) schrijft echter voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld tot uiting worden gebracht door altijd zo te werken, dat dieren kunnen ontsnappen en/of deze te verplaatsen naar een geschikt biotoop in de directe omgeving. Deze algemene zorgplicht geldt voor elke soort en elk individu in Nederland. Mits eventueel aangetroffen dieren de kans krijgen om te vluchten of eventueel aangetroffen dieren worden verplaatst naar een plek in de omgeving die niet onder invloed staat van werkzaamheden, wordt naar ons inzien voldaan aan de zorgplicht.
Toetsingskader
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Wetterskip Fryslân, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen om het waterschap in te lichten over het voornemen. Dit is gedaan door middel van het doorlopen van de digitale watertoets. Het resultaat is opgenomen als bijlage 4.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente Súdwest-Fryslân nader wordt behandeld.
Europees:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
Het beleid van Wetterskip Fryslân is verwoord in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. In het Waterbeheerprogramma 2022-2027 beschrijft Wetterskip Fryslân de doelen ten aanzien van waterveiligheid, voldoende water, schoon water, integrale uitwerking van de klimaatopgaven en water in de samenleving voor de komende jaren. Daarbij zet het Wetterskip in op het versterken van dijken, de aanleg van waterbergingsgebieden, het langer vasthouden van zoet water en de verbetering van de waterkwaliteit. Ook wordt vooruit gekeken om de effecten van de klimaatverandering op te kunnen vangen, daarom zijn maatregelen en ruimtelijke keuzes onvermijdelijk.
Toetsing
Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân.
Waterkwantiteit
Het verhard oppervlak neemt in de toekomstige situatie in dusdanige zin toe, dat zowel de grenswaarde binnen stedelijk gebied wordt overschreden. In het kader van dit bestemmingsplan is daarom watercompensatie noodzakelijk. Ten behoeve van de woningen, parkeerplaatsen en inritten neemt de verharding met circa 1.000 m2 toe. De watercompensatie wordt binnen het plangebied uitgevoerd, door de bestaande watergang te verbreden aan de westzijde van het plangebied. Het onderhoud voor deze watergang komt via een kettingbeding bij de huiseigenaren te liggen.
Daarnaast worden de woningen middels vier opritten ontsloten op de Lijsterbesstraat. Deze opritten doorkruisen de watergang die langs deze straat loopt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van dammen en duikers. Op die manier wordt de watergang niet onderbroken.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
In dit geval wordt een gescheiden stelsel aangelegd, waarbij hemelwater wordt geïnfiltreerd in de grond en wordt weggeleid via watergangen rondom het plangebied. De riolering wordt aangesloten op het bestaande netwerk.
Vrij voor de boezem
Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Het maatgevend boezempeil 1/100 jaar ligt hier op 0,06 + NAP. Ter plaatse van het plangebied ligt het maaiveld tussen de 1,15 en 1,62 + NAP. De woningen zullen daarom op voldoende hoogte worden gerealiseerd.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem worden duurzame, niet-uitloogbare materialen gebruik, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Aan de oostzijde van de locatie, langs de Lijsterbesstraat loopt een watergang die is aangeduid als 'secundair water overname stedelijk waterbeheer'. Deze heeft een belangrijke functie in de afvoer van water en moet bereikbaar zijn voor onderhoud. In dit geval blijft de watergang goed bereikbaar vanaf de straatzijde. Bovendien zijn de bouwvlakken op afstand gelegen van de watergang.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Op basis van Waarden- en Verwachtingenkaart voor de voormalige gemeenten Leek, Marum, Grootegast en Zuidhorn (nu allen gefuseerd in gemeente Westerkwartier) heeft het gebied een archeologische verwachtingswaarde toegekend gekregen. Deze is vertaald in het geldende bestemmingsplan in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Dit houdt in dat bij ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 500 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Toetsing
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het rapport hiervan is opgenomen als bijlage 5. In de boringen die zijn verricht ten behoeve van dit onderzoek zijn geen archeologische indicatoren gevonden en er is geen intacte podzolbodem (meer) aanwezig. De bodemlagen waarin archeologische vondsten kunnen worden gedaan zijn grotendeels verstoord, vermoedelijk door agrarische activiteiten. Aanwijzingen voor historische bebouwing in het plangebied zijn eveneens niet gevonden. Geadviseerd wordt daarom om geen archeologisch vervolgonderzoek te doen.
Toetsingskader
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Op basis van de Cultuurhistorische waardenkaart A0 voor de voormalige gemeenten Leek, Marum, Grootegast en Zuidhorn (nu allen gefuseerd als Gemeente Westerkwartier) is het plangebied aangemerkt als "Houtsingelgebied". Hierbij wordt aangesloten bij de Omgevingsverordening van de provincie Groningen. Op basis hiervan is het plangebied grotendeels als "Houtsingelgebied" in gebruik. In de verordening is geregeld dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7 aangegeven houtsingelgebied Zuidelijk Westerkwartier regels bevat die gericht zijn op bescherming van de herkenbare verkaveling en de houtsingels. Ook bevat het in elk geval een verbod op het kappen of rooien van houtsingels, als dat niet gebeurt voor normaal onderhoud.
In het geldende bestemmingsplan is ten aanzien hiervan de dubbelbestemming 'Waarde - Houtsingels' opgenomen, die eveneens een beschermende werking biedt voor het behoud van de houtsingels in het gebied.
Toetsing
Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied, midden in een woonwijk in Grootegast. Het houtsingelgebied in aangeduid over zowel buitengebied als kernen van de aanwezige dorpen. De waardevolle houtsingels liggen echter voornamelijk in het buitengebied. De houtsingelstructuur scheidt agrarische percelen van elkaar en kent een cultuurhistorische waarde vanwege de kernmerkendheid van het landschap.
