direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Leek - Poort van Leek
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1969.20201080-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de kruising van de Oldebertweg en de Euroweg in Leek ligt al geruime tijd een stuk grond braak. Voorheen stond hier Hotel Leek, tot deze in 2014 werd gesloopt. Sindsdien is het voornemen geweest hier iets nieuws te ontwikkelen, als zijnde de entree van het dorp wanneer men het dorp vanaf de Rijksweg A7 binnen komt. De initiatiefnemer heeft het voornemen om ter plaatse een nieuw gebouw te ontwikkelen, met daarin een medisch centrum op de begane grond en 28 (sociale huur-)appartementen op de verdiepingen.

Deze ontwikkeling is echter niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend plan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bevindt zich op het bedrijventerrein Industriepark Leek. Dit bedrijventerrein bestaat uit twee deelgebieden, te weten het entreegebied en de rest van het bedrijventerrein. Het plangebied is gelegen in de uiterste noordoosthoek van het entreegebied. Deze hoek grenst aan landgoed Nienoord. Aan de oostzijde grenst het gebied aan de Euroweg, de noordzijde is gericht op de Oldebertweg. Via de Midwolderweg is er een directe verbinding met de A7. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.20201080-OW01_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Leek en Oldebert, dat is vastgesteld op 16 maart 2016. Hierin is het plangebied bestemd als 'Gemengd'. Tevens gelden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - gezoneerd terrein'. In figuur 1.2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.20201080-OW01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede van het geldende bestemmingsplan Bedrijventerrein Leek en Oldebert

De voor 'Gemengd ' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in de bijlage bij het bestemmingsplan onder de categorieën 1 en 2 en dienstverlening. Ondergeschikt hieraan zijn wegen, straten en paden, groen-, nuts-, parkeer- en speelvoorzieningen en water toegestaan. Binnen het bouwvlak is een gebouw van maximaal 6 meter toegestaan.

Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de in de grond verwachte archeologische waarden. Hierbij geldt dat voor ruimtelijke ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Tot slot geldt de gebiedsaanduiding 'overige zone - gezoneerd terrein'. Ter plaatse zijn de gronden aangewezen als gezoneerd terrein als gevolg van industrielawaai afkomstig van het industrieterrein waar het plangebied deel van uit maakt. Om deze reden is om het industrieterrein een geluidzone voor industrielawaai geregeld.

De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen het geldende plan omdat qua functies en bouwmogelijkheden wordt afgeweken van hetgeen is toegestaan in het geldende plan.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het initiatief nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 schetst het relevante beleidskader voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het relevante rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten behandeld, waaraan de beoogde ontwikkeling wordt getoetst. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan. In hoofdstuk 6 worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie is het plangebied ingericht als grasland. Voorheen stond hier het Hotel Leek, dat in 2014 is gesloopt en verwijderd uit het plangebied. Sindsdien is het plangebied ingezaaid met gras, in afwachting van een herontwikkeling van het terrein. In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.20201080-OW01_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied

Aan de west- en zuidzijde van het plangebied staan bedrijven die deel uitmaken van het industrieterrein Oldebert. Direct ten zuiden van het plangebied ligt een parkeerterrein dat gebruikt wordt door de kantoorfuncties ten zuiden hiervan, en voorheen ook door Hotel Leek. De westelijke en zuidelijke grens van het plangebied zijn beplant met bomen. Langs de noordzijde loopt de Oldebertweg. Aan de oostzijde loopt de Euroweg, waaraan aan de overzijde een autowasserij is gevestigd.

De locatie is onderdeel van de entree van Leek. Het plangebied vormt een potentieel herkenningspunt, waarbij met name de ligging in de algehele verkeersstructuur opvallend te noemen is. Gelegen aan de rotonde, die het verkeer op Midwolderweg, Tolberterstraat en Oldebertweg verdeelt, is de locatie vanuit drie richtingen duidelijk visueel waarneembaar en hiermee belangrijk langs de entree naar het centrum van Leek.

2.2 Voorgenomen situatie

Voorgenomen situatie

In de voorgenomen situatie wordt het plangebied ingericht met een nieuw gebouw, waarin een zorgcentrum op de begane grond wordt gerealiseerd met daarop twee verdiepingen aan huurappartementen. Dit gebouw komt centraal in het plangebied te staan. De voorgenomen indeling van het plangebied is weergegeven in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.20201080-OW01_0004.png"

Figuur 2.2 Voorgenomen indeling van plangebied

Het zorgcentrum op de begane grond krijgt verschillende aan zorg gerelateerde functies. Zo vestigen zich er een huisartsenpraktijk, een fysiotherapeut, een apotheek, een logopedist, een diëtist, een verloskundige, een huidtherapeut, de Thuiszorg en de GGD.

Op zowel de eerste als de tweede verdieping worden 14 appartementen gerealiseerd, met een oppervlakte van 70 m2 per appartement. In totaal gaat het dus om 28 appartementen. Het betreffen allen huurappartementen in het lagere segment.

