Plan: | Singelweg 2 Sauwerd |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1966.BPSA2011BEHE1herz2-VG01 |
Op 6 maart 2012 is het bestemmingsplan 'Sauwerd' vastgesteld. Per abuis heeft het perceel Singelweg 2 een verkeerde bestemming gekregen waardoor het bedrijf aan de Singelweg 2 zich nu niet verder kan ontwikkelen. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken is september 2011 een ruimtelijke onderbouwing opgesteld voor de uitbreiding en functieverruiming van de Welkomboerderij Onstaheerd. Ook is in de onderbouwing opgenomen dat de voorgenomen ontwikkeling verwerkt wordt in het bestemmingsplan van Sauwerd. Dit is echter niet correct gebeurd waardoor de voorgenomen ontwikkeling niet mogelijk is op basis van het geldende bestemmingsplan.
De gemeente Winsum heeft destijds al aangegeven medewerking te willen verlenen aan de voorgenomen ontwikkeling. In januari 2018 is een overleg geweest met de initiatiefnemer waarin het probleem is besproken en aanvullende informatie is gegeven door de initiatiefnemer. Deze informatie richt zich op aanvullende wensen met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling en worden opgenomen in dit bestemmingsplan.
In overleg met de gemeente Winsum is besloten de planologisch-juridische inpassing vorm te geven door middel van een partiële herziening van het bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet daarin.
Overigens is de gemeente Winsum inmiddels opgegaan in de gemeente Het Hogeland.
De huidige planologische situatie ter plaatse van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Sauwerd', welke op 6 maart 2012 is vastgesteld door de gemeenteraad. Een uitsnede van de verbeelding is opgenomen in figuur 1.1.
Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan de enkelbestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' met bouwvlak. Voor de maatschappelijke bedrijfsvoering is op de verbeelding de functieaanduiding 'maatschappelijk' opgenomen. Ook is de functieaanduiding 'groen' opgenomen ten behoeve van de landschappelijke inpassing. Deze functieaanduidingen zijn echter niet opgenomen in de enkelbestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond'.
Daarop aanvullend kent het plangebied drie archeologische dubbelbestemmingen, namelijk 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'.
Figuur 1.1: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Sauwerd'
De toelichting op dit bestemmingsplan bevat na deze inleiding (hoofdstuk 1) de
volgende hoofdstukken:
Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Gezien de kleinschaligheid van de voorgestelde ontwikkeling zijn vanuit het ruimtelijk beleid van het Rijk geen specifieke zaken te noemen.
Het ruimtelijk beleid is door de Provincie Groningen vastgelegd in de Omgevingsvisie 2016-2020. In de Omgevingsvisie wordt al het ruimtelijk beleid gebundeld in één document. Tegelijk met de Omgevingsvisie is ook de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 vastgesteld.
De provinciale belangen uit de visie zijn in de Omgevingsverordening vertaald in bindende regels die bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in acht dienen te worden gehouden. Het gaat hierbij om zowel ruimtelijke aspecten waaronder landschapswaarden en cultuurhistorische waarden als functionele aspecten waaronder verkeer en vervoer en wonen.
Toetsing
Buitengebied
Het plangebied is gelegen in het door de provincie aangewezen buitengebied. Zie onderstaand figuur 2.1.
Figuur 2.1: Fragment ligging plangebied in aangewezen buitengebied (in oranje) door de provincie (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Natuur
Het plangebied is gelegen binnen het in de verordening aangewezen leefgebied voor weidevogels, zoals aangewezen in de omgevingsverordening. Hiervoor geldt volgens de omgevingsverordening dat een bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkeling inzicht moet bieden in maatregelen om mogelijke schade aan de waarde van het leefgebied te voorkomen en eventuele compensatie.
Voor weidevogels is openheid en rust van belang. De uitbreiding van boerderij Onstaheerd heeft een toename van bebouwing en daarmee enige aantasting van de openheid in het leefgebied tot gevolg. Grotendeels valt de verstoringszone rondom de nieuwbouw in de bestaande verstoringszone die uitgaat van huidige bebouwing, opgaande beplanting en wegen. Er is daardoor geen sprake van een ontwikkeling die in significante mate afbreuk doet aan de waarden van het leefgebied voor weidevogels.
Bovendien geldt voor 'normaal agrarisch gebruik' en 'ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande agrarische bedrijven' een uitzondering van de bepalingen in de Verordening ten aanzien van weidevogelleefgebied.
Landschap
Het plangebied is gelegen in een landschap met herkenbare onregelmatige blokverkaveling. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een landschap met dit kenmerk, moet regels bevatten gericht op bescherming van de herkenbare onregelmatige blokverkaveling. Met de voorgenomen ontwikkeling blijft het verkavelingsstructuur goed leesbaar. De uitbreiding vindt direct aan de bestaande bebouwing plaats.
Agrarische bouwpercelen
In de Omgevingsverordening wordt aangegeven, dat agrarisch bouwpercelen niet mogen worden uitgebreid tot een omvang groter dan één respectievelijk twee hectare, afhankelijk van de landschappelijke ligging. Voor de gemeente Winsum wordt aangegeven dat agrarische bouwpercelen tot maximaal 2 hectare mogelijk zijn.
Als een bestemmingsplan voorziet in een uitbreiding van een agrarisch bouwperceel groter dan één hectare, bevat de toelichting een beschrijving van de wijze waarop bij de situering, omvang en vormgeving van het agrarisch bouwperceel rekening is gehouden met een goede ruimtelijke inpassing. In paragraaf 3.4 wordt hierop ingegaan.
Nevenactiviteiten moeten binnen dit perceel worden gerealiseerd en zijn ondergeschikt aan de agrarische hoofdactiviteit. Bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden moeten worden behouden.
Tweede bedrijfswoning
De provincie gaat zeer terughoudend om met het toestaan van tweede agrarische bedrijfswoningen. Zo wordt benoemd dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied niet mag voorzien in de mogelijkheid tot het oprichten van meer dan één bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf. In afwijking daarop is een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf wel toegestaan indien in de planregels in de vorm van voorwaarden is geborgd dat de tweede bedrijfswoning nodig is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
In dit bestemmingsplan wordt vanuit het getoonde initiatief aangegeven waarom een tweede dienstwoning noodzakelijk is. Zie hiervoor paragraaf 3.3. Op het oorspronkelijke moment dat de tweede bedrijfswoning planologisch in het nu geldende bestemmingsplan geregeld moest worden was de provincie akkoord met de tweede bedrijfswoning. Dit bestemmingsplan is een planologisch herstelplan waarin alsnog de toegezegde situatie bestemd wordt.