In het plangebied zijn de westelijke en oostelijke rand voorzien van bomenrijen, gevuld met struweel. De westelijk gelegen singel is beschermd. Deze singel wordt niet aangetast. De oostelijke bomenrij betreft geen beschermde houtsingel. Desondanks wordt deze in de planvorming betrokken, in die zin dat zo min mogelijk afbreuk wordt gedaan aan deze bomenrij. Voor de bomenrij aan de Lijsterbesstraat geldt dat deze zal worden doorkruist door de toekomstige opritten. Het voornemen is om deze doorgangen zo minimaal mogelijk te maken, en dus zoveel mogelijk van de bomenrij te behouden.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor dit plan.
Toetsingskader
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
Toetsing
Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante buisleidingen of straalpaden aanwezig.
Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan mer-plichtig, project mer-plichtig of mer-beoordeling plichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken en plaats van de projecten en de kenmerken van potentiële effecten.
Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Toetsing
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2).
In dit geval is sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling, van zes woningen. Er worden geen infrastructurele ingrepen uitgevoerd of aanvullende voorzieningen aangelegd. Het gaat uitsluitend om zes woningen die middels eigen opritten op de bestaande wegenstructuur worden aangesloten. Deze kleinschalige ontwikkeling is, gelet op het geringe ruimtebeslag en de beperkte bebouwing op het perceel, niet als stedelijke ontwikkeling aan te merken als bedoeld in het Besluit m.e.r. en om die reden is het niet noodzakelijk om een vormvrije m.e.r-beoordeling op te stellen.
In voorgaande hoofdstukken zijn de aanwezige functies, de ontwikkelingen daarbinnen en de uitgangspunten ten aanzien daarvan aan de orde geweest. Dit beleid krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.
Het bestemmingsplan voldoet aan de RO standaarden 2012. Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger "online" informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere instanties. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de Wet ruimtelijke ordening opgesteld volgens de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012), met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen.
In de 'Inleidende regels' zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen én van de wijze van meten, wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.
In de 'Bestemmingsregels' zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.
In de 'Algemene regels' staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende gebruiksregels en de algemeen geldende afwijkingsregels.
In de 'Overgangs- en slotregels' is het overgangsrecht conform het bepaalde in artikel 3.2.1 en 3.2.2 van het Bro. Daarnaast bevatten de regels een slotregel met daarin de citeertitel van het bestemmingsplan.
De wijze van bestemmen is afgestemd op de algemene systematiek van de gemeente Westerkwartier. Zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het bestemmingsplan Marum Dorp 2015. Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor.
Wonen - 1
Binnen de bestemming 'Wonen - 1' zijn de voorgenomen woonhuizen toegestaan. Afgestemd op het stedenbouwkundig ontwerp van de ontwikkeling zijn een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 en 11 meter opgenomen. De bouwhoogte ligt hier mee hoger dan in het voorgaande plan, maar dit is noodzakelijk door de huidige eisen van het bouwbesluit. Verder zijn maximaal zes woningen toegestaan. Er is een gevellijn opgenomen, waarin de voorgevels van de woningen worden geplaatst. Dit is een vereiste vanuit stedenbouwkundige oogpunt.
Tuin
De gronden aan de voorzijde van de woningen, voor de gevellijn zijn, conform gemeentelijke systematiek, bestemd als Tuin. Deze gronden dienen vrij te blijven van bebouwing. Wel is ontsluiting van de percelen via deze gronden toegestaan.
Water
Binnen de bestemming 'Water' zijn de gronden bestemd voor waterlopen en -partijen, oevers, bermen en beplanting. Ter plaatse van deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd en moet minimaal 90% van de gronden als oppervlaktewater in gebruik zijn.
Waarde - Archeologie 4
De archeologische verwachtingswaarde in het gebied is geborgd in dit bestemmingsplan door toepassing van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Voor ruimtelijke ingrepen met een oppervlakte groter dan 500 m2 is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Waarde - Houtsingels
Conform de gemeentelijke systematiek is de dubbelbestemming 'Waarde - Houtsingels' opgenomen, waarmee een beschermde regeling voor houtsingels geldt. Deze houtsingels zijn cultuurhistorisch waardevol.
Conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient ten aanzien van een
bestemmingsplanprocedure vroegtijdig overleg plaats te vinden met de betrokken adviespartners en overheden. Direct betrokkenen, zoals omwonenden, worden geïnformeerd op een informatieavond.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage voor zienswijzen (artikel 3.8 Wro). Gedurende de terinzagelegging zijn zienswijzen tegen het bestemmingsplan ingediend. Naar aanleiding van de zienswijzen is een nota van zienswijzen opgesteld. Deze is opgenomen in het Vaststellingsbesluit. Naar aanleiding van de zienswijzen is het plan niet gewijzigd.
Daarnaast heeft het waterschap een reactie gegeven op het plan. Naar aanleiding van deze reactie zijn enkele kleine wijzigingen aangebracht op het plan, te weten:
Ambtshalve is tot slot nog de wijziging doorgevoerd dat de maximale bouwhoogte binnen de bestemming 'Wonen - 1' 9,00 meter mag bedragen in plaats van 11,00 meter.
Vervolgens wordt het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld en ter inzage gelegd voor Beroep.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het plan wordt ontwikkeld door een projectontwikkelaar. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is en dat er voldoende financiële middelen aanwezig zijn om de beoogde ontwikkeling te realiseren.
Grondexploitatie
Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.
In dit geval is een anterieure overeenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Hierin is het kostenverhaal verzekerd. Hierbij is eveneens voorzien in het verhaal van planschade.