Het gebouw is gezichtsbepalend en om die reden is er gekozen voor drie bouwlagen. Er is een duidelijk esthetisch onderscheid zichtbaar tussen de publieke plint en de private bovenbouw, wat het gebouw ook statig maakt. Binnen in het gebouw bevindt zich een binnentuin. Om het gebouw niet te massief te maken en passend te maken bij de menselijke maat, is ervoor gekozen om de rationele (draag)structuur afleesbaar te maken aan de buitenzijde. Binnen de kaders die zo ontstaan zijn de gevels op verschillende manieren ingevuld, afhankelijk van oriëntatie, zicht, en gewenste lichtinval. Het gebouw communiceert daarmee het grote schaalniveau van het complex en tegelijk die van de woning. In figuur 2.3 zijn impressies van het voorgenomen gebouw weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.20201080-OW01_0005.png"

Figuur 2.3 Impressies van het voorgenomen gebouw

De gronden rondom het gebouw worden zo groen mogelijk ingericht. Aan de westzijde van het gebouw worden 34 extra parkeerplaatsen ten behoeve van de functies in het gebouw gerealiseerd. Centraal in het gebouw, op de eerste verdieping, wordt een gemeenschappelijk binnenhof met beplanting aangelegd.

Ruimtelijke inpassing

Het perceel wordt ingepast in de bestaande bebouwingsstructuur langs de Euroweg en de Oldebertweg. Het plangebied vormt de noordoostelijke hoek van het bedrijventerrein Oldebert en is in het verleden bebouwd geweest met een hotel.

Het huidige perceel ligt aan de westzijde van de dorpskern, op een kruispunt aan verschillende functies. Ten noorden staan woningen, ten noordoosten ligt landgoed Nienoord, ten oosten liggen bedrijfslocaties en woningen en ten zuiden en westen staan bedrijven. Het gebouw dat wordt gerealiseerd zal een verspringing krijgen met oog op schaalverkleining en contextuele inpassing. Zodoende wordt een stedelijk accent gemaakt richting de rotonde. Door deze hoek ook in detail te verfijnen wordt het idee van een toegankelijke 'poort' versterkt.

Ter afscheiding naar de bedrijfslocaties aan de west- en zuidzijde van het plangebied worden op de grenzen van de locatie zoveel mogelijk bomen behouden. Op die manier wordt voor de woningen de begrenzing aan bedrijfsfuncties zoveel mogelijk aan het zicht onttrokken.

Verkeer en parkeren

Verkeer

Het plangebied wordt ontsloten op de bestaande parkeerplaats ten zuiden van het plangebied, die op zijn beurt aansluit op de Euroweg. Via de N372 is in oostelijke richting het centrum van Leek te bereiken, terwijl in noordelijke richting wordt aangesloten op de Rijksweg A7. Daarmee is het plangebied op goede wijze ontsloten.

De toekomstige verkeersgeneratie betreft 566 motorvoertuigbewegingen per etmaal, gebaseerd op de functies die in het plangebied worden gerealiseerd. Dit aantal kan gesaldeerd worden met de huidige mogelijkheden die juridisch-planologisch worden geboden op de locatie. Zo kunnen bijvoorbeeld bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 en dienstverlening in het plangebied gerealiseerd worden. Met een bouwvlak van circa 2.700 m2 is een ruime bedrijfsbebouwing mogelijk.

Voor een arbeidsintensief bedrijf met een oppervlakte van 2.700 m2 geldt bijvoorbeeld een verkeersgeneratie van 359 mvt/etmaal. Per saldo, gerelateerd aan de planologische mogelijkheden, neemt het aantal mvt dus met circa 188 mvt/etmaal toe. Dit aantal kan zonder belemmeringen worden afgewikkeld via de bestaande infrastructuur.

Parkeren

De gemeente Westerkwartier beschikt niet over een gemeentelijk parkeernormenbeleid, daarom wordt er aangesloten bij de kencijfers van CROW -publicatie 381. In bijlage 1 is een normatieve parkeerbehoefteraming opgenomen. Hieruit blijkt dat de totale parkeerbehoefte op 89 parkeerplaatsen komt. Gezien het feit dat er sprake is van gebruik van bewoners en bezoekers en werknemers van het gezondheidscentrum, wordt er voor het dubbelgebruik van parkeerplaatsen gebruik gemaakt van aanwezigheidspercentages op basis van CROW-normen. Op het maatgevende moment (ochtend op werkdag) bedraagt de parkeerbehoefte 66 parkeerplaatsen. In het plangebied worden 34 parkeerplaatsen gerealiseerd. Het parkeerterrein direct ten zuiden van het plangebied voorziet in nog eens 23 parkeerplaatsen die ten behoeve van het nieuwe gebouw gebruikt kunnen worden. Voor de overige 9 parkeerplaatsen wordt nog naar een oplossing gezocht. In samenspraak met de gemeente wordt beken waar in en rondom het plangebied nog ruimte kan worden gevonden voor deze parkeerplaatsen. In het kader van de vastgestelde versie van dit bestemmingsplan zal uiteindelijk de oplossing worden meegenomen. Naast aandacht voor het parkeren worden ook fietsenstallingen gerealiseerd om de fietsen netjes op het perceel te kunnen stallen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. IN de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

De ontwikkeling in het plangebied raakt, gezien de relatief kleine omvang, geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI en draagt bij aan het sterker maken van de regio.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit plan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de behoefte en de beschikbare ruimte binnen stedelijk gebied.