Conclusie
Voorliggend plan sluit aan bij het provinciaal beleid en de eerdere provinciale toestemming om een tweede bedrijfswoning planologisch mogelijk te maken. Er is geen sprake van invloed op landschappelijke waarden en er wordt voldaan aan de eisen die in de verordening zijn opgenomen voor agrarische bouwpercelen.
In het geldende bestemmingsplan had de voorgenomen ontwikkeling (grotendeels) al bestemd moeten worden. Per abuis is dit in de regels en de verbeelding niet goed opgenomen. Hiermee rekening houdende is het aannemelijk dat de ontwikkeling past in het gemeentelijk beleid.
In de structuurvisie Winsum, vastgesteld in januari 2014, zet de gemeenteraad zijn ruimtelijk beleid voor de komende 10 jaar uiteen. De structuurvisie vervangt de eerdere Dorpsvisie Winsum - 2004, een visie die nog uitging van een sterke groei van Winsum. In de nieuwe structuurvisie ligt veel meer de nadruk op stabilisatie dan op de (sterke) groei die begin van deze eeuw nog voor mogelijk werd gehouden. Beleidsdoelen in de nieuwe structuurvisie zijn:
Daarbij richt de gemeente zich op drie kernopgaven, te weten:
De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan het vitaal en waardevol houden van het buitengebied. De aanwezige waarden blijven behouden en waar mogelijk versterkt. Dit is reeds gewaarborgd in het geldende bestemmingsplan en zal ook een doorgang krijgen in dit bestemmingsplan.
Met betrekking tot de mogelijkheid voor de realisering van de tweede bedrijfswoning is de Regionale Woonvisie Groningen Assen van toepassing. Vastgesteld wordt, dat de extra bedrijfswoning past binnen deze visie en dat de extra woning ten laste komt van de restcapaciteit die beschikbaar is onder de RGA afspraken. De toevoeging van de woning wordt toelaatbaar geacht nu er een aantoonbare reden is voor de permanente aanwezigheid van personeel in het kader van de voorgenomen activiteiten.
De Onstaheerd is een boerderij gevestigd aan de Singelweg 2, aan de westzijde van de dorpskern van Sauwerd. Sinds jaar en dag wordt op de boerderij een agrarisch bedrijf uitgeoefend.
De Onstaheerd heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld van een akkerbouwbedrijf naar een gemengd (biologisch) bedrijf (melkveehouderij). Het melkveebedrijf is inmiddels afgestoten. Op dit moment worden er op het bedrijf vleeskoeien gehouden. Het vlees wordt verkocht aan restaurants in de omgeving en -via de boerderijwinkel- aan particulieren. Daarnaast wordt er een educatief programma aangeboden waarin wordt uitgelegd wat er op en rond een boerderij gebeurt. Het educatieve karakter van de Onstaheerd zal in de toekomst verder worden uitgebreid Naast het agrarisch bedrijf en het educatieve programma, heeft de Onstaheerd zich ontwikkeld tot een zogenaamde Welkomboerderij: personen die voor korte of langere tijd een dagbesteding nodig hebben, kunnen op de boerderij meewerken onder professionele begeleiding. Daarnaast vervult de boerderij een maatschappelijke functie door op themadagen en open dagen voorlichting te geven over het boerenbedrijf.
Onlangs is de Onstaheerd aangewezen als een 'reboundvoorziening', waarin scholieren met gedragsproblemen hier tijdelijk opgevangen en begeleid kunnen worden. Voor behandeling van de lesstof is een professionele leerkracht aangesteld en er is begeleiding bij het praktijkwerk op de boerderij.
Ruimtelijk
In grote lijnen zijn de functies van de Welkomboerderij te verdelen in twee delen, namelijk een deel 'Welkom' en een deel 'Boerderij'. Het eerste deel kan overigens niet zonder het tweede deel bestaan en is zonder meer nevengeschikt aan de agrarische doelstelling van het bedrijf. Voor beide delen is uitbreiding en professionalisering noodzakelijk.
De bestaande bebouwing van de Onstaheerd bestaat uit een kop-hals-rompboerderij met zijschuur en een loopstal. In het boerderijgedeelte worden de faciliteiten voor het gemengde bedrijf van veehouderij en akkerbouw gehuisvest. Het betreft de volgende voorzieningen:
Figuur 3.1: Luchtfoto plangebied en omgeving
Ontwikkelingen
Voor het boerderijgedeelte is een uitbreiding van het beheerscontract met het Groninger Landschap in ontwikkeling. Dat betekent dat de beheersgronden worden uitgebreid. Hierdoor wordt het noodzakelijk om de veestapel uit te breiden.
Ten behoeve van de uitbreiding van het concept van de Welkomboerderij zullen de bestaande stallen worden heringedeeld en is een nieuwe stal nodig. De zijschuur wordt gereserveerd voor schapen en ander kleinvee dat gemakkelijk aanraakbaar is. De bestaande loopstal zal nodig blijven voor het vleesvee en als kraamkamer. De nieuwe potstal is nodig voor de uitbreiding van de kudde (mogelijk voor Groninger blaarkoppen). In deze open schuur moeten ook de machines worden ondergebracht en een deel van het stro.
Het welkomgedeelte bestaat op dit moment uit de volgende voorzieningen:
Ook voor deze voorzieningen is uitbreiding nodig. Er zijn daarvoor twee ontwikkelingen in gang gezet; er is sprake van uitbreiding van de contracten met de opleidingen waardoor meer ruimte is voor de reboundvoorziening. Daarnaast zijn alle bestaande ruimtes en voorzieningen, die momenteel in dat kader worden gebruikt, tijdelijk. Om aan de eisen die in de toekomst aan dergelijke voorzieningen worden gesteld te voldoen, is het nodig om een nieuw bijgebouw te realiseren waarin deze facilitaire voorzieningen gehuisvest kunnen worden.
Toekomstige situatie agrarisch bedrijf
Bij het bedrijf de Onstaheerd zijn plannen ontwikkeld om de functieverbreding die er de afgelopen jaren is ontstaan, verder uit te bouwen en te professionaliseren. De ondernemers op de Onstaheerd hebben hun visie neergelegd in een onderbouwing bij hun bedrijfsplan: Ruimtelijke motivatie bij verzoek vooroverleg bouwplannen, Welkomboerderij Onstaheerd, Singel 2 te Sauwerd (17-12-2009). In deze bedrijfsvisie wordt ingegaan op de historische ontwikkeling van het agrarisch bedrijf, uitmondend in een situatie die sinds ruim twaalf jaar is gegroeid, namelijk die van een veehouderij op biologische grondslag met daarbij verkoop van streekeigen producten ('Reitdiepvlees') en ruimtes voor educatie en voorlichting over agrarische historie, landbouw en landschap in Noordwest-Groningen. In de visie wordt verder een onderbouwing gegeven van de ontwikkelingswensen die het bedrijf heeft. Het gaat hier zowel om een uitbreiding voor het agrarisch bedrijf, als om realisering van nieuwbouw voor de 'welkomfuncties'. Voor de ontwikkeling van de rebound-voorziening op het bedrijf is recent een contract afgesloten met een tweetal onderwijsvoorzieningen. Het betreft een samenwerkingsverband tussen het AOC Terra, de Groene school, gevestigd te Winsum en het Hogeland College te Warffum.
In paragraaf 3.3 wordt het gewenste programma meer kwantitatief weergegeven.
Tweede agrarische bedrijfswoning
Een tweede onderdeel van het initiatief betreft de bouw van een tweede dienstwoning bij de Welkomboerderij. In paragraaf 3.3 wordt op de noodzaak en wenselijkheid van deze bedrijfswoning ingegaan.
Twee windturbines
Onderdeel van het initiatief is de mogelijkheid tot plaatsing van een tweetal windturbines. De turbines worden geplaatst door de firma EAZ Wind. De turbines zijn al op veel plaatsen in het Groninger landschap te zien (figuur 3.2).
Figuur 3.2: Voorbeeld van een dergelijke molen elders in de provincie Groningen
De windmolens hebben een ashoogte van maximaal 15 meter en passen binnen de uitgangspunten van het provinciale beleid zoals aangegeven in Afdeling 2.20 van de Omgevingsverordening. De turbines worden binnen het bouwvlak geplaatst. De mogelijke plaats van de windturbines is in onderstaande schets (figuur 3.3) aangegeven door middel van de blauwe punten. De locatiekeuze van de turbines is in overleg met Libau tot stand gekomen als aanvulling op de landschappelijke inpassing als aangegeven in figuur 3.4. Het beige vlak in de zuidwesthoek van de schets is een betonnen kuilplaat. Deze kuilplaat is al aanwezig en wordt in de toekomst uitgebreid. De locatie van de nieuwe bedrijfswoning is in de schets met rood omlijnd. De blauwe omlijning in de schets betreft de locatie van de uitbreiding met de nieuwe potstal/opslagloods De bestaande loods rechts op de figuur naast de potstal wordt op termijn ook uitgebreid.
Figuur 3.3: Mogelijke locatie windturbines ten opzichte van het bouwperceel
Agrarisch bedrijf
Het programma voor de verdere ontwikkeling van de boerderij Onstaheerd betreft het volgende:
Het agrarisch bouwperceel krijgt met realisering van de voorgenomen plannen een omvang van circa 1,2 ha. Binnen de oppervlakte van dat bouwperceel is tevens een aantal onbebouwde ruimtes meegenomen, maar zijn de kenmerkende open terreinen aan de voorzijde (appelhof, voorterrein huidige boerderij) niet meegerekend. Ingeval van uitbreidingen van meer dan 1 ha geeft provinciale Omgevingsverordening dat een maatwerkbenadering moet worden gevolgd: aan de hand van een aantal criteria moeten nieuwe ontwikkelingen landschappelijk zo goed mogelijk worden ingepast.
In artikel 2.26.3 onder 2 van de Provinciale Omgevingsverordening (geconsolideerd februari 2019) is aangegeven, dat een bestemmingsplan alleen voorziet in uitbreiding van een agrarisch bouwperceel tot een oppervlakte tussen de 1 en 2 hectare, als:
In deze paragraaf en de volgende paragraaf blijkt hoe hiermee is omgegaan. De landschappelijke inpassing is opgesteld door Libau, Groningen.
Tweede agrarische bedrijfswoning
Naast nieuwe agrarische bedrijfsbebouwing maakt een tweede agrarische bedrijfswoning deel uit van het programma voor nieuwe bebouwing. De gewenste bebouwde oppervlakte hiervoor bedraagt 120 m² tot 150 m². In de voorliggende situatie van de Onstaheerd gaat het om het onderbouwen van een tweetal aspecten: de noodzaak en wenselijkheid van de extra bedrijfswoning en de locatie.
Nut en noodzaak tweede agrarische bedrijfswoning
Nut en noodzaak voor een tweede agrarische bedrijfswoning zijn in de situatie van de Onstaheerd ingegeven door het specifieke gegeven van meerdere activiteiten op één bedrijf. Deze onderbouwen de noodzaak van een tweede agrarische bedrijfswoning. De Welkomboerderij stoelt op een tweetal onderdelen:
De plannen van initiatiefnemers zijn erop gericht de functies in een geïntegreerde opzet uit te bouwen.
Beoordeling Nut en noodzaak
AD 1: Voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering wordt zowel voorzien in het opschalen van de bedrijfsgrootte naar twee tot drie inkomens in combinatie met het verder professionaliseren van de bedrijfsvoering. De bedrijfsomvang is nader geobjectiveerd door de activiteiten te duiden volgens de zogenaamde fte-typering.
Voor de toekomstige situatie wordt een verdere uitbouw verwacht: er vindt een forse uitbreiding plaats door vergroting van het grasland met veestapel. Ten behoeve daarvan zal aanzienlijk meer grond van het Groninger Landschap worden beheerd dan tot nu toe het geval is. Het bedrijf zal hierbij zijn veestapel Limousines omschakelen naar veestapel met blaarkoppen en dit bedrijfsgedeelte ook biologisch blijven beheren. Deze werkwijze is veel arbeidsintensiever dan een gangbaar bedrijf. Bovendien liggen de gronden in het Reitdiepgebied op aanzienlijke afstand van het bedrijf zelf, waarmee ze meer arbeidsintensief zijn dat in reguliere gevallen.
Ten behoeve van deze uitbreiding van agrarisch natuurbeheer wordt voorzien in een extra arbeidsbehoefte van 1,17 vak (fte), gelet op de veeverzorging, het graslandbeheer en algemene werkzaamheden.