De realisatie van het zorgcentrum en de voorgenomen woningen betreft een stedelijke ontwikkeling, waarvoor een toetsing aan de ladder uitgevoerd moet worden. Wat betreft de zorgvoorzieningen, wordt voor een concrete behoefte gebouwd. Alle voorgenomen functies zijn reeds ingevuld door belanghebbende zorginstellingen. Op die manier wordt niet gebouwd voor leegstand. De behoefte aan de voorgenomen woningen is in paragraaf 3.3 onderbouwd aan de hand van de gemeentelijke woonvisie. Er wordt dus voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie provincie Groningen (geconsolideerd februari 2021)

De Omgevingsvisie provincie Groningen is op 1 juni 2016 vastgesteld. Nadien zijn een drietal actualisaties doorgevoerd, waarna in februari 2021 een geconsolideerde versie is uitgebracht. De Omgevingsvisie bevat de lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving.

De provincie wil het aantrekkelijke woon- en leefklimaat van de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Een belangrijk doel is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving.

In de Omgevingsvisie is al het provinciale beleid geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale belangen:

Ruimte

  • 1. Ruimtelijke kwaliteit;
  • 2. Aantrekkelijk vestigingsklimaat;
  • 3. Ruimte voor duurzame energie;
  • 4. Vitale landbouw;

Natuur en landschap

  • 5. Beschermen landschap en cultureel erfgoed;
  • 6. Vergroten biodiversiteit;

Water

  • 7. Waterveiligheid;
  • 8. Schoon en voldoende water;

Mobiliteit

  • 9. Bereikbaarheid;

Milieu

  • 10. Tegengaan milieuhinder;
  • 11. Gebruik van de ondergrond.

Toetsing

Het plangebied is conform de Ruimte kaart gelegen binnen stedelijk gebied. De provincie wil stedelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk binnen dit gebied laten plaatsvinden, om zo het contrast met het buitengebied te behouden. Het voornemen is hiermee in overeenstemming.

Ten aanzien van landschap gelden voor deze locatie geen specifieke eisen. De locatie is al eens ontwikkeld geweest ten behoeve van het voormalige Hotel Leek en maakt deel uit van de bebouwde omgeving. Door het perceel te herontwikkelen wordt bovendien geen afbreuk gedaan aan bestaande landschapsstructuren.

Tot slot ligt de locatie in het provinciaal basisnet ten aanzien van transport van risicovolle goederen. Bij een ongeval tijdens het transport kunnen gevaarlijke stoffen vrijkomen met schadelijke of zelfs dodelijke gevolgen voor mens en milieu. Hoe zich dit tot de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied verhoudt is opgenomen in paragraaf 4.10.

Omgevingsverordening Groningen (geconsolideerd februari 2021)

In de Omgevingsverordening bevat doelstellingen voor het provinciale beleid op deze gebieden. Met de verordening worden regels gesteld ten aanzien van de beleidsdoelstellingen zoals deze zijn geformuleerd in de Omgevingsvisie. Op basis van de kaarten van de Omgevingsverordening zijn de volgende artikelen van belang:

Artikel 2.23.3 Invloedsgebied provinciaal basisnet Groningen

In dit artikel is het bij beleid vastgestelde invloedsgebied van de wegen die deel uitmaken van het provinciaal basisnet Groningen vastgelegd. Hierbij is tevens aangegeven in welke situaties een nadere of een beperkte groepsrisico verantwoording dient te worden opgenomen in het bestemmingsplan. In paragraaf 4.10 is een nadere onderbouwing hiervan gegeven.

Artikel 2.15.1 Woningbouw

Ten aanzien van woningbouw is opgenomen dat dit alleen kan worden voorzien in een bestemmingsplan voor zover deze woningbouwmogelijkheden naar aard, locatie en aantal overeenstemmen met een regionale woonvisie die rekening houdt met regionale woningbehoefteprognoses. In paragraaf 3.3 is een toetsing opgenomen aan de gemeentelijke woonvisie. Daaruit blijkt dat de woningen passen binnen de behoefteprognoses.

Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het voornemen in overeenstemming is met de relevante artikelen uit de Omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

Stedelijk netwerk Regio Groningen - Assen

De gemeente Westerkwartier werkt met zeven gemeenten en de provincies Groningen en Drenthe samen op het vlak van onder andere woningbouw in het kader van de Regio Groningen-Assen (RGA). Het samenwerkingsverband heeft voor de gewenste ontwikkeling van de regio tot 2030 in 2004 een visie op hoofdlijnen vastgesteld.

De Regio Groningen-Assen streeft naar een gezonde economische basis, een goede bereikbaarheid, een voldoende en gevarieerd woningaanbod. In dit kader zijn ook regionale woningbouwafspraken gemaakt, die destijds vooral een taakstellend karakter hadden om de woningproductie op een hoger niveau te krijgen. Er zijn binnen de RGA afspraken gemaakt over woningbouw om ervoor te zorgen dat de vraag en het aanbod van locaties in goede balans kwam. In 2015 is besloten om onderzoek te doen naar de actuele trends en ontwikkelingen en zijn nieuwe prognoses opgesteld. Dit onderzoek bevestigde de enorme populariteit van het stedelijke wonen in Groningen. Tevens gaf het een geactualiseerd en genuanceerder beeld van de om de stad heen liggende regio.

In dit Regionaal Woondocument is per gemeente opgenomen wat de bandbreedte van de uitbreidingsbehoefte is en wat de geplande ontwikkelingen zijn (de regionale planlijst). De locatie 'Hotel Leek' is opgenomen op de gemeentelijke woningbouwplanlijst en is tevens onderdeel uit van de  eerder genoemde regionale planlijst.

Woonvisie Westerkwartier 2020-2025

De woonvisie beschrijft het beleid op het gebied van wonen in het Westerkwartier voor de komende 5 jaar. Het beleid geeft handvatten om in te spelen op de woonopgaven die in het gebied spelen. De gemeente wil graag stimuleren, uitnodigen en kansen bieden. Dit doen ze onder andere met de woningcorporaties, waaronder Wold & Waard.

De gemeente investeert in alle kernen in woonkwaliteit. Overal creëert de gemeente bij behoefte ruimte voor nieuwbouw en verbetering van bestaande woningen. Ook lokale initiatieven op het gebied van recreatie en duurzaamheid worden verwelkomd. De gemeente zet in op een versnelde ontwikkeling van dorpen die nu al goed ontsloten zijn door trein of snelweg. Leek is één van deze dorpen.

De woonvisie is gebaseerd op een uitgevoerde woningmarktanalyse. Hieruit blijkt dat de gemeente verder groeit. De gemeente moet, om aan de toekomstige behoefte te voldoen, in de periode 2020 t/m 2029 jaarlijks netto 175 tot 250 woningen toevoegen om de vraag te bedienen, met als zwaartepunt de eerste jaren. De bovenkant van de bandbreedte is vooral relevant voor Leek en Zuidhorn.

Voor Leek geldt een behoefte aan 525 tot 700 woningen in de komende periode, met name ook door overloop uit Groningen. In het dorp is er ook behoefte aan groei van de sociale huur voorraad.

De voorgenomen woningen passen binnen de bandbreedtes die in de woonvisie van gemeente Westerkwartier worden genoemd. Daarmee is dit in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Voor het plan is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de milieuaspecten en om andere sectorale regelgeving.

4.1 Vormvrije m.e.r.-notitie

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan mer-plichtig, project mer-plichtig of mer-beoordeling plichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken en plaats van de projecten en de kenmerken van potentiële effecten.

Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2).

In dit geval worden 28 woningen gerealiseerd en circa 1.000 m2 aan gezondheidsgerelateerde maatschappelijke instellingen. Waaronder huisartsen, fysiotherapie en een apotheek. De grenswaarden voor een stedelijke ontwikkeling worden niet overschreden. Desondanks is het wel noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie op te stellen. In dit geval dient deze toelichting als onderbouwing hiervan. In de milieuparagrafen is weergegeven dat er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van dit plan. Daarmee is er ook geen aanleiding om een volledig mer te doorlopen.

4.2 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

Bestemmingsplan Bedrijventerreinen Oldebert en Leek

In het geldende bestemmingsplan is ter plaatse van het gehele plangebied een archeologische dubbelbestemming opgenomen: 'Waarde - Archeologie 5'. Ter plaatse geldt dat voor ruimtelijke ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 1.000 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is voorafgaand aan de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling. Op die manier moet vooraf duidelijk worden of sprake is van archeologische waarden waar in de uitvoering rekening mee gehouden moet worden.

Onderzoek

Het nieuw te realiseren gebouw heeft een oppervlakte die groter is dan 1.000 m2. Op basis hiervan wordt in principe de grenswaarde ten aanzien van archeologisch onderzoek overschreden. In dit geval is het echter zo dat de gronden in het plangebied voor een zeer groot deel al geroerd zijn door de bouw en fundering van het voormalige Hotel Leek. Mogelijk aanwezige archeologische waarden zijn ofwel destijds al onderzocht, of reeds geroerd door het voormalige pand van het hotel.

Daarom kan voor de aanleg van het voorgenomen nieuwe gebouw ten aanzien van archeologie gesaldeerd worden met de gronden waar voorheen het hotel stond (en die dus als geroerd zijn). Als gevolg hiervan komt de nieuwe grondroering niet boven de grenswaarde van 1.000 m2 uit. Daarom is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Indien tijdens de werkzaamheden toevalsvondsten voorkomen zal hier rekening mee moeten worden gehouden en zal het bevoegd gezag erbij moeten worden betrokken om te bepalen hoe met deze waarden moet worden omgegaan.

4.3 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.

Cultuurhistorische waardenkaart

De voormalige gemeenten in het Westerkwartier hebben gezamenlijk een beleid ten aanzien van cultuurhistorie ontwikkeld. Gezamenlijk is onderzoek gedaan naar de cultuurhistorische (verwachtings)waarden in het gebied. Dit is vervolgens verwerkt in het beleidsstuk Archeologie en Cultuurhistorie in de Westerkwartiergemeenten Grootegast, Marum, Leek, Zuidhorn (2013).

Onderzoek

Binnen het plangebied is geen sprake van cultuurhistorische waarden waar rekening mee gehouden moet worden. Daarom is geen onderzoek noodzakelijk.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

Toetsing

Binnen het plangebied worden met de voorgenomen woningen en maatschappelijke functies op de verdiepingen bedrijfshindergevoelige objecten mogelijk gemaakt. Ten aanzien hiervan dient te worden aangetoond of sprake is van bedrijfshinder, dan wel of deze woningen omliggende bedrijven belemmeren in de bedrijfsvoering.