AD 2: Bij het welkomgedeelte gaat het om verschillende activiteiten die aan de agrarische sector zijn verbonden, maar niet onder de definitie van agrarisch bedrijf vallen. Op de eerste plaats is de Onstaheerd aangesloten bij een ‘reboundproject’. Daarover is een contract afgesloten met het AOC (Groene School) te Winsum en het Hogeland College te Warffum. Het contract, dat in 2007 is ingegaan, houdt in: het aanbieden van diensten van de Welkomboerderij aan beide onderwijsinstellingen. De jongeren worden in het kader van deze voorziening een 35-tal uren per week op de Onstaheerd begeleid. Daarnaast is er regelmatig en ad hoc overleg met de aangesloten scholen en ouders en is externe coördinatie noodzakelijk.
Het contract voor de reboundvoorziening heeft een langlopend karakter. Op de tweede plaats is op de Onstaheerd een boerderijwinkel aanwezig die thans op een tweetal dagen in de week (vrijdag en zaterdag) gedurende acht uur geopend is. De Onstaheerd verkoopt streekeigen producten. Een verdere uitbreiding van de winkelopeningstijden ligt in het verschiet.
De huidige en toekomstige agrarische bedrijfsactiviteiten zijn te vertalen in een 1,7 volwaardige arbeidskracht (full time employment, fte), waarbij de reboundvoorziening op het bedrijf is te vertalen in 1,0 tot 1,2 fte. De boerderijwinkel is te vertalen in 0,3 tot 0,4 fte. Gezamenlijk bedraagt dit 3 tot 3,4 fte op het bedrijf waardoor aantoonbaar sprake is van een meermansbedrijf.
Bovendien zijn de hier genoemde fte's nog exclusief de arbeid voor het educatieve gedeelte van Onstaheerd, zoals die noodzakelijk is voor open dagen, opvang van individuele personen en externe voorlichting, scholing en overleg. Op dit moment worden de twee bestaande arbeidskrachten aangevuld door overuren en door het inzetten van vrijwilligers.
Ruimtelijke opzet
De voorgenomen ontwikkeling van de agrarische gebouwen is ingepast op het aanwezige agrarische perceel aan de Singelweg 2. Er wordt ingezet op een compacte situering van de bebouwing. De nieuwe ontwikkeling is aan de westzijde van de aanwezige agrarische bebouwing gesitueerd. Daarmee ontstaat een agrarisch bouwperceel van ruim 1,2 ha. De beeldbepalende boerderij blijft bij nadering vanuit de zijde van het dorp het zicht bepalen. Die boerderij staat in de lengterichting van de Singelweg.
In de situering van de nieuwe bebouwing wordt aangesloten op het patroon van rooilijnen, zoals dat met de bestaande boerderijschuur wordt gevormd. De bebouwing zal bestaan uit de bestaande boerderij en de loopstal, aangevuld met de nieuwe potstal en het bijgebouw. Voor de veiligheid is het verbindende erf van dit ensemble onderverdeeld in de twee functies. Daarbij is rekening gehouden met looplijnen en rijlijnen op het erf en met de parkeergelegenheid. Het boerderijgedeelte ligt daarbij vooral aan de zuidkant van het erf en het welkomgedeelte aan de noordkant.
De samenhang van de gebouwen is gerealiseerd in een ensemble rondom het oude erf met daarin als centraal element een open hooiberg. Het plan als geheel is compact en blijft binnen een bouwvlak van ruim 1 hectare. Meer in het bijzonder is een aantal ruimtelijke uitgangspunten gehanteerd, namelijk:
Landschappelijke inpassing
Bij de nieuwe ontwikkeling van de Onstaheerd wordt ingezet op een goede landschappelijke inpassing:
In figuur 3.4 is de landschappelijke inpassing opgenomen.
Figuur 3.4: Landschappelijke inpassing Onstaheerd (Libau 2011, aangepaste versie 2018 Datema)
Naast het feit dat de ontwikkelingen in het plangebied binnen het overheidsbeleid tot stand moet komen, moet ook rekening gehouden worden met de aanwezige functies in en rond het gebied. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In dit hoofdstuk zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de omgevingsaspecten, beschreven.
Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij bestemmingsplannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Volgens de gegevens op www.bodemloket.nl valt de locatie niet als onverdacht te kwalificeren.
In het kader van de omgevingsvergunning komt in verband met de verblijfsfuncties in het complex een verkennend bodemonderzoek aan de orde. Gelet op de verwachting aangaande de bodem wordt een uitvoerbaar plan verwacht. Het voorgaande geldt eveneens bij de bouw van de tweede agrarische dienstwoning.
In het kader van geluid is de Wet geluidhinder van toepassing. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Vanuit deze wet gelden voorwaarden ten aanzien van wegverkeers-, spoorweg-, en industrielawaai. In het kader van de voorgenomen activiteit kan het geluid van het wegverkeer punt van aandacht zijn. Het betreft hier de realisatie van een aantal nieuwe gebouwen. Daarvan kan het ‘welkomgedeelte’ met een zekere onderwijs- en opvangfunctie als een geluidgevoelige functie worden aangemerkt. De Singelweg is de enige ‘geluidbron’ vanuit oogpunt van wegverkeer die voor de Onstaheerd van belang is. Deze weg heeft een zeer beperkte verkeersfunctie met deels een rondgaand karakter rond het terrein van de Onstaborg.
Er is echter geen sprake van een doorgaande functie (de weg is doodlopend bij het agrarische bedrijf Singel 20 en is dus slechts aan een zijde met het dorp verbonden). Er is dan ook alleen sprake van een functie voor bestemmingsverkeer en dan ook nog zeer minimaal. De Singelweg dient ter ontsluiting van enkele agrarische bedrijven en een gering aantal (<10) woningen.
Bovendien wordt deze aan twee zijden met de dorpsbebouwing verbonden. De verkeersintensiteit zal iets toenemen door de functieverruiming van de Onstaheerd. Gelet op de geringe intensiteit worden geen problemen met de normstelling vanuit de Wet geluidhinder verwacht.
Datzelfde geldt voor de tweede agrarische bedrijfswoning dat aan deze zijde van Sauwerd wordt voorzien.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder door bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
Het gaat hier overigens niet om harde afstandseisen, maar om richtafstanden ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Volgens deze richtlijnen geldt bij een akkerbouwbedrijf een richtafstand van 30 m en bij een veehouderijbedrijf een richtafstand van 50 m. Daarnaast is in het initiatief nog sprake van een bezoekers- en educatieve functie, waarvoor een richtafstand 30 m kan worden aangehouden. Maximaal gaat het dus om een richtafstand van 50 m.
Vooraf wordt opgemerkt dat de voorgenomen ontwikkeling afzijdig van de dorpsbebouwing plaatsvindt. Wel is er sprake van enige verspreide bebouwing. De meest nabij gelegen woningen zijn die aan de Singelweg 4 en 6. Daarvan is de eerstgenoemde op circa 20 tot 30 m van het terrein het bouwperceel gelegen. Daarmee kan niet volledig aan de richtafstand worden voldaan, althans tot aan de agrarische functie.
Afwijking van de afstandsnormen in de concrete situatie is toegestaan, mits dat vanuit de lokale situatie is te motiveren. In dat verband wordt opgemerkt dat de nieuwe bebouwing en de agrarische opslag op 50 m en meer van de woning aan de Singelweg zijn gelegen. Bovendien gaat het in de concrete situatie niet om een regulier agrarisch bedrijf, zoals dat in de Bedrijven en Milieuzonering voor een gemiddelde situatie wordt aangehouden, maar om een bedrijf op biologische grondslag. De mogelijke milieuoverlast mag met het oog daarop lager worden ingeschat.
Voor relatief kleinschalige veehouderijen en akkerbouwbedrijven is het Besluit landbouw milieubeheer van toepassing. Het bedrijf blijft binnen de kaders die vanuit dit besluit gelden. Wel zal tegelijk met het indienen van een aanvraag omgevingsvergunning een zogenaamde melding op grond van het hiervoor genoemde Besluit moeten worden gedaan.
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van deze benadering worden grenzen gesteld aan de risico's, waarbij wordt gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving. Daarbij worden twee verschillende normen gehanteerd: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 per jaar als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten geldt deze norm als streefwaarde. Nieuwe ontwikkelingen binnen invloedsgebied, die een toename teweeg brengen van het groepsrisico, moeten worden verantwoord ten opzichte van deze oriënterende waarde. Door deze verantwoordingsplicht zal een bestuurlijke afweging en keuze worden gemaakt waarin de nieuwe ontwikkeling wordt afgewogen tegen aspecten als risico's, zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en economische belangen.
Op risicovolle inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water geldt de Circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen. In beide toetsingskaders zijn de bovengenoemde normen voor het PR en het GR verankerd.
Per 1 juli 2012 is de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen veranderd. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit besluit is per 1 april 2015 in werking getreden. Daarmee is de Circulaire Risiconormering komen te vervallen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maken bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.
In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Provincies kunnen een eigen basisnet vastleggen; dat is ook binnen de provincie Groningen het geval. De Provincie Groningen heeft namelijk invulling gegeven aan het beheersen van risico's middels het opstellen van een risicokaart. Het doel van deze risicokaart is het inzichtelijk maken van de risico's in de woon- en leefomgeving. Daarnaast kan de risicokaart ook door de hulpdiensten en het openbaar bestuur worden gebruikt bijvoorbeeld bij rampenbestrijding of bij het opstellen van ruimtelijke plannen en visies. In figuur 4.1 is een uitsnede van de risicokaart opgenomen.
Figuur 4.1: Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)
Uit de risicokaart kan worden opgemaakt dat voor zover bekend in de nabijheid van het plangebied geen belastende inrichtingen en/of leidingen aanwezig zijn. De wegen in en rond het plangebied zijn niet aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen.
Binnen het plangebied is geen sprake van externe veiligheidsrisico's. Ook in de omgeving van het plangebied liggen geen risicobronnen met een effect op het plangebied. Het aspect externe veiligheid speelt geen rol bij deze planontwikkeling.
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.
Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
De voorgenomen ontwikkeling is kleinschalig waardoor de toename van de verkeersbewegingen die zullen ontstaan na uitbreiding van het bedrijf, niet noemenswaardig zal bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aangezien de grenswaarden voor luchtkwaliteit naar verwachting niet worden overschreden, is er vanuit het omgevingsaspect ‘luchtkwaliteit’ geen belemmering voor de ontwikkeling.
Van belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is dat de ‘watertoets’ wettelijk verplicht is gesteld. De watertoets kan vooral worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Het gaat daarbij zowel om de waterkwantiteit als de waterkwaliteit. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het desbetreffende plangebied ligt in het beheersgebied van Waterschap Noorderzijlvest.
Gevolgen voor de waterhuishouding
Het beoogde voornemen heeft in beginsel beperkte gevolgen voor de waterhuishouding. Het verhard oppervlak neemt toe met circa 5300 m2; (bebouwing, parkeerplaatsen, kuilvoerplaten, overige erfverharding). Daarnaast betekent de bouw van de tweede woning inclusief verharding een toename aan extra verharding van circa 200-250 m² Het waterschap Noorderzijlvest hanteert vanuit het waterkwantiteitsbeleid het uitgangspunt, dat een toename aan verharding van meer dan 750 m² gecompenseerd moet worden door de aanleg van waterberging. In dat geval moet circa 10% worden gecompenseerd door middel van waterberging. Dat dient primair op het eigen perceel plaats te vinden.
Het genoemde percentage resulteert in de noodzaak van ten minste circa 550 m2 aan waterberging. Voor deze benodigde waterberging wordt in belangrijke mate voorzien in de vorm van de aanleg van een extra sloot langs de zuidelijke perceelsrand van het bouwperceel. Deze krijgt een lengte van circa 175 m. Bij een breedte van circa 3 tot 4 m, resulteert dat in een oppervlakte van 525-700 m2. Met deze opvang kan de benodigde watercompensatie worden gehaald, inclusief enige overmaat voor de te dempen slootgedeelten op het bestaande erf. Overigens wordt de bestaande sloot slechts gedeeltelijk gedempt. Voor het blijvende deel wordt ten behoeve van een optimalisering van de mogelijkheden voor waterberging onderzocht of uitbreiding met een vijver kan worden gerealiseerd. Ten aanzien van de waterkwaliteit gaat het waterschap bij nieuwe plannen uit van de aanleg van een gescheiden stelsel, daar waar dit, gelet op de aard van de aaneengesloten verharde oppervlakten en mogelijke verontreiniging daarvan, verantwoord is. Ingeval van afkoppeling dient het omringende watersysteem over voldoende bergings- en afvoer capaciteit te beschikken.