In de directe omgeving van het plangebied ligt het bedrijventerrein Leek. Dit betreft een geluidgezoneerd terrein, waarvan het plangebied ook deel uit maakt. Het bevoegd gezag heeft aangegeven met de voorgenomen ontwikkeling het plangebied te dezoneren, waardoor deze niet langer deel uitmaakt van dit bedrijventerrein.

In het akoestisch onderzoek (bijlage 2) is naast wegverkeerslawaai, ook onderzoek gedaan naar industrielawaai afkomstig van bedrijventerrein Leek. Uit het akoestisch onderzoek is naar voren gekomen dat de geluidbelasting vanwege dit bedrijventerrein niet meer bedraagt dan 53 dB(A). Door de dezonering van het plangebied geldt dat er sprake is van het realiseren van woningen of andere geluidgevoelige gebouwen binnen de zone van een gezoneerd industrieterrein. In eerste instantie wordt getoetst aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde. Voldoet de geluidbelasting niet aan de voorkeursgrenswaarde, dan biedt de Wgh de mogelijkheid af te wijken van de voorkeursgrenswaarde middels een hogere waarde procedure. De maximale grenswaarde bedraagt 55 dB(A) etmaalwaarde. Omdat deze grenswaarde niet wordt overschreden, is het realiseren van de woningen mogelijk binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder. Daarmee is voldoende onderzoek gedaan naar milieuzonering. Dit aspect staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Geluid

Toetsingskader

Wegverkeerslawaai

In de Wet geluidhinder wordt de omvang van de wettelijke zones langs verkeerswegen aangegeven. Op grond van de Wet geluidhinder hebben alle wegen een geluidszone, tenzij er sprake is van een woonerf, een 30-km/uur-gebied of een gemeentelijke geluidsniveaukaart waaruit blijkt dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 48 dB of minder bedraagt. De 48 dB is de voorkeursgrenswaarde voor het wegverkeerslawaai. Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die in een zone geprojecteerd worden, bepaald de wet dat akoestisch onderzoek verplicht is. De geluidbelasting van het verkeer op de buitengevels van geluidsgevoelige bestemmingen mag de in de wet genoemde normen niet overschrijden.

Geluidzone industrielawaai

Een geluidzone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden in de volksmond ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. Op grond van de wet behoort tot de geluidzone het gebied tussen het industrieterrein zelf en de buitengrens van de zone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de zone. Buiten een geluidzone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Voor het gezoneerde industrieterrein zelf en daarop aanwezige of geprojecteerde woningen gelden geen geluidnormen.

Grenswaarden voor nieuwe gevoelige functies

Binnen de geluidzone zijn woonbestemmingen en andere geluidsgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting aan de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Voor nieuwe woningen die binnen de geluidzone liggen is in het algemeen de vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk. Op grond van de momenteel vigerende Wet geluidhinder kan het bevoegd gezag de betreffende hogere grenswaarden vaststellen indien blijkt dat maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard.

Onderzoek

Wegverkeerslawaai

Ten aanzien van wegverkeerslawaai is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2. Het plangebied ligt in de wettelijke geluidzone van de Midwolderweg, de Tolberterstraat, de Oldebertweg en de Euroweg.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de berekende geluidbelasting vanwege de Midwolderweg en de Tolberterstraat voldoet aan de grenswaarde uit de Wet geluidhinder. Ten aanzien van de Oldebertweg en de Euroweg geldt dat de maximale geluidbelasting 57 dB bedraagt. Ten aanzien van deze wegen is het daarom noodzakelijk een hogere waarde aan te vragen. Gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure wordt een procedure voor het vaststellen van een hogere waarden doorlopen. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Ten aanzien van industrielawaai is in paragraaf 4.4 een onderzoek verwerkt waaruit naar voren komt dat nader onderzoek niet noodzakelijk is.

4.6 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek

Voor de voorgenomen ontwikkeling is in eerste instantie een milieuhygiënisch vooronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 3. Tijdens dit onderzoek zijn er aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven diverse (lichte) verontreinigingen met metalen en PAK op delen van de locatie te verwachten. Bovendien zijn aanwijzingen gevonden die aanleiding geven (lichte) verontreinigingen met minerale olie en/of aromaten nabij de noord- en zuidwestelijke perceelsgrens te verwachten. Er zijn tevens enkele aanwijzingen te verwachten, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op delen van de onderzoekslocatie te verwachten.

Op basis van het vooronderzoek kan gesteld worden dat er milieuhygiënisch mogelijk enige belemmeringen bestaan voor de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie. De onderzoeksresultaten geven derhalve aanleiding voor verder bodemonderzoek op analytische grondslag. Daarop is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 4.

Uit het verkennend bodemonderzoek zijn de volgende conclusies naar voren gekomen:

  • Omdat het gehalte aan asbest overal kleiner is dan de helft van de interventiewaarde is verder onderzoek naar asbest niet noodzakelijk;
  • de aangetroffen verhoogde concentraties vormen geen risico's voor de volksgezondheid, het milieu en/of het ecosysteem;
  • uit milieuhygiënisch oogpunt is er geen bezwaar tegen een voorgenomen eigendomsoverdracht en tegen de voorgenomen nieuwbouwplannen;
  • gesteld kan worden dat de aangetroffen overschrijdingen geen aanleiding geven tot het instellen van een vervolgonderzoek;
  • bij graafwerkzaamheden dient rekening te worden gehouden met verschillen in bodemkwaliteit. Grond dient voor zover mogelijk per bodemkwaliteitsklasse gescheiden te worden ontgraven en afgevoerd of te worden hergebruikt.