Van dit laatste is in de voorliggende situatie sprake. Als uitgangspunt voor de bebouwing geldt voorts dat het hemelwater zoveel mogelijk wordt afgekoppeld en dat niet uitloogbare (dak-)materialen worden gebruikt. Deze aspecten worden betrokken bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten. Het plan raakt verder geen gronden die voor het waterschap van belang zijn zoals waterkeringen of boezemkades.
Watertoets
In de procedure van de ruimtelijke onderbouwing in 2012 is het waterschap reeds geïnformeerd over dit voornemen en heeft het waterschap een positief advies gegeven. Om te voldoen aan de wettelijke verplichting is in het kader van dit bestemmingsplan op 30 mei 2018 nogmaals (ter kennisgeving) de watertoets doorlopen (zie hiervoor bijlage 1 ).
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Wat betreft de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van terreinen die onderdeel zijn van het NNN en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Het projectgebied ligt niet binnen het NNN. De dichtstbijzijnde gebieden die behoren tot het NNN liggen op ruim 1500 meter ten westen en ten oosten van Sauwerd. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Leekstermeergebied en ligt veel verder weg (op ruim 12 kilometer afstand). Het initiatief betreft een uitbreiding van de bebouwing bij een agrarisch bedrijf. Gezien de onderlinge afstanden wordt ervan uitgegaan dat het initiatief geen invloed op de gebiedsbescherming heeft en op dit punt uitvoerbaar is. Dit blijkt ook uit het Stikstofonderzoek.
Soortenbescherming
De Onstaheerd met zijn omgeving is al lange tijd in gebruik als agrarisch gebied. Vanuit het huidige gebruik zijn geen beschermde flora- en faunasoorten te verwachten. De te dempen sloot is tot nu toe onderdeel van het erf. Het nieuwe deel was tot nu toe weideland voor het vee en maakt geen onderdeel uit van een bijzondere biotoop. Voorts wordt waardevolle boombeplanting gehandhaafd en hoeft niet gesloopt te worden.
Naar beschermde plant- en diersoorten heeft een onderzoek plaats gevonden in de vorm van een quickscan. Het onderzoek is te vinden in Bijlage 2. De conclusie is, dat het planvoornemen zonder bezwaren doorgang kan vinden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Bij aanvragen om omgevingsvergunning wordt met bovenstaande voorwaarden rekening gehouden.
Er dient verder rekening te worden gehouden met de algemene zorgmaatregelen die voortvloeien uit de Wnb.
Op grond van het Verdrag van Malta en de daaruit vloeiende Wet op de archeologische monumentenzorg moet bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen worden gekeken naar de archeologische waarden.
Het plangebied zelf is geen archeologisch monument noch een geregistreerd terrein van (zeer) hoge archeologische waarde. De Archeologische Monumentenkaart (AMK) Groningen 2001 laat dat zien. In dezelfde periode werd ook de IKAW opgesteld, de Indicatieve Kaart Archeologisch Waarden. Omdat toepassing van de IKAW in de praktijk niet voldoende werkte, hebben de gemeenten in de regio Noord de Nota Archeologiebeleid gemaakt. In 2008 is de regionale archeologienota aangevuld met een gedetailleerde Archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart (RAAP-rapport 1732) met daarin in (bijlage 13) het beleidsadvieskaart voor de gemeente Winsum.
Deze kaart wordt als archeologisch toetsingskader in nieuwe bestemmingsplannen van de gemeente Winsum overgenomen. Een relevante uitsnede daarvan is opgenomen in figuur 4.2.
Figuur 4.2: Uitsnede beleidsadvieskaart gemeente Winsum
Uit de beleidsadvieskaart blijkt dat er het gebied van zowel het agrarisch bedrijf als de tweede bedrijfswoning een hoge verwachtingswaarde geldt (de oranje aangegeven gebiedskleur). Deze aanduiding geldt overigens de hele omgeving. De donkergroene lijn geeft aan dat het gebied van de Onstaheerd is gelegen ten zuiden van het borgterrein in een historische kern. Hiervoor geldt de verplichting tot onderzoek bij ingrepen groter dan 100 m2. Om de historische boerderij van de Onstaheerd is een rood vlak aangegeven, waarmee een boerderijplaats wordt aangeduid. Bij ingrepen groter dan 15 m2 is hier nader archeologisch onderzoek noodzakelijk. Voor realisering van het thans aan de orde zijnde plan voor het agrarisch bedrijf is nader archeologisch onderzoek echter niet noodzakelijk, omdat er geen graafwerkzaamheden worden uitgevoerd: voor de realisatie van de nieuwe gebouwen moet het gebied juist worden opgehoogd om hetzelfde niveau te bereiken als de aanwezige bebouwing. Diepe grondwerkzaamheden en daarmee verstoring van de bodem zijn daarmee niet aan de orde. Alleen voor de aanleg van een nieuwe sloot langs de rand van het perceel, die in het kader van landschappelijke inpassing zal worden aangelegd, is graven nodig. Mede afhankelijk van de ontgravingsdiepte zal door de gemeente archeologisch advies bij Libau Steunpunt worden ingewonnen.
De cultuurhistorische aspecten rondom de wierde aan de westzijde van Sauwerd blijken uit de kaart ‘Landschapswaarden’ van de Omgevingsverordening Groningen 2016-2020. De kaart bij de verordening geeft voor het plangebied de waardes 'Landschap met herkenbare onregelmatige blokverkaveling' en 'Zones rond wierden en wierdendorpen' aan. Daarbij is het belang aangegeven van de bescherming van de landschappelijke openheid en van het zicht op en de bescherming van de herkenbare onregelmatige blokverkaveling.
De voorgenomen ontwikkeling ligt buiten de wierde en maakt een tweetal perceelsgebonden ontwikkelingen mogelijk. De nieuwe agrarische bebouwing is zuidelijk van de bestaande bebouwing gesitueerd. Overigens is het zicht op de wierde vanuit westelijke richting nog het minst te ervaren vanwege het ontbreken van openbare wegen in dit gebied en de reeds aanwezige beplanting en bebouwing langs de Singelweg.
De nieuwe bebouwing van zowel de Onstaheerd als de tweede dienstwoning, doen geen afbreuk aan de bestaande cultuurhistorische en landschappelijk waardevolle elementen in de omgeving. In het nieuwe bestemmingsplan Sauwerd (2012) zijn deze waardevolle elementen worden beschermd. Meer algemeen zijn de cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen in het nieuwe bestemmingsplan Sauwerd beschermd.