4.7 Ecologie

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

4.7.1 Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden 

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn). Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Onderzoek

Het plangebied ligt in de dorpskern van Leek en ligt circa 2 km ten westen van het Natura 2000-gebied Leekstermeer. Dit gebied is overigens niet stikstofgevoelig. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied betreft Bakkeveense Duinen, op circa 9,5 km afstand. Het plangebied ligt in binnenstedelijk gebied en kent in de huidige situatie een maatschappelijke functie. Omdat de ontwikkeling in binnenstedelijk gebied ligt en er dus al sprake is van een stedelijke functie, zal de toekomstige situatie geen negatieve effecten hebben op beschermde natuurwaarden in de omgeving. het plangebied maakt zelf geen deel uit van beschermde natuurgebieden. De situatie blijft, wat betreft impact op natuurgebieden, min of meer gelijk.

Ten aanzien van stikstofgevoelige gebieden is in het kader van deze ontwikkeling een stikstofberekening uitgevoerd. Deze is opgenomen in bijlage 5. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de stikstofdepositie als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is op stikstofgevoelige gebieden.

4.7.2 Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Groningen

In de provincie Groningen wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In verband met de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkering, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of in het kader van natuurbeheer, de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw of bestendig gebruik worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage II bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Deze is opgenomen als bijlage 6. Uit de quickscan is het volgende naar voren gekomen:

In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk om de werkzaamheden te starten buiten het broedseizoen of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Op deze manier kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden. Het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels met vaste rust- en verblijfplaatsen wordt uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in de Provincie Groningen. Het voorkomen van overige beschermde soorten kan worden uitgesloten.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de realisatie en het gebruik van een medisch centrum met 26 appartementen op de hoek van de Oldebertweg en de Euroweg te Leek is niet in strijd met het gestelde van de soortbescherming binnen de Wet natuurbescherming.

De zorgplicht blijft onverkort van kracht. Deze zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren, inclusief hun leefomgeving en voor alle planten en hun groeiplaats. Dit artikel is derhalve ook gericht op het voorkomen van doden en verwonden van algemene soorten. Voor- en gedurende de uitvoering dient hierbij rekening gehouden te worden.

4.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Wet Milieubeheer

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, artikel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2-jaargemiddelde) en fijn stof (PM10-jaar- en daggemiddelde) van belang.

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de

concentratie in de buitenlucht.

NIBM

In dit Besluit 'niet in betekenende mate' is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouwprojecten met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10).

Onderzoek Wet Milieubeheer

Op basis van de Grootschalige Concentratiekaart Nederland (GCN) geldt ter plaatse van het plangebied een gemiddelde concentratie tussen 10 en 15 µg/m3 voor stikstofdioxide, een gemiddelde concentratie van <18 µg/m3 voor fijn stof (PM10) en een gemiddelde concentratie van <10 µg/m3 voor fijn stof (PM 2,5)

De normen voor stikstofdioxide en fijn stof liggen op respectievelijk 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015) voor stikstofdioxide en fijn stof (PM10) en op 25 µg/m3 voor fijn stof (PM2,5).

Er is derhalve geen sprake van een (dreigende) overschrijding van de streefwaarden.

Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan een goede woon- en leefklimaat voor wat betreft de luchtkwaliteit.

Onderzoek NIBM

De beoogde ontwikkeling maakt de realisatie van een zorgcentrum en 28 sociale huurappartementen mogelijk. Voor de ontwikkeling is de NIBM-tool 2021 doorlopen. Daaruit is naar voren gekomen dat geen nader onderzoek noodzakelijk is, berekend op de verwachte verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling. Daarmee is geen onderzoek noodzakelijk.

4.9 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Noorderzijlvest, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen om het waterschap in te lichten over het voornemen.

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling. Dit is gedaan door middel van het doorlopen van de digitale watertoets. Het resultaat is opgenomen als bijlage 7.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van de waterschappen nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

Het beleid van waterschap Noorderzijlvest is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 2016-2021, Keur van het waterschap Noorderzijlvest en de leggers. Het waterbeheerplan bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het waterschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies, en het vaarwegenbeheer in Groningen en Noord-Drenthe. Het waterschap staat voor veilig, voldoende en schoon water. Daarin zijn de volgende aspecten van groot belang: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime (GGOR), een optimale wateraanvoer en -afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap. Daarnaast geldt ook de Keur, deze geeft met verboden aan welke activiteiten in de buurt van water en waterkeringen niet zijn toegestaan.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Noorderzijlvest (kenmerk 20210526-34-26583).

Waterkwantiteit

Het verhard oppervlak neemt in de toekomstige situatie toe met circa 1.200 m2 ten opzichte van de huidige situatie. Door deze verhardingstoename is sprake van een versnelde waterafvoer waardoor de toename aan verharding moet worden gecompenseerd. Deze compensatie kan niet volledig op de kavel worden gerealiseerd, maar wel binnen het peilgebied. Er heeft reeds overleg plaatsgevonden met de gemeente Westerkwartier en het waterschap om de mogelijkheden te bespreken. Indien de mogelijkheden tot parkeren op dermate wijze worden ontworpen dat langzame infiltratie kan plaatsvinden (halfverharding, substraten, doorlatende lagen en dergelijke), kan worden volstaan met een percentage van 10% van het gebouwoppervlak.