Met de uitbreiding van de activiteiten van de welkomboerderij zal het verkeer van en naar de Onstaheerd enigszins toenemen. Met de uitbreiding van de bebouwing worden dan ook extra parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiertoe is een strook ten zuiden van de Singelweg gereserveerd. Binnen de gemeente Winsum geldt als uitgangspunt dat parkeervoorzieningen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. Aan deze eis wordt voldaan zoals dat te zien is in het inrichtingsplan (waarop is ingegaan in paragraaf 3.4). In het plangebied worden enkele van elkaar gescheiden parkeerplaatsen gerealiseerd. Aan de noordelijke zijde van het perceel voor bezoekers en aan de noordoostkant van het perceel als parkeergelegenheid voor de oogst. Privé-parkeren zal bij de boerderij zelf plaatsvindt. Dit eveneens voor het parkeren voor de tweede dienstwoning. Op het bouwperceel zelf zal het verkeer zodanig worden geleid dat bezoekers en landbouwverkeer zo weinig mogelijk hinder van elkaar ondervinden.
In de Omgevingsvisie van de provincie Groningen worden de stilte en de duisternis als kernkarakteristieken van de provincie benoemd. Er is een drietal stiltegebieden aangewezen (Lauwersmeer, Waddenzee en delen van de oever van het Schildmeer). Daarnaast zijn twee aandachtsgebieden aangewezen voor stilte en duisternis. Eén van deze twee gebieden ligt in de gemeente Winsum ten westen van de provinciale weg Groningen-Winsum.
De boerderij aan de Singelweg bevindt zich juist op de grens van het aandachtsgebied, zie figuur 4.3.
Op basis van de provinciale verordening van de provincie Groningen (geconsolideerde versie februari 2019) dient een bestemmingsplan inzicht te geven in hoe met duisternis en stilte rekening wordt gehouden.
Door het opstellen van een landschappelijk inpassingsplan voor de ontwikkeling van de boerderij is aangesloten bij de kenmerken van het landschap en de omgeving ter plaatse. Het realiseren en het instandhouden van het landschappelijk inpassingsplan is in de bestemmingsplanregels vastgelegd.
Door middel van regeling in het bestemmingsplan wordt tevens gegarandeerd dat de lichtsterkte binnen een mogelijk te realiseren ligboxenstal wordt beperkt.
Door de uitbreiding van de activiteiten op de boerderij zal het verkeer enigszins toenemen, maar dit is niet onacceptabel. Het parkeren geschiedt op eigen terrein. Ook de verkeersbewegingen op het eigen terrein worden gereguleerd.
Door middel van bovenstaande wordt afdoende rekening gehouden met de kenmerken van het aandachtsgebied.
Figuur 4.3 Aandachtsgebied duisternis en stilte (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
In de voorgaande hoofdstukken zijn de functies in het plangebied toegelicht en de ontwikkelingen daarbinnen, het programma voor de toekomst en de ruimtelijke uitgangspunten. Dit beleid krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze geven aan voor welke doeleinden/functies de gronden zijn bestemd en regelen de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied. Voor de verbeelding is de stedenbouwkundige visie, zoals in hoofdstuk 4 toegelicht, de basis. Daaraan is toegevoegd de wens om de nieuwe bouwblokken qua functie op flexibele wijze te kunnen invullen.
Het bestemmingsplan is opgezet overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij hoort een juridische regeling die is opgezet overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). Deze standaard geeft bindende standaarden voor de opbouw van de planregels en de verbeelding (plankaart). Het bestemmingsplan is opgezet conform deze landelijke standaarden. Meer inhoudelijk is de regeling opgezet conform de elders in de gemeente toegepaste bestemmingen. Daarbij wordt opgemerkt dat in de bestemmingen de nodige flexibiliteit is opgenomen binnen een overigens geaccordeerde ruimtelijke hoofdopzet.
De enkelbestemming 'Agrarisch - Bedrijf' is opgenomen voor het gehele plangebied en maakt het mogelijk om de gronden in gebruik te nemen voor agrarische doeleinden met de daarbij behorende gebouwen. De bestemming biedt mogelijkheden voor maximaal twee bedrijfswoningen en voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoningen. Als gevolg van de geactualiseerde versie van de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Groningen geldt voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning dat deze binnen een bouwvlak gebouwd dienen te worden. De hoofdvorm en de karakteristieken van de kenmerkende boerderij zijn beschermd, onder andere door een sloopvergunningstelsel. Voor de gronden met deze bestemming gelden ook een aantal specifieke gebruiksregels. Een van die gebruiksregels stelt dat het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestopslag en opslag van veevoer buiten het bouwvlak niet is toegestaan. Ook is de landschappelijke inpassing geborgd door een voorwaardelijke verplichting. Deze gebruiksregels zijn op basis van de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Groningen. In verband met het behoud van de kenmerken van de wierde is een dubbelbestemming opgenomen met een verbod voor de aanleg van bos en bebossing en voor nieuwe houtteelt.
Door middel van de functieaanduiding 'maatschappelijk', worden de diverse maatschappelijke voorzieningen: mogelijk gemaakt. Ook daar waar het perceel landschappelijk moet worden ingepast, is dit op de verbeelding opgenomen middels de functieaanduiding 'groen'.
Ter plaatse van de functieaanduiding 'maatschappelijk' wordt ook de verkoop van streekeigen producten en productiegebonden detailhandel met een maximaal inpandig vloeroppervlak van 120 m² toegestaan. Ter behoud van het landelijke en agrarische karakter van het buitengebied wordt deze vorm van detailhandel slechts toegestaan omdat dit bijdraagt aan de karakteristiek van het buitengebied. Bovendien vindt ter plaatse beheer van natuurgebied van het Groninger landschap en eigen natuurlanderijen plaats, met als doelstelling de diversiteit en de weidevogelpopulatie te stimuleren. Dit rechtvaardigt vanuit dwingende redenen van algemeen belang een beperking tot detailhandel in streekeigen producten en productiegebonden detailhandel nu deze een bijdrage leveren aan de karakteristiek van het buitengebied en in het verlengde liggen van het agrarisch gebruik ter plaatse. Ook rechtvaardigt dit het maximumoppervlak, als uitvloeisel van de aanduiding 'maatschappelijk' die als ondergeschikt gebruik geldt ten opzichte van de hoofdbestemming 'Agrarisch-bedrijf'. De regeling wordt evenredig geacht omdat de toelaatbaar gestelde functie ter plaatse blijft toegestaan die naar aard een schaal past bij de situatie ter plaatse, de huidige bedrijfsvoering en de inrichting van het omliggende landschap en zodoende niet verder gaat dan nodig is.