In dit geval wordt in het noordwestelijke deel van het plangebied een waterpartij aangelegd waarmee de toenemende verharding voldoende wordt gecompenseerd.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval wordt een gescheiden stelsel aangelegd, waarbij hemelwater wordt geïnfiltreerd in de grond en wordt weggeleid via watergangen rondom het plangebied. De riolering wordt aangesloten op het bestaande netwerk.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem worden duurzame, niet-uitloogbare materialen gebruik, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

In het plangebied is geen sprake van beheerzones waar rekening mee gehouden dient te worden.

Conclusie

Ingeval van voldoende watercompensatie heeft de ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik. de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Toetsing

In het kader van dit bestemmingsplan is een onderzoek uitgevoerd naar het aspect externe veiligheid. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 8. Het plangebied ligt (gedeeltelijk) in het invloedsgebied van de N372/bevoorradingsroute LPG-tankstation en een LPG-stankstation. Uit het onderzoek volgen de volgende conclusies:

LPG-tankstation

Het plaatsgebonden risico van het LPG-tankstation vormt geen belemmering voor dit plan. Door de voorgenomen ontwikkeling neemt het groepsrisico toe, echter blijft deze wel onder de oriëntatiewaarde.

Een verantwoording van het groepsrisico is vereist en het bestuur van de veiligheidsregio

dient in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting. Hierop is een reactie gekomen van de Veilighiedsregio Groningen, die hebben aangegeven dat uitsluitend maatregelen nodig zijn indien er sprake is van een instelling voor verminderd zelfredzame personen. Daar is in dit geval geen sprake van, waarmee maatregelen niet noodzakelijk zijn.

Vanuit de effectbenadering kan een nadere motivatie voor het realiseren van de toekomstige ontwikkeling binnen de 160 meter effectafstand, maar buiten de 60 meter effectafstand, achterwege blijven.

Verantwoording groepsrisico

Bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid

Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding van een ramp als om de beperking van de gevolgen van een ongeval. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken is het van belang dat op het moment er iets misgaat, de hulpverlening niet wordt belemmering bij de uitvoering van haar taken. De inrichting van de ruimte kan de bestrijding negatief of positie beïnvloeden. In dit geval doet de voorgenomen ontwikkeling geen afbreuk aan de bestrijdingsmogelijkheden ten aanzien van een ramp met het LPG-tankstation.

Het plangebied is goed ontsloten via de Euroweg. Er kan in zowel noordelijke als zuidelijke richting gevlucht worden indien dit noodzakelijk is. Daarmee is het ook mogelijk om van de risicovolle bron af te vluchten. Verder biedt het plangebied voldoende mogelijkheid voor opstelplaatsen van hulpdiensten en wordt in de uitvoeringsfase nog gekeken naar het aanbrengen van een adequate blusvoorziening.

Gezien de voorgenomen ontwikkeling wordt ervan uit gegaan dat het merendeel van de personen in het plangebied zelfredzaam is. Deze personen zijn zelf in staat om te vluchten in geval van nood. Voor eventuele verminderd zelfredzame personen wordt ervan uitgegaan dat deze met behulp van zelfredzame personen eveneens kunnen vluchten. Bovendien biedt de tussenliggende bebouwing tussen het LPG-tankstation en het plangebied een beschermende werking voor personen in het plangebied.

Bevoorradingsroute

Er is geen sprake van een PR 10-6 contour. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Het groepsrisico is kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde en neemt af door de voorgenomen ontwikkeling. De verdere verantwoording van het groepsrisico kan achterwege blijven. Wel dient het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen. In de toelichting bij het besluit dient in elk geval in te worden gegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien een ramp zich voordoet.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Onderzoek

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied. Omdat binnen het plangebied geen hoofdleidingen en -kabels liggen en er geen relevante zones over het plangebied liggen, vormt het aspect kabels en leidingen geen belemmering voor dit plan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Inleiding

In voorgaande hoofdstukken zijn de aanwezige functies, de ontwikkelingen daarbinnen en de uitgangspunten ten aanzien daarvan aan de orde geweest. Dit beleid krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.

5.2 RO standaarden 2012

Het bestemmingsplan voldoet aan de RO standaarden 2012. Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger "online" informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere instanties. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de Wet ruimtelijke ordening opgesteld volgens de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012), met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

5.3 Wet ruimtelijke ordening

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen.

In de 'Inleidende regels' zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen én van de wijze van meten, wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de 'Bestemmingsregels' zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.

In de 'Algemene regels' staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende gebruiksregels en de algemeen geldende afwijkingsregels.

In de 'Overgangs- en slotregels' is het overgangsrecht conform het bepaalde in artikel 3.2.1 en 3.2.2 van het Bro. Daarnaast bevatten de regels een slotregel met daarin de citeertitel van het bestemmingsplan.

5.4 Toelichting op de bestemmingen

Op grond van de informatie zoals genoemd in paragraaf 2.2 is een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezige functies in het plangebied. De situering en hoogte van deze functies is vertaald naar diverse bestemmingen in het plangebied. Onderstaand wordt een verantwoording van de keuzes van bestemmingen weergegeven.