De eerste dubbelbestemming betreft 'Waarde - Archeologie 2'. Deze dubbelbestemming ligt over een deel plangebied en beoogt het behoud van (hoge) archeologische waarden. Ter bewerkstelliging daarvan mogen op de gronden met deze bestemming geen bouwwerken worden gebouwd tenzij het gaat om bouwwerken waarvan de bestaande oppervlakte met niet meer dan 15 m2 wordt uitgebreid of bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m2 ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en). Ook volgt uit deze dubbelbestemming dat voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden het nodig is om een omgevingsvergunning aan te vragen. Tot slot bevat de bestemming ook een wijzigingsbevoegdheid. Deze bevoegdheid bepaalt dat het mogelijk is om de deze bestemming te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Een tweede dubbelbestemming betreft de bestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Deze dubbelbestemming ligt over een deel van het plangebied en beoogt het herstel en behoud van de archeologische (verwachtings)waarden. Voor de gronden met deze bestemming geldt vanwege dat behoud er op of in deze gronden geen bouwwerken mogen worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 45 cm - Mv wordt geroerd. Wel gelden er uitzonderingen. Zo is het wel toegestaan om bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 100 m² wordt uitgebreid en bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 100 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en) te bouwen. Evenals bij de andere archeologische dubbelbestemming geldt ook bij deze dubbelbestemming dat er voor een aantal werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is.
Een derde dubbelbestemming betreft de bestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Deze dubbelbestemming ligt over een deel van het plangebied en beoogt het herstel en behoud van de archeologische (verwachtings)waarden. Voor de gronden met deze bestemming geldt vanwege dat behoud er op of in deze gronden geen bouwwerken mogen worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 45 cm - Mv wordt geroerd. Wel gelden er uitzonderingen. Zo is het wel toegestaan om bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 200 m² wordt uitgebreid en bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en) te bouwen. Evenals bij de andere archeologische dubbelbestemming geldt ook bij deze dubbelbestemming dat er voor een aantal werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is.
In dit hoofdstuk wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.
In het kader van het wettelijk vooroverleg is het conceptbestemmingsplan ter beoordeling naar de relevante overlegpartners gezonden. Hierop zijn overlegreacties ontvangen van:
De overlegreacties zijn te vinden als bijlagen 4, 5 en 6 bij de toelichting.
Hieronder wordt de essentie van de overlegreacties weergegeven en voorzien van het gemeentelijk commentaar. Verder is aangegeven of en zo ja, hoe het bestemmingsplan naar aanleiding van de overlegreacties aanpassingen heeft ondergaan.
1. De Provincie Groningen.
De Provincie heeft een aantal vragen over de toelichting, de regels en de verbeelding.
Met betrekking tot de toelichting:
Met betrekking tot de verbeelding:
Met betrekking tot de regels:
Commentaar gemeente :
2. Het Waterschap Noorderzijlvest.
Het bestemmingsplan kan de instemming wegdragen van het Waterschap. Ten aanzien van de verbeelding en de regels bestaan geen opmerkingen. De waterparagraaf zoals opgenomen in de toelichting is correct.
Voor compensatie van de gevolgen van de toename van het verhard oppervlak en het dempen van bestaand oppervlaktewater is het graven van de nieuwe sloot een prima oplossing. Voor het bepalen van het bergend vermogen gaat het Waterschap uit van oppervlaktewater gerekend op de waterlijn bij het vigerende streefpeil van -0.93 meter NAP. Voor het dempen en graven van oppervlaktewater is een watervergunning op grond van de Keur nodig. De initiatiefnemer dient daarvoor een aanvraag in te dienen bij het Waterschap.
Commentaar gemeente: de gemeente neemt kennis van de beoordeling van het waterschap. Aanpassing van het bestemmingsplan is niet vereist.
3. De Veiligheidsregio Groningen.
De Veiligheidsregio Groningen beoordeelde de aanwezigheid van externe risicobronnen en de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid voor de planontwikkeling. Daarbij is de veiligheidsregio tot de volgende conclusies gekomen:
Op basis van de beoordeling ziet de Veiligheidsregio Groningen geen aanleiding tot nader inhoudelijk advies over het bestemmingsplan.
De nieuwe ontwikkeling kan in het kader van de omgevingsvergunning later nog door de Veiligheidsregio beoordeeld worden op de activiteit 'Bouwen'. Deze beoordeling vindt plaats op andere veiligheidsaspecten zoals brandcompartimentering, vluchtroutes, bluswater, bereikbaarheid en overige brandpreventieve voorzieningen.
Commentaar gemeente: de gemeente neemt kennis van de beoordeling van de Veiligheidsregio. Aanpassing van het bestemmingsplan is niet vereist.
Het plan wordt als ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Gedurende de ter inzage termijn van zes weken kan een ieder zienswijzen indienen. Nadat de reactienota zienswijzen is opgesteld en eventuele ambtshalve wijzigingen worden voorgesteld, wordt het bestemmingsplan aan de gemeenteraad ter vaststelling aangeboden.
Gedurende de periode dat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage lag is een zienswijze ingediend door de provincie Groningen. De zienswijze heeft betrekking op diverse onderdelen van het bestemmingsplan. In de bij deze toelichting gevoegde reactienota zienswijzen (Bijlage 7) wordt de kern van de zienswijze aangegeven, vervolgens het voorstel voor de beantwoording van de zienswijze en tenslotte of en op welke wijze gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan aan de orde is.
Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt 6 weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te stellen tegen het besluit en het plan.
De Grondexploitatiewet (onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening) stelt een gegarandeerd kostenverhaal verplicht bij het opstellen van bestemmingsplannen.
Een exploitatieplan is verplicht, tenzij het verhalen van kosten al anderszins is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen en regels over werken en werkzaamheden in het exploitatiegebied niet noodzakelijk is. In dat geval dient de gemeenteraad tegelijk met vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan expliciet en gemotiveerd te besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen.
In de situatie van dit plangebied wordt afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan vanuit de omstandigheid dat het gaat om een legalisering van een aanwezige situatie, zonder dat hieraan openbare kosten zijn verbonden