Het plangebied kent één enkelbestemming, één dubbelbestemming en een gebiedsaanduiding.

Gemengd

Het plangebied krijgt de bestemming 'Gemengd'. Hiervoor is gekozen gezien de functiemenging die in het gebied is voorgenomen, waar zowel een maatschappelijke als een woonfunctie wordt voorzien. Gekozen is daarom voor maatwerk, door een specifieke gemengde bestemming op te stellen waar de voorgenomen functies allemaal inpassen. Tevens zijn parkeervoorzieningen toegestaan, om de voorgenomen parkeerplaatsen te kunnen aanleggen. Om het gebouw mogelijk te kunnen maken is een ruim bouwvlak opgenomen en geldt een bouwhoogte van maximaal 13 meter.

Waarde - Archeologie 5

Conform het geldende plan is de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' overgenomen. Dit beteken dat bij ruimtelijke ingrepen met een minimale oppervlakte van 1.000 m2 een onderzoek noodzakelijk is. Deze regels zijn ter bescherming van mogelijke archeologische waarden in de ondergrond.

Overige zone - gezoneerd terrein

Het plangebied maakt deel uit van een gezoneerd industrieterrein, wat met deze aanduiding ook planologisch wordt vastgelegd. Ook in de toekomstige situatie is hier sprake van. Daarom is deze aanduiding ook in dit bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Via de procedure van het bestemmingsplan kan de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop gereageerd kan worden op de plannen.

Participatie omwonenden/aangrenzend

De initiatiefnemer heeft omwonenden persoonlijk benaderd en een informatiebijeenkomst georganiseerd. Een verslag hiervan is opgenomen in bijlage 9.

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan in het kader van het voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Hierop zijn reacties ingediend door Waterschap Noorderzijlvest, de Veiligheidsregio Groningen en Provincie Groningen.

Bewonersavond

In het kader van het voorontwerpbestemmingsplan is een bewonersavond georganiseerd waarmee de omgeving is geïnformeerd over het voornemen.

Waterschap Noorderzijlvest

Het waterschap heeft aangegeven dat de juiste uitgangspunten en aandachtspunten zijn beschreven over afvalwater en hemelwater. Inhoudelijk is overleg geweest met het waterschap over versnelde afvoer van hemelwater als gevolg van de toename aan verhardingen. Het waterschap wil aanvullend nog lezen op welke wijze compenserende maatregelen worden genomen in het plangebied.

Reactie gemeente

Binnen het plangebied wordt in de noordoosthoek een waterpartij aangelegd die een oppervlakte van minimaal 10% van de toenemende oppervlakteverharding zal bedragen. Daarmee wordt binnen het plangebied voldoende voorzien in watercompensatie.

Veiligheidsregio Groningen

De veiligheidsregio Groningen heeft eveneens een reactie ingediend. Ten aanzien van zowel het Provinciaal basisnetroute N372 als het LPG-tankstation wordt geadviseerd om geen gebouwen voor verminderd zelfredzame personen binnen de 200 meter te plaatsen. Daarnaast stelt de VRG dat er bouwkundige voorschriften aan bebouwing tegen een gasexplosie kunnen worden gesteld indien sprake is van een inrichting voor verminderd zelfredzame personen. Daarnaast adviseert de VRG om op het gebied van bestrijdbaarheid een adequate bluswatervoorziening te plaatsen.

Reactie gemeente

In dit geval is geen sprake van een voorziening van verminderd zelfredzame personen. Daarmee vervallen de adviezen ten aanzien van verminderd zelfredzame personen. Wat betreft de adequate bluswatervoorziening, hier zal in de uitvoering rekening mee worden gehouden.

Provincie Groningen

Tot slot heeft de provincie eveneens een overlegreactie ingediend. Hierin gaat de provincie in op twee punten. Ten eerste geeft de provincie aan dat niet is toegelicht hoe de het plan zich verhoudt tot de woningbouwafspraken in de regio Groningen - Assen. Er is geen maximum aantal in de regels opgenomen. Daarnaast stelt de provincie dat er geen regels zijn opgenomen ter borging van de ten hoogste toegestane geluidsbelasting en de vereiste geluidswering van de gevels en instandhouding hiervan. De provincie stelt dat uit de regels eenduidig moet blijken voor welke gevels welke karakteristieke geluidwering moet worden gerealiseerd.

Reactie gemeente

In de toelichting is in paragraaf 3.3 een motivering opgenomen ten aanzien van de woningbouwafspraken in de regio Groningen - Assen. Bovendien is het maximum aantal van 28 woningen opgenomen in de regels, waarmee wordt geborgd dat niet een oneindig aantal woningen mogelijk is. Ten aanzien van de opmerkingen omtrent geluid is de gemeente van mening dat dit niet in het bestemmingsplan moet worden doorgevoerd. Gelijktijdig met het bestemmingsplan wordt een hogere waarde procedure gevoerd. Daarmee zijn geen verdere maatregelen en/of juridische borgingen nodig in dit bestemmingsplan.

Zienswijze

Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode wordt eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan door middel van een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.

In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn. Hiervoor wordt tussen de gemeente en de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten. Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad wordt voorgesteld om geen exploitatieplan vast te stellen.